Reinaert de Vos

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • Klas onbekend | 8165 woorden
  • 3 februari 2016
  • 206 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
206 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Studeer met een open blik

Een studie die filosofie, psychologie en sociologie combineert, en waarin je ook nog eens goed leert te reflecteren en gesprekken te voeren – klinkt dat als jouw droomstudie? Dan is de bachelor Humanistiek misschien iets voor jou.
Kom kennismaken op de Open Dag van 16 november.

Meld je aan voor de Open Dag

Reinaert de Vos

1. Hofdag in het dierenrijk (vers 1 tot 496)

  1. 'Lezen was in de Middeleeuwen vooral luisteren' (p. 10). Leg uit wat het verband is tussen deze uitspraak en de aanwezigheid van een proloog in veel Middelnederlandse teksten. Omdat in de Middeleeuwen voornamelijk geluisterd werd naar verhalen en de luisteraars dus niet zoals tegenwoordig een boek in handen kregen kozen veel schrijvers ervoor om de gegevens die tegenwoordig op het omslag of in een woord vooraf geplaatst zouden worden, aan het begin van het verhaal in een proloog op te schrijven.
  2. Verschillende dieren dienen een aanklacht tegen Reinaert in. Maak een lijstje. Op grond van wiens klacht wordt uiteindelijk tot vervolging van de vos besloten? Isengrijn: vrouw verkracht, kinderen bepist en twee blindgemaakt, Courtois: worst gestolen, Pancer: moordaanslag op Cuwaert, koningsvrede geschonden, Cantecleer: Coppe vermoord, koningsvrede geschonden. De klacht van Cantecleer geeft uiteindelijk de doorslag om tot vervolging over te gaan.
  3. Welke twee redenen had Cantecleer om zijn angst voor Reinaert te laten varen? Ten eerste had Reinaert een door de koning gezegelde oorkonde bij zich waarin de koningsvrede werd uitgeroepen. Ten tweede liet Reinaert zowel met woorden als door zijn kledij (pelgrimsuitrusting) als door z’n gedrag (opzeggen van het credo) merken dat hij zijn leven gebeterd had en het gebruik van vlees had afgezworen.
  4. Nobel en Isengrijn behoren tot de hoofdpersonen van de Reinaert-verhalen. Willem gaat ervan uit dat zijn publiek hen al kent. Leg uit hoe dit valt af te leiden uit de Middelnederlandse verzen 44 en 62. Willem zegt er niet bij dat het hier respectievelijk om een leeuw en een wolf gaat. Blijkbaar wist het publiek dat al uit andere Reinaert-verhalen.
  5. De haan Cantecleer kan niet of nauwelijks lezen maar hij is te trots om dat toe te geven. Uit welke vers kan dat worden opgemaakt? Leg dat uit. Canticleer zegt: ‘Doe ik die letteren began lezen, dochte mij daar aan geschreven wezen...’. Hij deed dus net alsof hij de oorkonde las, maar hij dacht alleen maar te weten wat er stond: omdat hij niet of nauwelijks kan lezen, wist hij het niet zeker.
  6. Zoek in de (school)bibliotheek een uitgave van het verhaal over Karel en Elegast en lees daaruit vers 1 tot en met 14. Lees ook vers 41 tot en met 50 van Reinaert de vos nog eens. Vergelijk hoe aan het begin van beide verhalen de hofdag ter sprake komt. Noem een overeenkomst en een verschil. Overeenkomst: zowel Karel als Nobel ‘wanen’ dat de geplande hofdag hen lof zal brengen. Verschil: de Reinaert begint op de hofdag zelf, de Karel en Elegast op de avond voor de hofdag.
  7. Vers 88 tot en met 93 van de Reinaert luiden in het Middelnederlands als volgt:

“Mij hevet Reinaert, dat felle dier,

zo vele te lede gedaan,

90 ik weet wel al zonder waan:

al ware al ’t laken parkement

dat men maket nu te Gent

ik ne geschreef ’t niet daar an.”

  1. Maak een vertaling van deze verzen in hedendaags Nederlands. Maak daarbij zonodig gebruik van een Middelnederlands (hand)woordenboek.

“Reinaert, dat schurkachtige dier,

heeft mij zoveel kwaad gedaan,

dat ik heel zeker weet:

ook al was al het laken dat

men op het ogenblik in Gent maakt perkament,

ik zou het daarop niet kunnen schrijven.”

  1. Onderzoek de relatie tussen ‘laken’ en de stad Gent. Maak daarbij gebruik van een encyclopedie of een ander naslagwerk. Gent was in de Middeleeuwen een echte lakenstad. Daarbij waren verschillende beroepsgroepen betrokken, zoals wolhandelaren, wevers en lakenverkopers. Tot omstreeks 1350 was Gent de belangrijkste lakenproducent van West-Europa, na die tijd raakte de lakennijverheid door Engelse concurrentie in verval.
  2. Onderzoek waarom de middeleeuwse Isengrijn bij schrijfmateriaal aan perkament dacht in plaats van aan papier. Maak daarbij gebruik van een encyclopedie of een ander naslagwerk. Het grootste deel van de Middeleeuwen was papier in onze streken niet bekend. Perkament, speciaal bewerkte dierenhuid, was, hoewel het duur was, het meest gebruikte schrijfmateriaal. Pas in de vijftiende eeuw werd perkament door papier van de eerste plaats verdrongen. De eerste vermelding van een papierfabriekje in de Nederlanden stamt uit 1405 (Hoei, België).
  3. Wat wil Isengrijn in vers 88 tot en met 93 precies aan de koning duidelijk maken? Doe verslag in een opstel van maximaal 100 woorden en maak gebruik van datgene wat je bij a., b. en c. hebt gevonden. Nadat Isengrijn enkele klachten heeft genoemd, poneert hij dat Reinaert hem nog meer leed heeft aangedaan. Om aan te geven hoeveel, maakt hij een vergelijking met het laken dat in Gent geproduceerd wordt. Hij veronderstelt dat de koning wel weet dat dat ontzettend veel is. Als al dit laken nu in perkament (rond 1260 nog het schrijfmateriaal bij uitstek) zou veranderen, zou dat nog te weinig zijn om alle misdaden van Reinaert tegen Isengrijn te noteren. Met deze overdrijving probeert Isengrijn de koning duidelijk te maken dat Reinaert een van de ergste schurken die ooit op aarde heeft rondgelopen.

2. Willem die Madocke maakte. Literaire productie in de Middeleeuwen

  1. Leg uit waarom het mecenaat voor de middeleeuwse literatuur van groot belang is geweest. Omdat perkament en inkt in de Middeleeuwen ontzettend duur waren, was een schrijver afhankelijk van financiële steun. Mecenassen, rijke kunstsponsors, verleenden die steun.
  2. Willem begint zijn verhaal met zijn eigen naam. Leg uit wat daar bijzonder aan is. Van veel middeleeuwse verhalen is de naam van de schrijver helemaal niet bekend, van andere wordt de naam meestal pas in de loop van de proloog genoemd. Het was in de Middeleeuwen blijkbaar niet gebruikelijk om jezelf als kunstenaar op de voorgrond te plaatsen.
  3. Hoe komt het dat veel middeleeuwse handschriften niet of slechts fragmentarisch bewaard zijn gebleven? Als een verhaal uit de mode raakte, bestond er een grote kans dat het handschrift ‘gerecycled’ werd, zeker als er geen plaatjes in stonden. Soms werd het perkament in repen gesneden om er nieuwe boekbanden mee te verstevigen, maar het kwam ook voor dat het perkament tot lijm gekookt werd en er dus niets van de oorspronkelijke tekst meer overbleef.
  4. In de proloog geeft Willem op een aantal plekken alvast een aanwijzing dat het nu volgende verhaal anders gaat verlopen dan het publiek gewend is. Hij maakt daarbij gebruik van kleine grapjes of van onverwachte toepassingen van een topos. Zoek zo veel mogelijk plaatsen in de proloog waaruit dat blijkt en geef aan wat er grappig of ongebruikelijk aan is. Je kunt daarbij ook gebruik maken van informatie uit hoofdstuk 2. Vers 1 Auteurstopos wordt meestal in de loop van de proloog toegepast, hier als eerste woord. Vers 2 Tegenslagtopos wordt hier gebruikt om aan te geven dat de schrijver slapeloze nachten heeft gehad om een vorig werk te kunnen schrijven. Vers 7 Het levensverhaal van Reinaert wordt als ‘vite’ aangeduid, terwijl die genrenaam gereserveerd is voor de levensbeschrijvingen van voorbeeldige geestelijke of wereldlijke leiders. Vers 17 Het ‘niets aan veranderen’-topos wordt doorgaans gebruikt voor de Bijbel of voor wetsteksten, waarbij de kleinste verschillen grote gevolgen konden hebben. Hier wordt het waarschijnlijk ironisch gebruikt. Vers 35 ‘Die gerne plegen der eren’ kan voor een Vlaming, die de ‘h’ aan het begin van een letter niet uitspreekt, ook ‘Die gerne plegen der heren’ betekenen: ‘zij die graag de heren vertroetelen’. Dan zou Willems ideale publiek dus uit hoeren bestaan.
  5. Sommige mensen hebben weinig waardering voor de Middelnederlandse literatuur omdat de meeste verhalen teruggaan op een Frans of een Latijns voorbeeld. Ben je het met hen eens? Ga in je antwoord in op de argumenten die op bladzijde 24 genoemd worden. Vertalen was in de Middeleeuwen meestal bewerken, zodat de vertaler/bewerker wel degelijk een belangrijke eigen inbreng had. Willem heeft de Reinaert bijvoorbeeld voorzien van een nieuwe en veel geloofwaardiger climax. ‘Onze’ Reinaert wordt internationaal dan ook gezien als het meesterwerk van de Reinaert-verhalen.
  6. Zoek in de (school)bibliotheek een uitgave van het Middelnederlandse verhaal Beatrijs. Lees de proloog (vers 1 tot 17) en onderzoek welke topoi hier gebruikt worden die ook in de Reinaert-proloog voorkomen. Doe verslag in een opstel van maximaal 100 woorden. Tegenslagtopos (Beatrijs 1: ‘van dichten komt mi kleine bate’, Reinaert 2: ‘daar hi dikke omme waakte’), Opdrachtstopos (Beatrijs 4-6: ‘om die doget van hare...’, Reinaert 26-31: ‘...zij bad mij dat ik zoude maken...’), Gods hulp-topos (Beatrijs 10-13: ‘God moet mij onnen...’, Reinaert 10: ‘God moet ons zijnre hulpe jonnen’) en Bronnentopos (Beatrijs 14-16: ‘als mij broeder Gijsbrecht zeide...’, Reinaert 7-9: ‘dat hij die vite dede zoeken...’).

3. Lotgevallen van een beer. Vers 497 tot 1042

  1. Tijdens zijn daging spreekt Bruun Reinaert aanvankelijk met ‘u’ aan, later met ‘jij’. Verklaar hoe dat komt. Door zijn begeerte naar honing verliest Bruun de hoofse gedragsregels uit het oog.
  2. Op het erf van Lamfroit gebruikt Bruun een spreekwoord.
    1. Welk spreekwoord is dat en wat betekent het? Bruun gebruikt het spreekwoord ‘mate es t’ allen spele goed’. Het kan vertaald worden als ‘matigheid is onder alle omstandigheden goed’.
    2. In hoeverre is dit spreekwoord in tegenspraak is met Bruuns gedrag? Bruun gebruikt dit spreekwoord om aan te geven dat hij best weet dat het fatsoenlijk is om maat te houden en je niet te overeten. Uit zijn gedrag blijkt echter wel dat hij helemaal niet van plan is om maat te houden: hij schept tegen Reinaert op over de hoeveelheden honing die hij op kan en duikt vervolgens zo woest de boom in dat de wiggen eruit schieten.
  3. Op weg naar huis verkeert Reinaert even in de veronderstelling dat Lamfroit en de zijnen Bruun gedood hebben. Welke redenen heeft hij om zich hierover te verheugen? Omdat de dorpelingen Bruun gedood zouden hebben, blijft Reinaert zelf buiten schot. Als Bruun dood is kan hij niet naar het hof terugkeren en zal het hof niet kunnen bewijzen dat de indaging heeft plaatsgevonden. En door zijn honinglist heeft de vos de beer tot vijand gemaakt. En Bruun was als hoge edelman en hoofd van de berenclan een zeer machtig vijand. Die kon vanuit het gezichtspunt van Reinaert maar beter uit de weg geruimd zijn.
  4. Op het moment dat Bruun de dagingsboodschap overbrengt (vers 524 tot en met 533), beschouwt hij Reinaert als een verdachte misdadiger. In een aantal stappen weet de vos Bruun echter zover te krijgen dat hij hem zijn bondgenootschap belooft (vers 608 en volgende). Beschrijf zo gedetailleerd mogelijk hoe Reinaert te werk gaat en vermeld daarbij de versnummers. Reinaert negeert het feit dat Bruun op barse toon gedaagd heeft en doet net alsof de beer hem een vriendendienst bewezen heeft (vers 548-549); hij beklaagt Bruun omdat de koning hem zo’n barre tocht heeft doen ondernemen (vers 550-553); hij doet voorkomen alsof Bruuns tocht tevergeefs is geweest omdat hij echt wel van plan was om naar het hof te komen (vers 554-555); Reinaert wekt Bruuns interesse door over grote hoeveelheden eten te beginnen (vers 556-561); Reinaert wekt Bruuns begeerte door te vertellen dat hij een overvloed aan honingraten bezit, maar dat hij er zelf niet goed tegen kan (vers 563-573); Reinaert vergroot Bruuns begeerte door net te doen alsof hij niet kan geloven dat iemand honing lekker vindt (vers 585); Reinaert laat Bruun weten dat hij hem in ruil voor zijn bondgenootschap wel aan honing kan helpen (vers 588-594); Bruun negeert de kwestie van het bondgenootschap, maar begint op te scheppen over de 16 hoeveelheden honing die hij kan verorberen; Reinaert beweert dat de beer deze voorraad nog in geen zeven jaar opkrijgt; het is allemaal voor Bruun als die aan het hof partij kiest voor Reinaert (vers 601-607). Pas nu is Bruun zover dat hij Reinaert zijn bondgenootschap aanbiedt (vers 608-613).
  5. De vos en de beer waren geen familie van elkaar. Toch stelt Willem in vers 684 ironisch dat ‘de neve zijnen oom’ in grote problemen heeft gebracht. Schrijf een opstel van maximaal 150 woorden waarin je uitlegt naar welke middeleeuwse gewoonte Willem met deze termen van familieverwantschap verwijst. Probeer ook te verklaren hoe het komt dat deze woordkeuze een ironisch effect heeft. Willem verwijst zo naar de gewoonte om iemand met wie je nauw verbonden was, een goede vriend maar ook iemand die te gast was in je huis, (hier dus Bruun) in termen van familieverwantschap aan te spreken, wat aangaf dat de aanwezigheid van diegene op prijs werd gesteld. Maar eigenlijk werd Bruun’s aanwezigheid helemaal niet op prijs gesteld, want hij dagvaardt Reinaert en daarom worden deze familie- aanduidingen hier ironisch gebruikt.
  6. In het verhaal wordt in het midden gelaten of er daadwerkelijk honing in Lamfroits eik zat of dat Reinaert dat had verzonnen. Voor beide mogelijkheden zijn argumenten aan te dragen. Lees de passage nog eens en schrijf een opstel van maximaal 150 woorden waarin je tot een beargumenteerde conclusie probeert te komen. Ik denk dat er geen honing in de boom zat omdat Bruun merkte dat hij bedrogen was toen hij in de boom vastzat. Dan denk ik dat er dus geen honing in zat, want Bruun had ook nog kunnen denken dat hij niet expres in de boom werd gelokt maar dat hij gewoon onvoorzichtig had gedaan en daardoor vast was komen te zitten. Ook lijkt het mij heel onwaarschijnlijk dat er honing in een boom zit. De honing zit in de bijenkorf en die hangt aan een boom niet erin. Als er dan toch heel misschien een honing korf in de boom had gezeten dan hadden er wespen om heen moeten zoemen en dan had Bruun toch veel voorzichtiger gedaan want wie wil er nou gestoken worden door een wesp? Reinaert had gewoon bedacht dat die boom een goede plek was om Bruun in vast te zetten. Vlak bij het dorp zodat de mensen hem wel zouden doden. En hoe kan Reinaert weten waar honing is? Hij eet nooit honing dus gaat er ook niet naar op zoek. Daarom denk ik dat er geen honing in de boom zat.
  7. In de rooms-katholieke Kerk is het nog steeds niet geoorloofd dat priesters trouwen. Zoek met behulp van een encyclopedie of een ander naslagwerk uit waarom (lemma: celibaat). Hoe is te verklaren dat de dorpspriester gehuwd is? In de Rooms-Katholieke Kerk van de Latijnse ritus hebben verschillende motieven geleid tot het ontstaan van een celibaatsplicht, die louter op een kerkelijke wetgeving steunt: de Paulus (1 Kor. 7:7, 25, 32-35) aanwijsbare voorkeur voor de ongehuwde staat als charisma, al bevat het Nieuwe Testament nergens een verbod voor ambtsdragers een huwelijk aan te gaan; de gedachte dat de dagelijkse omgang met de gewijde mysteries vroeg om afstand van de genoegens en de zorgen van het gezinsleven. Waarbij een afkeer voor het lichamelijke, met name het seksuele, naar voren kwam; de hogere waardering van de maagdelijkheid van mannen en vrouwen boven het huwelijk. Het is te verklaren dat de dorpspriester gehuwd is, door het simpele feit dat hij zich niet houdt aan de regels van de Rooms-Katholieke Kerk.
  8. In dit hoofdstuk wordt Bruun door een flink aantal boerenkinkels belaagd. Kies een van de met name genoemde ‘dorpers’ uit en beschrijf in een opstel van maximaal 300 woorden vanuit zijn of haar perspectief de gebeurtenissen vanaf het moment dat je hoort dat er een beer gevangen zit tot aan het moment dat die beer zwemmend weet te ontsnappen. Probeer je zo goed mogelijk te documenteren over het dagelijks leven in de Middeleeuwen. ANTWOORD

4. Dierenmanieren. Dieren in de middeleeuwse literatuur

  1. Wat voor beeld had men in de Middeleeuwen van de vos? In de Middeleeuwen had men van de vos een negatief beeld: hij is een schadelijk roofdier; hij gedraagt zich doortrapt; zijn gedrag wordt in verband gebracht met de duivel.
  2. In de middeleeuwse opvatting was de dierenwereld de mens op twee manieren tot hulp. Welke twee manieren waren dat? Letterlijk: bijvoorbeeld als transportmiddel of als voedsel voor de mens. Figuurlijk/overdrachtelijk: als positief of negatief voorbeeld voor de mens.
  3. Wijs in de geciteerde passage uit Der naturen bloeme een voorbeeld aan waarin de vos de mens op één van de in vraag 23 genoemde manieren tot hulp is. Van welke manier is dit een voorbeeld? In vers 15-16 wordt het gedrag van de vos ten opzichte van de das in figuurlijke of overdrachtelijke zin als negatief voorbeeld voor de mens aangewezen.
  4. Op bladzijde 6 staat: ‘In de Franse taal heeft ‘renard’ zelfs in de loop der tijd ‘goupil’ als het gebruikelijke woord voor ‘vos’ verdrongen’. Ergens in de op bladzijde 42 geciteerde passage uit Der naturen bloeme gebruikt Jacob van Maerlant een vergelijkbaar alternatief voor het woord ‘vos’. Waar? In vers 14 duidt Jacob van Maerlant de vos aan als ‘Reinaerde’.
  5. Volgens de tekst op bladzijde 43 heeft het principe ‘man bijt hond’ onwillekeurig een komisch effect. Probeer onder woorden te brengen hoe het principe werkt. De gebruikelijke orde (zoals: honden bijten mensen) heeft bij de mens een bepaald verwachtingspatroon ingesleten. Als die orde opeens wordt omgekeerd (mens bijt hond) heeft die afwijking van het verwachtingspatroon een lachwekkend effect.
  6. Zoek in de (school)bibliotheek het Griffioendeeltje Ysengrimus (samenstelling Mark Nieuwenhuis, Amsterdam 1997). Lees de episode over ‘Reinaert en de wolvin’. In Willems verhaal wordt zowel door Isengrijn (bladzijde 15) als Grimbeert (bladzijde 18) naar deze episode verwezen. Wie van de twee heeft er gelijk? Beargumenteer je antwoord. Ze hebben beiden gelijk: Isengrijn met zijn bewering dat Reinaert de wolfjes heeft bepist en Hersint verkracht; Grimbeert met zijn bewering dat Hersint Reinaerts liefdesspel wel op prijs stelde, zodat van echte verkrachting geen sprake kan zijn geweest (hoewel in de episode de termijn van zeven jaar niet wordt genoemd).

5. De kater en de das. Vers 1043 tot 2049

  1. In een aantal opzichten verloopt de derde daging heel anders dan de eerste twee. Maak een vergelijking tussen de drie dagingen. Zowel Bruun als Tibeert worden tijdens hun dagingstocht slachtoffer van hun eigen begeerte. Door mensenhanden zwaar verminkt, keren ze beiden naar het hof terug. Grimbeert wordt (als familielid en omdat het de laatste daging is) niet door Reinaert in de val gelokt: uiteindelijk keert hij met Reinaert eervol aan het hofterug.
  2. De relatie tussen de pastoor en Julocke voorkomt tot twee keer toe op het nippertje dat een koningsbode wordt afgemaakt. Leg dit uit. Doordat de pastoor aller aandacht richt op Julocke die dreigt te verdrinken, kan Bruun ontsnappen. Doordat Julocke aller aandacht richt op de gewonde pastoor, kan Tibeert ontsnappen.
  3. Met zijn aanvullende vragen tijdens de lekenbiecht bevredigt Grimbeert niet alleen zijn eigen nieuwsgierigheid. Van wie nog meer? Hij bevredigt ook de nieuwsgierigheid van het publiek, dat graag nog wat meer van Reinaerts schurkenstreken te weten komt.
  4. Schrijf van de volgende woorden op wat de betekenis is en aan welk buitenlands woord ze doen denken: Beloken, afgesloten van to lock (Engels); Delijt, vreugde van delight (Engels); Saan, spoedig van soon (Engels); Smale, klein van small (Engels); Distorbeert, verstoord van to disturb (Engels); Nie, nooit van nie (Duits); Proefden, bewezen van to prove (Engels) of proben (Duits).
  5. Reinaert lijkt bij Tibeert precies dezelfde tactiek toe te passen als bij Bruun. Toch is er een verschil in de manier waarop hij, na het aanhoren van de dagingsboodschap, het gesprek op eten weet te krijgen. Welk verschil? Bij de eerste daging bracht Reinaert Bruuns favoriete voedsel ter sprake, bij de tweede daging wacht de vos tot Tibeert er zelf over begint.
  6. Bedenk twee redenen waarom Reinaert Grimbeert niet op dezelfde manier te grazen neemt als hij de eerste twee dagers heeft gedaan. 1. Grimbeert is een familielid; 2. Als hij nu niet meekomt, zal hij vogelvrij verklaard worden.
  7. Zoek tenminste vier moderne vertalingen en bewerkingen van de Reinaert. Vergelijk in alle gevonden versies de passage over Tibeert en de pastoor met de passage in Willems Reinaert. Welke keuze maakt de vertaler/bewerker? Probeer voor elke versie de keuze te verklaren. Doe verslag in een opstel van maximaal 150 woorden. Vete-recht: Als je onrecht was aangedaan, mocht je wraak nemen door de dader op precies dezelfde wijze te straffen als wat hij jou heeft aangedaan. Procesrecht: Het slachtoffer kon de dader aanklagen, waarna in een proces gekeken werd of diens schuld bewezen kon worden en welke de straf daarop volgt. Bij het vete-recht mag je zelf wraak nemen, bij het procesrecht zorgt het proces voor een passende straf.

6. Recht en onrecht. Juridische aspecten in de Reinaert

  1. Beschrijf het verschil tussen het vete-recht en het procesrecht. Op grond van het vete-recht mag een slachtoffer wraak nemen volgens het principe van oog om oog, tand om tand. Daarbij wordt over en weer steeds vergolden, waarbij de hele familie of clan aansprakelijk is. Op grond van het procesrecht moet een slachtoffer de dader aanklagen, waarna in een proces gekeken wordt of diens schuld bewezen kan worden, waarop een vonnis wordt uitgesproken.
  2. In de Reinaert neemt Willem tussen de regels door een standpunt in ten opzichte van het procesrecht. Welk standpunt? Willem geeft aan dat het procesrecht op zich niet beter of slechter is dan een ander systeem: het staat of valt met de integriteit van degenen die het recht moeten handhaven. Bij Nobel is dat niet bepaald in goede handen.
  3. Beoordeel de rechtsgeldigheid van de klachten van Courtois en van Cantecleer op grond van de geldende eisen. De klacht van Courtois was niet rechtsgeldig omdat de diefstal van een worst een te kleine waarde vertegenwoordigt om de koning mee lastig te vallen. Bovendien was de zaak inmiddels verjaard. De klacht van Cantecleer was wel rechtsgeldig: zijn schade was van forse omvang; het ging om een zeer recent geval; een deel van het slachtoffer kon als bewijs worden getoond.
  4. In het Suske & Wiske-album De rebelse Reinaert (deel 257) legt koning Nobel aan het eind van het verhaal Reinaert voor straf ‘een boetetocht naar Rome’ op. Leg op grond van de passage over kerkelijk en wereldlijk recht uit waarom de ‘echte’ koning Nobel zo’n straf nooit opgelegd kan hebben. In de Middeleeuwen bestond er een onderscheid tussen kerkelijk en wereldlijk recht. Koning Nobel was een wereldlijk heerser, die kon geen kerkelijke straf, zoals een boetetocht, opleggen.
  5. De pauselijke ban ‘betekende voor de middeleeuwer een soort geestelijke doodstraf’ (bladzijde 58). Leg dit uit. Maak zonodig gebruik van een encyclopedie of ander naslagwerk. Omdat de paus met zijn ban als het ware de deur van de hemel kon afsluiten: als de ban niet opgeheven werd, zou de banneling zonder enige twijfel naar de hel gaan.

7. De rollen omgedraaid. Vers 250 tot 2795

  1. Tijdens zijn openbare schuldbekentenis weet Reinaert de aandacht al snel van zichzelf af te wenden. Hoe gaat hij te werk? Vermeld in je antwoord de bijbehorende versnummers. Van vers 2073-3094 vertelt Reinaert over zijn zondeloze jeugd en hoe hij bij toeval aan bloed verslingerd raakte. Van vers 2095-2103 vertelt Reinaert dat hij een bondgenootschap heeft gesloten met Isengrijn, die hem voorspiegelde zijn oom te zijn. Van vers 2104-2133 vertelt Reinaert hoe Isengrijn verreweg het meeste stal en bovendien zijn bondgenootschap weinig serieus nam door Reinaert nauwelijks iets van de buit te gunnen. Reinaert weet Isengrijn en zijn gezin dus als grote schurken af te schilderen, terwijl hij zelf nogal vergevensgezind is.
  2. Om welke twee redenen is Reinaerts verhaal over de samenzwering voor de koning en koningin zo geloofwaardig? Vermeld waar in het verhaal je de redenen aangetroffen hebt. 1. Omdat een christen geen leugen op zijn laatste reis zou willen meenemen (te vinden in de parafrase van vers 2164-2238). 2. Omdat Reinaert zijn eigen familieleden beschuldigt terwijl dat niet per se noodzakelijk was (vers 2522-2527).
  3. Als Reinaert over de samenzwering vertelt, deelt hij een aantal details mee waardoor de samenzweerders voor een christelijk publiek in een nog kwader dag licht gesteld werden. Welke details zijn dat? Vermeld de versnummers. Vers 2265: ze hielden hun vergadering in een donkere nacht. Wat ze te bespreken hadden kon het daglicht niet verdragen. De nacht was het domein van criminelen, boze geesten en de duivel. Vers 2266-2267: ze kwamen bijeen op het bevel en onder bescherming van de duivel.
  4. Koning Nobel waarschuwt Reinaert in vers 2534 tot en met 2537 ernstig om niet meer in zijn oude fouten te vervallen. Uit zijn woorden blijkt dat hij nog steeds redeneert volgens het vete-recht. Leg dit uit. Nobel waarschuwt dat ‘allen die tot in de tiende graad’ aan Reinaert verwant zijn, zullen boeten voor zijn daden. Dat betekent dat hij niet alleen de schuldige Reinaert voor zijn daden zou straffen, maar de hele vossenclan aansprakelijk zou stellen.
  5. De koning laat zich uiteindelijk door Cuwaert overtuigen dat Reinaert de waarheid spreekt. Bevestigt Cuwaert inderdaad Reinaerts hele verhaal? Leg dit uit. Nee, Cuwaert bevestigt alleen dat er een plaats bestaat die Kriekeputte heet, niet dat daar een schat begraven ligt.
  6. Reinaert vertelt dat de samenzweerders Bruun op ‘den stoel t’Aken’ willen brengen. Wiens stoel wordt daarmee bedoeld? Wat zou het betekenen als Bruun op die stoel gebracht zou worden? Maak voor je antwoord gebruik van een encyclopedie of ander naslagwerk. Doe verslag in een opstel van maximaal 100 woorden. Met ‘den stoel t’Aken’ wordt de troon van de koning bedoelt. Als Bruun dus op die stoel gebracht zou worden werd hij de nieuwe koning en moest de oude koning aftreden. Karel de Grote maakte Aken in 794 tot hoofdstad van zijn rijk ten noorden van de Alpen. Dit bleef Aken tot 1562, toen Frankfurt de hoofdstad werd. Van den vos Reynaerde werd midden 13e eeuw geschreven, dus was Aken toen de verblijfplaats van de koningen.
  7. Nobel en Reinaert maken gebruik van een strootje om elkaar genade, respectievelijk een schat te schenken. Zoek in de bijbel het boek Ruth op en lees hoofdstuk 4.
    1. Hoe wordt er in deze geschiedenis gebruik gemaakt van notariële symboliek? Ruth 4 : 7 luidt (in de Willibrord-vertaling): ‘Bij terugkoop of ruil bestond vroeger in Israël het volgende gebruik: om de zaak rechtsgeldig te maken deed de ene partij een sandaal uit en gaf die aan de andere. Zo werd in Israël een overeenkomst bekrachtigd.’ Aldus gebeurt in deze geschiedenis.
    2. Wat is de functie van deze notariële symboliek? Het bekrachtigen van een overeenkomst. De getuigen zullen zich de overhandiging van de sandaal tot in lengte van dagen kunnen herinneren, zodat ze later zonodig voor de rechtsgeldigheid van de overeenkomst kunnen instaan.

8. Lering en vermaak. Het publiek van de Reinaert

  1. Leg uit waarom een dierenverhaal een geschikte manier is om kritiek te leveren op het publiek. Omdat de kritiek indirect geleverd kan worden, zonder dat de bekritiseerde personen zich persoonlijk aangevallen hoeven te voelen.
  2. Het is ‘nogal onwaarschijnlijk dat de burgerij, of welke middeleeuwer dan ook, zich al te veel met Reinaert geïdentificeerd zal hebben’ (bladzijde 74-75). Leg dit uit. Omdat de vos in de Middeleeuwen als een doortrapt, onbetrouwbaar en duivels dier bekend stond, en ook de literaire vos Reinaert aan dat beeld voldoet, is het weinig waarschijnlijk dat een van de potentiële publieksgroepen Reinaert als grote held heeft gezien.
  3. Op bladzijde 75 wordt gesteld dat het publiek de Reinaert waarschijnlijk als gewaagd verhaal gewaardeerd hebben. Verwerk je eigen mening over het verhaal tot nu toe in een opstel van maximaal 100 woorden. De Reinaert is een gewaagd, maar slim bedacht verhaal. Om dieren met menselijke eigenschappen te beschrijven, kun je de mens niet veroordelen of beoordelen.
  4. In zekere zin kan het luisteren naar een dierenverhaal met een misdadige vos als hoofdpersoon vergeleken worden met het kijken naar een oorlogs- of misdaadfilm. Ben je het daar mee eens? Werk je gedachten over deze stelling uit in een opstel van maximaal 300 woorden. Ja, want de vos mag dan wel een dier zijn, maar het is wel een misdadiger. De vos heeft gruwelijk dingen gedaan. Alleen de vergelijking met een oorlogsfilm gaat te ver, want er is geen echte oorlog in de Reinaert.
  5.  
    1. Zoek in een atlas een duidelijke kaart van de omgeving van Gent en probeer zoveel mogelijk plaatsen die genoemd worden in te tekenen. Zet het versnummer erbij. -
    2. Veel van de plaatsnamen die in het verhaal genoemd worden, worden door Reinaert in zijn leugenverhaal naar voren gebracht. Waarom zou hij dat gedaan zou kunnen hebben? Om zijn leugenverhaal voor de luisteraars geloofwaardiger te maken. Bij de koning werkt dat ook zo: als Cuwaert kan bevestigen dat er een plaats bestaat die Kriekeputte heet, gelooft Nobel ook meteen dat de schat bestaat.

9. Eind goed, al goed? Vers 2796 tot 3469

  1. Welke oplossing draagt Firapeel aan om de crisis aan het hof op te lossen? Firapeel raadt de koning aan om Bruun en Isengrijn excuses aan te bieden, hen in ere te herstellen en hun als weergeld Belijn en Reinaert met hun respectieve clans te geven.
  2. Heeft het verhaal een happy end? Motiveer je antwoord. Oppervlakkig gezien wel, want de vrede aan het hof is weer hersteld. Maar in feite is de hoofdschuldige de dans ontsprongen, is de corrupte Nobel nog steeds koning en is de onschuldige Belijn ten dode opgeschreven.
  3. Cuwaert komt zowel aan het begin als aan het eind van het verhaal voor. Wat valt je op als je beide scènes vergelijkt? Aan het begin dreigt Reinaert Cuwaert de kop af te bijten, aan het eind doet hij dat ook inderdaad.
  4.  ‘Zodra Nobel het hoofd van Cuwaert ziet, begrijpt hij ook dat hij de schat van koning Ermerike wel kan vergeten.’ Leg uit waarom de koning deze conclusie trekt (er zijn twee mogelijke verklaringen). 1. Nobel kan de (juiste) conclusie trekken dat, nu Reinaert hem zo bedrogen heeft, de schat ook wel niet zal bestaan. 2. Maar Nobel kan ook gedacht hebben: ‘Nu Cuwaert dood is, wie zal mij de weg naar Kriekeputte wijzen?’
  5. Belijn de ram krijgt er in dit hoofdstuk verschillende malen flink van langs. Schrijf een opstel van maximaal 300 woorden waarin je deze dag vanuit het perspectief van Belijn beschrijft. Probeer daarin het karakter van Belijn, zoals dat in verschillende scènes naar voren komt, zo goed mogelijk te verwerken. Belijn is niet alleen zeer trots en braaf, maar ook heel trouw aan zijn geloof, ambitieus en standvastig en daarom zijn de gebeurtenissen die in het laatste deel van het verhaal plaatsvinden voor hem absoluut geen pretje. Ook zijn drift naar erkenning en bewondering maakt dat hij het niet makkelijk krijgt in de laatste alinea’s van Van den vos Reinaerde. Het begint voor de ram al vervelend te worden als koning Nobel hem iets vraagt wat Belijn ieder ander geweigerd zou hebben: hij vroeg hem Reinaert de vos te zegenen. Dat gaat absoluut tegen zijn geloof in. Hij wordt gedwongen om de grootste schurk in het land, die in de pauselijke ban is te zegenen. De zeer grote angst voor de koning is groter dan Belijns standvastigheid. Die standvastigheid blijkt nog eens uit het feit dat hij in eerste instantie zelfs koning Nobel durft te weigeren. De angst blijkt meteen daarna als hij heftig zijn best doet om de koning van zijn woede te bedaren door te doen wat hij vraagt. Niet snel daarna volgen gebeurtenissen die Belijn nog veel meer schaden. Hij moet met Reinaert mee om hem het eerste deel van zijn reis te begeleiden. Als ze bij het huis van Reinaert zijn heeft Belijn niet in de gaten dat Cuwaert wordt opgegeten en als hij vraagt waar hij blijft gelooft hij de leugens van de vos. Het wordt voor de ram pas erg als Reinaert hem, zonder dat Belijn dat zelf weet, de afgebeten kop van Cuwaert naar de koning laat brengen. De vos had hem laten denken dat hij een prachtige brief bracht en hij had hem verteld dat Belijn de koning mocht zeggen dat hij de brief in hoogsteigen persoon geschreven had. Dit is natuurlijk geweldig voor een ambitieus figuur die op zoek is naar bewondering en erkenning. Daarom is het ook twee keer zo erg als Belijn erachter komt wat de vos hem heeft aangedaan. Het moet ten eerste een grote schok geweest zijn en later moet het ook teleurstelling en woede veroorzaakt hebben bij de ram. Het gevoel is vergelijkbaar met een droom die bijna lijkt te gewaarworden maar op het laatste moment in een nachtmerrie verandert en vervolgens realiteit wordt. Uiteindelijk krijgt hij nog een laatste klap. Dat is wanneer Firapeel de luipaard voorstelt om Belijn en zijn familie te straffen voor alle leed die Reinaert de koning en zijn onderdanen heeft berokkend. Belijns reactie hierop wordt niet verteld in het verhaal, maar gezien zijn karakter moet dit zijn geest bijna tot instorten gebracht hebben.
  6. Reinaert zegt ‘over zee’ te willen reizen om penitentie te ontvangen. Ga op zoek naar relevante bronnen en doe onderzoek naar de praktijk van middeleeuwse pelgrimsreizen naar het heilige land. Ga in op vragen als: wat dreef de mensen; wat voor ontberingen moesten ze doorstaan; wat troffen ze in Jeruzalem aan; kwamen ze veilig terug; enzovoorts. Doe verslag van je bevindingen in een opstel van maximaal 500 woorden of maak (in samenwerking met medeleerlingen) een werkstuk. Er zijn vele opmerkingen door het verhaal verweven waarin de maatschappij belachelijk wordt gemaakt. Soms wordt het letterlijk gezegd, maar soms ook niet en is er een plaatje te zien. Het leukste aan de satire van ‘Suske en Wiske’ is dat het vaak heel subtiel is, waardoor het een versterkend effect heeft. Ook is het vaak heel herkenbaar. In het verhaal worden zoveel dingen uit de maatschappij belachelijk gemaakt, dat wij ze niet allemaal kunnen opnoemen. Dit volgen er toch enkele. Het begint al meteen op de eerste bladzijde. Er is dan een diner aan de gang en daar wordt gezegd: ‘U heeft dus twee koeien geleverd voor dit festijn?’ Waarop de ander antwoordt: ‘ze waren toch gek!’ Ook wordt er gezegd: ‘Daar heb ik de pest aan!’ Waarop een ander reageert: ‘Mijn varkens ook!’. Deze twee uitspraken gaan over de varkenspest en de gekke koeien ziekte. Waarschijnlijk heersten die twee ziekten in de tijd waarin deze strip is geschreven. De schrijver drijft er hier de spot mee. Wij denken dat hij dit doet om duidelijk te maken hoeveel aandacht er in de media aan wordt besteed en dat dat misschien overdreven is. Een paar bladzijdes verder wordt de regering belachelijk gemaakt door de uitspraak: ‘Arme dieren die hun land ontvluchten en hier bescherming zoeken mogen niet worden teruggestuurd! Er moet iets veranderen in dit land!’ Dit is een protest tegen het beleid van de overheid wat betreft de asielzoekers in het land. Blijkbaar is de schrijver het er niet mee eens, want hij laat de dieren zeggen wat hij zelf vind. Het dierenrijk staat dan voor zijn eigen land. Op een gegeven moment zegt een ekster: ‘Links? Mij niet gezien, ik ben uiterst rechts!’ Deze zin heeft een dubbele betekenis, want eigenlijk gaat het puur om het feit of de ekster links voorbij wil vliegen. Maar de andere betekenis gaat in op de politieke smaak van de ekster. Hier laat de schrijver opnieuw de dieren zijn mening geven. Blijkbaar is de schrijver links, want de ekster die rechts is, wordt met een schoen de boom uitgegooid, gevolgd door de zin: ‘Met die idioten kan ik ook niets aanvangen.’ Hier worden de politieke partijen belachelijk gemaakt en misschien ook wel de regering. Naast dit worden ook de ontwikkelingen in het land belachelijk gemaakt. De schrijver laat duidelijk merken dat hij sommige ontwikkelingen overbodig vind door te zeggen: ‘Een G.S.M. Grote-Smoel-Medium! Everybody is er gek op!’ Hiermee maakt hij niet alleen de makers van de mobiletelefoon belachelijk, maar hij zet ook de maatschappij als geheel een beetje voor schut, want het is die maatschappij die een uitvinding als deze met open armen ontvangt. Maar de schrijver heeft nog meer commentaar op de maatschappij. ‘Ai, dat wordt klimwerk of eerst supersnel montignaccen!’ Dit is gaat over de maatschappij en het ideaal beeld dat zij heeft. De schrijver is het waarschijnlijk niet eens met de vele diëten die er zijn en vindt het belachelijk dat er zoveel mensen willen afvallen. Toch krijgt de regering het het zwaarst te voorduren, want er wordt ook gezegd: ‘We zullen de loop van deze beek eens verleggen! Ruimtelijke ordening noemt men dat!’ Natuurlijk is dit officieel geen ruimtelijke ordening. Op deze manier maakt de schrijver duidelijk dat de regering een hele hoop mooie thermen heeft, maar het eigenlijk niet zoveel voorstelt. Verder is er ook een plaatje te zien waarbij alle leden van de vergadering liggen te slapen. Als de koning de vergadering wil beginnen, moet hij de anderen eerst wakker maken. Waarschijnlijk ziet de schrijver het zo: hij denkt dat de regering niet zoveel uitvoert. Dit is natuurlijk heel duidelijk tegen de regering gericht. De ministers worden verderop nog meer belachelijk gemaakt met de zin: ‘Niks ervan! Ministers, partijvoorzitters… ze beloven van alles en ze doen niets! Een pot nat! Niet te vertrouwen! Veel duidelijker kan het niet: de ministers zijn volgens de schrijver niets waard en de bevolking kan niet op hen bouwen. Dat de schrijver niet tevreden is met de gang van zaken in zijn land laat hij ook duidelijk merken met de plaatjes bijna op het eind van het verhaal. Daar komt Lambik de stad binnen met een hoop toeters en bellen. Wiske vraagt hem dan waarom hij dat doet, want normaal gesproken is hij zo bescheiden. Hij antwoordt dan: ‘Ben ik ook Wiske, maar binnenkort zijn er verkiezingen.’ Ofwel: de ministers en partijen doen zich stukken beter voor vlak voor de verkiezingen om stemmen te winnen. Maar de schrijver is het hier niet echt mee eens, wij denken dat hij vindt dat die ministers en partijen zich niet zo moeten aanstellen en zich niet anders moeten voordoen dan ze zijn, alleen maar om meer stemmen te winnen. Als laatste maakt de schrijver nog een nieuwe ontwikkeling belachelijk. Namelijk de euro. Hij laat Lambik zeggen: ‘… straks moeten we in euro betalen en dan kan het misschien niet meer.’ Hiermee laat hij duidelijk merken dat hij er niet gerust op is dat die euro goed is voor de burgers. Indirect maakt hij zo ook de regering belachelijk, want zij heeft deze nieuwe munt bedacht.

10. Voor elk wat wils. De Reinaert door de eeuwen heen

  1. De dichter van Reinaerts historie heeft enkele malen gebruik gemaakt van wetenschappelijke middeleeuwse kennis over de vos, zoals behandeld is in hoofdstuk 4. Geef aan om welke scènes het gaat. Met behulp van de truc van het ‘dood’ liggen (zie bladzijde 42) heeft Reinaert Scerpenebbe weten te verslinden. Met behulp van de truc met de volgepiste staart (zie bladzijde 42) weet Reinaert Isengrijn te verslaan.
  2. Leg uit hoe het komt dat in de zestiende eeuw Reinaerts historie door de roomskatholieken op de verboden lijst werd gezet terwijl tegelijkertijd door de protestanten werd aangemoedigd om het te lezen. Omdat de rooms-katholieke geestelijkheid de misstanden rond de pastoor geen goede reclame voor de kerk vond, werd het verhaal verboden. Omdat de protestanten de praktijken van aflaat, biecht en celibaat zelf bestreden, vonden zij in het verhaal een welkome ondersteuning van hun argumenten.
  3.  
    1. Van Genechten noemt zijn nieuwe hoofdpersoon ‘Jodocus de neushoorn’. Leg uit welke twee antisemitische toespelingen er in deze naam verborgen zitten. Jodocus is een verwijzing naar de joden. Neushoorn is een toespeling op de haakneus die volgens de karikatuur aan joden wordt toegekend
    2. Lionel komt vanuit het oosten om het dierenrijk te bevrijden van de neushoorns. Leg uit wat Van Genechten hier eigenlijk mee wil zeggen. Lionel staat voor Hitler, die met een enorm leger vanuit het oosten Nederland en België is binnengevallen om deze landen te bevrijden van het Jodendom en de oorspronkelijke Germaanse heerschappij te herstellen.
  4. Zoek een aantal moderne bewerkingen van de Reinaert (minimaal twee) en onderzoek hoe Reinaert er wordt afgeschilderd. Maak een vergelijking met het beeld dat je uit Willems versie hebt gekregen. Doe verslag in een opstel van maximaal 150 woorden. Aan de hand van onderstaande tekst zal ik vergelijken hoe Reinaert wordt afgeschilderd in verschillende werken. Reinaert in de bewerking van Stijn Streuvels (1921) Op de eerste bladzijde van het boek, onder de ‘Verantwoording’, wordt gesproken van ‘de lotgevallen van meester Reinaert’. Hieruit blijkt dat men Reinaert als een soort slachtoffer beschouwt. Ook in ons boek wordt Bruun met voorbeelden en woorden gewaarschuwd voor hij naar Reinaert gaat , in de bewerking van Streuvels is daar weinig van terug te zien. Uit deze twee voorbeelden blijkt dat Reinaert in deze bewerking veel beter is dan wordt gesuggereerd in ons boek. Reinaert naar het Comburgse handschrift Ook in deze bewerking komt Reinaert er goed vanaf. Zoals te zien is in het stuk waarbij Grimbeert de klachten van die andere dieren weerlegt aan Nobel. Reinaert wordt hier uitermate goed verdedigd door Grimbeert. In deze bewerking wordt hij met modernere woorden ‘uitgescholden’, daarom lijken deze woorden wat minder krachtig. Verder worden Reinaerts streken met een neutrale kijk op de zaak beschreven. Met name hierdoor lijken zijn streken minder erg te zijn.
  5. Lees het Suske en Wiske-album De rebelse Reinaert. Maak een werkstuk waarin je de oorspronkelijke versie van Willem vergelijkt met de stripbewerking. Onderzoek in hoeverre de striptekenaar het oorspronkelijke verhaal volgt, en waar en met welk doel hij ervan afwijkt. Sluit je werkstuk af met je eigen oordeel over beide versies. Het verhaal van Suske en Wiske mag dan gebaseerd zijn op ‘Reinaert de Vos’, er zijn toch een aantal grote verschillen. Natuurlijk is het grootste verschil het feit dat Suske en Wiske in het verhaal meespelen. Zij redden een aantal keer de slachtoffers van Reinaert en dat gebeurt uiteraard niet in het originele verhaal. Ook gaat niet de das de derde keer Reinaert dagvaardigen, maar gaat Lambik verkleed als das. Dit is natuurlijk zo gekomen omdat de schrijver altijd verhalen over Suske en Wiske schrijft en zij er dus in moeten voorkomen. Daarbij is het leuker om te lezen dat de slachtoffers steeds worden gered, want dat is minder gruwelijk. Verder zijn er een aantal kleine verschillen wat betreft de inhoud van het verhaal. Een paar voorbeelden daarvan zijn: Reinaert woont in een kasteel in plaats van in een burcht, de pastoor wordt niet voor gek gezet en behoudt ook zijn geslachtsdelen, Reinaert krijgt als straf dat hij op boete toch moet gaan, in plaats van dat de hij zelf met dat idee aankomt. De schrijver heeft dit waarschijnlijk niet heel bewust gedaan. Het zijn maar nuanceverschillen en hebben verder niet veel invloed op het verhaal. Misschien kwam het beter uit als de schrijver deze dingen veranderde. Het einde van het verhaal van Suske en Wiske verschilt vrij veel van het origineel, want bij Suske en Wiske eindigt het verhaal met de koning en de koningin die nog steeds naar de schat aan het zoeken zijn. De koning heeft namelijk niet het afgehakte hoofd van Cuwaert ontvangen en is zich daarom niet bewust van de list van Reinaert. Door dit einde weet niemand hoe het verhaal afloopt en dat houdt het vrij spannend. De schrijver laat het zo aan de lezer zelf over of het verhaal goed of slecht afloopt, want dat kan de lezer zelf verzinnen en aanvullen. De karakters van de dieren komen aardig overeen. Reinaert doet net alsof hij heel aardig is, maar ondertussen misleidt hij iedereen, Bruun is erg gretig naar de honing en de koningin is ook erg hebberig, vooral als er over de schat gesproken wordt. Toch is er een klein verschil, want in Suske en Wiske worden de dieren iets positiever voorgesteld. Wij denken dat de schrijver dat heeft gedaan om duidelijk te maken dat Reinaert de grote schurk van het verhaal is en dat de andere dieren slachtoffers zijn. Door de karakters óf heel slecht óf heel goed te maken is dat verschil groter en is het duidelijker wie de slechterik is. Wij vonden het verhaal van Suske en Wiske leuker om te lezen dan ‘Reinaert de Vos’. Ten eerste omdat ‘Suske en Wiske’ erg veel humor bevat en daardoor leuk is om te lezen. Het is ook niet zo gruwelijk als het originele verhaal, want alles wordt wat positiever en beter weergegeven, zodat het verhaal ook geschikt is voor jeugdige lezertjes. Toch was het ook leuk om ‘Reinaert de Vos’ te lezen, omdat dat eens wat anders dan anders is. Wij vonden het vooral erg verrassend dat men ook in die tijd al zulke gruwelijke en soms wat bloederige verhalen schreef. Toch lezen wij liever iets van deze tijd en hebben wij een voorkeur voor ‘Suske en Wiske’.

Vragen en opdrachten over het hele verhaal

  1. In Van den vos Reynaerde schetst Willem een bepaald beeld van Reinaert. Elke Reinaert-lezer vormt zich sindsdien op grond van Willems verhaal een eigen indruk van de vos.

    1. Is jouw beeld in hoofdzaak positief of negatief? Beargumenteer je antwoord met behulp van passages en versnummers in een opstel van maximaal 150 woorden. Ik denk positief over het personage Reinaert. Hij is een fantastisch personage dat heel slim zijn mededieren een lapje voor het oog houdt, zoals bij Coppe en haar familie in vers 355 t/m 437, waarin hij doet voorkomen dat hij kluizenaar is en dus geen vlees meer eet, of zoals in vers 567 t/m 607 waarin hij zegt veel honing te weten bij een boer en later in vers 660 t/m 685 waarin Reinaert Bruun wijsmaakt dat bij deze boer een boomstam vol met honing te vinden is en op deze manier de eerste boodschapper uitschakelt of wanneer hij in vers 1175 t/m 1200 Tibeert uitschakelt door deze ter vertellen dat er bij de pastoor ongelofelijk veel muizen zijn te vinden, terwijl er in werkelijkheid een strik op hem wacht.
    2. Zoek een medeleerling die hierover een andere mening heeft dan jij en probeer hem of haar in een discussie te overtuigen. Gebruik daarbij de argumenten die je in je opstel hebt aangevoerd. -
  2. In de Reinaert komen verschillende standen zwaar onder vuur te liggen. Werk per stand uit welke kritiek naar voren wordt gebracht en geef aan hoe je aan die informatie komt. Adel: is corrupt en geldgierig (Nobel en Gente vergeven Reinaert uit begeerte naar de schat); is vraatzuchtig, dom en gevoelig voor vleierij (Bruun); maakt misbruik van macht (Nobel zet Belijn onder druk om mis op te dragen, Firapeels advies aan Nobel). Geestelijkheid: houdt zich niet aan de kerkelijke voorschriften wat betreft celibaat en kuisheid (pastoor-Julocke en Belijn-Ha Wij); is dom, belust op status, gevoelig voor vleierij, laat zich imponeren door de adel (Belijn); maakt misbruik van aflaat (pastoor). Boeren/dorpelingen: worden als dom, lomp, misvormd, geil en wreed afgeschilderd (in de proloog en op Lamfroits erf).
  3. Wie de Reinaert leest krijgt een bepaald beeld van het karakter van de hoofdpersonen.
    1. Schrijf enkele karakteristieke trefwoorden op die je te binnen schieten bij Reinaert, Nobel en Bruun. Bruun is machtig, vraatzuchtig, dom, Nobel maakt misbruik van zijn positie, is geldgierig en Reinaert is geslepen, listig, schurkachtig.
    2. Zoek in een spreekwoordenboek de zegswijzen op over de vos, de leeuw en de beer. Schrijf per dier enkele karakteristieke trefwoorden op. Berehonger hebben, Beresterk zijn, Beretrots zijn, Hij ziet Beren op de weg en Oude Beren dansen leren is zwepen verknoeien. Aan de klauw kent men de Leeuw Zich, in het hol van de Leeuw wagen, Zo moedig als een Leeuw, Iemand voor de Leeuwen gooien en Het Leeuwendeel krijgen. Een oude Vos komt niet gemakkelijk tweemaal in het garen, Hij is een oude Vos, Zo sluw als een Vos, Een Vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken, Het is kwaad oude Vossen te vangen en Men moet Vossen met Vossen vangen.
    3. Vergelijk de trefwoorden die je onder a. en b. hebt opgeschreven en trek een conclusie. Doe verslag van je onderzoek in een opstel van maximaal 150 woorden. Het is duidelijk dat de schrijver door middel van reeds bestaande imago’s van de dieren zijn verhaal kracht bij heeft willen zetten. Zo is de beer in het verhaal, traag, niet al te slim, maar wel erg sterk. Ook laat de beer zich gemakkelijk verleiden door eten. Al deze eigenschappen vind je ook terug in de spreekwoorden. Voor de leeuw en de vos in het verhaal geldt hetzelfde. De koning is een leeuw, is moedig en straalt gezag uit. Wel is hij uit op winst voor zichzelf. Om het arme volk bekommert hij zich niet. De vos is sluw in het verhaal en zit vol listen. Niemand kan hem te pakken krijgen en hij houd iedereen voor de gek. Ook deze eigenschappen komen duidelijk naar voren uit de spreekwoorden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.