Proefwerk Hoofdstuk 3 Paragraaf 2, 3, 4, 8
1) Vertel het verhaal van de stichting van Rome. Gebruik hierbij de volgende woorden:
Romulus, Remus, Tiber, gieren, stadsmuur, koning Onderstreep deze woorden.
Toen de stad Troje door de Grieken werd ingenomen, vluchtte prins Aeneas naar Italië. Daar werd hij koning van de stad Alba Longa. Driehonderd jaar later regeerden de nakomelingen van Aeneas nog steeds over de stad. Toen twee prinsen, Numitor en Amulius, ruzie over het koningsschap kregen, werd Numitor verbannen. De kleinzoontjes van Numitor, Romulus en Remus, werden in een mandje in de rivier de Tiber gegooid. De baby’s werden gered door een wolvin, die de jongetjes melk gaf alsof het haar eigen kinderen waren. Een herder voedde hen verder op. Eenmaal volwassen, bevrijdden ze hun grootvader Numitor en versloegen ze de onrechtmatige koning Amulius. Ze besloten om een nieuwe stad te bouwen. Remus zag als eerste zes gieren, een teken dat de goden het goed met hem voor hadden. Even later zag Romulus echter twaalf gieren en werd Romulus tot de nieuwe koning uitgeroepen. Hij begon met het bouwen van een stadsmuur. Remus, nog steeds boos dat hij geen koning was, sprong over de muur en vroeg: ‘Moet dit ons beschermen?’ Romulus werd zo boos dat hij zijn broer doodde en riep: ‘En dit zal gebeuren met iedereen die de stad Rome probeert te veroveren!’
2) Leg zo volledig mogelijk uit waarom Caesar een bedreiging voor de senaat vormde.
Julius Caesar was geweldig populair onder zijn soldaten. Door de overwinning op de Galliërs bij Alesia en veel andere veldtochten werd hij steeds belangrijker. Als hij terugkwam van een oorlog gaf hij grote feesten voor alle inwoners van Rome. Een aantal senatoren dachten dat Caesar koning wilde worden. Met de macht van de senaat en met de republiek zou het dan zijn gedaan.
3) Teken een tijdbalk van 500 v. Chr. tot 500 n. Chr. en vul daarop de volgende jaartallen in:
a. 395 n. Chr. Deling Romeinse Rijk
b. 210 v. Chr. Hannibal
c. 50 v. Chr. Caesar
d. 476 n. Chr. Ondergang Romeinse Rijk
(Dit moet je maar even zelf doen, dit is niet zo moeilijk om te maken, maar het kost erg veel tijd om dit op de computer te doen, dus ()
4) a. Waarom wilden de Romeinen zoveel land veroveren? Noem 2 voordelen.
b. Uiteindelijk hebben al deze veroveringen tot de ondergang van het Romeinse Rijk geleid. Leg dit uit
a. (Eigenlijk moet je hier 2 voordelen noemen, maar er zijn er 3... kies dus zelf maar)
1. Ze werden machtiger
2. Ze kregen meer slaven
3. Ze kregen meer welvaart
b. Het werd te groot, hierdoor was er te weinig controle.
5) Schrijf het juiste cijfer bij de letter op
A Proletariërs 1 Land zonder koning of keizer
B Patriciërs 2 Inwoners van Rome met burgerrechten
C Romulus 3 Legeraanvoerder
D Vetorecht 4 Arme personen
E Aeneas 5 Besluiten tegenhouden
F Consul 6 Stichter van Rome
G Republiek 7 Prins uit Troje
H Plebejers 8 Rijke en belangrijke personen
A - 4
B - 8
C - 6
D - 5
E - 7
F - 3
G - 1
H – 2
6) Geef de betekenis van de volgende begrippen:
a. Pyrrhus overwinning b. Pax Romana c. Imperium d. Aquaduct
a. Pyrrhus overwinning – Een overwinning waarbij het leger zo is verzwakt, dat het zich alsnog moet terugtrekken
b. Pax Romana – Vrede door het bestuur van Rome
c. Imperium – Wereldrijk
d. Aquaduct – Brug waar water overheen gaat
7) a. Wat is romaniseren?
b. Noem 2 voordelen en 2 nadelen voor een volk dat door de Romeinen overwonnen is.
a. Verspreiden van de Romeinse cultuur
b. Voordelen:
1. Profiteren van het bestuur en de handel
2. Ze werden beschermd als er aanvallen waren
Nadelen:
1. Ze moesten aan hun wetten en regels houden, en ze moesten hun goden aanbidden.
2. Grote delen van een overwonnen volk werd tot slaaf gemaakt of moest in het leger dienen
8) a. Wat is een volksverhuizing?
b. Noem 3 volken die deelnamen aan de volksverhuizing.
a. Grote verhuizing van veel volken in Europa tussen 300 en 500 jaar na Chr.
b. Franken, Angelen, Saksen (deze weet ik niet zeker, kijk maar even na )
9) a. Noem 4 manieren hoe de Romeinen aan hun slaven kwamen
b. Welke slaven hadden een bijzonder zware bestaan?
c. Welke kritiek had Seneca op de slavernij?
d. Welke kritiek had Paulus op de slavernij?
a. (Je moest er eigenlijk 4, maar er zijn er 5... dus kies maar welke je wilt ()
1. Bij een verslagen volk of stad, namen de Romeinen altijd een groot deel van de bevolking aan als slaaf.
2. De Romeinen kochten ze ook op slavenmarkten, bijvoorbeeld op het Griekse eiland Delos, waar de grootste slavenmarkt gevestigd is.
3. Arme boeren verkochten hun kinderen als slaaf voor een beetje geld.
4. Ook door bestraffing van misdadigers kwamen de Romeinen aan slaven. De misdadigers kregen dan als vonnis: slaaf zijn.
5. Maar de meeste slaven kwamen door de geboorte. Elk kind dat uit een slavin voortkomt, wordt zelf automatisch ook een slaaf.
b. De landbouwers en de mijnwerkers
c.Hij was er tegen dat mensen slaven gebruikten als lastdieren. Hij zag ze als mensen en niet als lastdieren.
d. Hij zei dat God geen onderscheidt maakt tussen mensen. Daarom moeten de rijken de rijken de slaven respectvol behandelen.
10) Schrijf de datum van vandaag op de Romeinse manier op. Dus bijvoorbeeld
12 – 1 – 2003, maar dan met Romeinse cijfers.
Op de dag van het proefwerk is het 15 – 3 – 2006 dus:
XV – III - MMVI
REACTIES
1 seconde geleden
I.
I.
dit iss echt goed maar geld dit nog in 2012???
xxx ilia
ps. ilia is de beste
pps. ik weet het heel goed ik weet alles!!!
13 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
Ik heb altijd versie's A&B?
11 jaar geleden
Antwoorden