Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Hoofdstuk 7, Stofwisseling

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Antwoorden door een scholier
  • 6e klas vwo | 588 woorden
  • 3 februari 2009
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test

Diagnostische toets Stofwisseling
(Biologie voor jou, 6VWO)

DOELSTELLING 1

1 B
2 B
3 (Een alcoholmolecuul bevat een polaire hydroxylgroep.

DOELSTELLING 2

1 C
2 C
3 C (De aminozuurvolgorde (primaire structuur) en de ahelix (secundaire structuur) blijven ongewijzigd.)

DOELSTELLING 3

1 A (De DNA-synthese is een condensatiereadie.)
2 A
3 C (De energie komt vrij door het afsplitsen van twee fosfaatgroepen.)
4 C (Als het mRNA voor 45% uit adenine bestaat, bestaat de template-streng van het corresponderende stuk DNA voor 45% uit thymine en de coderen de streng voor 45% uit adenine. En als het mRNA voor 15% uit uracil bestaat, bestaat de template-streng van het corresponderende stuk DNA voor 15% uit adenine en de coderen de streng voor 15% uit thymine. Het corresponderende stuk DNA bestaat dus voor 30% uit adenine en voor 30% uit thymine.)
5 A (Al bij de eerste duplicatie wordt tegenover de oude nuc1eotideketen met '4N een nieuwe keten gevormd met 'SN. Alle nuc1eotideketens die daarna bij de duplicaties worden gevormd, bevatten 'SN. Er zijn geen bacteriën met uitsluitend '4N. Na drie delingen is de oorspronkelijke nucleotideketen met 14N terug te vinden in één van de nakomelingen.)

DOELSTELLING 4

1 Onjuist (In een gen vindt transcriptie slechts plaats langs één van beide nuc1eotideketens.)
2 Onjuist. (In de delen van een DNA-molecuul waar transcriptie plaats gaat vinden, worden eerst de waterstofbruggen tussen beide nuc1eotideketens verbroken. Hierdoor verdwijnt de dubbele spiraalvorm op deze plaatsen.)
3 Juist. (Zowel de promotor als het eindsignaal bezitten een specifieke volgorde van stikstofbasen.)
4 Onjuist. (Er zijn aparte mRNA-genen, tRNA-genen en rRna-genen.)
5 Juist.

DOELSTELLING 5

1 C (Op elk codon past slechts één specifiek anticodon. Er zijn 61 typen tRNA-moleculen, die elk één specifiek aminozuur kunnen binden. Er zijn 20 verschillende aminozuren. Sommige aminozuren kunnen door meerdere typen tRNA-moleculen worden gebonden.)
2 D (Via het endoplasmatisch reticulum kan het gesynthetiseerde eiwitmolecuul naar het Golgi-systeem worden getransporteerd.)
3 D
4 A (In afbeelding 115 is het linkerdeel van het mRNA-molecuul het ribosoom gepasseerd.)
5 C (Methionine wordt in mRNA gecodeerd door het codon A-U-G; de U kan vervangen zijn door A, C of G.)

DOELSTELLING 6

1 D
2 C
3 C (Door de mutatie in de promotor kan RNA-polymerase zich niet meer binden en kan er geen transcriptie van de structuurgenen meer plaatsvinden. Door de mutatie in de operator kan de repressor zich niet meer binden en vindt de transcriptie van de structuurgenen ongehinderd plaats.)

DOELSTELLING 7

1 B (Bij een 25-jarige vrouw delen zenuwcellen zich in het algemeen niet. (ellen in de kiem laag van de opperhuid en stam cellen in het rode beenmerg delen zich veelvuldig. Een rijpe eicel kan worden bevrucht. Het gemuteerde allel zal dan in het fenotype van de nakomeling tot uiting komen.)
2 D
3 B (Als de blootgestelde individuen homozygoot dominant zijn en de niet-behandelde individuen homozygoot recessief, zullen bij alle F,-individuen die geen gemuteerde allelen bezitten, de dominante allelen tot uiting komen in het fenotype. Als bij een individu uit de F, een van de dominante allelen niet tot uiting komt, is dit veroorzaakt doordat de geslachtscel van de blootgestelde ouder een gemuteerd allel bevatte.)
4 A (In afbeelding 117 komen twee chromosomen dubbel voor en één chromosoom drievoudig. De gameet met het afwijkende aantal chromosomen bevatte dit laatste chromosoom dubbeL)
5 A (Na de eerste replicatie bevatten alle nieuw gevormde DNA-strengen gelabeld thymine. Dit is 50% van het totale DNA. Bij de tweede replicatie wordt tegenover elke bestaande DNA-streng een ongelabelde streng gevormd. Het percentage gelabeld DNA daalt dan tot 25%.)

DOELSTELLING 8

1 B
2 F
3 D (Eiwitten van de eiwitmantel zijn specifiek voor het retrovirus. Zij worden gecodeerd door het viraal-RNA. Reverse transcriptase is een enzym dat alleen bij retrovirussen voorkomt.)
4 D (Door methode 2 en methode 3 veranderen de geslachtscellen niet.)
5 A
6 A

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.