Thema 6 Regeling en Gedrag (t/m Basisstof 3)

Biologie

Thema 6
Regeling en Gedrag

Basisstof 1

Opdracht1

1. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg.
2. De oogzenuw behoort niet tot het centrale zenuwstelsel.
3. Een prikkel is een invloed uit het milieu io een organisme.
4. Impulsen zijn een soort elektrische signalen ('seintjes') de doo zenuwen kunnen worden voortgeleid.
5. - Het zenuwstelsel verwerkt impulsen afkomstig van zintuigen.
- Ook regelt het zenuwstelsel de werking van spieren en klieren.

Opdracht2

Knipbladen !!

Basisstof 2

Opdracht3
1. Een zenuwcel is opgebouwd uit 8 gevoelszenuwcellen, beweginszenuwcellen, schakelcellen.
2. Celichamen van zenuwcellen liggen vlakbij het zenuwstelsel.
3. We onderscheiden de drie type zenuwcellen in : Gevoelszenuwcellen, Bewegingszenuwcellen en Schakelcellen.
4. Bijv. bij een gevoelszenuwcel die impulsen geleidt van een zintuigcel naar de teen in het kiellichaam vlakbij het ruggenmerg.
5. Schakelcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel.
6. De functie van Schakelcellen is impulsen voortgeleiden binnen het centrale zenuwstelsel.
7. Er komen in je hoofd wel uitlopers voor omdat je alles voelt.
8. Ja, in je hoofd komen Bewegingscellen voor omdat je bijvoorbeeld je mond, ogen en neus kan bewegen.
9. In afbeelding 5. is er een Schakelcel getekend.
10. De spier verdeelt zich.

Opdracht4

Gevoelszenuwcellen Bewegingszenuwcellen
------------------ --------------------
Naar het centrale van het centrale
zenuwstelsel toe zenuwstelsel af

van zintuigcellen van schakelcellen

naar schakelcellen naar spiercellen of
kliercellen

vlak bij het in het centrale
centrale zenuwstelsel
zenuwstelsel

Opdracht5

1. Een zenuw is meerdere uitlopers van zenuwcellen bij elkaar.
2. Het laagje isoleert de uitlopers van elkaar.
3. De stevige laag om de zenuw biedt bescherming.
4. De impulsen worden naar de hersenen geleid.
5. De beenspieren zjn verbonden met het ruggenmerg.

Basisstof 3

Opdracht6

1. Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels uit het milieu.
2. Doordat je zintuigen prikkels opvangen kun je dingen waarnemen.
3. Pas als de impulsen in de hersenenwordenverwerkt, word je je bewus van je waarnemingen
4. Pijn neem je waar met de uiteinden van bepaalde zenuwen.
5. Pijnpunten komen op allerlei plaatsen in je lichaam voor ook in dieper gelegen organen.