Antwoorden opdrachten Hoofdstuk 3
Opdracht 1
a-De laconiekheid waarmee de enorme ontberingen en het levensgevaar aan boord worden beschreven.
-Het vertrouwen in God.
bDe manier waarop deze brief is geschreven, doet vermoeden dat reizen in de tweede helft van de 19de eeuw geen pretje was. Om dit vermoeden te kunnen bevestigen, zouden logboeken van zeereizen, brieven en dagboeken van opvarenden, krantenverslagen, rederijfolders enz. bestudeerd kunnen worden.
c-De snelheid en de luxe van de Amerikaanse spoorwagens; in Nederland reden ze kennelijk minder snel en waren ze minder mooi.
-De bomen worden een el (= 68 cm) boven de grond afgekapt; kennelijk is er in Amerika een overvloed aan hout in vergelijking met Nederland.
Opdracht 3
Voorbeeldschema over migratie:
Familie K.
Nederland
uit, naar de Verenigde Staten
waarom
overplaatsing naar een bedrijf in de V.S.
wanneer
in 1996
tijdelijk/permanent
waarschijnlijk voor een aantal jaren
vrijwillig
min of meer (zie ‘waarom’)
spreken ze nog hun eigen taal?
ja
Opdracht 5
aIn 1834 scheidde een aantal protestanten zich af van de Nederlands Hervormde Kerk. De regering behandelde deze Afgescheidenen als wetsovertreders. De predikanten Scholte en Van Raalte vertrokken met hun aanhangers naar Amerika om daar een eigen geloofsgemeenschap te kunnen stichten.
bScholte emigreerde in 1847, van Raalte in 1846. Nederland had toen te lijden van natuurrampen en hoge voedselprijzen. Een andere reden om te vertrekken was economisch: de gemeenteleden konden in Amerika fatsoenlijk hun brood verdienen en zo een zedelijk leven leiden. Er was land in overvloed.
In bron 4 noemt de afgescheidene in zijn brief ook naast de godsdienstige reden de economische. Beide motieven zullen met elkaar verweven zijn geweest. Daarnaast noemt Van Raalte het ook een christelijke roeping om zijn gemeenteleden aan werk te helpen in Amerika. In Nederland waren velen arm en werkeloos: dit werkte zedeloosheid in de hand. Door hard te werken in Amerika kon men een christelijk leven leiden.
cDe voordelen van groepsmigratie zijn:
-je kunt je eigen geloof met elkaar behouden;
-je bent niet alleen in een vreemde cultuur; je blijft in een vertrouwde groep;
-je kunt elkaar helpen, je kunt met elkaar iets opbouwen;
-je kunt elkaar verstaan.
dMotieven voor landverhuizing:
motief
omschrijving
hoe vaak genoemd als reden door de emigranten zelf? (bron 4)
godsdienstig
wens tot godsdienstvrijheid, wens om
arme kerkgenoten een zedelijke bestaan
te geven
150 keer wordt alleen de wens tot godsdienstvrijheid genoemd;
235 keer wordt een combinatie van economische en godsdienstige motieven genoemd;
61 keer wordt een combinatie van godsdienstige en andere motieven genoemd
totaal: 446 keer als motief genoemd
economisch
stagnatie van de economie; hoge belastingen, misoogsten
1579 keer
persoonlijk
ontlopen dienstplicht; ontlopen straf;
avontuurzin; ontlopen slecht huwelijk; ontlopen vervelende familie
49 keer
sociaal
te sterke standsverschillen in Nederland
3 keer
politiek
teleurstelling om mislukken revoluties
-
andere
om familie achterna te reizen
16 keer
eZie antwoord bij d (laatste kolom).
fVan den Broek was al eens in Amerika geweest om het katholieke geloof te verspreiden (missioneren). Toen hij in financiële moeilijkheden kwam, liet hij geld inzamelen om met een groep geloofsgenoten naar Amerika te vertrekken.
Opdracht 7
aVoorbeeldschema:
ca. 1850
Nederland
Verenigde Staten
grondprijzen
laag: er was volop vruchtbare grond
infrastructuur
spoorwegen en kanalen aanwezig
landbouwmethode
arbeidsintensiever
arbeidsextensief; gebruik van landbouwmachines
natuurlijke hulpbronnen
minder hout aanwezig
volop hout aanwezig; veel grondstoffen
kosten van levensonderhoud op het platteland
in vergelijking met Amerika duurder
hogere lonen; leven goedkoper dan in Nederland
voedsel
minder winkels inde steden;
minder sortering
in stedenis op markten en in winkels van alles te koop
aanbod betaalde arbeid
kleinere vraag naar arbeidskrachten
grote vraag naar arbeidskrachten door groeiende economie
andere punten?
- dienstplicht
- meer regels
- kleinere sociale mobiliteit
- geen godsdienstvrijheid voor groepen als afgescheidenen
- geen dienstplicht
- weinig regels
- grote sociale mobiliteit
- politieke vrijheid
- godsdienstige vrijheid
bOver water: wordt niet genoemd.
Over land: snelle spoorwegen; moderne rijtuigen.
cBij hun aankomst werd de familie Wonnink opgehaald door een Nederlander (E. Grooters) en naar een vriend (Antoni Hanink) gebracht. Hier is sprake van kettingmigratie, vrienden waren de familie Wonnink voorgegaan en konden hen nu helpen.
Opdracht 8
aVoordelen van kettingmigratie:
1Er zijn veel Hollanders die de nieuwelingen alles kunnen ‘onderrichten’ (leren).
2Familieleden die overwegen te emigreren, krijgen vooraf advies over wat zij mee moeten nemen en wat zij kunnen verwachten in Amerika.
3Deze familieleden krijgen tips over hoe zij het veiligst kunnen reizen.
bAndere voordelen van kettingmigratie:
-Je bent niet helemaal alleen in een nieuw land
-Je kunt in je eigen taal aan de anderen om raad vragen; je hoeft niet alles zelf uit te vinden.
-Allerlei aspecten van je eigen cultuur kun je (voorlopig) handhaven.
cVoordelen van de overkomst van familieleden en kennissen:
-Het was ‘gezellig’; de al in de VS wonende Nederlanders waren weer verenigd met familie of dorpsgenoten.
-Er waren genoeg mensen om samen bijvoorbeeld een kerk of een school op te richten.
Opdracht 12
aFunctie van de brieven:
-Familie en dorpsgenoten op de hoogte brengen van het nieuwe leven dat de familie in Amerika was begonnen.
-Tips geven aan familie of dorpsgenoten die ook wilden emigreren.
bOm de deelvragen van deze paragraaf (‘Waarom verlieten de emigranten Nederland in de 19e eeuw?’ en ‘Waarom vertrokken Nederlandse emigranten naar de VS in de 19e eeuw?’) te beantwoorden zijn brieven bruikbaar. Als Nederlandse emigranten naar huis schrijven dat het land zo goedkoop is, geeft dat een reden aan waarom ze juist naar Amerika gingen. Ook op de deelvragen van paragraaf 2 (‘Hoe zag de VS als migrantensamenleving er in de 19e eeuw uit?’ en ‘Werden de Nederlandse nieuwkomers Amerikaan?’) kunnen antwoorden gehaald worden uit brieven. Beschrijvingen over Nederlandse gewoontes enz. kunnen erop wijzen in hoeverre de Nederlandse nieuwkomers zich aanpasten aan de Amerikaanse samenleving.
cBrieven zijn voor historische onderzoekers niet altijd even betrouwbaar. Onderzoekers dienen er rekening mee te houden dat emigranten (om hun familie gerust te stellen) de situatie mooier voordoen dan die in werkelijkheid is. Het is misschien moeilijk om te schrijven dat het je niet zo goed gaat, of dat het tegenvalt.
Aan de andere kant geven ze wel een betrouwbaar beeld in hoeverre de Nederlandse nieuwkomers aan het ‘veramerikaniseren’ waren.
dBrieven waren in de 19e eeuw de enige manier van communiceren met familie en bekenden overzee. Het emigreren was zo iets bijzonders dat men daarover natuurlijk veel schreef. De emigranten wilden hun familie ook laten weten hoe het hun verging. De post uit Amerika en de post uit Nederland hadden voor de familie grote waarde en zijn daarom in veel families lang bewaard.
Samenvattingsopdracht 13
Waarom wilden in de 19de eeuw duizenden Nederlanders hun land verlaten?
-om godsdienstige motieven: wens tot godsdienstvrijheid, wens om arme kerkgenoten een zedelijke bestaan te geven;
-om economische motieven: stagnatie van de economie, hoge belastingen, misoogsten;
-om persoonlijke motieven: ontlopen dienstplicht, ontlopen straf, avontuurzin, ontlopen slecht huwelijk, ontlopen vervelende familie;
-om sociale motieven: te sterke standsverschillen in Nederland;
-om politieke motieven: teleurstelling om mislukken revoluties.
Waarom vertrokken Nederlandse emigranten naar de VS in de 19e eeuw?
Om economische motieven:
-lage grondprijzen, volop grond, goede infrastructuur;
-arbeidsextensieve landbouw;
-volop grondstoffen;
-hoger loon;
-leven goedkoop, volle winkels;
-lagere belasting;
-grote vraag naar arbeidskrachten.
Om andere motieven:
-geen dienstplicht ;
-weinig regels;
-grote sociale mobiliteit;
-politieke vrijheid;
-godsdienstvrijheid.
Opdracht 14
Amerika is een migrantensamenleving. Het allergrootste deel van de bevolking in de 19e eeuw bestond uit nakomelingen van Engelse en Duitse immigranten uit de 17de en 18de eeuw, en uit nieuwkomers uit Noordwest-, Zuid- en Oost-Europa.
De Noordwest-Europeanen stelden aan het begin van de 20ste eeuw hun eigen cultuur als norm.
Opdracht 15
Bron 13:De Amerikaanse vrouwen zijn luier dan de Nederlandse.
Bron 14:Het Amerikaanse huishouden omvat meer taken dan het Nederlandse, bijvoorbeeld zelf karnen, boter maken. De kleding is slordiger, niet gestreken en stukkend.
Bron 15:De Amerikanen zijn er niet aan gewend dat vrouwen schaatsen.
Opdracht 17
aAanpassen kunnen we onderscheiden in accommodatie en assimilatie (zie paragraaf 2.1.1 van het informatieboek).
Accommodatie:uiterlijke aspecten van de nieuwe cultuur overnemen zoals taal, eten, huisvesting, manieren enz.
Assimilatie:naast deze uiterlijke aspecten ook de normen en waarden van de nieuwe cultuur overnemen.
Manieren van aanpassen zijn: trots zijn op de Amerikaanse traditie van ‘vrijheid’ (assimilatie); Amerikaanse volksliederen zingen; thuis met elkaar Engels praten.
bTen eerste omdat men zich tijdens zo’n oorlog moest vereenzelvigen met de belangen van het nieuwe land (Amerika.) Ten tweede omdat mannen tijdens de oorlog als soldaat kennismaakte met Amerikaanse gewoonten van buiten de eigen groep: de soldaten gingen hierdoor amerikaniseren.
cLeiders die Amerika als een ‘Melting Pot’ zagen, verwachtten van de nieuwkomers dat zij zich assimileerden: dat ze zich aanpasten aan de Amerikaanse normen en waarden.
Leiders die Amerika zagen als een multiculturele samenleving vonden dat de nieuwkomers wel een deel van hun eigen cultuur in stand konden houden.
Opdracht 18
aOndanks het feit dat het hier gaat om groepsmigratie, heeft de historicus de mening dat de Nederlandse nieuwkomers zich zo snel mogelijk aanpasten.
bVoorbeeldschema:
In hoeverre werden de Nederlandse immigranten Amerikaan?
In hoeverre handhaafden ze gedeelten van hun eigen Hollandse identiteit?
Bron 17
In het gebied van Fox-River ontstond een eigen Limburgs/Brabantse cultuur.
Bron 18
Nederlandse nieuwkomer blijft Hollandse klompen dragen, hoewel de Amerikanen dat gek vinden.
Bron 19
Nederlandse nieuwkomers zingen hun eigen liederen.
Bron 20
Nederlandse nieuwkomers geven eigen Nederlandse kranten uit.
Bron 21
Kinderen leren Engels.
Daarnaast moeten zij het Nederlands blijven beheersen om zo meer van de godsdienst en de geschiedenis te begrijpen.
Bron 22
De zoon schaamt zich om yankee-dutch te praten.
De vader praat ‘yankee-dutch’: een nederlands-amerikaans dat alleen voor Nederlanders te begrijpen is.
De visie van de historicus uit bron 16 wordt tegengesproken: de Nederlandse nieuwkomers houden (in elk geval in de eerste en tweede generatie) vast aan hun eigen cultuur.
Samenvattingsopdracht 19
Hierna volgt een voorbeeld van een krantenartikel over Nederlandse immigranten in Amerika.
Holland in Amerika?
(Boven het artikel moet altijd een kop staan die betrekking heeft op de inhoud, die de vraagstelling weergeeft en interesse opwekt bij de lezer.)
Vanaf het midden van de 19de eeuw vertrokken schepen vol met Nederlanders die het grote avontuur van landverhuizing aangingen richting Amerika. Zo’n reis was toen lang, duur en gevaarlijk: waarom namen deze Nederlanders het risico?
(motieven) Sommige Nederlanders wilden weg om godsdienstige redenen; de groep Afgescheidenen wilden godsdienstvrijheid en gingen met een groep geloofsgenoten naar het nieuwe land.
Anderen hadden in het midden van de 19de eeuw last van de economische stagnatie, de hoge belastingen en de talloze misoogsten.
Sommige mensen hadden ook persoonlijke motieven om te vertrekken, ze wilden bijvoorbeeld de dienstplicht ontlopen.
Ook politieke en sociale motieven konden een rol spelen: de wens naar vrijheid en gelijkheid.
Was dat dan in Amerika allemaal zo veel beter dan in Nederland? (de keuze voor de VS) De grond was goedkoper, er waren meer grondstoffen, er was ‘vrijheid’ en grotere sociale gelijkheid.
En hoe ging het met de Nederlandse Nieuwkomers in Amerika? (mate van aanpassing)
In Michigan, waar veel Nederlandse nieuwkomers zich vestigden, vind je veel plaatsen terug met Nederlandse namen. De bekendste (nu nog) is Holland. Er is nog een Nederlandse kerk. Pasten de Nederlandse nieuwkomers zich dan niet aan? Jawel, ze gingen wel Engels spreken, ze vochten mee in de burgeroorlog, maar het duurde toch enige generaties voor ze zich assimileerden. Maar opvallend is dat er nog heel lang Nederlandse kranten verschenen, Nederlandse kerkdiensten werden gehouden en een Yankee-Dutch werd gesproken. Nu nog steeds zijn in Holland, Michigan veel klompen, tulpen en andere ‘typisch’ Hollandse zaken te vinden. (Wat het opvallendst is).
Opdracht 20
a t/m eVoorbeeldschema:
bron
beroep
sociale klasse
man/vrouw
land van herkomst
motief
bron 23
kooplieden
burgerij
man
niet bekend, wat wel opvalt is de oosterse kleding
economisch motief
bron 24
kooplieden
burgerij
man
Armenië
economisch motief
bron 25
handwerksman, officier en adelborst
volksklasse
man
Duitsland
economisch motief
bron 26
geen beroepsgroep: studenten
gegoede burgerij of adel
man
Schotland, Polen, Frankrijk, Engeland
religieus motief
bron 27
grondwerkers
volksklasse
man
Denemarken, delen van Duitsland, Oost-Nederland
economisch motief
bron 28
boerenknecht, maaiers, arbeiders in blekerijen, loodwit en moddermolens
volksklasse
man
Duitsland
economisch motief
bron 29
uitgever en boekhandelaar
burgerij
man
Zuidelijke Nederlanden
religieus motief
bron 30
koopman
gegoede burgerij
man met familie
Portugal
religieus motief
bron 31
waardin, tapster, prostituéé
volksklasse
vrouw
Duitsland
economisch motief
fConclusies:
-De buitenlanders zijn in veel verschillende beroepsgroepen te vinden.
-Ze zijn vooral afkomstig uit de volksklasse.
-Het zijn voornamelijk mannen
-Ze komen, behalve de Armeniërs, uit verschillende West-Europese landen, vooral Duitsland.
-Het economisch motief overheerst, daarnaast zijn er ook religieuze vluchtelingen.
Opdracht 22
a1620:10% (geschat percentage)
1720:6% (geschat percentage)
1820:4% (geschat percentage)
1920:1,8%
1990:5%
bDe meeste nieuwkomers komen in 1620; de minste in 1920.
cIn de eerste helft van de 17e eeuw was 37,7% van de ondertrouwden van buitenlandse herkomst (opdracht 21). Het percentage in het buitenland geboren poorters lag in die periode op en iets onder de 40% (bron 33). Het immigratiecijfer voor Amsterdam lag dus 30% hoger dan het landelijke cijfer.
Ook in 1990 lag het Amsterdamse percentage boven het landelijke cijfer van 5%.
In Amsterdam lag het immigratiecijfer ver boven het landelijk gemiddelde. Een mogelijke verklaring is dat immigranten in een grote stad gemakkelijker werk, huisvesting en contacten vinden.
Opdracht 24
aWat onder armoede wordt verstaan hangt altijd af van de plaats waar iemand woont, de tijd waarin iemand leeft en iemand's persoonlijke opvatting over wat armoede is. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het begrip rijkom. Een voorbeeld waaruit blijkt dat armoede relatief is: Als je in Nederland alleen geld hebt voor de allernoodzakelijkste levensbehoeften, maar geen geld hebt voor een abonnement op de krant of telefoon, nooit naar de film kan of nooit een cadeautje kan kopen, wordt dat gezien als armoede. In een vluchtelingenkamp ben je rijk als je voldoende voedsel, kleding, behuizing en sanitaire voorzieningen hebt.
b-Zacharias Heyns kwam waarschijnlijk af op de relatieve tolerantie. Zijn vader behoorde tot de kring der humanisten. Humanisten waren voorstanders van godsdienstige tolerantie. Ook ging Heyns in Amsterdam boeken uitgeven die hij in Antwerpen niet had kunnen uitgeven. Misschien speelde de rijkdom van de Republiek wel mee.
-Josef Bueno Vivas kwam ook af op de tolerantie. Hij vluchtte uit Portugal om godsdienstige reden. Misschien speelde ook bij hem - als handelaar - de rijkdom wel mee.
-Marri Gerrits probeerde waarschijnlijk in Amsterdam geld te verdienen, zij kwam om economische reden.
cZie de bijgevoegde tijdbalk op papier.
dWe kunnen niet zeggen dat die relatie er altijd is. Wel zien we dat in de periode 1585-1620 en 1960-1980 er een toename is van het aantal buitenlanders. Dit zijn periodes van economische groei. De eerste helft van de 19de eeuw geeft een daling te zien van het aantal buitenlanders. Dit is een periode van economische neergang.
Opdracht 25
aIn de Republiek was er niet één vorst die zijn geloof kon opleggen aan het land.
De regenten wilden liever geen godsdienstige conflicten, want die konden de handel en welvaart schaden.
bGewetensvrijheid:ook andere godsdiensten dan de officiële godsdienst zijn toegestaan, maar deze godsdiensten mogen niet publiekelijk worden uitgedragen. Men mag dus geloven wat men wil, als een ander er maar niets van merkt.
Godsdienstvrijheid: alle godsdiensten zijn gelijk.
cTolerantie: het respecteren van andere culturen en gewoonten.
Opdracht 26
aAZuidelijke Nederlanders
BHugenoten
CDuitsers
DJoden
EChinezen
FItalianen
GMolukkers
HIndische Nederlanders
ITurken of Marokkanen
JSurinamers
b(Bij het eerste plaatje A is een foutief jaartal genoemd, dit moet 1580 zijn)
Ten eerste door de jaartallen die genoemd worden bij de afbeeldingen te vergelijken met de jaartallen die bij desbetreffende groep in het informatieboek worden genoemd.
Ten tweede door te zoeken naar uiterlijke kenmerken zoals kleding (bij A), uiterlijk (Bij H).
Ten derde door geschreven aanwijzingen bij de afbeelding (bij C, E en J). Ten vierde door de afgebeelde situatie (G en F).
cVoorbeeldschema:
Groep
Wanneer gekomen?
Omvang
Vertrekmotie-ven
Soort vluchteling
Zuidelijke Nederlanders
1572-1630
100 tot 150.000
godsdienstige vervolging; economische ontwrichting
religieuze vluchtelingen
Duitsers
1600-1870
jaarlijks 20.000 trekarbeiders, onbekend aantal vestigers
aanvulling van het inkomen; nieuw bestaan opbouwen
arbeidsmigrant; economische vluchtelingen
Hugenoten
1685
50.000
godsdienstige vervolging
religieuze vluchtelingen
Portugese joden
begin 17de eeuw
enige duizenden
godsdienstige vervolging
religieuze vluchtelingen
Oost-Europese joden
1635-1800
godsdienstige vervolging
religieuze vluchtelingen
Zuid-Europeanen
1960-1975
aanvullen eigen inkomen
arbeidsmigranten
Turken en Marokkanen
1960-1975 en 1980-1985
--
aanvankelijk: aanvullen eigen inkomen; na 1980: gezinshereniging
arbeidsmigranten, later kettingmigratie
Chinezen
1920-1980
50.000
nieuw bestaan opbouwen; vlucht voor communisme en dekolonisatie
economische en politieke vluchtelingen
Indische Nederlanders
1945-1965
180.000
dekolonisatie
politieke vluchtelingen
Molukkers
1951
12.500
dekolonisatie
politieke vluchtelingen
Surinamers
1970-1980
80.000
dekolonisatie
politieke en economische vluchtelingen
dAndere groepen nieuwkomers zijn bijvoorbeeld: Antillianen, Bosniërs, Iraniërs. Er zijn veel andere mogelijkheden.
eKolonisatie is een vorm van migratie. Europeanen trokken naar andere delen in de wereld en koloniseerden daar een groot aantal gebieden.
De dekolonisatie van die gebieden leidde opnieuw tot migratie van groepen uit de inheemse bevolking en van groepen van gemengd bloed die niet in de nieuwe onafhankelijke staat wilden blijven. Ook keerden Europeanen terug naar Europa.
fZie het schema bij 26c.
gAHet plaatje heeft betrekking op de Zuidelijke Nederlanders. De tekenaar wil laten zien dat ze zwierige kleding dragen en verkwistende maaltijden houden. Dit moest afsteken tegen de Hollandse soberheid en zuinigheid.
DDit is een afbeelding van een Joodse marskramer. Joden werden veelal als handelaar afgebeeld.
EDe afbeelding heeft betrekking op Chinezen. De tekenaar vindt dat Chinezen op onmenselijke manier werden behandeld. Zij waren vaak stoker op Europese schepen.
JDe afbeelding heeft betrekking op de komst van Surinamers naar Nederland. Een onafgebroken stroom van vliegtuigen met Surinamers vertrekt naar Nederland.
Samenvattingsopdracht 29
Deelvraag 1:Vanaf de 16de eeuw is er een groot aantal groepen nieuwkomers naar Nederland gekomen. De Zuidelijke Nederlanders, hugenoten, Duitsers, Joden, Chinezen, Indische Nederlanders, Molukkers, Surinamers en Zuid-Europese, Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten waren de belangrijkste groepen.
Eind 16de eeuw liep het aantal nieuwkomers op. Men schat dat rond 1620 10% van de bevolking nieuwkomer was. In de 19de eeuw liep hun aantal sterk terug tot 1,8% om na 1960 weer te stijgen tot 5% van de bevolking.
Deelvraag 2 en 3:Nieuwkomers vertrokken om te ontsnappen aan religieuze vervolging en gingen naar de Republiek vanwege de relatieve tolerantie (Zuidelijke Nederlanders, hugenoten, Joden). Zij vertrokken om een nieuw bestaan om te bouwen of tijdelijk hier te werken, omdat Nederland een relatief welvarend land was (Duitsers, Chinezen, Zuid-Europeanen, Turken en Marokkanen). Ook de dekolonisatie was een reden voor vertrek.
Opdracht 30
aDe vluchtelingen dienen een verzoek in te worden toegelaten en het burgerrecht te krijgen. Zij vragen hun (hand)werk vrij te mogen uitoefenen en van de gildeverplichtigen te worden vrijgesteld. Ook vragen zij vrijstelling van de stedelijke belastingen.
bDe Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kende een federale structuur. Iedere provincie had gewestelijke staten die autonoom waren in een groot aantal beslissingen. In deze gewestelijke staten hadden de steden meestal de grootste inbreng. De stadsbesturen konden zelf beslissen over de toelating van vreemdelingen. Of vreemdelingen werden toegelaten kon dus per stad verschillen.
cHet kan gunstig zijn, omdat afwijzing in één stad kan betekenen dat de vluchteling in een andere stad opnieuw kan proberen toegelaten te worden. Het kwam weleens voor dat stadsbesturen tegen elkaar gingen opbieden als ze een bepaalde groep nieuwkomers graag naar hun stad wilden halen.
Het kan ongunstig zijn, omdat er geen uniforme toelatingsregels zijn.
dNadat het stadsbestuur is benaderd, benoemen de burgemeesters een commissie die een advies moet opstellen voor de komende vergadering. Het advies van die commissie wordt overgenomen en de burgemeesters ondertekenen een besluit tot toelating, niet alleen van de groep die het verzoek heeft ingediend, maar ook van eventueel nog komende hugenoten.
Het stadsbestuur stelt zelfs een commissie in die moet onderzoeken of niet meer hugenoten die economisch interessant zijn voor de stad gelokt kunnen worden. Ook moet deze commissie zich op de hoogte stellen van initiatieven van andere steden.
eTegenwoordig moet een asielzoeker zich melden bij een landelijk aanmeldcentrum. In dit aanmeldcentrum moet in principe binnen 24 uur worden onderzocht of de asielzoeker enige kans maakt op toelating. (In de praktijk duurt dit veel langer.) Als de asielzoeker erin slaagt te bewijzen dat zijn leven gevaar loopt in het land van herkomst, wordt hij opgenomen in de toelatingsprocedure. Tijdens de toelatingsprocedure verblijft de vluchteling in een asielzoekerscentrum. Tijdens deze procedure wordt onderzocht of het vluchtverhaal van de asielzoeker juist is, of het in het land van herkomst werkelijk onveilig is, of de asielzoeker niet in een ander Europees land (Europese landen die het verdrag van Schengen hebben ondertekend) een asielverzoek heeft gedaan en of Nederland het eerste land van binnenkomst is geweest. Als deze zaken zijn onderzocht, kan de vluchteling een verblijfsstatus krijgen. Welke verblijfsstatus hij krijgt, is afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek op bovengenoemde vier punten.
fEigen antwoord. Wel moet in de argumentie worden vermeld dat het stadsbestuur de hugenoten vrijstelt van gildeverplichtingen. De gilden waren er onder meer om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Het stadsbestuur bevindt zich dus in een lastige positie.
Opdracht 31
aPer abuis in in sommige onderzoeksboeken bij bron 37 een verkeerde afbeelding geplaatst. Op deze afbeelding zijn Chinezen te zien in plaats van zigeuners.
De zigeuners zien er haveloos uit. Ze komen met wagens en slaan tenten op. Op de (ontbrekende) afbeelding zijn deze tenten te zien.
bMensen die in hun eigen onderhoud konden voorzien en zich vestigden waren in principe welkom, maar er bestond een grote afkeer van bedelaars en mensen die rondzwierven. Mensen die niet in hun eigen onderhoud konden voorzien, kon men wegsturen.
cBron 38: Procureur-generaal van Overijssel.
-Kunnen de zigeuners in hun eigen onderhoud voorzien? - Nee, ze zeggen ketellappers te zijn, maar ze doen niets.
-Behoren de zigeuners het land te verlaten? - Ja, op basis van geruchten, al zal de procureur-generaal het nog onderzoeken.
-Reden van uitzetting? - Ze zeggen ketellappers te zijn, maar ze doen niets.
-Beeld van zigeuners? - Ze zijn afzichtelijk, half naakt, blootsvoets, lang haar.
Bron 39: Commissaris van politie te Breda.
-Kunnen de zigeuners in hun eigen onderhoud voorzien? - Ja, ze laten zich goed betalen voor hun werkzaamheden.
-Behoren de zigeuners het land te verlaten? - Nee.
-Reden van uitzetting? - Niet van toepassing.
-Beeld van zigeuners? - Het zijn ketellappers die goed in hun werk zijn.
Bron 40: Procureur-generaal te Den Bosch.
-Kunnen de zigeuners in hun eigen onderhoud voorzien? - Ja, ze hebben geen ongeoorloofde daden verricht om in hun onderhoud te voorzien.
-Behoren de zigeuners het land te verlaten? - Ja.
-Reden van uitzetting? - Ze geven meer geld uit dan ze kunnen verdienen.
-Beeld van zigeuners? - Het zijn zwervers.
Bron 41: Procureur-generaal te Groningen.
-Kunnen zigeuners in hun eigen onderhoud voorzien? -Nee, ze bedelen en leven ten koste van ingezetenen.
-Behoren de zigeuners het land te verlaten? - Ja, hij heeft ze al teruggestuurd.
-Reden van uitzetting? - Ze bedelen en jagen de bevolking schrik aan.
-Beeld van zigeuners? - Het is een niet in een geordende maatschappij thuishorende troep.
Bron 42: Burgemeester te Groesbeek.
-Kunnen zigeuners in hun eigen onderhoud voorzien? - Ja, ze zijn knap in hun werk; ze hebben geld.
-Behoren de zigeuners het land te verlaten? - Nee, ze hebben werk, papieren, geld en betalen belasting. Het zou onmenselijk zijn en was vanwege de Pruisische politie onmogelijk.
-Reden van uitzetting? - Niet van toepassing.
-Beeld van zigeuners? - Zij gedragen zich goed; er zijn geen klachten.
dDe rijksoverheidsfunctionarissen zijn negatiever dan de plaatselijke overheidsfunctionarissen. Het lijkt erop dat de plaatselijke overheidsfunctionarissen hun oordeel baseren op waarneming en onderzoek, terwijl de rijksoverheidsfunctionarissen hun oordeel baseren op geruchten en rapporten. De plaatselijke overheidsfunctionarissen zijn er meer direct bij betrokken.
eOp basis van deze bronnen kunnen we concluderen dat de functionarissen die direct betrokken waren bij de toelating van de zigeuners constateerden dat zij in hun eigen onderhoud konden voorzien. Hier zou wel tegenin gebracht kunnen worden dat dit oordeel gebaseerd is op slechts twee bronnen van burgemeesters.
Opdracht 32
aDe hugenoten waren een aantrekkelijke groep. Nieuwe arbeidskrachten, handwerken en manufacturen brachten welvaart in de stad.
De zigeuners zagen er raar en armoedig uit, men zag ze veelal als bedelaars.
b-Zwervers zijn in een sedentaire cultuur (dus een cultuur die gericht is op het zich vestigen) per definitie een bedreiging van de maatschappij.
-Bij de toelating van vreemdelingen waren de steden en gewesten erg beducht voor landlopers en armoedzaaiers. Ze waren bang dat deze mensen zouden aankloppen bij de bedeling (armenzorg).
-Het onderscheid tussen inwoner en vreemdeling werd onder invloed van de natiegedachte in de 19de eeuw scherper. De hugenoten kwamen in de 17de eeuw; deze zigeuners in de 19de eeuw.
-In 1848 was er de eerste vreemdelingenwet gekomen die zich in de praktijk richtte tegen ‘bedelaars en vagebonden’. De zigeuners konden op grond van die wet geweerd worden.
c-De hugenoten hadden te maken met een stedelijke overheid; de zigeuners kregen te maken met de regels van de landelijke overheid.
-De houding ten opzichte van vreemdelingen was in de 17de eeuw misschien minder afwijzend. Reizen en rondtrekken hoorde meer bij het leven.
Samenvattingsopdracht 33
aDe hugenoten waren welkom, zij kregen allerlei vrijstellingen en de overheid moedigde allerlei instellingen aan de vluchtelingen te helpen.
bDe landelijke overheid stond argwanend en afwijzend ten opzichte van de zigeuners en probeerde te bewijzen dat het bedelaars waren. De lokale overheidsfunctionarissen meenden dat zigeuners in eigen onderhoud konden voorzien.
cOp grond van deze twee groepen kan een voorzichtige uitspraak worden gedaan over de houding van de overheid. We zouden kunnen stellen dat groepen die economisch aantrekkelijk zijn meer welkom zijn dan groepen waarvan men verwacht dat ze niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien.
Hierbij moet natuurlijk wel worden aangemerkt, dat
-het slechts om twee groepen gaat;
-het twee zeer verschillende groepen zijn (de welvarende hugenoten in vergelijking tot de rondtrekkende vreemde zigeuners);
-deze twee groepen in verschillende tijden komen en met een andere overheid te maken krijgen.
Deze drie factoren bemoeilijken een algemene uitspraak over dé houding van dé overheid.
Opdracht 38
aNationale identiteit: het gemeenschappelijk gevoel van een volk dat mensen samenbindt.
bKenmerken zijn: burgerlijk, bedachtzaam, nuchter, weinig hartstochtelijk, handelsgeest, zuinig, stug, zindelijk en antichauvinistisch en anti-nationalistisch.
cIn boekjes die buitenlanders over Nederlanders nu schrijven, vind je nog steeds etiketten als nuchter, handelsgeest en zuinig. Tegenwoordig zul je het zindelijk niet meer zo terug vinden. Er wordt ook weleens aan getwijfeld of Nederlanders nog wel zo antichauvinistisch zijn. Er zijn nog veel meer antwoorden op deze vraag mogelijk.
dNationale identiteit wordt voor een deel bepaald door een gemeenschappelijk verleden. Typisch Nederlandse kenmerken als afkeer van buitensporig ten toon spreiden van rijkdom of de koopmansgeest worden dan uit de geschiedenis verklaard. In de 19de eeuw werd deze relatie tussen geschiedenis en nationale identiteit bewust gecreëerd door verheerlijking van roemruchte periodes in de geschiedenis zoals de Tachtigjarige Oorlog en de Gouden Eeuw.
eMensen hebben behoefte om ergens bij te horen. Het schept saamhorigheid om uitgedost in oranje kledij naar een voetbal of schaatswedstrijd te gaan. Natuurlijk vult iedereen voor zichzelf in wat de Nederlandse of andere nationaliteit voor hem of haar betekent.
REACTIES
1 seconde geleden