Vragen/opdrachten bij teksten
De Lycische boeren: Groot gebekt
1 a Inwoner van phrygië, onbekend
b Niobe was gestraft voor hoogmoed door Latona, persoon kent nog een verhaal van wraak
c De gids
d Ze kwamen het altijd tegen
2 Het zijn stappen in het verhaal (perfectum)
Lange duur, als achtergrondinformatie (imperfectum)
Om te benadrukken (praesens historicum (r348))
3 Eigenlijk is het van iedereen, maar toch smeekt ze
4 a verstand: r349-r351/54
gevoel: r351/54 – r359
b supplex (r352)
5 Het zijn spondeeën (lange lettergrepen), geeft aan dat spreken moeilijk is
6 r360, retorische vragen
7 Lang gemaakte lettergrepen -> grote, zware sprongen
8 Ze wilde de boeren de kans geven zich te gedragen
9 Verba minora dea (r368): ze had het niet hoeven doen, ze verlaagt zich door te smeken
10 a Sub aqua, sub aqua (herhaling)
Assonantie (u-u-a-a)
b Ze zullen altijd als kikkers blijven->kwaak kwaak->herhaling gekwaak
11 r364-365
12 a r369->mogen jullie eeuwig in deze rotpoel blijven
b fase 1: Mannen gedragen zich als kikkers (r370-374)
fase 2: Stem veranderd, ze worden kikkers (r374-380)
fase 3: De boeren zijn kikkers (r380-381)
13 Wel, ze gedroegen zich als kikkers (schelden, gekwaak), bovendien waren ze graag in het water
14 eerst verbieden ze het alleen, dan schelden, dan wegjagen, dan water vies maken zodat ze het niet meer kan drinken
15 *Het bestaan van het altaar in Lycië verklaren
*Verering v Latona in Lycië wordt verklaard
*Hoeveelheid kikkers in dat gebied
Niobe: hoogmoed komt voor de val
1 Latona (god), Niobe (wie te zien is)
2 Het vertrouwen van de goden geschonden (straf Tantalus: in water, druiven)
3 a Haar schoonheid, afkomst, rijkdom, kindertal, macht
b Laatst: kindertal, eerst: afkomst
4 Kinderen, afkomst en macht
5 r170-184 – Waarom zoveel beter dan Latona
r185-192 – Beschrijving/vergelijking Latona
r193-200 – Aanspreken vh lot->onkwetsbaar
r201-203 – Aansporing Latona niet meer te offeren
6 Allebei geen respect voor de goden
7
8 Irascentem & mirantem
9 Causale verband want: alleen aangegeven waarom Niobe zo reageert, want vader Amphion dood zich meteen
10 a Heu (273) tot Hosti (276)
b Miseranda vel hosti
11 Trots (r284/285), woede (r280-283)
12 a Pascere pascere satia satia (anafoor)
b Benadrukken van de woede
13 Alliteratie (miserae mihi)
Chiasme (miserae mihi – tibi felici)
Assonantie (de i’s)
14 De snelheid van het doden
15 Daarmee had ze Latona beledigd
16 a Nec nec nec (polysyndeton)
flecti cervix bracchia redere (chiasme)
b De compleetheid van de metamorfose benadrukken
17 Alliteratie (l…l…m…m) en assonantie (a…a…a…)
18 Brutaliteit, hoogmoed
19 Ze heeft een hart van steen, ze was ook keihard tegen Latona
20 Hoogmoed wordt afgestraft (bij Latona)
21 a Boos, beschuldigend, trots
b Jaloezie
c Het getal->ook jaloezie
Philemon en Baucis : vroomheid beloond
1 a Goden vormen en vervormen
b De titel van het werk is Metamorphosen
2 a Het zijn twee alledaagse, simpele oude mensjes
b Het bezoek van de goden en hun goddelijk ingrijpen: de wijnkan die zich vanzelf weer vult, de overstroming als straf, het hutje dat in een tempel verandert, de wens van de oudjes die de goden in vervulling laten gaan
3 oude normen en waarden, die Augustus propageerde, zoals deugdzaamheid, eenvoud, gastvrijheid en eerbied voor de goden worden in dit verhaal beloond
4 a Klein woonhuis, lage deur, juten lap, klein stukje ham wordt afgesneden van een ham waar ze kennelijk heel lang mee doen, goedkoop versleten kleed op goedkoop wilgen meubel, wijn is niet oud
b Baucis legt een lap over de bank, rakelt het vuur op, maakt de groenten schoon, snijdt een stukje ham af en kookt dat, zet het eettafeltje klaar en maakt het schoon. Philemon zet de bank neer en haalt groente uit de tuin. Beide oudjes converseren met hun gasten. Van de rest van de taken wordt niet precies vermeld door wie ze uitgevoerd worden.
5 in r668-669, waar hij een aarden wijnkan “een kan van al even dure makelij” noemt.
6 a Doordat ze merken dat de wijnkan zich vanzelf weer vult
b Ze zijn ontsteld en vragen vergiffenis voor het eenvoudige eten dat ze hun gasten hebben voorgezet
c In r684, waar hij het huisje een klein paleis noemt
7 Ze bejammeren het lot van hun volk, ook al waren het slechte mensen en ze wensen dat ze priesters mogen zijn
8 a Het hutje verandert in tempel (toepasselijk->vrome bewoners), oudjes worden bomen, toepasselijk vanwege het met elkaar verbonden zijn van de bomen
b De Lycische boeren die met hun brutale mond in het water rondspringen, veranderen toepasselijk in kikkers, Niobe, ongevoelig, verandert toepasselijk in rots
9 Lelex begint en eindigt zijn verhaal met de eik en de linde die hij persoonlijk heeft gezien
10 Goden hebben gastvrijheid van mensen nodig, mensen weten niet dat ze met goden te maken hebben. In het ene geval maakt dit niets uit voor hun gastvrijheid, in het andere doen ze onbeschoft, in het ene geval worden ze daarvoor beloond, in het andere gestraft, in beide gevallen met metamorfose.
Pyramus en Thisbe: een noodlottig misverstand
1 Oriens (r56)
Ubi dicitur altam coctilibus muris cinxisse Semiramis urbem (r57/58)
2 Pyramus en Thisbe spreken juist helemaal niet met elkaar
3 Omdat niemand anders ze kan horen
4 hinc Thisbe, Pyramus illinc (r71); magis tegitur, tectus magis (r64)
iuvenum pulcherrimus alter, altera (...) praelata puellis (r55/56)
5 Ze hebben aan de muur te danken dat ze met elkaar kunnen praten en ze verwijten hem dat hij in de weg staat, waardoor ze elkaar niet kunnen kussen en aanraken
6 a Omdat hun woorden niets aan de situatie veranderen
b Het woord nequiquam staat midden in het vers en vormt ahw een barrière tussen diversa en sede
7 debere hoort er niet bij, omdat het een infinitivus is. De andere vormen zijn mv perfectum
8 Poeta doctus is dichter die beroep doet op ontwikkeldheid van publiek, door geleerdheden in werk. Vb: eerst zegt hij dat het in het oosten is, waarna een cryptische omschrijving vd stad Babylon
9 Een dag (= vertelde tijd)
10 a Chiasme (fallere custodes foribus excedere)
b Fallere en excedere
11 Gaat ’s nachts in tegen ouderlijke macht, graf waar ze heen gaat
12 Timido pede
13 “caede oblita rictus”
14 a “inventos…amictus”
b De bron
15 Krijgt de nadruk
16 Velamina (r101) amictus (r104)
17 a ze moest erheen
hij kwam niet als eerste
b Scelerata (r113)
18 Ego en Te
19 a tot de afwezige Thisbe
b Tot de leeuwen
c Tot de sluier
20
21 a Non aliter quam cum
b Latijn: object, nederlands: subject
22 “romantische” zelfmoord ß-> niet romantische vergelijking
23 a “sic (…) color”
b Arbore
24 De huivering (exhorruit)
25 Concreto pro abstracto
26 Alliteratie (Tua te Thisbe)
Herhaling (Pyrame, Pyrame)->anafoor
27 Amor
28 a Door haar dood (samen bij elkaar in hiernamaals)
b morte revelli poteras, poteris morte revelli
c Chiasme ->verheven, zelfmoord plegen bij dode vriend ->niet verheven.
29 a Tene & habe
b Pullos & aptos
30 a r160 (de metamorfose r127)
b r157
31 a met deze woorden
b Sub imum pectus
c Aptato mucrone
d in Latijn smeekbede onderwerp, in Nederlands: goden + ouders
e wat t/m verbrand
32 a sluier zorgt voor de dood van Pyramus
b boom met vruchten, bron (komt de leeuwin drinken)
33 a het spatten van bloed, opnemen door wortels
b vruchten blijven donker (wortels), het gruwelijke karakter (hoog opspatten)
34 het gaat nu niet om personen maar om een boom, het is nu geen straf zoals bij niobe of Lycische boeren, maar net als bij Philemon en Baucis.
35 r 121 – 124 Bloed spuit uit lichaam als uit buis
r 133 – 134 Stuiptrekkende lichaam op de grond
r 118 Pyramus spreekt tegen sluier
r 152 – 153 Paradox, maar hoort niet als je zelfmoord pleegt.
Althaea en Meleager: een moordend loyaliteitsconflict
1 Hij wilde buit delen, en ze mag meedoen aan de jacht
2 a Jaloers
b Verliefdheid
c Ja, want een vrouw had niets in te brengen, en zo lijkt ze een beetje “verheven”
3 Bang om zelf dood te gaan als hij zich wreekt
4 Blij (trots)->verdrietig (rouw)-> woedend (wraak)
5 Huilen (plangore dato)
Geschreeuw (maestis clamoribus)
Zwarte kleren (auratis vestibus atras)
6 lachesis – atropos - clotho
7 Onderwerp (la->wij (zusters), ne->pasgeboren kind)
8 la->jongeman aangesproken, ne->niet aangesproken
9 flashback (retrospectie)
10 que que
11 saepe saepe (bleek-rood, bleek v angst, rood v woede)
modo modo (dreiging – medelijden (qua gezichtsuitdrukking)
cum tamen (geen tranen – wel tranen)
12 a Althaeas gevoelens met een schip bestuurd door twee krachten, de wind en een terugwaartse stroom
b De tegenstrijdigheid, het heen en weer geslingerd worden
c Duidelijk maken hoe moeilijk ze het heeft…NADRUK
d Varen, slingeren, woeden
Passage Wie? Waarom?
475-490 Zuster Ellendige liefdespand, schimmen van mijn broers
491-493 Moeder Broers vergeef moeder, matri (491)
494-498 Zuster Over broers, spreekt wens uit dat hij dood moet
499-502 Moeder Moedergeest, zwangerschap, moederplichten
502-505 Zuster Graf van mijn broers
506-508 Moeder Nequo, materna nomina
509-512 Zuster Helaas (zullen jullie winnen)
13
14
15 Alliteratie ->mors morte, funera funus
Anafoor: mors morte, scelus scelus, funera funus
Tricolon (zie anafoor)
Enjembement, retorsiche vraag (r486)
16 maar
17 leven – sterven (vixisti moriere) perfectum – futurum
Munere Nostro merito tuo
18 Dat de dader met de dood gestraft is (dood Meleager)
19 hoeft niet
20 a Voelen (pijn overwinnen door moed)
Spijt dat de dood zonder bloed is
Aanroepen van familie
b
c
21 que ->polysyndeton, dramatische hoogte
22 Spanning die achter de punt, tragiek
23 Pijn ß->vuur
Adem uitblazen ß->as
Erysichthon: eten en gegeten worden
1 774 -> ondanks waarschuwing gaat hij door
740 -> verachte godendom
751 -> toch geen rede de hakbijl niet te hanteren
768 -> hier jouw beloning voor zovel vroomheid
755
2 Rechtvaardiging van de straf
3 r758-764: bleke angstkleur (bange eik)
4 762-765: bloed, 769:hoofd, 744/45: offerkrans
5 Alleen alwetende verteller kan alles weten over de nymfen en ceres en vrouw honger
6 Zij is de godin van de landbouw
7 Fama – Ceres (honger, voedsel)
8 ora…fauces…ieiunia….domos…antra
9 intrat (r816) amplectitur (r818)
10 Polysyndeton
11 Bij beide regels laatste drie woorden
12
13 Tricolon (evt herhaling, repetitio, anafoor), polysyndeton, de hoeveelheid benadrukken
14 Hij klaagt over honger tijdens eten
Tijdens de maaltijd vraagt hij om een maaltijd
15 cibo inani (schijnvoedsel), tenues auras (eten ijle luchten), adpositis mensis (ablabs), tota terra, peregrinos amnes
16 Alles verterende vraatzucht, waardoor alles als sneeuw voor de zon verdwijnt.
17 a Een visser spreekt niet als verheven
b Bestuurder van de hengel
18 Omdat haar meester haar niet kent
19 Omdat de voetstappen bij haar ophouden
20 a Kunst van het vissen
b Verandering èmetamorfose
21 Excepto -> Als man, vertelt ze als man
Resecuta -> De “alwetende” verteller
22 Herhaling (lange duur)
23 illegale verkoop van zijn dochter voor voedsel
24 Voeden (moet groter worden) maar verminderen
25 Episch/overdreven taalgebruik, gebruik patronimicum
26 a r846, r873, r853, r870
b “de metamorphosen”, dus daar zou veel over verteld moeten worden
27 a Infelix
b Nee, r817 sacri legi, r840 profami, r754 schurkenstem, r761 goddeloos
Salmacis en Hermaphroditus: ontembare passie
1 Verklarend (aetologische mythe)
2 Reislustig, energiek
3 Lui, ijdel, geil, weet hoe ze haar zin moet krijgen
4 a Onschuldig
b Doet alsof ze weg gaat, en begluurt hem vervolgens
5 a Slang, klimop, octopus
b Slang is in het verhaal het slachtoffer
6 Negatief (verdorven)
7 Negatief voor Hermaphorditus, positief voor Salmacis
Scylla en Minos: landverraad uit liefde
1 Europa
2 Minos is mild -> nederlaag is niet erg
Oorlog verliezen ze toch, het maakt niet meer uit
Rechtvaardige strijd ->staat sterk in zijn recht
3 De minotaurus
4 a Dankzij haar heeft hij gewonnen
b Nee -> eigen stad verraden
5 Van de aarde vegen (r97/98)
Aglauros, Mercurius en Minerva: hebzucht en jaloezie
1 a Mercurius, b Herse, c Vriendinnen Herse, d Herse, e Herse
f Vliegen (gier + Mercurius)
g Herse is slachtoffer/prooi, Mercurius is jager
2 a Gouden maanß->Herse, Lucifer ß->Meisjes in stoet, Andere sterren ß->gewone mensen/meisjes
b Hoe mooi Herse is
3 Mercurius “vat vlam”, “vuur van de verliefdheid”
4 Naar zijn naam (moet ze weten) en zijn doel van de komst
5 Aglauros laevum…medium Herse
6 a Dat ze hem toelaat
b Wel hem toelaten, niet haar mond voorbij praten
7 Hij smeekt terwijl hij voorheen alleen maar opschept
8 Boze blikken, kwaadwillende ogen
9 Dreigende oog, diep ademhalen
10 Arcana – profana
11 Tegen gemaakte afspraak ingegaan (geheim onthult, r756)
Geliefd bij god en zuster (r758)
Zal rijk zijn (r759)
12 Poeta doctus (alwetende dichter) lemnicolae
13
14
15 Lacht niet, behalve om andermans slaap, heeft geen slaap, lijdt onder andermans succes
16 De jaloerse mensen (object)
17 Spreekt kort
18 Successurum minervae (indoluit)
19 Haar gemopper benadrukken
20 Nadruk (steeds gespecialiseerder, inzoomen)
21 Mooi tegenover haarzelf (eigen)
22 Paradox
23 Nec fruitur somno (r779), intabescit (r780)
24 a Het langzaam wegsmelten, het langzaam en onzichtbaar aangevreten worden
b IJs en onkruid, distels
c Zonneschijn, vuur, gloed
d Het huis van Jaloezie is koud en mist zon en vuur (762)
Aglauros wordt vergeleken met ijs, Herse met zonneschijn en vuur
25 Aglauros zat voor de deur en zei dat ze niet zou weggaan zonder Mercurius verjaagd te hebben. Mercurius heeft ervoor gezorgd dat dat inderdaad gebeurde, ze kan niet eens meer opstaan
26 1 a Door Minerva, b om haar ongehoorzaamheid en hebzucht, c Minerva vergiftigd haar met Jaloezie
2 a Door Mercurius, b Om haar gevoelloosheid, c Hij verandert haar in een zwart stenen beeld
27 a Ovidius vertelt niet of Mercurius nu wel of niet geld betaald aan Aglauros en hij slaat over te vertellen dat Mercurius en Herse kennelijk al een gelukkige verhouding hebben
b Het accent komt zo te liggen op Aglauros handelen en straf
28 a Het kwaad wordt gestraft
b Mercurius wordt voorgesteld als iemand die ongeremd zijn sexuele lust volgt
Tereus, Procne en Philomela: Bedrog, verkrachting en wraak
1 r428 – 432, r438
2 Ingeboren wellust, gek op Venus
3 Climax
4 Prospectief r477 (Geluk dat ongeluk zal worden)
Persoonlijk commentaar r484 (arm kind)
5 r455 – 466 (Als hij haar aan ziet komen)
6 a Schemering, begin van de avond
b Nadruk op stampen van de paarden
7 a Liefdesvuren
b Aestuat (r491)
8
9 De vurige wens om haar zusje te zien
10 a Zussen Procne en Philomela
b Niet allemaal dezelfde reden
11 1e = do + oro
2e = fidem + cognata pectora
12 Abstractum pro concreto (leninem)-> abstract begrip
Concretum pro abstracto (cognata pectora)
13 do tibi (r498)
14 Een laatste vaarwel (supremum vale)
15 Tranen, snikken
Vertrouwen van Pandion, toewijding aan de dochters
16 a Inposita est (r511)
b object en lijdend voorwerp
c fretum (r512)
17 a Barbarus, staat aan begin zin, ww in vorige zin (enjembement)
b Thraciër, opzich wel een beetje
18 Als prooi, ze is buiten bereik van hulp
19 Alta (r521)
20 Pallentem, trepidamque et cuncta timentem et iam cum lacrimis
21 anafoor (saepe), alliteratie (s), asyndeton
22 a Bang, trillen
b 1e : het roven, beloeren buit, fase voor geweld
2e: Fase na het geweld, mishandeld
23 Negeren opdrachten vader, zorg voor zus beschaamt, maagdelijkheid ontnomen, plichten huwelijk niet nagekomen
24 Dan was de verkrachting niet gebeurd en was zij onschuldig
25 1e->mogelijkheid, 2e->dan is het sowieso een feit
26 Herhaling (O…O…O), Climax/tricolon (si…si…si), anafoor (nec…nec…nec), retorische vraag (quin animam…eripis, r539/540)
27 woedend: noemen vrouw/Pandion, retorische vraag. Angst: doorvertellen
28 a Dat ze vermoord wordt
b r539-541
29 Bijv nw verbonden met zst nw waar niet bij lijkt te horen
30 Pyramus en Thisbe (de loden pijpen)
31 Hij vindt het al vreselijk tot dan toe, en wordt nog erger, wil afstand van hem nemen
32 Vragen Philomela mee te nemen
33 a Van verdriet kan ze gen woorden meer uitbrengen
b Wraak nemen heeft dan geen zin meer, want dan is hij voorbereid
34 Iedereen is verkleed, er zijn alleen maar vrouwen, snachts zijn er dronken mensen
35 Moeder en wraakgevoelens, kind/mond zuster
Doorslag: vernedering door man
36 Heel sadistisch, wil graag vertellen wat ze heeft gedaan, leedvermaak
37 r 665, r651, r655
Aeneas en Dido: plicht versus passie
1 Fundantem arces tecta novantem
Iaspide fulva Tyrio murices
2 rijke indruk -> iaspide fulva, auro, Tyrio murice
3 pulchram uxorius
4 a Italië
b Regnum Italiae Romana tellus
5 Ipse...ipse ->voorop geplaatst
ipse…regnator -> Hyperbaton (beide voorop)
caelum terras->vooraan, macht Jupiter duidelijk maken
6 Met stomheid geslagen, buiten zinnen
Wil weggaan, twijfel blijft
7 a Dulces -> zoet (landen)
b Nee -> laeti (r295)
8 a quo adfatu
b twijfel benadrukken
9 Optima Dido (hoog in aanzien), zo grote liefde, behandelt haar voorzichtig
10 a Het niet vertellen
b Ondanks liefde toch weggegaan
c Door hem/voor hem vijanden gemaakt
(vr11 t/m 14)
15 a Ikzelf wil niet anar Italië, maar de goden dwingen mij daartoe
Ik heb net zoals jij het recht een rijk in het buitenland te zoeken
Ik doe het ook voor mijn vader en mijn zoon
b Aeneas probeert een logische redenering op te zetten, maar zijn opmerking is niet relevant, Dido heeft hem niet verweten dat hij naar een vreemd land gaat, maar dat hij haar (ook nog in het geheim) in de steek laat.
16 a Pathetisch
b Anaforen: me…me; quotiens…quotiens
assonantie en alliteratie (u...u...t...t...c...c)
Hyperbaton : patris anchisae...imago
17 in r355 zegt Aeneas expliciet dat de heerschappij over Hesperia door het lot is voorbestemd
18 Aeneas vlucht niet voor Dido, hij betoogt nadrukkelijk dat hij niet uit vrije wil weggaat
19 Aeneas streeft ernaar zich niet door zijn emoties te laten meeslepen, maar de ratio te volgen
20 Aeneas voelt liefde voor Dido, maar wil er niet aan toegeven
21 r365/67: boosheid op Aeneas, r368/73: boosheid/hulpeloosheid/wanhoop, r373/76: spijt en boosheid, r376/80: sarcastische woede, r380/87: wraakzucht
22 Toon is sarcastisch, Dido herhaalt Aeneas woorden, gelooft ze niet, nadrukkelijke herhaling en woord natuurlijk benadrukken dit sarcasme
23 Nadruk op Aeneas pietas, plichtsbesef, hij heeft veel gevoelens voor Dido, maar laat dat niet overheersen (stoïcijns)
24 a Verstandhouding Aeneas en Anna was blijkbaar zeer vertrouwelijk
b Aeneas was blijkbaar nogal moeilijk benaderbaar
25 Dido heeft Aeneas niets misdaan, zij is niet oorzaak ondergang Troje, geliefde vraagt om laatste gunst
26 “door mijn dood”->wijst op zelfmoord, “bij mijn dood”->hoeft niet
27 nullis fletibus (hyperbaton), Nullis fletibus … voces ullas (chiasme)
28 enallage -> Placidas, gramm bij aures, inh bij Aeneas
29 a Heros, b vocibus, c tranen, d onbewogen geest
e geest onbewogen, maar hij wil wel huilen, Aeneas in hoge mate ontroerd
30 Dubbelzinnig, Aeneas, leeg, geen tranen maar wil eigenlijk wel, en Anna, huilt vergeefs, Aeneas gaat toch weg
31 De onbewogen geest, Aeneas huilt van binnen maar het mag er niet uitkomen
32 a
b het blijft doorgaan (duratief aspect)
c 1->beveelt, 2->roept
d Welwillend, hij kiest er niet zelf voor, lijkt nu wel zo
e 1e: Actief vertaald, net als in Latijn
f Door voor een passieve constructie te kiezen kan eik voorop geplaatst
g geen duidelijke voorkeur
h Concusso stipite frondes
i Aeneas
j Geschokt (2), Bestookt (1), twee is beter, het doet hem toch wel wat
k Vertaling 1, pijn dichter bij verdriet dan zorgen, persentire letterlijk vertaald bij 1
l Latijn minder negatief dan vertaling 1, bij 2->gevoelens worden in Latijn niet zo nadrukkelijk genoemd
33 Hetzelfde als tijdens zijn eerste bezoek (r259)
34 a gunstige winden, het wordt te gevaarlijk
b het gevaar
35 De zelfmoord van Dido
36 a drie a.c.i’s afhankelijk van videbis, videbis staat in het midden van de a.c.i’s, de volgorde verandert steeds
b Anafoor (iam), alliteratie (f&t)
37 a Onzijdig, maar zegt iets over vrouw
b Nadruk, vrouwen niets waard
38 Droomverschijning
39 a Corripit e somno corpus
b Varios irarum concitat aestus
40 Het doorhakken van de kabels (r575)
41 Goed leven gehad, trots, woede, wraakzucht, spijt over relatie, voldoening
hhaH1 (geschiedenis enz)
H2: De Lycische boeren: groot gebekt
(Nederlandse tekst)
Latona heeft dorst
En in het gebied van Lycië dat de Chymaera voortbracht, toen de verzengende zon de akkers verschroeide, kreeg de godin dorst, vermoeid door de langdurige inspanning (en) uitgedroogd door de hitte van de zon en haar kinderen hadden begerig de melkgevende borsten leeggedronken. Toevallig zag ze in de verte een meertje met weinig water onder in de vallei (in het diepst van). Boeren waren daar welige wilgentakken tegelijk met riet aan het verzamelen en (moeras) riet, bij voorkeur groeiend in moerassen.
De titanische naderde en drukte met gebogen knie (op) de aarde om het ijskoude water te scheppen om te drinken. Het groepje boeren verbiedt dat. (vanaf hier: praesens (ook een ommekeer in het verhaal)). De godin sprak hen die het haar verboden als volgt toe:
“Waarom houden jullie mij van het water af? Het gebruik van water is gemeenschappelijk. De natuur heeft noch de zon noch de lucht als privé-bezit gemaakt, noch het heldere water. Ik ben gekomen naar geschenken voor algemeen gebruik en toch vraag ik smekend dat jullie (mij) die geven. Ik was niet van plan hier mijn lichaam af te spoelen en mijn vermoeide ledematen, maar mijn dorst te lessen. De mond van mij mist vocht terwijl ik spreek, en mijn keel is droog en er is nauwelijks een weg voor mijn stem daarin. Een slok (van) water zal voor mij nectar zijn en ik zal bekennen tegelijkertijd het leven ontvangen te hebben. Laten ook dezen jullie bewegen, die hun kleine armpjes vanaf mijn boezem uitstrekken!” En de kinderen strekten toevallig hun armpjes uit.
Wie zouden de vleiende woorden van de godin niet hebben kunnen ontroeren?
Opmerkingen:
- Ureret (r339) = Temporele coniunctivus
- Sidereo aestu (r341), ubera lactantia (r342) en avidi nati (r342) = Hyperbata
- Vallibus (r344) = Pluralis majestatis (dichterlijk mv)
- Legebant (r344) = imperfectum, om de lange duur aan te geven.
- Titania (r346) = patronimicum (genoemd naar voorouders)
- Posito genu (r346) = ablativus absolutus
- Affata (r348) = ellips, est is weggelaten.
- Aquis (r349), undas (r351) = pluralis majestatis
- Aëra (r350) = griekse accusativus
- Detis (r352) = coniunctivus doel
- Vix...via vocis (r355) = alliteratie
- Aquae (r356) = genitivus partitivus (een slok van water)
- Vitam…vitam (r356-357) = anafoor
- Undas (r357) = metonymie (golven->water)
- Moveant (r358) = coniunctivus adhortativus
- Blanda deae verba (r360) = hyperbaton
- Potuissent (r360) = coniunctivus potentialis
De botheid van de Lycische boeren
Toch gaan zij door haar, die smeekt, af te weren, en ze voegen dreigementen toe als ze niet ver weg gaat, en bovendien scheldwoorden. Maar het is niet voldoende, het meer zelf brachten ze ook met hun voeten en met hun hand(en) in beweging, en onder uit het water bewogen ze de zachte modder door hun kwaadaardige gespring hierheen en daarheen.
Opmerkingen:
- Saltu maligno (r365), mollem limum (r364-365), ipsos lacus (r363-364) = hyperbaton
- Huc illuc limum saltu (r365) = assonantie
De wraak van Latona
De woede verdreef de dorst ; en de dochter van Coeus smeekt immers niet meer de mensen die dat niet waard zijn, en niet langer verdraagt ze het woorden te spreken minder dan een godin (uitleg: ze hoeft niet te smeken want ze is een godin) en terwijl ze haar handen naar de sterren ophief zei ze: “mogen jullie eeuwig in die “rot”poel leven”. De wensen van de godin komen uit; ze (boeren) hebben er plezier in om onder water te zijn, en nu eens hun ledematen helemaal onder te dompelen in het diepe moeras, dan weer hun hoofd omhoog te steken, dan weer om te zwemmen aan de oppervlakte van het water, dikwijls om bovenop de oever van de poel te gaan staan, dikwijls om in het ijskoude meer terug te springen. Maar ook nu oefenen ze (nog) hun schandelijke tongen met scheldwoorden en nadat hun schaamte verdreven is, hoewel ze onder water zijn, proberen ze (zelfs) onder water kwaad te spreken. Ook hun stem is schor/hees en hun opgeblazen nekken zwellen ze op en de scheldwoorden zelf maken hun wijd openstaande bekken breed. Hun ruggen raken hun hoofd (aan), hun nekken schijnen er tussenuit genomen (te zijn), hun rug is groen, hun buik, het grootste deel van hun lichaam, is wit, en ze springen als nieuwe kikkers in het modderige water.
Opmerkingen:
- Dea (r368) : ablativus comparationis
- Stagno...in isto (r369) : hyperbaton
- Vivatis (r369) : coni in hoofdzin: optativus
- Isto (r369) komt van iste, negatief dus “rot”poel
- Undis (r370)->metonymie, lett: golven, vertaald: water
- Pulso pudore (r375): abl. abs.
- Spina (r380): metonymisch gebruikt lett: ruggengraat, vertaald: rug (pars pro toto)
- Novae ranae (r381) -> hyperbaton, predicatief vertaald (met als)
H3: Niobe: Hoogmoed komt voor de val
(Nederlandse tekst)
Niobe geeft zich niet gewonnen
Het gerucht van het kwaad en het verdriet van het volk en de tranen van haar eigen mensen hebben de moeder op de hoogte gebracht van de zo plotselinge instorting (van haar zonen) die (moeder) zich erover verbaasde dat de hemelgoden dit hadden gekunt, en de was boos dat ze dit gedurft hadden, dat ze zoveel macht hadden; Want vader Amphion had nadat hij een waard door zijn borst gevoerd had, tegelijk met het levenslicht (metonymie) stervend zijn verdriet beëindigd. Ach, hoezeer verschilde deze Niobe van die Niobe, die zojuist het volk verwijdert had van de altaren van Latona en midden door de stad met het hoofd in de nek geschreden was, benijdenswaardig voor de haren (eigen volk) maar nu beklagenswaardig, zelfs voor de vijand. Zij gaat liggen op de ijskoude lichamen en zonder enige volgorde deelt ze de laatste kussen uit aan al haar zoons. En terwijl ze van hen haar loodkleurige armen (van het uit rouw op je armen slaan->blauwe plekken) naar de hemel ophief, zei ze: “Voed je, wrede Latona, met ons verdriet, voed je!” en “verzadig je borst met mijn verdriet, en verzadig je woeste hart”. Zo sprak zij; “ik word naar buiten gedragen door zeven begrafenissen (doden, metonymisch: de begrafenis is nog niet geweest). Jubel en triomfeer als vijandige overwinares! Waarom echter overwinares. Aan mij ongelukkige, is meer over dan aan jou gelukkige: ik overwin ook na zoveel begrafenissen.”
Opmerkingen:
- Fama mali populique dolor (r267): chiasme
- Populique lacrimaeque (r267): Polysyndeton
- Fecere (268): lezen als fecerunt
- Subitae ruinae (r268): hyperbaton
- Ferro per pectus adacto (r271)-> abl. abs
- Oscula suprema (r278): hyperbaton
- Natos omnes (r278): hyperbaton
De straf van Diana
Zij had gesproken en (meteen) snorde de pees van de gespannen boog; Deze (de pees) verschrikte behalve Niobe alleen, allen hevig: Zij is (zelfs( in haar ellende stoutmoedig. De zusters stonden met zwarte kleren voor de lijkbaren van hun broers met losgelaten haren. Van hen viel er een, terwijl ze de vastzittende pijlen lostrok uit haar ingewanden, machteloos stervend neer met haar gelaat op haar broer; een ander die probeerde haar ongelukkige moeder te troosten, zweeg plotseling en klapte dubbel door een onzichtbare wond [en zij hield haar mond gesloten totdat haar levensadem haar verliet]. Deze (3e) stort in terwijl ze tevergeefs vlucht, die (4e) sterft bovenop haar zuster. Die (5e) verbergt zich, die (6e) zou je angstig heen en weer (kunnen) zien lopen. Nadat er zes (dochters) aan een geweldige dood waren gegeven en allerlei wonden hadden geleden, bleef er een over: terwijl de moeder deze met haar hele lichaam met haar hele kleed beschermde, riep ze: “laat er eentje over, en wel (que) de jongste. Van de velen vraag ik de jongste en (slechts) één”. En terwijl ze het vraagt, sterft zij voor wie ze het vraagt (praes historicum).
Opmerkingen:
- Demisso crine (r289): abl abs
- Stuk tussen […] hoort waarschijnlijk niet bij het verhaal, toegevoegd bij overschrijven
- Videres (r296): coni potentialis van het verleden
De metamorfose van Niobe
Kinderloos ging ze moedeloos teneerzitten tussen haar levenloze zonen, dochters en man, en ze verstijfde geheel van ellende. Een briesje beweegt geen enkele haar, de kleur in haar gelaat is zonder bloed. Haar ogen staan onbewogen in de bedroefde oogkassen. Niets levends is er in haar gestalte. Ook haar tong zelf bevriest inwendig met haar harde verhemelte, en het bloed in haar aderen houdt op zich te kunnen bewegen. Noch haar hals kan gebogen worden, noch kunnen haar armen bewegingen maken, noch kan haar voet gaan. Ook binnen haar ingewanden is (het) steen; Toch huilt ze, en omgeven door de dwarreling van een krachtige wind is zij meegesleurd naar haar vaderland (Lydië). Daar vastgehecht op de top van een berg kwijnt ze weg en ook nu nog laat het marmer tranen vloeien.
Opmerkingen:
- Nullos capillos (r303): hyperbaton
- Que…que…que (r302/303): polysyndeton
- Maestis (r304): enallage (hoort grammaticaal ergens anders bij dan inhoudelijk
- Lumina…inmota (r304/305): hyperbaton
- Nullos t/m vivum (r303-305): asyndeton
H4 (geschiedenis enz)
H5 Philemon en Baucis: vroomheid beloond
(Nederlandse tekst helemaal, zie vragen)
H6 Pyramus en Thisbe: een noodlottig misverstand
Het begin van de romance
Pyramus en Thisbe, de één de mooiste van de jongemannen, de ander verkozen boven de meisjes die het oosten had, bewoonden aangrenzende huizen, waar men zegt dat Semiramis (Assyrische koningin en stichtster van de stad Babylon) de stad (Babylon)met hoge bakstenen muren heeft omgeven. Het feit dat ze buren waren zorgde voor de kennismaking en de eerste toenadering, mettertijd groeide de liefde; zij zouden zich ook verbonden hebben in een wettig huwelijk, maar hun vaders verboden dat; wat ze niet konden verbieden: beiden brandden evenzeer omdat hun geesten bevangen waren (door liefde). Niemand merkt het, zij spreken met hoofdknik en gebaren, en hoe meer het vuur wordt bedekt, des te meer laait het op omdat/hoewel het bedekt is. De muur die gemeenschappelijk was aan beide huizen, was gescheurd met een kleine scheur, die hij vroeger had opgelopen toen hij werd gebouwd; dit gebrek, dat door niemand was opgemerkt gedurende lange eeuwen (wat merkt de liefde niet?) hebben jullie als eersten gezien, geliefden, en jullie hebben daarvan een weg voor jullie stem gemaakt; en veilig plachten daardoor lieve woordjes met heel zacht gefluister over te steken. Dikwijls, wanneer zij waren gaan staan, aan de ene kant Thisbe, Pyramus aan de andere kant, en beurtelings de adem van hun mond was opgevangen, zeiden zij: ‘jaloerse muur, waarom sta jij geliefden in de weg? Hoe weinig moeite zou het zijn, dat jij zou toestaan dat wij ons met ons hele lichaam verenigen of, als dat teveel is, dat je althans zou openstaan voor het geven van kussen? Maar we zijn niet ondankbaar: we erkennen dat we aan jou te danken hebben dat een doortocht is gegeven aan (onze) woorden naar bevriende oren’. Nadat zij dergelijke dingen op verschillende plaatsen tevergeefs gesproken hadden, zeiden ze vlak voor de nacht: ‘gegroet’ en ze gaven ieder aan zijn kant van de muur kusjes die niet aankwamen aan de andere kant.
Opmerkingen:
- Dicitur…cinxisse Semiramis (r57): n.c.i
- Captis...mentibus (r62) : abl abs
- Ignis (r64) : metafoor
- Nulli (r67) : dativus auctoris
- Amantes (r68) : apostrofe (dichter richt zich tot pyramus en thisbe)
- Nec sumus ingrati (r76): litotes
Een geheime afspraak
De volgende dageraad had de nachtelijke vuren (sterren) verwijderd en de zon had de met rijp bedekte grassen door haar stralen gedroogd: ze kwamen samen op de gebruikelijke plaats. Dan spreken ze af, nadat ze eerst met zacht gefluister veel geklaagd hadden, om in de stille nacht te proberen de bewakers te misleiden en de deur uit te gaan en om, wanneer ze het huis uit zijn gegaan, ook de huizen van de stad te verlaten, en, omdat er niet gedwaald hoeft te worden over het wijde veld door hen, terwijl ze ronddwalen, om samen te komen bij het graf van Ninus, en om zich te verbergen onder de schaduw van een boom; Daar stond een boom, zeer rijk aan sneeuwwitte vruchten, een hoge moerbeiboom, grenzend aan een ijskoude bron. De afspraken bevallen; en het licht, dat langzaam schijnt weg te gaan, stort zich in het water, en de nacht gaat weg van datzelfde water.
Opmerkingen:
- Nocturnos Aurora (r81): antithese, om tegenstelling nog scherper te laten zijn naast elkaar
- Niveis uberrima pomis (…) gelido contermina fonti (r89/90): parallellie (zelfde volgorde)
De ontsnapping van Thisbe
Nadat ze slim de duer geopent heeft, gaat Thisbe door de duisternis naar buiten, en misleid de haren, komt met gesluierd gezicht bij de grafheuvel aan en gaat zitten onder de afgesproken boom: de liefde maakte haar stoutmoedig. Kijk, (daar) komt een leeuwin, haar schuimende bek besmeurd met het verse bloed(bad) van runderen, om haar dorst te lessen met het water van de naburige bron. De Babylonische Thisbe zag haar van verre bij de stralen van de maan en ze vluchtte met angstige voet naar een donkere grot en terwijl ze vluchtte liet ze haar sluier achter die van haar rug gegleden was. Zodra de woeste leeuwin haar dorst gelest had met veel water, heeft zij, terwijl ze terugkeerde naar de bossen, met haar bebloede bek de fijne sluier verscheurd, die zij toevallig vond zonder haar.
Opmerkingen:
- Callida…Thisbe (r93): hyperbaton
- Unda (r98): metonymie, lett: golf, hier: water
- Depositura (r98): ptc futurum: geeft doel aan
- Velamina (r101): dichterlijk meervoud
Pyramus komt te laat
Pyramus die later weggegaan was, zag in het mulle zand voetsporen die duidelijk van een wild beest waren en hij verbleekte over zijn hele gelaat. Zodra hij echter ook de sluier vond gekleurd met bloed, zei hij: 1 nacht zal twee geliefden te gronde richten van wie zij het meest een lang leven waardig was. Ik ben schuldig. Ik heb jou, beklagenswaardige, gedood, ik die heb bevolen dat jij ’s nachts zou komen naar plaatsen vol van gevaar, en niet als eerste hierheen ben gekomen. Verscheur mijn lichaam, en eet mijn misdadige ingewanden op met een woeste beet, o leeuwen, jullie die wonen onder deze rots! Maar het is eigen aan een lafaard, de dood te wensen. Hij pakt de sluier van Thisbe op en brengt het met zich mee naar de schaduw van de afgesproken boom, en zodra hij tranen gaf aan de bekende sluier, en kussen, zei hij: “ontvang nu ook slokken van mijn bloed!” het zwaard, waarmee hij was omgord, liet hij neerkomen in zijn buik. En er was geen uitstel, hij trok het zwaard stervend uit de gloeiende wond en hij lag achterover op de grond. Het bloed spuit omhoog niet anders dan wanneer een buis barst, nadat het lood is beschadigd, en hoge waterstralen naar buiten laat spuiten, terwijl de kleine opening sist, en breekt met stoten de lucht. De vruchten van de boom krijgen door het spatten van het bloed een donker uiterlijk en de door bloed natgemaakte wortel kleurt de hangende moerbeibessen met purperen kleur.
Opmerkingen:
- Una duos (r108): antithese
- Thisbes (r115): Griekse genitivus
- Vitiato…plumbo (r122): abl abs
- Tenui stridente foramine (r123): abl abs
- Aëra (r124) : Griekse acc
Thisbe vindt Pyramus
Kijk, hoewel ze haar angst nog niet heeft afgelegd keert ze terug opdat zij har geliefde niet teleurstelt, en zoekt de jonge man met haar ogen en met haar geest (hart) en ze verlangt ernaar te vertellen hoe grote gevaaren zij heeft afgehouden. Weliswaar herkent zij de plaats en de vorm van de boom wanneer ze het ziet, maar de kleur van de vrucht maakt haar onzeker: ze twijfelt of deze het is. Terwijl ze twijfelt ziet ze de stuiptrekkende ledematen slaan op de bloederige grond en zij deinsde terug en huiverde terwijl ze een gezicht bleker dan buxushout (abl comparationes) had, net zoals de zee, die trilt, wanneer hij aan de oppervlakte door een licht briesje aangeraakt wordt. Maar nadat zij, terwijl ze zich op een afstand hield, haar geliefde had herkend, sloeg zij met luid geweeklaag op haar armen die het niet verdiend hadden, en terwijl ze zich de haren uitrukte en het lichaam van haar geliefde omhelsde, vulde zij de wonden met tranen en mengde de tranen met het bloed, en terwijl zij kussen drukte op het (ijs)koude gelaat, riep zij: “Pyramus! Welk lot heeft jou van mij weggenomen? Pyramus, antwoordt! Jouw allerliefste Thisbe roept jou: luister en open je gesloten ogen!” Bij de naam van Thisbe opende Pyramus zijn ogen die al zwaar gemaakt waren door de dood, en nadat hij haar gezien had, sloot hij ze weer.
Opmerkingen:
- Sit (r132): coni->afhankelijke vraag
- Buxo (r134): abl comparationis bij pallidiora
- Suos…amores (r137): metonymie (haar geliefde)
- Fletus (r140): metonymie lett: gehuil, hier: tranen
- Visa…illa (r146): abl abs
Thisbe volgt het voorbeeld van Pyramus
Nadat zij haar kleed (sluier) had herkend en de scheden zonder zwaard had gezien, zei ze: “jouw hand en liefde hebben jou te gronde gericht, ongelukkige! Ik heb ook een dappere hand voor dit ene, ik heb ook liefde: dit zal (mij) krachten geven om me te verwonden. Ik zal jou, dode, volgen en ik zal de zeer ongelukkige oorzaak en metgezel van jouw dood genoemd worden. En ach, jij die door de dood alleen van mij kon worden weggerukt, jij zult ook niet door de dood weggerukt kunnen worden. Dit echter moet uit naam van ons allebei aan jullie gevraagd worden, van mij en van hem, dat jullie niet weigeren dat zij die een (zekere) hechte liefde die het laatste uur verbonden heeft, worden bijgezet in dezelfde grafheuvel. Maar jij, boom, die nu met je takken het ongelukkige lichaam van 1 bedekt, jij zult spoedig (de lichamen) van twee bedekken, houdt de tekenen van het bloedvergieten en heb altijd vruchten die donker zijn en passen bij verdriet, gedenktekens van dubbel bloedvergieten”. Zo sprak zij en nadat zij de zwaardpunt helemaal onderaan haar borst had geplaatst stortte zij zich helemaal in het zwaard, dat nog steeds warm was van het bloed. Toch hebben haar smeekbeden de goden geraakt, hebben zij de ouders geraakt: want de kleur in de vruchten is donker, zodra ze rijp zijn geworden, en dat wat overbleef van de brandstapel(s), rust in één urn.
Opmerkingen:
- Ebur (r148): metonymisch, lett: ivoor, hier: schede
- Quique (r152): paradox begint hier
- Leti tui (r151/152): hyperbaton
- Cruor (r161): metonymisch, lett: bloed, hier: het bloedvergieten
- A caede (r163): personificatie(want a/ab alleen bij personen)/metonymia
- Tamen (164): toch, omdat ze heel stiekem tegen ouders in het huis uit is gegaan
- r165->goden, r166-> ouders
(vergelijkingstekst)
H7: Althaea en Meleager: een moordend loyaliteitsconflict
(Nederlandse tekst)
Althaea’s reactie
Zij bracht na de overwinning van haar zoon geschenken naar de tempels van de goden, wanneer Althaea ziet dat haar gedode broers worden teruggebracht; zij, nadat het gehuil geuit was, vult de stad (Calydon) met droevig geschreeuw en heeft haar met goud geborduurde kleding vervangen voor donkere kleding. Maar zodra de dader van de moord bekendgemaakt is, verdween alle rouw, en is van tranen omgeslagen in liefde van wraak (verlangen naar wraak)
Opmerkingen:
- Nato victore (r445): abl abs zonder ptc
- Quae (r447): relatieve aansluiting
De geboorte van Meleager
Er was (een) houtblok, dat, toen de dochter van Thestius in het kraambed lag nadat zee en kind had gebaart, de drie zusters in het vuur hebben geplaatst, en terwijl ze de levensdraad met de duim erop gedrukt sponnen, zeiden ze: “wij geven dezelfde levensduur zowel aan het hout, als aan jou, o pasgeborene”. En nadat de godinnen, nadat deze voorspelling gedaan was, weg waren gegaan, rukte de moeder de brandende tak, die lange tijd verborgen was geweest diep in het binnenste deel van het huis en zolang als hij bewaard was gebleven had het jouw jaren behouden, jonge man, (van/uit) het vuur en besprenkelde het met helder water.
Opmerkingen:
- Thestias (r452): patronymicum, Althaea aangeduid met naam vader
- (ligno)que (tibi)que (r454): verheven episch taalgebruik
Althaea twijfelt
De moeder (lett:voortbrengster) haalde deze tevoorschijn en beveelt dat er stukken pijnboomhout en brandhout geplaatst worden en nadat deze neergelegd zijn, brengt ze er vijandig vuur bij (vijandig want dodelijk voor Meleager). Dan, terwijl ze vier maal probeerde het stuk hout in de vlammen te leggen, hield zij datgene waaraan ze was begonnen, vier maal tegen: De moeder en de zuster strijden, en twee verschillende namen trekken 1 hart uiteen. Dikwijls was haar gezicht bleek door/uit angst voor de toekomstige misdaad, dikwijls gaf een brandende woede zijn rode gloed aan haar ogen, nu eens was haar gelaat gelijk aan iemand die dreigt met iets wreeds, dan weer (was haar gelaat) gelijk aan iemand van wie je zou kunnen geloven dat hij medelijden had. Als de wilde hartstocht van haar geest de tranen had droog gemaakt werden toch tranen gevonden, en zoals een schip, dat de wind mee voert (sleurt( en de branding die tegengesteld is aan de wind, een dubbele kracht voelt en onzeker gehoorzaamd aan beide, geenszins anders dwaalt de dochter van Thestius rond met aarzelende gevoelens en beurtelings liet zij haar woede varen en wakkerde ze de opgegeven woede aan.
Opmerkingen
- Ora (r465): dichterlijk meervoud
- Posses (r468): coni potentialis)
- Ferus…ardor (r469): hyperbaton
- Carina (r470): metonymia lett:kiel, hier: schip
De tweestrijd
De zuster begon toch sterker te zijn dan de moeder, en ook al kalmeerde zij de bloedverwante schimmen met bloed, is ze plichtsgetrouw door haar gebrek aan plichtsgetrouwheid. Want nadat het verderf brengende vuur sterker was geworden, zei ze: “laat die brandstapel mijn eigen vlees en bloed verbranden (Meleager)” en toen zij met wrede hand het noodlottige stuk hout vast hield, ging zij ongelukkig voor het dodenaltaar staan, en zei: “drie godinnen van de straffen, wraakgodinnen, richt jullie gelaat op het offer aan de Furiën. Ik wreek en ik bega een misdaad. De dood moet met de dood verzoend worden, aan misdaad moet een misdaad toegevoegd worden, aan een begrafenis een begrafenis. Moge (optativus) het goddeloze huis door opeengestapelde rouw omkomen. Of zal Oeneus gelukkig genieten van de overwinning van zijn zoon, zal Thestius kinderloos zijn. Beter zullen jullie beiden rouwen. Jullie, schimmen van mijn broers en pas aangekomen zielen, bemerk toch mijn plichtsbetrachting, en aanvaard het duurbetaalde dodenoffer, het ellendige liefdespand van mijn moederschoot (baarmoeder). Wee mij! Waarheen word ik (mee)gesleurd? Broers, vergeef een moeder! Mijn handen schieten tekort voor de onderneming. Ik beken dat hij heeft verdiend dat hij omkomt, de veroorzaker van de dood bevalt mij niet. Dus zal hij er ongestraft vanaf komen en zal hij levend en als overwinnaar en gezwollen door het succes zelf de heerschappij over Calydon hebben, terwijl jullie als een beetje as en als verstijfde schimmen zullen liggen. Ik zal (dat) zeker niet dulden. Moge hij, misdadige, omkomen en moge hij de hoop van zijn vader en de heerschappij meetrekken en de ondergang van het vaderland veroorzaken. Waar is de (mijn) geest van de moeder? Waar zijn de gewetensvolle plichten van de moeders en de inspanningen die ik negen maanden doorstaan heb? O, ach, had jij maar als baby (predicatief) gebrand, in het eerste vuur, en had ik dit maar geduld. Jij hebt geleefd door mijn geschenk, nu zul je sterven door jouw eigen verdiensten. Ontvang de prijs voor je daad en geef het leven terug dat tweemaal gegeven is. Eerst bij de geboorte, onmiddellijk daarna door het weggrissen van het houtblok, of voeg mij toe aan de graven van mijn broers. Ik wil het maar ik kan het niet. Wat moet ik doen? Nu eens staan de verwondingen van mijn broers mij voor de ogen en het beeld van een zo grote moord (slachting), dan weer breken plichtsgetrouwheid en mijn naam van moeder mijn geest. Ik ongelukkige! Helaas zullen jullie winnen broers, maar win, als ik zelf maar de middelen om te troosten, (die ik aan jullie zal hebben gegeven), en jullie, zal volgen. Zo sprak zij en met trillende rechterhand gooide zij afgewend het doodbrengende stuk hout midden in het vuur. Hetzij het houtblok gaf gekreun, of scheen zelf gekreun te hebben gegeven en gegrepen door het onwillige vuur brandde het.
Opmerkingen:
- Per coacervatos…luctus (r485): hyperbaton + dichterlijk meervoud
- Vos… (r488): apostrofe
- Habebit, vos (r495): asyndeton
De dood van Meleager
Onwetend en afwezig werd Meleager door die vlam verbrand en voelde hij dat zijn ingewanden verschroeit werden door onzichtbaar vuur, en door zijn dapperheid overwon hij de hevige pijnen. Omdat hij toch door een laffe dood stierf en zonder bloed, betreurde hij het en noemde hij de wonden van Ancaeus (jachtgezel van Meleager) gelukkig, en riep hij zijn hoogbejaarde vader en zijn breors en zijn vrome zusters met gekerm aan, en zijn echtgenote met zijn laatste adem, en misschien ook zijn moeder. Het vuur en het verdriet namen toe en namen weer af. Beiden doofden tegelijk uit en langzamerhand ging de levensadem weg naar ijle winden terwijl langzamerhand grijze as het gloeiende hout bedekte.
Reacties op Meleagers dood
De hoge Calydon ligt er verslagen bij: zowel jonge als oude mannen rouwen, zowel het volk als de voornaamsten zuchten, de moeders van Calydon, die aan de Euemus, slaan zich op de borst, met uitgerukte haren. De vader maakt met stof zijn grijze haar vuil en zijn oudemannen-gezicht op de grond liggend en hij vervloekte zijn lange leeftijd; Want de hand die zich bewust was van de gruwelijke daad voltrok de straf aan de moeder, nadat er een zwaard door de ingewanden was gedreven.
H8 (geschiedenis enz)
H9: Erysichthon: eten en gegeten worden
(nederlandse tekst)
Vrouw honger gehoorzaamt Ceres
De bevelen van Ceres voert vrouw honger uit, hoewel ze altijd tegengesteld is aan haar taak en is via de lucht door de wind naar het bevolen huis gebracht en ze treed meteen de slaapkamer van de heiligschenner binnen en omarmd hem met beide armen, (hem) die in een diepe slaap verzonken is, het (is) immers de tijd van de nacht, en ze blaast zichzelf in bij de man en beademd zijn keel, borst en mond (polysyndeton) en zij bewerkstelligt honger in zijn lege aderen (leeg want nacht dus geen voedsel), en ze verlaat het vruchtbare land (gebied) nadat ze (abl abs met pp) haar opdracht heeft volbracht of verricht, en ze keert terug naar haar armoedige huis, haar eigen grot.
De gevolgen
Een zachte slaap streelde nog steeds met kalme vleugels Erysichton. Hij strekt zijn handen uit naar voedsel onder invloed van een droombeeld en hij beweegt zijn mond tevergeefs en kauwt onophoudelijk en kwelt zijn met schijnvoedsel bedrogen keel en verslindt tevergeefs ijle lucht(en) in plaats van een maaltijd; maar zodra de slaap verdreven is woedt een brandend verlangen om te eten en regeert (heerst) over zijn begerige keel en reusachtige ingewanden. En zonder uitstel, eist hij wat de zee, wat de aarde, wat de lucht voortbrengt en hij klaagt over honger nadat het eten was opgediend, en tijdens de maaltijd vraagt hij om een maaltijd, en wat voor steden en voor een volk genoeg had kunnen zijn, is niet genoeg voor één, en des te meer hij wil, hoe meer hij weg zend in zijn buik, en zoals de zee van de hele aarde rivieren ontvangt en niet verzadigd wordt door het water en hij drinkt de buitenlandse stromen leeg, en zoals het verslindende vuur nooit voedsel weigert en ontelbare fakkels verbrand en hoe grotere overvloed gegeven is, hoe meer zij (vuur) vraagt, en is zij juist door de grote hoeveelheid vraatzuchtiger, zo ontvangt de mond van de goddeloze Erysichthon alle maaltijden en eist het meteen. Elk voedsel in hem is de oorzaak dat hij naar meer voedsel verlangt en altijd ontstaat er een lege plek door het eten.
Erysichton verkoopt zijn dochter
Reeds had hij door zijn honger de rijkdom van zijn vader vermindert en door de vraatzucht van zijn bodemloze maag, maar ook toen bleef de verschrikkelijke honger onverminderd, en de vlam van zijn onverzadigbare vraatzucht was sterk. Uiteindelijk, nadat zijn hele vermogen in zijn ingewanden was gezakt, bleef zijn dochter over, die die vader niet verdiende. Ook haar verkocht hij in zijn armoede.
De dochter ontkomt aan haar nieuwe meester
De trotse dochter weigert een meester en terwijl ze haar handen uitstrekt voer de naburige zee, zegt ze: “Ontruk mij aan een meester, jij die de beloning van het mij beroven van mijn maagdelijkheid hebt”. Neptunus had die (die heeft haar verkracht). Nadat hij haar smeekbeden niet heeft genegeerd, verandert hij, hoewel zij zojuist nog gezien was door haar meester, die haar achtervolgde, haar gestalte en geeft haar een mannelijk gelaat en de kleren die passen bij mensen die vissen vangen. De meester, terwijl hij haar zag, zei: “o, jij die de hangende koperen vishaak met een klein beetje voedsel verbergt, bestuurder van de hengel, zowaar als ik wens dat de zee rustig is, zowaar als ik wens dat er voor jou een onnozele vis in het water is en geen enkele (vis) de haiken voelt behalve als hij eraan vast zit. Zeg waar zij is die zojuist met goedkope kleren en met verwarde haren op deze kust stond (want ik zag haar aan de kust stan); Want haar voetsporen gaan niet verder”. Zij merkte dat het gedschenk van de god goed uitviel en terwijl ze zich erover verheugde dat er bij haar navraag gedaan werd naar (over) zichzelf, antwoordde ze met deze woorden de vragende: “wie ook maar jij bent, moge jij het mij vergeven: Ik heb mijn ogen in geen enkele richting afgewend van dit water en ben totaal opgegaan in mijn bezigheid, terwijl ik ermee bezig was, en opdat je des te minder twijfelt, moge de god van de zee zozeer helpen met deze kunsten als reeds lange tijd niemand op deze kust is gaan staan en zeker geen vrouw, met uitzondering toch van mijzelf”. Haar meester geloofde het en nadat hij zich had omgedraaid, liep hij over het zand en ging hij voor de gek gehouden weg, aan haar is haar eigen gestalte terug gegeven.
Opmerkingen:
- Prece non spreta (r852): abl abs
- Sequenti…ero (r852): dativus auctoris
- “bestuurder van de hengel”->deftig, waardoor komisch effect
- Sic + coni (r857)->zowaar als ik wens dat, traditionele formule voor eden en gebeden
- Lumen (r864): metonymia, lett: licht, hier: blik, oog
- Me excepto (r868): abl abs
Niets kan Erysichthon meer helpen
Maar zodra hij bemerkte dat zijn dochter veranderlijke lichamen had, verkocht de vader dikwijls de kleindochter van Triopas aan (andere) meesters, maar zij ging, nu eens als merrie, dan weer als vogel, dan weer als koe en dan weer als hinde ervandoor en verschafte aan haar begerige ouder niet rechtvaardig voedsel. Nadat die kracht van het kwaad al het voedsel had opgegeten en er nieuw voedsel ontbrak voor de zware ziekte begon hij zelf zijn eigen ledematen te verscheuren met een verscheurende beet en hij, de ongelukkige, voedde het lichaam door (dat) te verminderen.
Opmerkingen:
- Triopeida (r872): Griekse acc & patronymicum
H10: Salmacis en Hermaphroditus: ontembare passie
Nederlandse tekst + vergelijkingstekst, zie vragen
H11: Scylla en Minos: landverraad uit liefde
Nederlandse tekst, zie vragen
H12: Aglauros, Mercurius en Minerva: hebzucht en jaloezie
(Nederlandse tekst)
Mercurius door Aglauros gedwarsboomd
Het afgelegen deel van het huis, versierd met ivoor en schildpad, had drie slaapvertrekken, waarvan jij, Pandrosos, de rechter slaamkamer, Aglauros de linker en Herse de middelste bezat. Zij die de linker bewoonde merkte als eerste de komende Mercurius en durfde te vragen naar de naam van de god en de rede van zijn komst. Aan deze (haar) antwoorde hij zo: “Ik ben de kleinzoon van Atlas en Pleione, ik die de bevolen woorden van mijn vader door de lucht draag, Jupiter zelf is mijn vader. Ik zal de redenen niet verzinnen; Moge jij slechts betrouwbaar voor je zuster willen zijn, en tante van mijn kroost genoemd willen worden. Herse is de reden van mijn komst (lett:weg). Wij (dichterlijk mv) smeken dat jij een geliefde gunstig gezind bent”. Zij (Aglauros) bekijkt hem met dezelfde ogen, waarmee ze onlangs het verborgen geheim van de blonde inerva had gezien, en Aglaurus eist voor haar dienst veel goud voor zichzelf; Ondertussen dwingt ze hem het huis te verlaten.
Opmerkingen:
- Iussa…verba (r743/744): hyperbaton
- Abdita…secreta (r748/749): Pleonasme
Minerva grijpt in
De oorlogsgodin wendde naar haar de bol van haar dreigende oog, en ze haalde diep adem met zo grote beweging, dat ze tegelijk haar borst en het aegisschild (schild met hoofd van Minerva erop), geplaatst op haar dappere (/sterke) borst, hevig deed schudden. Het komt bij haar op dat zij met haar goddeloze hand haar geheim toen had verraden, toen ze het zonder moeder geschapen kind van de inwoners van Lemnos, tegen de gemaakte afspraak in zag en dat zij nu geliefd bij de god zou zijn, en geliefd bij haar zuster, en rijk, nadat ze het goud, dat ze hebzuchtig had geëist, had ontvangen
Opmerkingen:
- Concutere (r755): coni impf consecutief (gevolg, zodat)
- Sumpto…auro (r759): abl abs met tussen geschoven bijzin
Minerva en Invidia
Meteen gaat zij naar het huis van Invidia dat vuil is van zwart gif: Het huis van haar is in het diepst van de vallei verborgen, zon missend, niet toegankelijk voor enige wind, triest en het meest vol van traag makende kou en dat altijd vuur mist, altijd vol is van nevel. Zodra de in de oorlog geduchte krijgshaftige maagd hier aankwam, bleef ze voor het huis staan (ze beschouwt het immers niet geoorloofd het huis binnen te treden) en klopte ze op de deur met het uiteinde van haar speer. De deur ging open nadat er op geklopt was: binnen zag ze jaloezie slangenvlees eten, voedsel voor haar ondeugden en toen ze haar had gezien wendde ze haar ogen af; maar zij kwam traag van de grond omhoog en liet de lichamen van half opgevreten slangen liggen en kwam eraan met een slome pas, en zodra zij de godin zag, die mooi was wat betreft zowel (haar) schoonheid als wapens, begon ze te zuchten en ze vertrok haar gezicht bij een diepe zucht. Bleekte zit op haar gezicht, magerte in haar hele lichaam , een rechte blik nergens heen, haar tanden zijn roodkleurig door de tandaanslag, de borsten zijn groen van gal, haar toch druipt van het gif. Een lach is afwezig, tenzij ze ziet dat iemand verdriet heeft, en ze geniet niet van slaap, wakker gehouden door wakkerhoudende zorgen, maar ze ziet het succes van mensen als onaangenaam en ze kwijnt weg door het te zien, ze verteerd en wordt tegelijkertijd verteerd en is haar eigen straf. Hoewel ze haar toch haatte heeft Tritonia kort met dergelijke woorden gesproken: “Infecteer met je gif een van de dochters van Cecrops. Zo is jouw taak; Zij is Aglauros”. Nadat ze niet meer heeft gesproken vluchtte ze en drukte de aarde weg met haar gezette lans. Zij mopperde zacht toen ze zag met schele blik dat de godin wegvluchtte, en ze betreurde het dat het Minerva zou lukken en ze nam haar stok, die doornen banden geheel omwonden, bedekt met zwarte wolken, waarlangs ze ook gaat vertrapt zij de bloeiende akkers, verschroeit zij het jonge gewas, knakt ze koppen van de papavers, besmet met haar adem volkeren, steden en huizen, eindelijk ziet ze de Tritonische burcht, bloeiend door talent, door rijkdom en feestelijke vrede, en ze houdt nauwelijks haar tranen in omdat ze niets huilenswaardigs ziet.
(Nederlandse tekst)
H13: Tereus, Procne en Philomela: Bedrog, verkrachting en wraak
(Nederlandse tekst)
Een rusteloze nacht voor Tereus
Reeds was er weinig werk over voor Phoebus (zonnegod) en stampten paarden de baan van de hellende hemel: Een vorstelijke maaltijd wordt op tafels geplaatst en wijn in gouden bekers gedaan. Hierna gaven zij hun lichaam over aan een kalme slaap. Maar de Thracische koning, hoewel hij zich heeft teruggetrokken, brandt van begeerte voor haar, en terwijl hij zich haar gelaat, beweging en handen weer voor de geest haalt, stelt hij zich die dingen, die hij nog niet heeft gezien, voor zoals hij wil, en hij voedt zijn liefdesvuren zelf, terwijl zijn hartstocht de slaap verwijdert.
Opmerkingen:
- Bacchus (r488): metonymie, lett: Bacchus, hier: wijn
- Aurum (r488): metonymie, lett: Goud, hier: gouden beker
Een roerend afscheid
Het was licht, en terwijl hij de rechterhand van zijn weggaande schoonzoon stevig vastpakt, vertrouwd Pandion zijn reisgenote aan hem toe, terwijl tranen tevoorschijn komen. “Ik geef haar aan jou, dierbare schoonzoon, aangezien toewijding (hiertoe) heeft gedwongen en zij het beiden wilden, ook jij hebt het gewild, Tereus, en bij de trouw en verwantschap, en bij de goden, smeek ik jou als smekeling, dat jij met vaderlijke liefde de zoete troost van mijn ouderdom beschermt, en zo snel mogelijk naar mij, die bezorgt is, terugstuurt (elk oponthoud zal voor ons (pluralis majestatis) lang zijn). Ook jij (het is voldoende dat je zus ver weg is), keer zo snel mogelijk naar mij terug, als er enig medegevoel is. Hij droeg deze dingen op, en gaf tegelijkertijd kussen aan zijn dochter en zachte tranen vielen tijdens de opdrachten en zodra hij als bewijs van trouw de rechterhanden van elk van beide heeft gevraagd, (en zodra( hij deze, nadat ze gegeven waren aan elkaar, heeft verbonden, (vanaf nu praesens historicum) vroeg hij dat zij zowel zijn dochter als zijn kleinzoon die afwezig waren, met een mond die dat niet vergeet, voor zich te groeten, en hij sprak met moeite een laatste vaarwel met een mond vol snikken en hij vreesde de voorgevoelens van zijn geest.
Opmerkingen:
- r 507-508: deze regel is hypermetrisch (laatste lettergreep wordt door elisie met eerste lettergreep volgende regel verbonden)
De zeereis
Zodra Philomela eenmaal op het beschilderde schip is gezet en met de roeiriemen dichterbij zee is gebracht en de aarde is teruggedreven, riep hij uit: “Wij hebben gewonnen, wat ik wenste wordt met mij meegevoerd” De barbaar juichte en stelde met moeite in zijn geest de bevrediging van zijn lust uit, en hij wendde zijn blik nergens naar toe van haar af, niet anders dan wanneer een rover met gekromde klauwen, de vogel van Jupiter (adelaar) een haas heeft neergelegd in zijn hoge nest: er is geen enkele vlucht voor de gevangene, de rover kijkt naar zijn buit.
Opmerkingen:
- ‘Vicimus’ (r513): Praesens historicum
- Animo (r514): Ablativus loci
Tereus voert zijn plan uit
En reeds was de reis voltooid en reeds waren zij op hun kust(en) uit het vermoeide schip gegaan, wanneer de koning de dochter van Pandion naar een hoge stal trekt, verborgen in oude bossen, en daar sluit hij de bleke, de angstige, de allesvrezende en de reeds met tranen vragende waar haar zus is, op en nadat hij zijn misdadig plan heeft onthuld, verkracht hij haar, een maagd en ook nog alleen, nadat ze dikwijls tevergeefs om haar vader heeft geroepen, dikwijls om haar zus (en) bovenal de grote goden. Zij trilt zoals een bang lam dat, gewond, ontsnapt aan de bek van een grijze wolf, zich nog niet veilig voelt, en zoals een duif nog huivert nadat haar veren met haar eigen bloed zijn natgemaakt, en bang is voor de begerige klauwen waaraan ze vastzat.
Philomela zweert dat zij wraak zal nemen
Daarna, zodra haar geest is teruggekeerd, zegt ze, nadat ze haar loshangende haar heeft uitgerukt, gelijkend op een rouwende, nadat ze zich met klappen op haar bovenarmen heeft geslagen, terwijl ze haar handen uitstrekt: ‘O barbaar, door je afgrijselijke daden! O wreedaard! Noch de opdrachten van mijn vader met zijn toegewijde tranen hebben jou bewogen, noch de zorg voor mijn zus, noch mijn maagdelijkheid, noch de plichten in het huwelijk. Jij hebt alles in de war gebracht; Ik ben de rivale van mijn zuster gemaakt, jij een dubbele echtgenoot! Jij moet door mij als een vijand gestraft worden. Waarom ontneem je dit leven niet, opdat er voor jou, verrader, geen enkele misdaad overblijft (dan heeft hij alle misdaden begaan, nu nog geen moord). En ach, had jij (dat)(maar) gedaan voor de misdadige gemeenschap. Ik zou een schim gehad hebben zonder schuld. Als de goden dit echter zien, als de macht van de goden iets is, als niet alles met mij is vergaan, dan zul je vroeg of laat door mij gestraft worden. Zelf zal ik, nadat ik mijn schaamte heb laten varen, over jouw daden spreken: Als de gelegenheid gegeven wordt, zal ik naar het volk komen; als ik opgesloten in de bossen zal worden vastgehouden, zal ik de bossen vullen en ik zal de stenen ontroeren doordat ze ervanaf weten. De hemel zal dit horen, en als daar in een of andere god is.’
Opmerkingen:
- Fecisses (r540): Coni. Plqpf, irrealis
- Si…si…si (r542-544): Tricolon met climax
Tereus ontsteekt in woede
Nadat door dergelijke woorden de woede van de tiran is opgewekt, en een angst niet kleiner dan deze (woede), maakt hij, opgehitst door elk van beide oorzaken, het zwaard waarmee hij was omgord vrij uit de schede, en nadat hij haar bij de haren heeft gegrepen, en nadat hij haar armen achter haar rug heeft gebogen, dwingt hij haar zich te laten boeien; Philomela hield haar keel voor en had hoop op haar dood opgevat bij het zien van het zwaard; Hij nam de tong die protesteerde en aan een stuk door de naam van de vader riep en worstelde om te spreken, nadat het met een tang was vastgepakt, weg met het woeste zwaard; het laatste stompje van de tong trilt. Zelf ligt het en murmelt trillend tegen de zwarte aarde, en zoals de staart van een verminkte slang gewoon is te springen, beweegt hij snel en zoekt stervend naar de plaats van zijn eigenares. Ook na deze misdaad, (ik zou het nauwelijks durven geloven) zegt men dat hij dikwijls haar verminkte lichaam (opnieuw) heeft aangevallen met zijn lust.
Opmerkingen:
- Hac (r550): ablativus comparationis
- Indignantem…vocantem…luctantem…conprensam (r555/556): Participia Coniuncta
- Ausim (r561): Archaische coniunctivus
(Nederlandse tekst)
H14: Vergilius, dichter van Rome
(geschiedenis enz)
H15: Aeneas en Dido: plicht versus passie
Het bevel van Mercurius
Zodra hij met zijn gevleugelde voeten de hutten aanraakte, zag hij Aeneas, de fundamenten leggend voor burchten (steden) en huizen aan het bouwen. En aan hem was een zwaard, bezaaid met sterren van goudgele jaspis, en zijn wollen mantel glansde van Tyrisch purper, neerhangend vanaf de schouders, een geschenk dat de rijke Dido had gemaakt, en ze had het weefsel versierd met dun gouddraad. Terstond voer hij uit: “Leg jij nu de fundamenten van het hoge Carthago en bouw jij te zeer in de ban van je vrouw een mooie stad, ach jij die jouw rijk en jouw zaken vergeet? De heerser zelf van de goden zendt mij van de Olympus naar jou toe, die met zijn macht hemel en aarde doet draaien. Zelf beveelt hij deze opdrachten te brengen door de ijle luchten. Wat ben je van plan of met welke hoop verdoe je je tijd in Lybische landen? Als geen enkele roem van zo grote zaken jou beweegt en je de zware taak niet zelf voor je eigen roem onderneemt, denk dan aan de opgroeiende Ascanius en de hoop van je erfgenaam Iulus (andere naam voor Ascanius) aan wie het koninkrijk van Italië en het Romeinse land is verschuldigd”. Nadat de Cylenier met dergelijke woorden heeft gesproken, verliet hij middenin het gesprek de sterfelijke blikken en vervaagde in de verte uit zijn ogen in de ijle lucht. Maar Aeneas was met stomheid geslagen buiten zinnen door de aanblik, zijn haren stonden rechtop door huivering en zijn stem stokte in zijn keel. Hij brandt van verlangen weg te gaan in een vlucht en de zoete landen te verlaten, verbijsterd door een zo grote aansporing en bevel van de goden. Ach, wat moet hij doen? Met wat voor woorden moet hij het nu durven zich te richten tot de koningin die buiten zichzelf is (van hartstocht). Wat moet hij als eerste begin nemen (pleonasme)? En hij richt nu eens zijn snelle geest hierop, dan daarop, en sleurt die mee naar verschillende kanten en wentelt het door alle mogelijkheden. Dit scheen aan de weifelende de beste gedachte: Hij roept Mnestheus, Sergestus en de dappere Serestus. En hij beveelt hen de vloot zwijgend in orde te maken, de makkers bijeen te brengen op de kust, het tuigage gereed te maken en verborgen te houden wat de reden is om het plan te veranderen; En hij zegt dat hij intussen een manier van benaderen zal proberen te vinden, aangezien de voortreffelijke Dido van niets weet en niet verwacht dat een zo grote liefde verbroken wordt, en wat het beste moment is om te praten, en wat een geschikte handelswijze is. Onmiddellijk gehoorzamen allen blij aan het bevel en voeren ijverig de bevelen uit.
(Nederlandse tekst)
Aeneas’ rechtvaardiging
Zo had zij gesproken. Hij hield door de aansporingen van Jupiter zijn ogen onbewogen en hij drukte zijn verdriet (weg) onderin zijn hart, zich schrap zettend. Eindelijk zei hij weinig: “Ik zal nooit ontkennen, koningin, dat jij (mij) zeer vele weldaden hebt beezen die jij door te spreken in staat bent op te sommen, en ik zal het niet betreuren me Elissa te herinneren, zolang ik bewust ben van mijzelf, zolang deze geest dit lichaam regeert, ter verdediging van mijn zaak zal ik weinig zeggen. Ik heb niet gehoopt deze vlucht door bedrog te verbergen, denk dat niet, noch heb ik je ooit de fakkels van een bruidegom ooit voorgewend, noch ben ik gekomen tot een dergelijk verdrag. Als het lot mij zou toestaan mijn leven volgens mijn eigen beslissingen te leiden en naar mijn eigen wil mijn zaken te regelen, dan zou ik eerst voor de stad Troje en de zoete overblijfselen van de mijnen zorgen, het hoge paleis van Priamus zou nog bestaan, en ik zou met eigen hand een herrijzend Pergamum geplaatst hebben voor de overwonnenen
(r345-361)
(Nederlandse tekst)
Aeneas volhardt
Zo smeekte zij en zulke jammerklachten brengt haar diep ongelukkige zuster en ze brengt ze opnieuw. Maar hij wordt door geen jammerklacht bewogen, en laat zich door geen enkel woord dat hij hoort beïnvloeden. Het lotgeval staat in de weg en de god sluit de oren van de man, zodat ze ongestoord blijven. En zoals wanneer de noordenwinden van de alpen onderling wedijveren om een eik, sterk door zijn oude hout, te ontwortelen, nu eens hiervandaan, dan weer daarvandaan met hun windvlagen; Er gaat een gekraak en nadat de stam geschud is, bedekken de bladeren de aarde in een dikke laag. Zelf zit hij (zij) vast in de rotsen en zover als hij met zijn kruin naar de lucht van de hemel reikt, zover reikt hij met zijn wortels in de Tartarus. De held wordt niet anders van alle kanten door de aanhoudende woorden gebeukt en hij voelt diep het verdriet in zijn machtige hart; zijn geest blijft onbewogen, tranen stromen leeg (vergeefs)
Opmerkingen:
- annoso…robore (r441): abl qualitatis
Het vertrek
Aeneas, reeds vastbesloten om te gaan, genoot op de hoge achtersteven van de slaap, nadat de zaken reeds naar behoren voorbereid waren. Aan hem verscheen in zijn slaap de gestalte van de god terugkerend met hetzelfde gezicht en scheen opnieuw zo aan te sporen, in alles gelijk aan Mercurius, wat betreft stem, kleur, blonde haren en zijn lichaam, mooi door de jeugd; Zoon van een godin, kun je in deze gevaarlijke situatie diep slapen, en zie je niet welke gevaren jou vervolgens omringen, waanzinnige (evt: verblinde), en hoor je de gunstige westenwinden niet blazen? Zij overweegt in haar borst (hart) listen en een afschuwelijke misdaad, vastbesloten om te sterven, en ze laat verschillende golven van woede opkomen. Vlucht, je niet haastig hiervandaan, zolang de mogelijkheid er is je te haasten? Weldra zul je zien dat de zee wordt omgewoeld door de schepen en dat de woeste fakkels stralen, weldra (zul je zien) dat de kusten branden door vlammen, als de dageraad jou aangetroffen zal hebben terwijl je in deze landen verblijft. Vooruit, kom aan, verbreek je oponthoud. Een vrouw is altijd iets verschillends en veranderlijk. Nadat hij zo gesproken heeft mengde hij zich in de zwarte nacht. Toen greep Aeneas pas echt, verschrikt door het plotselinge droombeeld, zijn lichaam uit de slaap en spoorde hij zijn makkers onophoudelijk aan met bevelen. “Ontwaak, mannen, en ga op de roeibanken zitten; Maak de zeilen snel los. Kijk, de god, gezonden uit de hoge hemel, spoort ons opnieuw aan, snel de vlucht te volbrengen en de gedraaide touwen door te hakken. Wij volgen jou, heilige god, wie je ook bent, en wij gehoorzamen opnieuw juichend aan uw bevel. O moge jij aanwezig zijn (en) vreedzaam helpen en gunstige sterren aan de hemel doen verschijnen”. Zo sprak hij en hij trok zijn bliksemend zwaard uit de schede en hij trof de touwen met getrokken zwaard. Hetzelfde enthousiasme heeft allen tegelijk, ze slepen en rennen; ze verlieten de kusten, het zeeoppervlak gaat schuil onder de schepen en terwijl ze zich inspannen werpen ze het schuim omhoog en scheren over het donkere zeevlak.
Opmerkingen:
- Omnia (r558): Accusativus van betrekking
- Omnia…t/m…Coloremque (r558): hypermetrisch
- Trabs (r566): metonymie, lett: balk, hier: schip
- Quisquis es (r577): “wie je ook bent”, toegevoegd om eventuele fouten in aanroepen te voorkomen
(Nederlandse tekst)
REACTIES
1 seconde geleden