1. DEFINITIE:
Volksliederen zijn bezongen geschiedenis der volkeren waarin men elk zijn volk terugvindt met zijn verzuchtingen, zijn lief en leed, zijn strijden en zijn zegepraten, zijn tegenspoed.
2. FUNCTIE:
Kunst produceren was in geen geval de eerste bedoeling, wel onder andere het werk opvrolijken,een gezamelijke wandeling regelen, op een eenvoudige manier uiting geven aan zijn godsdienstig gevoelsleven.
3. HET WOORD:
Volkslied bestaat uit de twee woorden: volk en lied. Het lied kun je nog eens onderverdelen in tekst en melodie:
VOLKS: liederen die in een of andere zin volks van karakter zijn onder andere: marktliederen, straatliederen, anekdotische liederen. Volks wijst op bezit, dat iets behoort tot het volk.
MELODIE: deze moet voldoen aan bepaalde normen en eisen, bv; lange rusten zijn uit den boze:ze worden opgevangen door het groepsgewijze refrein.
TEKST: deze moet voldoen zowel qua vorm als qua inhoud aan bepaalde normen oa. Het algemeen peil, begripsmogelijkheden, woordenschat van de lagen van de bevolking die dit lied opnemen. Hieruit volgt :de tekst en de melodie zijn in volksliederen zeer simpel.
4. EVOLUTIE:
Na een zekere tijd zullen een stel varianten optreden naargelang de streek, het karakter en de taal van de gemeenschap.Alle varianten zijn dus wel het directe gevolg van aanpassing van de woordenschat en/of aan de zangmogelijkheden van het volk van de gemeenschap en ook aan de technische eigenheid uit de periode van opname.
A)periode van de mondelinge overlevering: door gebrek van radio-tv-pers was het een vorm van nieuwsgeving.
B)periode van het vastleggen van het lied in handschrift van begin 16° eeuw tot eind 18° eeuw.De volksalmanakken dateren vanaf 18° eeuw.
5. BEINVLOEDING:
Volksliedern volgen ook de mode op artistiek en technisch gebied zodat men ook hier in zekere mate historiek-stylistische perioden kan onderscheiden: De bloeiperiode van de volksliederen ligt in de Middeleeuwen door het intense gemeenschapsleven waarop het volkslied welig kon groeien en bloeien.
A):de periode van 14° tot 16° eeuw heeft een gregoriaanse invloed
B):Midden 16° eeuw:invloed van reformatie en contraformatie:dwz het lied wordt aangewend als middel tot verspreiding van eigen ideologische opvattingen met een (godsdienstige) opvoedende bedoeling.
C):Invloed van het rationalisme:men had vervlakking van toonaard,ritme en melodievorming.De tekst komt onder invloed van de rederijkunst.
D)19) eeuw: invloed van de Romantiek waarin de belangstelling voor oude volkssagen en legenden groeide en zo ook in de volksliederen.
E):20° eeuw:compositie van liederen die beantwoorden aan de vraag van zingende groepen
6. ONDERVERDELING:
We kunnen de volksliederen als volgt onderverdelen:
A: Geestelijke liederen: 1. liederen voor het kerkerlijk jaar: kerstliederen
2. passieliederen: rond Pasen
3. liederen ter ere van heiligen wiens feest gevierd wordt
B: Wereldlijke liederen: 1. historische liederen: gebonden aan een historische gebeurtenis bv Geuzeliederen 2. minneliederen: zuiver lyrisch(gevoel) 3. streekliederen: gebonden aan een bepaalde streek of gemeenschap Zij verhalen voorvallen van de streek en zijn meestal regionaal beperkt. bv: bruiloftsliederen, arbeidsliederen, dansliederen, marktliederen, kinderliederen.....
7. MARKTLIEDEREN:
Marktliederen zijn liederen door marktzangers gezongen op openbare plaatsen.ze konden over van alles gaan (moord, brand, diefstal, ongelukjes, opstootjes).Ze riepen meestal emoties op. Voor studie van de volkscultuur zijn ze een uitstekende bron. De marktzanger waren meestal opvballend gekleed en hun invloed heeft lang stand gehouden.De marktliederen werden meestal op kleine restjes papier geschreven van verschillend formaat, vliegende bladen genoemd.
De marktzanger gebruikte ook zijn acteertalent en een rolprent (bewegend achtergrond). De marktzanger heeft het volgehouden tot na 2° wereldoorlog.
8. KINDERLIEDEREN:
Deze liederen zijn een haast onuitputtelijke repertoire, zo je wil, muzikale onbenulligheden; maar in een kinderleven onmisbare schatten. Bv: zakdoek leggen, twee emmertjes water halen,
9. DE BELANGRIJKSTE INSTRUMENTEN:
Deze zijn :het hakkebord,de accordeon,de kleine en grote trom,fluiten in verschillende vormen en kleuren, trompetten, violen(klompviool), de doedelzak ...... Op sommige plaatsen werd bij de voorstelling van volksmuziek de trom, fluiten en fijfer gebruikt. Deze werden meestal vergezeld door een dansende nar.
10. BESLUIT:
Bij het volkslied behoorde natuuurlijk de dans en de typische kledij. Die kledij was meestal gebonden aan streek en bijgeloof zoals de rode broeken, die de boeren droegen, brachten geluk in de oogst. Deze kledij evolueerde mee samen met de muziek en de dans. Bij vele volkssamenkomsten werd er muziek gespeeld en gedansd. Dit zien we nu nog bij sommige groeperingen: bv: volksdansgroepen met de meiboomplanting, vieringen van patroonheiligen: bv: St.Cecilia bij de fanfare enz.
REACTIES
1 seconde geleden