De mens is een groot organisme.
Om alle cellen en organen van zuurstof en voedingsstoffen te voorzien, heeft het lichaam een groot netwerk van bloedvaten; dit noemen we de bloedsomloop.
Het bloed kan zuurstof aan zich binden en voedingsstoffen met zich meedragen en op die manier de organen in ons lichaam van de noodzakelijke stoffen voorzien.
De grote en de kleine bloedsomloop
Globaal kun je de bloedsomloop indelen in twee delen: de grote en de kleine bloedsomloop. De kleine bloedsomloop vervoert zuurstofarme en koolstofdioxiderijke bloed van het hart naar de longen. Hier neemt het bloed door middel van diffusie zuurstof op uit de longblaasjes en wordt koolstofdioxide vanuit het bloed aan de longen afgeven door diffusie.
Vanuit de longen wordt het zuurstofrijke en koolstofdioxide-arme bloed weer terug naar het hart gevoerd. Hier wordt het bloed via de linkerboezem en linkerkamer van het hart de grote bloedsomloop ingepompt.
De grote bloedsomloop loopt langs alle organen en weefsel en hierdoor worden deze weefsels en organen van het zuurstof voorzien dat zij nodig hebben voor de verbranding. Door de verbranding in de weefsels en organen, ontstaat er CO2. Door diffusie wordt dit uitgewisseld met zuurstof in de organen. Vervolgens stroomt het zuurstofarme en koolstofdioxide-rijke bloed weer terug naar het hart, waar het via de rechterboezem en rechterkamer weer de kleine bloedsomloop in wordt gepompt richting de longen. In het hart zijn het zuurstofarme en het zuurstofrijke bloed strikt van elkaar gescheiden, dit noemen we een gesloten bloedsomloop. We noemen de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop , omdat het bloed per omloop door het gehele lichaam twee keer door het hart heen komt.
Het hart
Centraal in onze bloedsomloop ligt het hart . Het hart bestaat uit vier ruimtes die van elkaar gescheiden worden met kleppen. De bovenste twee kleine ruimtes heten de boezems . De onderste twee grote ruimtes heten de kamers . Het zuurstofarme bloed uit de organen komt door de rechterboezem en de rechterkamer, terwijl het zuurstofrijke bloed uit de longen door de linkerboezem en linkerkamer wordt gepompt. Vanuit de rechterkamer stroomt het bloed via de longslagaders naar de longen, waar het bloed weer van zuurstof wordt voorzien. Vanuit de linkerkamer stroomt het bloed via de aorta naar alle organen in het lichaam. Het hart wijst in een punt onderaan. Je kunt herkennen wat de linker- en rechterkant van het hart is, doordat de punt van het hart altijd naar de linkerkant van het hart wijst.
De aders en slagaders
Het hart pompt het bloed rond via de bloedvaten. De bloedvaten hebben allemaal een logische naam. Alle bloedvaten waarin het bloed van het hart af stroomt, heten slagaders. Alle bloedvaten die naar het hart toe stromen, heten aders. De naam van het orgaan waar het bloed heen stroomt of van wegstroomt, komt altijd voor in de naam van het bloedvat. Bijna alle slagaders (behalve de longslagader) bevatten veel zuurstof en weinig koolstofdioxide. Bijna alle aders (behalve de longader) bevatten weinig zuurstof en veel koolstofdioxide. Bij de longslagader en de longader is het juist andersom – de longslagader, die van het hart af en naar de longen toe stroomt, bevat weinig zuurstof en veel koolstofdioxide en de longader, die naar het hart toe en van de longen af stroomt, bevat veel zuurstof en wenig koolstofdioxide.
Haarvaten
Haarvaten zijn de kleinste vertakking van de bloedvaten. In de haarvaten vindt de gaswisseling plaats tussen het bloed en de weefsels. In de haarvaten stroomt het bloed langzaam zodat makkelijk het koolstofdioxide uit de weefsels kan worden opgenomen en het zuurstof kan worden afgegeven aan de weefsels. Haarvaten hebben een hele kleine diameter en een hele dunne wand.
REACTIES
1 seconde geleden