Cursus Spellen
1 Persoonsvorm
De persoonsvorm vind je door de tijd te veranderen!
Tegenwoordige tijd:
- Spel de pv. in de t.t. enkelvoud:
* STAM (als er ik bij staat, als er jij/je achter staat)
* STAM + T (in alle andere gevallen)
- Spel de pv. in de t.t. meervoud:
* INFINITIEF (hele ww.)
Verleden tijd:
- Zwakke ww.
* ’t-kofschip (wel ‘t-kofschip = t, geen ‘t-kofschip = d)
- Sterke ww.
* geen spellingsproblemen
Import-werkwoorden:
- Engelse ww. die in het Nederlands worden gebruikt, vervoeg je net als Nederlandse ww.
2 Overige werkwoordsvormen
Andere ww.vormen dan de pv. zijn infinitief, gebiedende wijs en (on)voltooid deelwoord.
- Infinitief = Hele ww.
- Gebiedende wijs (GW) = Stam
- Onvoltooid deelwoord (OD) = Infinitief + d(e)
Gebruik bij zwakke ww. voor het voltooid deelwoord het ’t-kofschip.
Bijv. nw. moeten altijd zo kort mogelijk.
3 Leestekens
Punt:
- Aan het eind van de zin
- Bij afkortingen (behalve afkortingen die als woorden worden uitgesproken (NAVO) en maten/gewichten (mg))
Komma:
- tussen de onderdelen van opsommingen
- Tussen twee persoonsvormen
- Voor of na een aanspreking of een tussenwerpsel
- Voor en na een bijstelling
- (In lange zinnen) voor een voegwoord waarmee de bijzin begint
Puntkomma (betekend “en”):
- tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen
- tussen delen van opsommingen, zeker als het om zinnen gaat
Dubbele punt:
- Om een opsomming/verklaring/directe rede aan te kondigen
Aanhalingstekens:
- Bij een citaat
- Bij een directe reden
- Om aan te geven dat een woord een andere betekenis heeft dan normaal
Let op: plaats de leestekens altijd binnen de aanhalingstekens!
Vraagteken:
- Aan het eind van een letterlijk gestelde vraag
Uitroepteken:
- Aan het eind van een zin met een bevel of uitroep
Haakjes:
- Om toelichting, uitleg of voorbeeld heen.
Beletselteken:
- Aan het eind van een zin die niet af is
- Om onvolledige citaten aan te duiden
4 Hoofdletters
Gebruik een hoofdletter:
- Aan het begin van een zin
- Bij persoonsnamen; als bij een achternaam met voorvoegsels geen voornaam of voorletter staat
- Bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten
- Bij aardrijkskundige namen en namen van merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en bij titels van boeken/films
Gebruik een kleine letter:
- Bij soortnamen
- Bij historische periodes
- Bij afleidingen van feestdagen
- Bij maanden/dagen/jaargetijden/windstreken
- Bij geloven
5 Meervoudsvorming
Meervoud op -s
Vaste “s” = als de uitspraak correct blijft
‘s = bij afkortingen en woorden die eindigen op: a/i/o/u/y
Meervoud op -en
Let op: als een woord eindigt op een onbeklemtoonde -ik, -es of -et verdubbelt de laatste medeklinker niet!
6 Tussenklank in samengestelde woorden:
De tussen-s schrijf je als je hem hoort
Tussen-en:
- Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is dat alleen een mv. op -en heeft.
Tussen-e:
- Als het eerste deel alleen een meervoud op -s heeft
- Als het eerste deel twee meervouden (op -s en -en) heeft
- Als het eerste deel geen mv. heeft
- Als het eerste deel verwijst naar een uniek exemplaar
- Als het eerste deel een bijv. nw. versterkt
- Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is
- Als het woord niet meer als samenstelling wordt gezien (takkewijf/elleboog/hazewind).
7 Verkleinwoorden
Verkleinwoorden maak je door -je, -kje, -pje, -tje of -etje achter het zn. te zetten.
Let op:
- Woorden die op een klinker eindigen
- Afkortingen (krijgen een apostrof)
8 Aan elkaar of los
Aan elkaar:
- Samenstellingen van twee of drie woorden
- Getallen tot honderd en samenstellingen met honderd en duizend
- Voornaamwoordelijke bijwoorden (bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel)
9 Liggend streepje
Het liggend streepje is een koppenteken, een afbreekteken of een weglatingsteken.
Koppelteken
- Om uitspraakproblemen te voorkomen (auto-ongeluk)
- In de naam van getrouwde vrouwen (mevrouw Jansen-op de Haar)
- In woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, ex-, interim-, niet-, non- en oud-.
- Voor een hoofdletter (anti-Russisch)
- Bij combinaties van titels en beroepen (trainer-coach)
- Bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn (Zuid-Frankrijk)
- Bij letters, cijfers, andere tekens en St./Sint (mbo-student)
- In woorden die anders onoverzichtelijk worden (woon-werkverkeer)
Afbreekteken
Als het woord niet meer op de regel past (breek alleen tussen twee lettergrepen)
Afbreken:
- Als er één alleenstaande tussenmedeklinker staat breek je af voor die medeklinker
(kij-ken / ka-chel) (CH is één letter!)
- Breek bij twee tussenmedeklinkers af tussen die twee medeklinkers (klet-sen)
- Verplaats bij drie of meer tussenmedeklinkers zoveel medeklinkers naar de volgende regel als samen uitgesproken kunnen worden (ham-ster
- Gebruik bij samenstellingen de oorspronkelijke woorden (bagage-drager)
Weglatingsteken:
Zet een streepje op de plek waar een deel van een woord is weggelaten: voor- en nadelen, binnen- en buitenbanden. Schrijf niet ijs- en bruine beren!
10 Trema
Een trema voorkomt uitspraakproblemen in woorden die geen samenstelling zijn.
Plaats een trema op de tweede klinker waar het leesprobleem kan ontstaan (poëzie).
Let op deze woorden:
Linoleum, verfraaiing, opticien, geautomatiseerd, officieus, geuit.
11 Apostrof
- Op de plaats van een weggelaten letter (z’n zusje)
- Op de plaats van een weggelaten bezits-s (Els’ plannen)
- Om uitspraakproblemen bij het mv. en bezitsaanduidingen te voorkomen (Tanja’s kledingskast; ik hou van y’s) let op: Willems sportschoenen, s eraan vast!
- In afleidingen van letter- en cijferwoorden (vwo’er; 40+’er)
- Bij verkleinwoorden op –y (baby’tje)
12 Accenten
Accent aigu (é) = café, paté, coupé
Accent grave (è) = ampère, scène, crème
Accent circonflexe (ê) = enquête, gêne
Andere vormen = maîtresse, twee à drie liter, coûte que coûte
Gebruik op alle klinkers om klemtoon aan te geven het accent aigu (dat is dé oplossing).
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat (reçu, Curaçao)
13 Getallen
Gebruik cijfers:
- Bij getallen boven de twintig, uitgezonderd de ronde getallen (27 miljard, 953)
- Voor maten, gewichten, bedragen, data, adressen, rekeningnummers (10 mei 1955,
25 meter, € 3,50. Schrijf breuken los! (drie vierde)
Gebruik letters:
- Voor getallen tot en met twintig, voor de tientallen (vijftien, veertig)
- Voor getallen als honderd, duizend, miljoen, miljard, biljard
14 Sommige of sommigen
Met een -e:
- Als de woorden bijvoeglijk gebruikt worden (vele vriendinnen, de aanwezige mensen)
- Als ze betrekking hebben op zaken of dieren (de aapjes waren alle verzwakt)
Met een -en:
- Als ze zelfstandig gebruikt worden en het personen zijn (de meesten stemden op de PVV)
Let op: als het woord betrekking heeft op personen die al eerder genoemd werden kun je vaak -e schrijven. (De werknemers waren teleurgesteld en sommige wilden gaan staken).
Schrijf ook zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden met -en: doven en slechthorenden, ouderen, alleenstaanden, alle aanwezigen.
Spellen
7.6
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden