Inleiding: Ik heb niet veel percentages kunnen vinden dus heb ik er maar veel over verteld en ik hoop dat u het niet erg vind. Dus nu heb ik veel informatie van het internet verwerkt.
Deelvragen:
1. Hoeveel procent van de bevolking hoort tot de beroepsbevolking?
In 1998 was dat 63% van de arbeidsgeschikten.
Beroepsbevolking is dat deel van de bevolking dat voor eigen rekening werkt voor geld tijdelijk niet werkt maar het wel zou kunnen. Tot de werkende beroepsbevolking werden bij de in Nederland in 1971 gehouden volkstelling gerekend:
- Alle werkenden van veertien jaar en ouder, inclusief personen die gemiddeld ten minste vijftien uur per week meewerken in het gezinsbedrijf, ook indien zij hiervoor niet worden betaald - Personen in militaire dienst, zowel beroepsmilitairen als dienstplichtigen - Scholieren of studenten die gemiddeld ten minste vijftien uur per week arbeid verrichten tegen geldelijke beloning - Personen die werken op een sociale werkplaats, een centrum voor vakopleiding voor volwassenen en zij die tewerkgesteld zijn op aanvullende werken - Personen in opleiding die tevens een geldelijke vergoeding ontvangen.
Om uit te rekenen hoeveel procent van de bevolking behoort tot de beroepsbevolking, hebben we van ieder land apart de procenten van mensen die werken in de landbouw, mensen die werken in de industrie en mensen die werken in de dienstensector opgeteld:
Je ziet dus dat in Nederland de meeste mensen werkloos zijn en in Brazilië het minst, hoewel je zou verwachten dat er in Brazilië juist meer mensen werkloos zijn.
2. Hoeveel procent van de beroepsbevolking is werkzaam in de primaire sector?
De primaire sector is het onderdeel van de economische wetenschap dat zich bezighoudt met de toepassing van de economische beginselen op de landbouw (waaronder begrepen de tuinbouw). Binnen de agrarische economie wordt er verschil gemaakt tussen de algemene agrarische economie (die zich richt op de problemen in zijn geheel) en de agrarische bedrijfseconomie.
De primaire sector wordt ook wel sector landbouw, jacht en bosbouw genoemd. Daaronder vallen:
- Akker- en tuinbouw
- Fokken en houden van dieren
- Dienstverlening waar de landbouw iets aan heeft
- Jacht
- Bosbouw ten behoeve van de landbouw
Deze sector houdt zich bezig met de problemen van de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal, maar ook met de prijzen en het inkomen. De prijs van landbouwproducten wordt onder andere bepaald door vraag en aanbod. Beide worden voor de meeste agrarische producten gekenmerkt door een niet te grote prijselasticiteit; zowel de aangeboden als de gevraagde hoeveelheid verandert weinig als reactie op prijswijzigingen. Omgekeerd kunnen kleine aanbodsveranderingen, bijv. als gevolg van weersomstandigheden, leiden tot aanzienlijke stijgingen en dalingen van de opbrengstprijs. Daardoor kunnen de inkomens van de agrarische zelfstandigen snel veranderen. Op langere termijn wordt de vraag behalve door de prijs ook beïnvloed door de hoeveelheid bevolking, het inkomen per hoofd en hoe het gebruikt wordt. Door de toenemende inzet van productiemiddelen en doordat er meer wordt geproduceerd neemt het aanbod op langere termijn toe. In de westerse landen gebeurt het dat de groei van het aanbod de toename van de vraag overtreft, met als gevolg dat de inkomens van de agrarische ondernemers bij een vrije prijsvorming voortdurend onder druk zouden staan. Dit probleem vormt, samen met de eerder genoemde korttermijn stijgingen en dalingen, een van de belangrijkste motieven voor hetvoeren van een actieve landbouwpolitiek.
In Brazilië en Rusland dus veel landbouw en dat klopt wel, want die landen zijn minder ontwikkeld dan Nederland en de VS waar meer mensen in de dienstensector werken.
3. Hoeveel procent van de beroepsbevolking is werkzaam in de secundaire sector? De secundaire sector wordt ook industriële sector en nijverheid genoemd. Daaronder vallen alle bedrijven op het terrein van industrie, delfstofwinning en bouwnijverheid afgelopen eeuw is deze sector heel erg gegroeid en het lijkt dat hij alleen nog maar doorgroeit. In ontwikkelingslanden gaan steeds meer mensen gaan in de industrie werken, in landen zoals Nederland minder omdat er veel machines komen. Hij is kapitaal- maar ook arbeidsintensief. Er zijn regels van de overheid, die er in de andere sectoren niet zijn. Des secundaire sector is niet traditioneel, de primaire sector bijvoorbeeld wel met hun boerderijen.
Rusland is er veel industrie (denk aan kernenergie) en in Brazilië, Nederland en de Verenigde Staten veel minder. In Brazilië daarvoor in de plaats landbouw en in Nederland en de VS diensten.
4. Hoeveel procent van de beroepsbevolking is werkzaam in de tertiaire sector?
Mensen die in de tertiaire sector werken, werken bij bedrijven die door het leveren van diensten winst proberen te maken. ( commerciële dienstverlening) Voorbeelden van bedrijven uit de tertiaire sectoren zijn: Winkeliers, verzekeringsmaatschappijen, banken, reisbureaus en pretparken.
In de Verenigde Staten en Nederland werken veel mensen in de tertiaire sector. Dat komt omdat de meeste mensen niet meer zelf hun eigen eten hoeven te verbouwen. De boeren die er zijn, zijn zo grootschalig dat ze voor het grootste deel van de bevolking het voedsel kunnen produceren. Het voedsel dat niet door de eigen boeren geproduceerd kan worden, laat men overkomen uit andere landen waar wel veel meer mensen in de landbouw werken. De mensen die in de tertiaire sector werken verdienen door het verlenen van diensten geld om hun eten te kopen. In de Verenigde Staten en Nederland werken ten opzichte van de rest van de wereld veel mensen in de diensten. Dat komt omdat het heel welvarende landen zijn.
5. Hoeveel procent van de beroepsbevolking is werkzaam in de quartaire sector?
Mensen die in de quartaire sector werken, werken in bedrijven die doormiddel van diensten geen winst nastreven. (niet-commerciële dienstverlening). Voorbeelden van bedrijven in de quartaire sector zijn: - Scholen - gezondheidszorg - maatschappelijk werk.
6. Welke verschuivingen in de sectoren zie je de afgelopen jaren?
In onderstaande grafieken en tabellen is de verschuiving (in procenten) van het aantal werkenden in de beroepsbevolking weergegeven voor de verschillende sectoren voor de rijke (Nederland en de VS) en arme (Brazilië en Rusland) landen. De vergelijking is gemaakt over de periode 1970 - 2000 voor:
- De primaire sector
- De secundaire sector
- De tertiaire sector
Primaire Sector
Primaire sector
1970 1980 1990 2000
Rusland 24% 22% 17% 20%
Brazilië 49% 36% 30% 25%
Nederland 7% 6% 5% 2%
VS 7% 5% 4% 3%
In het bovenstaande kan je duidelijk zien dat het aandeel in de arme landen aanzienlijk hoger ligt (ongeveer een factor 10) dan in de rijke landen. De trend in het algemeen is wel dat er over de loop der jaren heen in alle gevallen een daling optreedt. Secundaire Sector
Secundaire sector
1970 1980 1990 2000
Rusland 40% 34% 37% 46%
Brazilië 15% 22% 25% 28%
Nederland 38% 31% 25% 23%
VS 30% 29% 26% 25%
Anders dan bij de primaire sector zijn de verschillen bij de secundaire sector veel minder groot. Wel is er bij de arme landen een omgekeerde trend waarneembaar (een stijging) dan bij de rijke landen, waar een daling optreedt. Het effect hiervan is dat, als deze trends zich voortzetten, het aandeel in de secundaire sector bij de arme landen duidelijk hoger wordt dan bij de rijke landen. Tertiaire Sector
Tertiaire sector
1970 1980 1990 2000
Rusland 36% 44% 46% 34%
Brazilië 36% 42% 45% 47%
Nederland 55% 63% 70% 75%
VS 63% 66% 70% 72%
Het beeld dat duidelijk uit de grafiek naar voren komt is dat de arme en rijke landen in deze sector het meest op elkaar lijken. De trend is in het algemeen stijgend. Hoewel het aandeel wel verschilt (hoger bij de rijke landen) is er toch geen sprake van factoren verschil.
7. Hoeveel procent van de minderjarigen werkt?
Het spijt me zeer, maar ik kan er echt niets over vinden…
8. Wat is het verschil tussen de werkende mannen en vrouwen in percentages?
In 2001 bestaat de Nederlandse beroepsbevolking uit 4.353.000 mannen, 59,5% van het totaal, en 2.957.900 vrouwen, 40,5% van het totaal. Het percentage vrouwen zal tussen 2001 en 2005 naar verwachting toenemen met 0,5%.
De samenwerking: Het was prettig samenwerken met dit groepje, geen gezeik over dat alles met zijn allen gedaan moet worden of dat het niet netjes genoeg is. We hebben de verschillende landen verdeeld over de beschikbare personen en hebben aan het eind alles samen gevoegd tot een werkstuk.
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
7. Hoeveel procent van de minderjarigen werkt?
Het spijt me zeer, maar ik kan er echt niets over vinden…
ikke in ieder geval:P
15 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Welke landen werken het meest in de landbouw?
Welke landen werken het meest in de industrie?
Welke landen werken het meest in de dienstensector?
11 jaar geleden
Antwoorden