Examenvoorbereiding Aardrijkskunde: Zuid- Amerika. wonen in Nederland en systeem Aarde

Beoordeling 0
Foto van EV.SJ.24
  • Aantekening door EV.SJ.24
  • 6e klas vwo | 4237 woorden
  • 14 juni 2024
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test

Indeling van de wereld

De wereld bestaat uit 3 soorten landen:

  • Een Periferie
  • Een Semi- periferie
  • Een centrumland

Bij een global shift verplaatsen bedrijven zich naar een ander land, bij reshoring komen bedrijven terug voor kennis en productiesnelheid. De opkomende landen zijn de BRICSMT.

Deze landsoorten hebben vaak deze verdeling door verschillende factoren:

  • HDI (Human Development Index); Levensverwachting, onderwijs en BBP
  • Geschiedenis met kolonialisme
  • Faciliteiten/ ligging
  • Verdeling van de beroepsbevolking
  • Bevolkingspiramide/ bevolkingsfase
  • Fase in het transitiemodel

Periferie , Semi-periferie en Centrumland

Niger

Mexico

Nederland

Populatie

24,484,587

129,150,971

17,821,419

Groei bevolking

3,66 %

1,9 %

0,29%

Geboortecijfer

6.82

1,63

1,49

Leeftijd

60,09

76,66

81,6

Kindersterfte

66.81/1000

16,77/1000

-

Demografische druk

50, 58/2,68

25,2/8,4

16,1/20,2

Urbanisatie

16,9 %

81,3

70%

Alfabetisme

 35,1

95,2

98,5

Lengte scholing

6 jaar

15 jaar

-

BBP

15,34 Miljard

1,446 biljoen

1,009 biljoen

HDI

0,400

0,758

0,941

Primaire sector

85%

12 %

2%

Dimensies

Schaalniveau’s

 Politiek

Mondiaal

Regionaal

Sociaal-cultureel

Continentaal

Lokaal

Economisch

Fluviaal

Natuurlijk

Nationaal

De opbouw van de stad

De binnenstad is het oudste, daaromheen zijn in de tijd van de fabrieken in Nederland veel kleine arbeidershuizen met huur gebouwd. Deze kwaliteit van de woningen was slecht.  Veel rijkere mensen trokken weg uit de stad en in de groeikernen gingen wonen.

In 1901 werd de woningwet ingevoerd tegen de slechte woningen. Door deze wet hadden woningen nu meerdere slaapkamers en een aparte keuken.

Na de Tweede Wereldoorlog was er nood door een woningtekort, hierdoor werden er snel portiek- en etalagewoningen gebouwd. Deze woningen hadden 1 ingang. Ze waren matig in elkaar gezet en hielden geen rekening met het groen.

In 1970 vervingen de galerijflats de portiekwoningen. Deze hadden een galerij voor de deur en waren ruimer gebouwd. Ook werd er nagedacht over groen.

Vanaf de jaren 80 startte de stadsvernieuwing. Men knapte de oude woningen op. Hoogbouw werd achtergelaten en vervangen met laagbouw.

Vanaf 1990 kwamen er Vinex wijken. Dit zijn wijken die dicht bij de stad liggen. De wijken zijn duurzaam en zowel koop als huur. Ook maken de inwoners gebruik van bezienswaardigheden in de stad.

Om de suburbanisatie te vermijden besloot het Rijk de stad in 1990 te vernieuwen. Ze deden dit door oude gebieden te renoveren ,of plat te gooien en opnieuw te bouwen, en bezienswaardigheden terug te brengen naar achtergelaten plekken.

Dit allemaal kan je ook wel stadsvernieuwing en herstructurering noemen.

Het rijk verwijderde veel oude sociale huurwoningen en bracht koopwoningen in de plek daarvan. Dit trok de hoge sociale klasse aan, die weer terugverhuist naar de stad. Hierdoor veranderden de voorzieningen ook (voor het beter).

Helaas werden de voorzieningen en huizen te duur voor de huidige bewoners. Die verhuisden, hierdoor begon ook de samenstelling van een gebied te veranderen. Dit heet gentrification.

Hervorming voor natuur, technologie en economie

Maar de verbouwing is niet alleen voor de urbanisatie van hogere inkomens,

Door klimaatverandering moet men zich aanpassen, door een duurzamere een slimmere stad te creëren:

Een duurzame stad streeft ernaar om energieneutraal te worden en recycling belangrijk te maken. Alles om toekomstbestendig te zijn. Dit doen ze door afval te splitsen en gebruikt te maken van duurzame energiebronnen, zoals de wind en de zon.

Ook worden gebouwen op een bepaalde manier gebouwd, zodat als het gebouw in de toekomst een andere functie moet krijgen, dat mogelijk is zonder het gebouw te slopen.

Groen is ook erg belangrijk. Het zorgt ervoor dat de vertragingstijd van water langer is en CO2 uit de lucht wordt gehaald.

Je hebt ook een smart city; een stad die innovatie als belangrijk factor heeft.

Een smart city heeft veel technologie, computers en internet. Het doel van de smart city is net als bij de duurzame stad; verbeteren van leefbaarheid en daarbij denkend aan het milieu.

Voorbeelden hiervan zijn: groene golf, slimme containers en straatlampen, parkeerapps.

Een kenniseconomie is ook erg belangrijk voor een stad. Een kenniseconomie is een economie die draait op kennis, dat weer nieuwe producten brengt.

Je hebt daarin nog 2 soorten kennis: Technologische kennis en sociale kennis.

De economische creativiteit boost de economie van de grote steden. Creative steden zijn vooral: Amsterdam, Hilversum en Utrecht.

In 1990 kwam de kenniseconomie weer terug door scienceparken en broedplaatsen die gebouwd waren. Scienceparken zijn plekken waar universiteiten en bedrijven samenwerken.

Een broedplaats is een plek met goedkope, ongebruikte gebouwen met lage kosten waarin artistiekelingen zich kunnen vestigen (bijvoorbeeld; oude fabrieken)

Wie profiteren het meest hiervan? Niet de laagopgeleiden, die zonder fabrieksbanen met slecht betaalde banen zitten. Wel de specialisten. Dit creëert een duale arbeidsmarkt en ook sociale ongelijkheid.

Buurten en wijken

Met een buurtprofiel kan men de belangrijkste kenmerken van een buurt samenvatten. Met een buurtprofiel kunnen we andere buurten vergelijken en beoordelen.

Je kijkt dan naar woningskenmerken, bewonerskenmerken en woonomgevingskenmerken.

Bij de bewonerskenmerken kijken we naar:

             De grootte van de huishoudens

             Etniciteit

             Inkomen

             Gezinsfase

             Leeftijd

Bij de woningskenmerken kijken we naar:

             Ouderdom

             Eigendom

             Woningtype

             Staat van onderhoud

Je hebt in een woonomgeving een subjectieve en een objectieve sociale veiligheid. Objectief is volgens de feiten, subjectief is een persoonlijke mening.

Bij objectieve sociale onveiligheid is de wijk (vaak ook een aandachtswijk) daadwerkelijk onveilig. Je kan (on)veiligheid analyseren door te kijken naar de:

  • Toegankelijkheid
  • Onderhoud
  • Overzichtelijkheid
  • toezicht

En de sociale samenhang, oftewel de sociale cohesie. Hoe hoger de cohesie, hoe beter de subjectieve veiligheid.

Verschillende culturen en inkomensgroepen leven vaak apart van elkaar in een wijk. Dit heet segregatie. In Nederland is dit nog niet een groot probleem, omdat gemengd wordt aangemoedigd door de bouw van verschillende woningen.

Bijvoorbeeld door rekening te houden dat 30% sociale huurwoningen zijn bij herstructurering en stadsvernieuwing.

De Strijd tegen het water

In Nederland zijn er twee grote bronnen van water:

  • De Noordzee
  • De rivieren
  • De Rijn
  • De Maas
  • De IJsel

De Zee

De zee ligt aan het westen van Nederland. De zee heeft verschillende getijden

Eb: Wanneer het water laag ligt.

Vloed: Wanneer het water hoog ligt.

Springtij: Als de aantrekkingskracht van de maan en de zon samenvallen en het water heel hoog komt te staan.

Door klimaatverandering en de daarmee stijgende waterpeil door uitzettend water, smeltende ijskappen en de toenemende neerslag is Nederland altijd in gevaar voor overstroming. Om dit te voorkomen hebben we verschillende manieren bedacht:

De verschillende kusten

Een zachte kust

Wind, stroming en zeestroming hebben vrij spel.

Ook is de kust vaak opgebouwd uit duinen, stranden, zandplaten, wadden en kwelders.

Deze is vaak door de natuur opgebouwd en ligt op plekken waar er weinig protectie nodig is.

Er zijn drie soorten zachte kust:

Een estuariumkust wordt ook wel een deltakust genoemd. Deze kust heeft een trechtervormige monding van een rivier, dit is ontstaan door de getijdenstromen van eb en vloed.

Een Duinenkust, deze kust is opgebouwd uit jonge duinen, strand en oude duinen

Een waddenkust bevindt zich aan de Noordelijke kant van het Waddeneiland

Gesloten kust is een kust met een front van duinen en strandwallen

Een harde kust

Door de mens aangelegd en bebouwd. Hier staat vaak protectie; dijken, golfbrekers en dammen. Op kwetsbare plekken worden hoofden aangelegd. De kust gaat zandafslag tegen en bevorderd sedimentatie, dit doen pieren. De kust kan zichzelf nooit herstellen of aanpassen.

Kustprocessen

Om het land te kunnen onderhouden hebben we te maken met drie soorten factoren.

Functie van de wind

De wind is medeverantwoordelijk voor het ontstaan van de golven en de zeestromingen. Ook zorgt het voor opstuwing van het water en het transport van zand en zeestromingen

Functie van golven

In diep water is de golfsnelheid hoger dan in laag water. Hierdoor sedimenteert zand bij de kust. In de ondiepe wateren breekt de golf en stroomt het water weer terug

Structurele erosie

Als er blijvend verlies is van zand. Als het bijvoorbeeld structureel wordt afgeslagen zonder dat er zand terug voor komt. Hiervoor kan de Zandmotor gebruikt worden. Die dump de zand in het water, waardoor de zee het zand weer teruglegt. Of eventueel andere land/ onderwatersupplenties.

Het risico van overstroming (overstromingskans x schade) wordt steeds groter.

Om dit te voorkomen moet er een zandbalans zijn, en een goed kustbeleid/verdediging.

Vroegere kustbeleid was vooral tegen het water, tegenwoordig is het kustbeleid dynamisch. Het beleid werkt samen met de zee ; Met bijvoorbeeld een slufter.

Rijkswaterstaat zorgt voor deze handhaving sinds 1990. De organisatie heeft beheer over grote wateren, zoals rivieren en de zee. Ook waarschuwt Rijkswaterstaat voor gevaarlijke situaties en onderhoudt de organisatie dijken, dammen, stuwen en stormvloedkeringen.

De Rivieren

De twee grote Rivieren zijn de Maas en de Rijn.

De Maas

  • Ontspringt in Frankrijk
  • 950 kilometer lang
  • Regenwater rivier

De Rijn

  • Ontspringt in Zwitserland
  • 1232 kilometer lang. De rijn gaat door Zwitserland (376) Duitsland (695) en Nederland (161)
  • Gemengde rivier (Ijs en smeltwater)

Een ander soort rivier is de gletsjerrivier (puur smeltwater), maar deze komt niet voor in Nederland.

Wanneer het in een stroomgebied hard regent, kan het in Nederland overstromen. Nederland ligt namelijk in de benedenloop van deze rivieren.

Overstromingen kunnen ook komen door:

  • Klimaatverandering
  • Bodemdaling-

        De bodem zakt naar beneden door of een breuk in de tektonische platen of door de ontpoldering en het dus verdwijnen van veen.

  • Zeespiegelstijging

De stijging van het water geven we aan met debiet; debiet is de hoeveelheid water per tijdseenheid door een rivier heen stroomt. Bij een debiet over het hele jaar spreken we over het regiem.

Het verschil tussen begin en einde in hoogte het verval. Verval/lengte = Verhang

Bij het piekafvoer kan de piekafvoer ook verhoogt zijn.

Erosie is het grootst in de bovenloop, sedimentatie is het grootst in de benedenloop.

Strategieën

Vroeger ging men tegen het water in werken, tegenwoordig werkt waterschap mee.

Dit doen ze met de driestappenstrategie:

  1. Vasthouden

Er wordt vooral vastgehouden aan de bovenloop van de rivier. Als er wordt vastgehouden wordt het water opgenomen door de vegetatie.

  1. Bergen

Dit gebeurt in de middenloop. Het water wordt gebergte in de uiterwaarde.

  1. Afvoeren

Dit gaat automatisch bij de benedenloop

Het controleren van water kan op verschillende manieren:

  • Dijkverlegging
  • Dijkverbetering
  • Hoogwatergeul
  • Ontpoldering
  • Obstakelverwijdering
  • Uiterwaardegraving
  • Waterberging
  • Zomerbedverlaging

Verschijnselen van de natuur

Neerslag:

Regen verdampt en stijgt omhoog, boven in de lucht koelt het water af en vormt het een wolk, waardoor het uiteindelijk regent.

Het regent ergens vaak door verschillende factoren:

  • Luchtdruk
  • Temperatuur
  • Luchtvochtigheid
  • Neerslag
  • Bewolking

Bij een lage luchtdruk is er veel kans op regen. De lucht van de lagedrukgebied stijgt omhoog, hier koelt de lucht af en kunnen wolken met neerslag ontstaan.

De ITCZ is een denkbeeldige lijn die de instraling van de zon volgt. Door de zon verwarmt de lucht, deze warme (en dus lichtere) lucht stijgt omhoog, hierdoor ontstaan er stijgingsregens.

Bij bergen kan het zijn dat de stuwingsregen maar op 1 kant is; de loefzijde. De lucht stijgt op, het verdampt als het naar boven reist en vormt uiteindelijk een regenwolk, die losgaat aan de loefzijde. Als de wind geen water meer bevat, daalt de droge lucht de lijzijde af, waar het droog is.

Wind/Lucht

Wind kan ook veel invloed hebben op het land

Wet van Buys Ballot kan voorspellen hoe het klimaat eruit ziet. Wind stroomt van lagedruk naar hogedrukgebieden, maar dit stroomt niet in een rechte lijn, door de draaiing van de aarde. Dit heet het Corioliseffect. Als men met de rug naar het hogedrukgebied staat, gaat de afwijking naar links op de zuidelijke kant en een afwijking naar rechts op de noordelijke kant.

De Passaatwinden zijn de winden tussen 30 NB/ZB en de Evenaar.

De Moesson ontstaat wanneer land opwarmt. De lucht boven het land stijgt dan op, hierdoor wordt de luchtdruk boven land laag en boven zee hoog. Hierdoor waait de wind van de oceaan naar het land, deze wind voert de waterdamp aan. Dit condenseert en regent uit boven land.

Zee/stromingen

Er zijn zowel warme als koude zeestromingen.

Deze stromingen die in de dieptes voorkomen, noem je ook wel thermohaliene circulatie. Warmere stromingen zijn lichter dan koude stromingen, hierdoor liggen ze hoger en houden ze minder zout vast.

Het proces van een diepwaterpomp is zo: Warm water stroomt weg en verdampt deels, hierdoor wordt het water zouter. Ook begint de temperatuur af te koelen. Door het zout en de afgenomen temperatuur. Door de zwaarte zakt het water naar de bodem en stroomt het langzaam weer terug naar de warmere gebieden.

El Nino en El Nina zijn onverklaarbare zee omstandigheden tussen

Vanaf de 30 ZB nemen passaatwinden koud water mee naar de Evenaar. Hier warmt het water op, dab gaat het via Zuid- Amerika richting Indonesië. Hierdoor ontstaat er een lagedrukgebied bij Indonesië en een hogedrukgebied bij de Westkust van Zuid-Amerika.

Het warme water duwt het koude water weg, waardoor het koude water bij Zuid-Amerika beland. Hierdoor is de kust erg droog.

Als de wind afneemt, dan neemt het waterverschil af en dus ook het verschil in luchtdruk, waardoor de wind nog meer afneemt. Hierdoor kan er een situatie ontstaan waarin Zuid- Amerika in een lagedrukgebied komt te zitten, terwijl zowel het landschap als de visvangst van het hogedrukgebied afhangt.

In Indonesia wordt het droger, terwijl het land zich afhangt van een lagedrukgebied. Als het warme water zich spreidt naar het noorden en het zuiden, dan kan de situatie zich weer herstellen in extreme manieren; La Nina.

Kringlopen

De gesteentekringloop kan je in drie categorieën plaatsen:

  • Stollingsgesteenten
  • Sediment
  • Metamorfe gesteente

Als iets stolt uit iets vloeibaars, dan is het stollingsgesteente door een endogeen proces. Wanneer magma naar het oppervlakte komt, wordt het lava en stolt het; het wordt een gesteente. Stollingsgesteentes zijn; Basalt en Graniet. De Oceanische korst bestaat vooral uit basalt. De continentale korst vooral uit graniet.

Sedimentgesteente bestaat door de afwering van ander gesteente door verwering en erosie (exogene processen). Sedimentgesteente kan je herkennen aan de laagjes van het sediment en de fossielen. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld Kalk- en Zandsteen.

Metamorf gesteente ontstaat als een ander gesteente onder druk of temperatuur compleet veranderd. Het ontstaat vaak laag in de grond, waar het warmer is en waar de druk op het gesteente hoger ligt. Dit is dus een endogeen proces.

Het proces van verdampen, vormen van wolken, regenen en het terugkeren van water naar de aarde wordt de hydrologische kringloop genoemd.

Atmosfeer

 De atmosfeer heeft 4 sferen:

  • Atmosfeer
  • Hydrosfeer
  • Thermosfeer
  • Troposfeer

Verwering en erosie

Erosie is de schurende werking van water, wind en ijs.

Verwering is de aantasting van gesteente onder invloed van weer en planten.

Je hebt mechanische verwering en chemische verwering.

Bij mechanische verwering valt het gesteente uiteen. Hier zijn drie vormen van:

  • Vorst: Het water bevriest en zet uit, hierdoor wordt de scheur dieper. Als het water eenmaal smelt, zakt het nog dieper de scheur in, hierdoor splijt de steen.
  • Temperatuurverschillen, oftewel insolatie. Het gesteente zet uit en krimpt weer, hierdoor komt er spanning op te staan.
  • Die dringen de spleet in en worden dikker, hierdoor splijt het steen. Dit is biologische verwering

Bij mechanische verwering is de temperatuur extreem wisselend, de temperatuur passeert regelmatig 0 graden en het gesteente is blootliggend.

Bij chemische verwering veranderd de samenstelling van het gesteente.

Dit komt bijvoorbeeld door zuur water door overvloedige plantengroei.

Bij een chemische verwering is de temperatuur hoog, de vochtigheid hoog en het gesteente bedekt.

Gesteente verweert allemaal niet even snel, dit ligt aan de aard van het moedergesteente, het klimaat, de aanwezigheid van een dekkende bodemlaag en tijd.

Landdegradatie

De oorzaken en gevolgen van landdegradatie verschillen enorm. Van natuurramp vanwege de natuur zelf tot milieuramp vanwege de mens.

Het land wordt aangetast op verschillende manieren:

Bodemerosie kan vruchtbare gronden wegspoelen. Meestal komt dit voor door de natuur zelf.

Verwoestijning is wanneer de bodem zijn vruchtbaarheid verliest. meestal komt dit door de mens door ontbossing of overbeweiding

Verzilting is de toename van zout in de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater. Dit komt meestal door ontbossing, te hevig gebruik van water of indringend zeewater. Het water verdampt en laat zout achter. Dit kan vermijd worden met gecontroleerd watergebruik.

Door verschillende maatregelen van duurzaam landbouw in te voeren zijn deze factoren vermijdbaar.

Natuurlijke landdegradatie bestaat ook, dit komt door erosie door wind of water.

Klimaatsysteem

A

Tropisch klimaat

B

Droog klimaat

C

Zeeklimaat  

Bs

Steppeklimaat

D

Landklimaat

Bw

Woestijnklimaat

E

Toendraklimaat

Ef

Sneeuwklimaat

Vulkanen en Platen

Door de sediment in horizontaal en het radioactief verval kunnen experts zien hoe oud een tektonische plaat is. Uiteindelijk ontdekken we dat we schuivende continenten hebben. 200 miljoen jaar geleden was er alleen nog maar het supercontinent; Pangea

De aarde bestaan uit een kern, de mantel en de korst. De tektonische platen bewegen door convectiestromingen, die doen een ronddraaiende beweging, hierdoor trekt de kracht van die convectiestromen de aardkorst uit elkaar, in deze breuk komt er magma naar boven wat dan weer het nieuwe aardkorst vormt. Hierdoor worden platen steeds verder uit elkaar geduwd. Dit is het slab-pull model.

Plaatbewegingen

We hebben drie soorten plaatbewegingen:

Bij Divergent worden de platen uit elkaar getrokken, hierdoor ontstaat er een gat in de platen waardoor er nieuw magma omhoog komt. Hierdoor kan er een spleetvulkaan of een schildvulkaan ontstaan.

Bij convergent schuiven twee aardplaten naar elkaar toe of botsen op elkaar.

Als het twee continentale platen zijn, ontstaat er een plooiingsgebergte.

Wanneer 1 plaat een oceanische plaat is schuift de zwaarste plaat onder de lichtere plaat. Dit heet subductie. Hierdoor komt er een spleet in de aardkorst, deze spleet wordt een diepzeetrog genoemd.

De wrijving van deze platen kan een aardbeving veroorzaken.

 Als een van de platen doorschiet, kan er een grote verplaatsing van water ontstaan, wat uiteindelijk een tsunami wordt.

Bij een subductie zone is er altijd vulkanisme. De zinkende plaat smelt en de magma zoekt een weg omhoog door scheurtjes in de aardkorst. Hier zullen stratovulkanen door komen

Bij een transforme beweging schuren de aardplaten langs elkaar. Dit brengt geen vulkanisme, maar wel aardbevingen.

Vulkanen en alles

Er zijn 4 soorten vulkanen

Een schildvulkaan is een platte vulkaan die ontstaat bij divergentie. Deze vulkaan is effusief. De magma is stroperig en er is sprake van weinig gas. Een spleetvulkaan valt onder de schildvulkaan. Door de vloeibare magma is de vulkaan plaat.

Een stratovulkaan is een steile vulkaan die ontstaat bij een convergentie (een subductie zone). De vulkaan is explosief. Er is veel sprake van gas en de magma is taai. Hierdoor krijgt de vulkaan een steile vorm.

Wanneer een stratovulkaan uitbarst, komt de magmakamer en de magmaroutes leeg te staan, hij kan dan instorten en alleen een krater overlaten. Dit is een caldeira. Een caldeira is explosief.

Een mantelpluim ontstaat niet door een beweging, maar door een zwakte in de aardkorst. Hier doorheen komen magmabubbels die uiteindelijk leiden tot hotspots.

Een Hotspot ontstaat door een gescheurde aardkorst. De aardplaat schuift over de stabiel liggende mantelpluim heen en een Hotspot vormt aan het aardoppervlak een keten vulkanen. Een populaire Hotspot is De Ring van Vuur.

Door de platentektoniek bestaan er ook bekkens, waar sediment wordt afgezet en een soort van vorm heeft van een badkuip. Ook bestaan er schilden; deze zijn iets meer opgeheven en onderhevig geweest aan verwering en erosie, hierdoor zijn ze afgevlakt. Bij deze plek is er geen platentektoniek aanwezig.

Tsunami’s komen van een uitgestoten stuk korst, hierdoor wordt het water omhoog geduwd en gaat met een hoge snelheid richting de kust. Eenmaal aangekomen remt het af, waardoor het water naar achteren trekt en de ware hoogte van de tsunami zich laat zien.

Aardbevingen komen voor bij elke beweging. De spanning die jarenlang opgebouwd is tussen de platen komt dan ineens los bij het epicentrum. Hierdoor gaat de grond schudden.

Zuid- Amerika

Zuid- Amerika heeft een subjectief beeld, gebaseerd op meningen (hierbij hoort ook een perceptie en een stereotype) en een objectief beeld, gebaseerd op feiten.

Historische ontwikkeling

Voor de kolonisatie van de Spanjaarden en Portugezen waren er inheemse stammen zoals de Inca’s (Machu Pichu) en de Azteken .

Rond 1500 kwamen de eerste kolonisten: De Spanjaarden en Portugezen, later volgde nog Engeland, Nederland en Frankrijk. Deze kolonies zijn exploitatie koloniën.

Vanaf de 19e eeuw was vrijwel heel Zuid- Amerika onafhankelijk en ontstond er een groei op de landbouw en in de industrie.

Politiek gezien waren er in 30’-50’ veel populisme. Rond 80’waren er veel dictaturen (Chili, Brazilië, Argentinië), nu zijn er democratieën.

Geografie

Zuid Amerika is geografisch en fysische heel divers

In het westen van Zuid-Amerika is er een actieve continentrand en in het oosten is er een passieve continentrand.

Bij de actieve rand vind er subductie plaat van de Naczaplaat (Oceanische plaat) en Zuid- Amerikaanse plaat. Hierdoor ontstaat het Andes gebergte. In de Andes zijn er nog wel uitbarstingen, maar die zijn effusief.

Buiten deze convergente beweging zijn er ook transforme bewegingen. Dit is de reden voor de aardbevingen in Zuid-Amerika.

Een gebergte in Zuid- Amerika heeft 2 plooiing fases, de jongere en de oudere Cordillera. Tussen deze twee gebergtes vind je de antiplano, dit zijn hoogvlaktes met veel zout wat ooit onderwater heeft gelegen.

Zuid Amerika kent 3 soorten hoogtezones;

  • Het hoogland (+2000m)
  • Het middelland (200m tot 2000m)
  • Het laagland (0-200m)

Voorbeelden hiervan zijn:

  • Het hoogland van Guyana
  • Hier zijn lage hoogvlakten en bergketens
  • Dit is tot 500 m Hoogte
  • Dit is middelland
  • Noordoost

Hoogland van Brazilië

  • Hoogvlakte
  • Vlak of glooiend
  • Hier en daar bergketens
  • Tot 3000 m hoogte
  • Midden-oost

Plateau van Patagonië

  • Westen tot 500m
  • Oosten 1500
  • Zuidoost

Bekkens en Delta (Oricono River)

  • Bekkens bedekt met sediment
  • Grote delta’s
  • Midden

Fysisch

Wat er vaak te vinden zijn in Zuid- Amerika, zijn ertsen. Ertsen is een gesteente dat een delfstof bevat wat economische waarde heeft. Ze komen voor bij stolling van magma. Als er ergens veel chemische elementen bij elkaar worden afgezet, bevind zich een ertsader. Ertsen ontstaan door sedimentdrukking.

Ook wordt er veel aardolie en aardgas gewonnen. Dit vormt zich door dode plankton die door de druk van het sediment en de temperatuur.

Demografie

Dit continent heeft momenteel 427 miljoen inwoners.

Mocht deze groei doorgaan, dan raakt Z-A in 2055 de 290 miljoen aan. Welke gevolgen brengt dit met zich mee.

Rond 1950 daalde het geboortecijfer door meer vrouwelijke arbeiders en anticonceptiemiddelen.

Hierdoor gaat er in de toekomst een grijze demografische druk komen.  De meeste landen in Zuid-Amerika zitten in fase 3 of fase 4 van Het demografische transitiemodel.

Door de groei van de welvaart woont nu driekwart van de bevolking in de steden. De verstedelijkingsgraad is hoog, maar het verstedelijkingstempo laag. Z-A heeft dus ook meerdere megasteden (10 milj).

Door de urbanisatie groeide de informele sector. Urbane-urbane migratie komt het meest voor.

Economische verschillen

De economie van Zuid-Amerika draait vooral op de industriële sector (dit komt door de-agrarisatie).

Het gebied is snel gegroeid en werd interessant voor buitenlandse investeerders/FDI (Foreign Direct Investments).

Hierdoor ontstond er een tertiairisering oftewel, de toename van dienstverlenende beroepen in het land. Helaas is dit niet overal gebeurt; de primaire en tertiaire sector werken naast elkaar; een duale economie. Dit weergeeft nog eens de sociale ongelijkheid weer.

De grootgrondbezitters (een begrip wat nog afstamt van de kolonisatie) bezitten grote bedrijven: Latifundia. Eem Latifundia heeft veel kennis, is grootschalig en kan snel en goedkoop produceren. Hierdoor wordt er veel winst gemaakt en het ook wel cashcrops genoemd. Deze grote bedrijven is lastige concurrentie voor de minifundia’s: de kleine bedrijven die foodcrops verkopen.

Ook nemen grote internationale bedrijven soms land in van de inheemse bevolking, dit heet landgrabbing.

Om te bepalen of een land welvarend is kijk je naar de bbp en de handsbalans (hoeveel gaat een land in een uit). De meeste landen in Zuid- Amerika exporteren land-en mijnbouwproducten (zoals sojabonen en suikerriet naar China en VS) en importeren eindproducten. Het importeren en exporteren van eindproducten heeft veel effect op de handelsbalans. Het upgraden heet ook wel exportvalorisatie.

Door importsubstitutie, toename aan kennis, en economische voorrang (protectionisme) kan een economie aangemoedigd worden om zelf eindproducten te maken en kan de afhankelijkheid aan andere landen afnemen. Hierdoor blijft het geld in het land en groeit de economie.

Sociale verschillen

Aangezien de steden te klein waren om al deze mensen op te vangen zijn er verschillende soorten leefsituaties van veel verschillende soorten vermogens.

De armste leven in Favela’s; sloppenwijken/informal cities. Deze wijken zijn vaak illegaal gebouwd, vaak met slechte/gevaarlijke condities. Er is geen elektriciteit of andere vanzelfsprekende basisvoorzieningen. De overheid kan deze wijken niet weghalen, omdat ze zo enorm zijn. Door de verbetering van het inkomen en de hulp van de overheid verbeteren de omstandigheden in deze informal cities steeds meer.

De rijkste leven in gated communities; luxe wijken met hekken en beveiliging. De hogere sociale klasse hebben in deze wijken alle voorzieningen die er nodig zijn. Hierdoor hoeven ze de community niet te verlaten.

De sociale klassen zijn erg verschillend. Hierdoor ontstaat de sociale polarisatie. De ongelijkheid van een land kan je aangeven met een Lorenzcurve

Er bestaat al lang een groei in de economie van Zuid- Amerika. Helaas profiteert maar een kleine, rijke groep mensen daarvan. Toch zijn landen bezig om deze ongelijkheid te verkleinen door bijvoorbeeld:

Bolsa Familia: Dit is een familiebeurs die je bij een paar voorwaardes krijgt.

  • De kinderen moeten naar school gaan
  • De kinderen moeten ingeënt worden

Dit ligt helaas aan het land.

Een groot probleem wat voortgang tegenhoudt, is corruptie. Good governance kan deze corruptie tegengaan: Het land wordt dan eerlijk bestuurd, transparant is en geen corruptie heeft. Deze corruptie is een overblijfsel van de dictatuur-regime die hebben plaatsgevonden in veel Zuid- Amerikaanse landen; een oligarchie. Veel van deze regimes zij gevallen door economische crisissen. Dit zorgde voor democratisering, maar liet de corruptie intact.

De nieuwe regeringen hebben het neoliberalisme ingevoerd; vrijhandel met het buitenland.

Lokale bevolkingsparticipatie is belangrijk geworden. Dit soort besluitvorming kan stroef voorlopen door de etnische- en culturele verschillen. De etniciteit die aanwezig zijn:

  • Inheemse bevolking
  • Donkere
  • Blanke
  • Aziatische
  • Latino’s
  • Mestiezen -> Indiaanse en blanke voorouder
  • Mulatten -> donkere en blanke voorouder

Etnische groepen kunnen vormen door gemeenschappelijke elementen, bijvoorbeeld taal, religie, geschiedenis en tradities. Ondanks vele verschillen zijn er haast geen conflicten tussen de groepen.

Discriminatie en racisme is helaas niet weg te denken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.