[Formules zien? Download dan de bijlage van dit verslag!]
2.1 rekenen is meer dan je denkt
Bij 5, 6,7,8,9 naar boven en bij 0, 1,2,3,4 naar beneden afronden
op 1 decimaal afronden (tenzij anders gemeld) bij geld op centen (2 decimalen)
ongewogen gemiddelde = alle cijfers tellen even vaak mee
gewogen gemiddelde = niet alle cijfers tellen even vaak mee (met wegingsfactoren)
2.3 berekeningen met procenten en verhoudingen
Economie vaak met procenten: drie soorten komen vaak voor
- Percentage/deel van een geheel
Soms met je het geheel uitrekenen bijv. 30% = €15 dus 1% = 0,50 dus 100% = €50
- Veranderingen in procenten
Als je vraag met hoeveel procent grootheid is verandert:
- Vergelijken en verhoudingen oplossen
Piet van 10 naar 15 euro zakgeld Jan van 4 naar 8
gaat dan verdient Piet absoluut meer op vooruit (€5 tegen €4) maar Jan relatief
het CBS doet budgetonderzoek
een procentpunt is het absolute verschil tussen waarden die in procenten zijn uitgedrukt
btw = belasting over de toegevoegde waarde
btw is meestal 21% maar ook op 6%: eten en drinken (geen alcohol), boeken, dagbladen, tijdschriften, medicijnen, n de diensten van kappers en fietsreparateurs
er zijn drie belangrijke uitgaven uitgaven voor:
- Huishoudgeld levensmiddelen, huisdieren, cadeaus en bloemen, kleine huishoudelijke spullen, uitgaan en zakgeld
- Vaste lasten huur woning, uitgaven gas, water, elektriciteit, inbraak en brandverzekering, zorgverzekering, abonnementen, contributies
- Reserveringen uitgaven voor dingen waarvan je nog niet weet wanner
Sparen met spaargeld kun je doen wat je wilt
een overzicht van je schattingen van hoeveel je gaat uitgeven = begroting
sluitende begroting = ontvangsten gelijk aan uitgaven
je begroting kan veranderen = begroting aanpassen
hoofdstuk 3
sparen = het niet uitgeven van een deel van je inkomen
rente = vergoeding voor het uitlenen van je geld je krijgt vergoeding omdat:
- Je je geld ter beschikking stelt, andere kunnen het lenen
- Inflatie (de gemiddelde prijsstijging van alle producten in een bepaalde tijdsperiode)
Als de rente net zo groot is als de inflatie is de koopkracht gelijk (hoeveel producten men kan kopen)
Als je in het loop van het jaar je spaargeld eraf haalt, krijg je maar gedeeltelijk je rente
Als je bijvoorbeeld 1000 euro 3 jaar op je spaarrekening hebt tegen 4% rente = 1000 X 1,043 = rente over rente i = percentage rente
Lenen = geld lenen en vervolgens in gedeeltes terugbetalen (betalingen verspreiden over langere periode) voor berekening twee regels 1) als er niks genoemd word rente per jaar 2) rente over gedeelte nog niet afgelost
Verschillende vormen van leningen
- Hypotheeklening lening met huis à bank mag huis verkopen als je lening niet kunt betalen
- Persoonlijke lening voor aankoop dure consumptiegoederen à bij bank of financieringsmaatschappij
- Doorlopend krediet vergelijkbaar met persoonlijke rekening maar je kunt je lening steeds verhogen (tot max. bedrag)
- Afbetaling voor een artikel à vast bedrag per maand aflossen
- Postorderbedrijven krijgt catalogus à afbetalen in termijnen à kan nieuw product kopen als andere nog niet geheel is afbetaald
Als er meer dan €250 wordt geleend à info vragen over inkomen en vaste lasten + informeren bij Bureau Kredietregistratie of mensen al een andere lening hebben afgesloten à als blijkt dat het besteedbaar inkomen onder de bijstandsnorm komt door de nieuwe lening = geen lening
Bron 3.1 + 3.2 doornemen + samenvattingsopdrachten
REACTIES
1 seconde geleden