Samenvatting van de geschiedenis van Rome en Italië
Het Begin van Rome
De mythe De geschiedenis van Rome begint met de Trojaanse held Aeneas (wiens moeder de godin Venus en vader de man Anchises was). In Italië sticht zijn zoon Ascanius/Julus de stad Alba Longa. 3 Eeuwen later beginnen Romulus en Remus daar met het stichten van een nieuwe stad. De één bouwt op de Palatijn, de ander op de Aventijn. Ze krijgen ruzie en Romulus slaat Remus dood, waarna de stad naar Romulus werd vernoemd.
De werkelijkheid De stad Rome is rond de 8ste eeuw voor Christus ontstaan (traditionele datum: 753 V. Chr.). Men leefde toen nog in kleine dorpjes en leefde van de landbouw en veeteelt. Het gebied van Rome was erg gunstig: er lagen 7 heuvels, waarlangs de Tiber stroomde. De Palatijnse heuvel werd als eerst bewoond, later kwamen ook de Esquilinus, Quirinalis en Caelius. In de loop van de 7de eeuw ging de mensen ook op de lagere delen wonen, zoals op de vlakte tussen de Capitolijnse en Palatijnse heuvel. Hier kwam later het Forum Romanum: het centrum van Rome.
De Koningstijd (753-509 v.Chr.)
De Politieke structuur
Romulus was de 1ste van 7 koningen die over Rome zouden heersen. De verhalen hierover zijn niet erg betrouwbaar, maar geven wel een redelijk beeld over de politiek. De koning was de absolute leider. Hij had imperium (onbeperkte bevoegdheid), was legeraanvoerder, rechter en opperpriester. De enige die nog werkelijk in te brengen hadden, waren de senatoren (leden van de senaat), een groep wijze oude mannen. De senaat bestond uit patriciërs (de hoofden van de aanzienlijkste en rijkste families van Rome) Het ambt van senator werd familiair doorgegeven. Ze mochten de koning advies geven en nieuwe koning werd door hen gekozen. Hiertegenover stond het plebejers (plebs=volk). Zij konden alleen deelnemen aan de volksvergadering, maar daarin hadden ook alleen de rijkste een stem. Men kon ook alleen maar stemmen over de zaken die de koning aan de orde bracht.
De Etruskische invloed
Ten noorden van Rome leefden de Etrusken. Toen Rome nog maar een dorp was, beheersten de Etrusken grote delen van Italië. In de 6de eeuw v.Chr. waren zij op het toppunt van hun macht. De laatste koningen van Rome waren dan ook van Etruskische afkomst. De Etrusken dreven handel met de Grieken, waardoor ze in contact kwamen met de Griekse cultuur. Daarvan waren ze diep onder de indruk en namen er veel van over. De Romeinen namen die dingen weer van de Etrusken over en zo kwamen er ‘Griekse’ tempels, ‘nieuwe’ goden en de fijne kneepjes van de toekomst voorspellen in Rome.
Het begin van de republiek (509-ca. 350 v. Chr.)
Het einde van het koningschap
In 509 v. Chr. verdreef de Romeinse Elite de laatste koning, Tarquinius Superbus en brak de periode van de Republiek aan. Er werden nu 2 bestuurders benoemd, de consuls, met een ambtstermijn voor 1 jaar. Ze konden elkaars voorstellen afstemmen met het vetorecht (veto=ik verbied) en konden niet herkozen worden. Ze werden gekozen uit de senatoren, door de volksvergadering.
De standenstrijd
Maar na een aantal jaren kwam het volk erachter dat ze nou zelf nog niks te zeggen hadden. In 494 v. Chr. was er een oorlog met naburige volken. De plebejers (die moesten vechten voor de patriciërs) weigerden de wapens te pakken en trokken zich terug op de Mons Sacer (heilige berg) en ze eisten politieke rechten. De plebejers kregen een eigen vergadering, concilium plebis, deze stond onder leiding van 2 volkstribunen, die oa Het vetorecht kregen. Maar daar bleef het niet bij. Aan het begin van de 3de eeuw v. Chr. kon eindelijk ook een plebejer een politiek carrière volgen tot aan de top.
Een nieuwe adel: de nobilitas Maar alleen voor rijke plebejers was een politieke carrière weggelegd, omdat men niet betaald werd. Deze rijke plebejers gingen onderlinge verbanden aan met de patriciërs dmv huwelijken. Zo ontstond een nieuwe adel: de nobilitas. Ook deze nobiles hielden de hoge bestuurlijke ambten onder elkaar. Als toch iemand van buiten af het tot consul schopte, noemde men hem een homo novus, een ‘nieuwe man’.
De verovering van Italië (5de en 4de eeuw v. Chr.)
Al in de 5de eeuw hadden de Romeinen een verdrag gesloten met de omliggende Latijnse steden; de Latijnse Bond. Dit was omdat Rome nogal eens overhoop lag met hun buren: de Aequi en de Volsci. De Romeinen hebben deze volken uiteindelijk overwonnen. De Galliërs, die uit het huidige frankrijk en Noord-Italië kwamen, namen in 386 wel heel Rome in, op het capitool na. Maar ze vertrokken weer na een afkoopsom. Nadat de Romeinen het naburige Samnitische volk overwonnen hadden, stond heel Midden Italië onder hun bevel. De Grieken, die in Zuid-Italië zaten, vonden dit niet fijn, maar deden niks. Pas na een plaatselijk conflict schakelde de stad Tarente de hulp in van de Griekse koning van Epirus: Pyrrhus. En zo kwam Rome voor het eerst tegenover een buitenlands leger te staan. Pyrrhus versloeg de Romeinen met veel moeite ( de zogenaamde Pyrrusoverwinningen): ze hadden een heel ander leger, met zelfs olifanten. Maar in 275 bleken de Romeinen toch sterker en werd Pyrrhus definitief verslagen. Nu stond heel Italië onder Romeins gezag. Maar de Romeinen wilde meer: het Middellandse-Zeegebied was nu aan de beurt.
Oorlogen buiten Italië (3de en 2de eeuw v. Chr.)
De Eerste Punische Oorlog (264-241 v. Chr.) Rond Italië lagen nog vele machtige rijken, waaronder Carthago, een stad aan de kust van Noord-Afrika. De Carthagers hadden een deel van Sicilië in hun macht. Hierin zagen de Romeinen een grote bedreiging. In 264 was er de gelegenheid om de Carthagers op afstand te houden. De Carthagers bezette de stad Messana op Sicilië en de inwoners van deze stad deden een beroep op de Romeinen, die daar gehoor aan gaven. De Eerste Punische Oorlog volgde, een moeizame strijd waarin de Romeinen voor het eerst op zee moesten vechten. Maar het lukte ze, Want ondanks meerdere tegenslagen bouwden ze een machtige oorlogsvloot op en voerde daarmee in 242 de overwinnende slag op zee.
De eerste provincies Na de slag met de Carthagers kwamen de Romeinen in het bezit van overzeese gebieden. Sicilië, Sardinië en Corsica werden aan het Romeinse rijk toegevoegd. De Romeinen richtten deze gebieden in als provincies, die onder controle stonden van een door de senaat gekozen gouverneur. De gouverneur regelde de inning van de belasting en hield de autochtone bevolking onder de duim. Ook werd in 220 de Po-vlakte een provincie: Gallia Cisalpina, nadat de senaat er een leger naar toe had gestuurd om de Gallische aanvallen in de steden daar tegen te gaan.
De Cursus Honorum Tijdens de republiek was een reeks ambten ontstaan; de cursus honorum (loopbaan van ereambten). Ambitieuze Politici waren verplicht deze reeks te doorlopen. In principe kon iedereen deze cursus honorum volgen, maar aan ieder ambt zat wel een minimum leeftijd en ieder ambt moest minimaal een jaar vervuld worden, daarnaast werd je er niet voor betaald, sterker nog, alles wat je regelde moest je zelf betalen, dus in de werkelijkheid konden alleen de rijkste deze ambten vervullen. Hieronder volgt een overzicht van de ambten van de cursus honorum:
Naam Min. leeftijd Aantal Taak
Quaestor 31 20 Beheren staatsfinanciën
Aediles 37 4 Wethouders met taken als leiding over Politie en Brandweer, toezicht houden op markten en de voedselvoorzieningen of het organiseren en betalen van feesten en spelen.
Praetor 40 2 Rechters bij juridische geschillen.
Consul 43 2 Hoofd van de staat, voorzitter van senaat en volksvergadering, legeraanvoerder.
Ex-preatoren (propreatoren) en ex-consuls (proconsuls) - - Gouverneur van een provincie. (hiermee kon de propreatoren of proconsuls zijn financiën weer redelijk op peil brengen)
De Tweede Punische Oorlog (218-201 v. Chr.)
Carthago had zich hersteld en zich uitgebreid tot Spanje. De Romeinen wilde eerste een vreedzame oplossing, maar na de verwoesting van een Romeins gezinde stad in Spanje brak de 2de Punische Oorlog uit. De erg gedreven Carthaagse generaal Hannibal dreef de Romeinen tot wanhoop. Hij kreeg het voor elkaar met een leger de Alpen over te steken, een in die tijd voor onmogelijk gehouden prestatie. Hannibal zette in 218 voet in Italië en trok plunderend door Italië naar Rome. Tevergeefs werden er legers op hem afgestuurd. De gruwelijkste nederlaag werd geleden in 216 v. Chr. bij het plaatsje Cannae: bijna 50.000 man vonden de dood. Bovendien waren er steden in Zuid-Italië en Sicilië in opstand aan het komen. Maar dankzij het overwicht van de Romeinen op zee kon Hannibal geen versterking krijgen en konden de Romeinen zich herstellen. Door de jonge Romeinse Generaal Publius Cornelius Scipio werd de slag toch gewonnen. Hij overtuigde het senaat ervan dat ze de Carthagers op eigen grond moesten aanvallen en dat werkten. In paniek sloten de Carthagers een wapenstilstand en haalde Hannibal terug naar eigen land. Maar toen Hannibal weer thuis was vatten ze weer moet en verbraken het verdrag weer. Hierdoor werden ze in 202 op eigen bodem door Scipio verslagen. En nu kwamen er harde vredesvoorwaarden. Ook raakte Carthago Spanje kwijt, dat werd opgedeeld in 2 provincies.
De oorlogen in het oosten In het oosten weer het rijk van Alexander de Grote na diens dood in drieën gesplitst: Macedonië, het Seleucidenrijk en Egypte. Onderling vochten deze rijken voortdurend, maar de Romeinen gingen zich ermee bemoeien nadat enkele Griekse steden dat gevraagd hadden. In 197 v. Chr. werden de Macedoniërs verslagen en daarna ook Griekenland en Klein-Azië. In 148 werd Macedonië provincie en kort daarna ook heel Griekenland.
De Culturele gevolgen van de verovering van Griekenland Tijdens de oorlogen in Griekenland kwamen de Romeinen intensiever in contact met de Grieken dan ooit. In 167 v. Chr. verbleven er 100 voorname Grieken als gijzelaar in Rome. Ook bracht de consul Mummius na de verwoesting van Corinthe in 146 vele Griekse kunstschatten over naar Rome. Vooral de jongere vooraanstaande Romeinen waren erg onder de indruk. Vele van hen, waaronder Scipio Minor, kwamen via de Griekse filosofie in aanraking met andere opvattingen. Zo kwam er een versmelting tot stand tussen deze denkbeelden. Maar er waren ook Romeinen die de Griekse invloed als gevaar zagen voor de Romeinse idealen en gebruiken. De senaat verbood in 186 de bacchus-feesten en verbande in 161 de Griekse filosofen uit Rome. Maar er was niks meer aan te veranderen: er kwam Griekse filosofie, er werd naar Grieks voorbeeld gebouwd, de Griekse literatuur werd overgenomen, er werden vele Griekse teksten vertaald en vooral de mythologie sprak de Romeinen erg aan.
De Derde Punische Oorlog (149-146 v. Chr.) In 149 brak weer een oorlog uit met de Carthagers. Omdat deze een binnenlandse oorlog voerde (wat volgens de vredesvoorwaarden uit de 2de oorlog niet mocht), greep Rome in. Na een belegering van 3 jaar werd Carthago met de grond gelijk gemaakt.
Sociale Problemen: De Gracchi (133-121 v. Chr.)
Spanningen onder het Romeinse volk De verschillen tussen arm en rijk werden steeds groter doordat: -De opbrengsten van de veroverde gebieden alleen de nobilitas ten goede kwam. -Vele boeren waren na de verwoestingen hun land kwijt en trokken naar Rome. Het land kwam in handen van de nobiles. –De ex-boeren probeerden cliens te worden bij een aanzienlijke Romein om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. In ruil daarvoor stemden ze op hun patronus.
Tiberius Gracchus In 133 v. Chr. probeerde Tiberius Gracchus als eerste de arme bevolking te helpen door een wetsvoorstel voor een grootschalige herverdeling van het land te doen. Dit voorstel diende hij in bij de volksvergadering, omdat hij wist dat het bij de senaat geen kans maakte. Hiermee voerde hij een nieuwe politiek in. Andere mensen die op deze manier voor het volk opkwamen werden voortaan populares genoemd. Het tegenovergestelde waren de optimates. Het wetsvoorstel werd dor de volksvergadering aangenomen, maar de senaat laat Tiberius bij straatrellen vermoorden en zijn idee werd slechts op kleine schaal doorgevoerd.
Gaius Gracchus De broer van Tiberius werd in123 tot volkstribuun gekozen. Ook hij wilde matregelen tegen de armoede nemen, maar probeerde eerst de steun van een andere groep, de equites (ridders) te winnen. Zij behoorde ook tot de nobiles, maar hadden geen mogelijkheden om senator of consul te worden omdat deze functies binnen de familie werden gehouden. Toch waren ze redelijk machtig, omdat ze belangrijke taken vervulden die de nobiles te min vonden. Gaius beloofde ze meer bevoegdheden en verschillende politieke voordelen, maar ook hij werd gedood.
Marius en Sulla (107-79 v. Chr.)
Marius In 107 v. Chr. werd Marius, een popularis en homo novus, door de volksvergadering tot consul benoemd. Marius kreeg niet veel steun van voorname families, maar dankzij een aantal succesvolle oorlogen in het buitenland werd Marius zo populair dat hij telkens opnieuw tot consul gekozen werd, dat was daarvoor nog niet gebeurt.
Een Beroepsleger
Marius voerde het beroepsleger in. Voorheen werden er vooral boeren opgeroepen, nu had men soldaten die minimaal 16 jaar dienden. Zij voelde zich meer met hun bevelhebber verbonden.
De Optimaat Sulla en de Popularis Marius: de Eerste Burgeroorlog
In 88 benoemde de senaat Sulla, een optimaat, tot Consul. Hij moest Mithradates, de koning van het gebied rond de zwarte zee, uitschakelen. Marius was al eerde buiten spel gezet. Toen hij opnieuw door de senaat werd gepasseerd, pikten de populares het niet. Marius zou het tegen Mithradates op moeten nemen. Sulla trok, zodra hij dit hoorden, met zijn troepen naar Rome en nam de stad in. Marius vluchtte. Toen Sulla weer oorlog voorde deden de populares in Rome een greep naar de macht. Marius was teruggekeerd en in 86 tot consul benoemd. Marius stierf echter op 70-jarige leeftijd, kort nadat hij tot consul benoemd was. 3 jaar hadden de populares alleen heerschappij, maar toe kwam Sulla terug. Sulla nam Rome weer in en vermoordde duizenden populares en hun aanhangers, waaronder veel senatoren en equites. Hun grond gebruikte Sulla voor de soldaten die hun dienstplicht erop hadden zitten. Sulla riep zich uit tot dictator om “het land er bovenop te helpen” In 79 trok hij zich terug uit de politiek en stierf een jaar later.
Pompejus en Caesar (77-44 v.Chr.)
De individuele strijd om macht De populares herstelde zich en gingen de strijd weer aan met de optimates. Maar in deze strijd stond niet het belang van de partij voorop, maar het verkrijgen van persoonlijke macht.
De opkomst van Pompejus Er kwam echter allerlei oproer van buitenlanders. Pompejus wist hier handig gebruik van te maken, bevelhebber te worden, en met succes. Hij had nu de macht over grote geoefende legers, maar wilde consul worden. Dit kreeg hij via de optimates niet gedaan, dus stapte hij over naar de populares, die hem tot consul kozen in 70 v.Chr.In de hierop volgende jaren was hij oppermachtig.
De opkomst van Caesar Toen Pompejus op veldtocht was greep o.a. Crassus, een steenrijke populares, de kans zij positie te versterken met de hulp van Gaius Julius Caesar, die erg populair bij het volk was. Op zijn beurt hielp Crassus Caesar met het afbetalen van zij schulden.
Het eerste Driemanschap (60-50 v.Chr.)
Toen Pompejus terug was, sloten hij, Crassus en Caesar het eerste Driemanschap, want ze wilden alle 3 de macht van de senaat aan banden leggen. Ze hadden afspraken: Caesar zou in 59 v.Chr. consul worden. Daarna zou hij gouverneur van Gallia Cisalpina (Noord-Italië) en Gallia Narbonensis (Zuid-Frankrijk worden. Caesar wist het grootste voordeel uit het Driemanschap te halen.
Caesar in Gallië Caesar streed 9 jaar in Gallië waarna hij het onderwierp. Van de eerste 7 jaar schreef hij een verslag wat bij ons bekend staat als De Bello Gallico (over de Gallische oorlog).
Rivaliteit tussen Pompejus en Caesar Nadat Crassus was gestorven werd Pompejus door de senaat tot enige consul (consul sine collega) benoemd. Toen Caesar zich daarna kandidaat stelde voor het volgende consulschap stemde niemand daarmee in. Caesar had toen de keuze tussen ambtloos terug naar Rome keren of met zijn troepen Italië binnenvallen, wat in strijd was met de wet. Toch koos hij voor het laatste.
De Tweede Burgeroorlog (49-45 v.Chr.)
Met het oversteken van de rivier de Rubicon begon de Tweede Burgeroorlog. Nadat Pompejus in 48 v.Chr. bij Pharalus verslagen werd Was Caesar in 45 v.Chr. dictator voor het leven, imperator (opperbevelhebber) en consul van het Romeinse rijk.
Maatregelen van Caesar Caesar voerde velen maatregelen in: Hij gaf velen Romeins burgerrecht, vergrootte de senaat to 900 personen, stichtte voor arme Romeinen kolonies en, 2 matregelen waarmee wij nog steeds te maken hebben: hij voerder de kalender van 365 dagen in en zorgde voor dagelijkse nieuwspublicatie (voorloper van krant).
De Moord op Caesar Caesar werd op 15 maart 44 v.Chr. door o.a. Cassius en Brutus tijdens een senaatzitting met 23 dolkstoten vermoord.
Antonius En Octavianus (44-31 v.Chr.)
Antonius en Octavianus Na Caesars dood kwam er een machtsstrijd tussen Marcus Antonius (de naaste medewerker van Caesar) en Gnaius (Julius Caesar) Octavianus. Antonianus stond niet op goede voet met de senaat en Octavianus was een sympathieke jongeling, dus het kostte Octavianus niet veel moeite de senaat over te halen hem met een leger achter Antonius aan te sturen. Antonius’ leger werd verslagen, maar zelf ontkwam hij.
Het Tweede Driemanschap (43 v.Chr.)
Toen maakte de senaat Octavianus boos door hem te bevelen het bevel over zijn legers over te dragen aan Brutus, 1 van de moordenaars van Caesar. Octavianus nam met zijn legers de stad in en sloot met Antonius en Lepidus, een oud-generaal van Caesar een driemanschap. Ze slachtten de senaat voor een groot deel af en verdeelde het Romeinse rijk waarbij Lepidus werd afgescheept met Afrika.
Rivaliteit tussen Antonius en Octavianus Maar de 2 kregen weer ruzie en er dreigde bijna een nieuwe burgeroorlog uit te breken. Dit kon nog net voorkomen worden, doordat officieren hen lieten onderhandelen, wat eindigde in afgeving van Gallia door Antonius en een huwelijk tussen Antonius en Octavianus’ zuster Octavia.
De Derde Burgeroorlog Antonius kreeg echter een relatie met Cleopatra, de koningin van Egypte, en verstootte Octavia. Hij gaf delen van het bestuur over aan haar en hun kinderen en gedroeg zich als oosterse prins. Dit viel niet goed bij Octavianus. Octavianus versloeg Antonius met zijn legers bij Actium. Antonius wist weer te ontkomen maar Octavianus volgde hem en uit wanhoop pleegden Antonius en Cleopatra toen zelfmoord.
Augustus, de eerste keizer (27 v.Chr. – 14 n.Chr.)
Octavianus’ terugkeer Octavianus was nu de machtigste man op aarde en verstevigde zijn macht beetje bij beetje. Toch stelde hij in 29 v.Chr. voor af te treden. Het senaat wilde hier niks van weten en gaf hem juist extra macht. Ook kreeg hij de titel Augustus (verhevene), die tot dan toe alleen nog maar voor goden was gebruikt. Dit was de ‘geboorte’ van keizer Augustus. Ook werd hij benoemd tot Princeps Civitatis (Eerste van de burgers). Hier begint de tijd van het Principaat (keizerrijk). De Republiek bleef wel hetzelfde (consuls, praetoren enz.), maar aan het hoofd stond 1 man, die uiteindelijk toch alles te zeggen had: de Princeps (keizer)
De Pax Augusta Het tijdperk van de Pax Augusta (de vrede van Augustus) brak aan. Werkelijk alles ging voorspoedig in deze periode.
Gebiedsuitbreiding Augustus wilde veilige grenzen voor het Romeinse rijk, waarvoor eerst gebiedsuitbreiding nodig was. Na een tijdje leed zijn legeraanvoerder Varus echter zo’n grote nederlaag dat Augustus zich gedeeltelijk weer terugtrok en de bestaande grenzen extra bewaakte.
De opvolging De situatie leek erg stabiel. Er was echter 1 probleem: wie moest Augustus opvolgen? Augustus zocht zich suf. Uiteindelijk haalde zijn vrouw Livia hem met veel moeite over haar zoon Tiberius, uit een eerder huwelijk, opvolger te maken. En zo geschiedde dat in 14 n.Chr. na Augustus’ dood Tiberius de nieuwe keizer werd.
Van Tiberius tot en met Marcus Aurelius (14-180)
Tiberius (14-37) Tiberius was al 55 toen hij keizer werd. Hij was best een goede keizer, maar hij was erg achterdochtig, wat hem nog wel eens in de problemen bracht. Ook hij had moeite met het vinden van een opvolger. Uiteindelijk koos hij voor een jong achterneefje: Caligula
Caligua (37-41) Gaius Caesar Caligula was erg geliefd bij het volk, na een korte hevige ziekte ontpopte hij zicht echter als een waanzinnige tiran en hij werd in 41 door de keizerlijke garde gedood. Hierna werd de eerste de beste keizerlijk familielid tot keizer gekroond. Dit was Caligula’s oom, Claudius.
Claudius (41-54) Claudius leek in eerste instantie een vreemde vogel, maar hij bleek een hoop goede belangrijke eigenschappen te bezitten. Hij stelde een soort ministeries in, waar hij liberti, vrijgelaten hoogopgeleide slaven aan het hoofd zette. Ook voegde hij Britannia (Engeland) aan het rijk toe. Zijn vierde vrouw Agrippa haalde hem over haar zoon uit een eerder huwelijk, Nero, als opvolger te kiezen. Toen Claudius dat gedaan had zou ze hem vergiftigd hebben.
Nero (54-68) Nero gooide er met de pet naar. Hij was veel meer geïnteresserd in zingen, dichten en toneeelspelen. Hij zou een brand aan hebben gestoken in Rome, zodat hij zijn domus aurea (gouden huis) kon bouwen. Hij gaf de christenen de schuld van de brand en lief velen vermoorden. Ook liet hij zijn moeder vermoorden, omdat zij hem de hele tijd op de huid zat. Hierna ontspoorde Nero echter helemaal en de senaat dwong hem tot zelfmoord.
Het Vierkeizerjaar (68-69)
Nero had geen opvolger aangewezen en er waren 4 generaals die keizer wilden worden. Het werd uiteindelijk generaal Vespasianus. De senaat had niks meer in te brengen.
De adoptiefkeizers
Vespianus was keizer van 69 tot 79. Na hem regeerden Titus (79-81), Domitianus (81-96) en Nerva (96-98). Daarna kwam er voor het eerst een ‘buitenlandse’ keizer: Marcus Ulpius Trajanus (98-117), kwam uit Spanje. Bovendien was hij een adoptiezoon van buiten de familie. Hierna werden er vaker kinderen geadopteerd; men koos simpelweg de meest geschikte keizer. Hierdoor was dit een periode van groot succes voor het keizerrijk.
Grootste omvang van het rijk Trajanus was een echte militair. Hij veroverde o.a. Dacia (nu Roemenië oost-Hongarije) en Armenië (gebied tussen de Eufraat en de Tigris (Mesopotamië)). Te herdenking van die eerste liet hij in Rome het Forum Trajanum aanleggen met hierop de zuil van Trajanus. In 117 werd Trajanus erg ziek en adopteerde op zijn sterfbed één van zijn generaals en een ver familielid als opvolger: Publius Aelius Hadrianus.
Hadrianus (117-138) Hadrianus was geen veroveraar, maar een cultuurliefhebber. Hij ontwierp velen nieuwe gebouwen zoals het Pantheon en de Villa Hadriana. Ook stichtte hij nieuwe steden die hij Hadrianopolis noemde. Ook reisde hij erg veel: hij heeft waarschijnlijk het meest van heel zijn rijk gezien.
Marcus Aurelius (161-180) Hadrianus had Antonius Pius (138-161) tot opvolger benoemd en hem ook opdracht gegeven Lucius Verus en Marcus Aurelius te adopteren als opvolgers. De regeerperiode van Antonius Pius verliep zeer rustig en voorspoedig. Daarna kwam Marcus Aurelius voornamelijk aan de macht, hoewel hij zijn stiefbroer wel als medekeizer erkende tot diens dood in 169. Marcus Aurelius heeft al zijn gedachten opgeschreven, de Meditationes, waaruit blijkt dat hij keizer zijn als plicht beschouwde. Ook was hij aanhanger van de stoïsche filosofie (de Stoa)
De Crisis van de derde eeuw
Achteruitgang
Toen in 180 Commodus tot keizer werd benoemd kwam er een einde aan de Gouden Eeuw van Rome.
Invallen aan de Rijn-Donau-grens en de oostgrens
Daarna ging het nog verder bergafwaarts. Het rijk werd voortdurend aangevallen door o.a. Germanen en Parthen. Grote delen in het oosten van het rijk vielen en plunderaars stootte zelfs door tot Athene.
De soldatenkeizers De soldaten waren in deze tijd dus erg belangrijk en ze eisten dan ook steeds meer loon als een van de keizers dat niet wilden geven vermoorden ze hem gewoon. De soldaten zetten dan gewoon een nieuwe keizer op troon (meestal een oud soldaat die generaal was geworden). Vandaar de naam soldatenkeizer, die er in deze eeuw dus zeer veel zijn geweest.
Economische malaise Doordat het bevolkingsaantal achteruit ging door de oorlogen en pestepidemieën en het leger jusit duurder werd, werden de belastingen verhoogd. Vooral veel armen mensen leden hieronder en zochten een zondebok; de Christenen.
De Hervormingen van keizer Diocletianus (284-305)
De eeuw van herstel Keizer Diocletianus reorganiseerde het rijk: Hij verdeelde het in vier gebieden (praefecturen), die weer onderverdeel werden in administratieve districten (diocesen), die weer onderverdeel waren in provincies (totaal 101) met een eigen bestuur.Diocletianus bestuurde vanuit Nicomedia (bij Istanboel) en een medekeizer die hij had benoemd, vanuit Milaan. Het nieuwe besturingssysteem koste echter handenvol geld, dus de belasting werd weer hoger, maar het ontduiken was er nu niet meer bij. Vroeger was de keizer princeps (eerste van burgers) nu dominus et deus (heer en god) en de medeburgers werden onderdanen en moesten zich ook zo gedragen. Het Romeinse rijk was een totalitaire staat geworden: de overheid bepaalde alles.
Keizer Constantijn (306-337)
Rivaliteit Nadat Diocletianus gestorven was, werden Constantijn en Maxentius keizer. Zij kwamen in oorlog in 312 bij Pons Milvius, de Milvische Brug. Vlak daarvoor had Constantijn een visioen van een groot kruis met de zin: “onder dit teken zult u overwinnen”.
Constantijn wordt de enige keizer Constatijn won inderdaad en was nu samen met Licinius heerser over het rijk. Samen schreven ze een brief aan bestuurders van de provincies . In een gedeelte van die brief, het edict van Milaan, kondigden ze totale vrijheid van godsdienst af. Licinius bleef echter nota bene zelf nog wel christenen vervolgen en dus versloeg Constatijn hem.
De stichting van Constantinopel Constantijn regeerde niet vanuit Rome, maar liet een nieuwe stad stichtten bij Byzantium; Constantinopel, het huidige Istanboel. Voordat Constantijn in 337 stierf liet hij zich nog tot christen dopen.
Keizer Theodosius: De nieuwe definitieve splitsing van het rijk (379-568)
Het christendom wordt staatsgodsdienst Na Constantijns dood kwamen er weer problemen aan de grenzen, die met wisselend succes werden bestreden. In 379 werd Theodosius keizer. Hij maakte van het Christendom de officiële staatsgodsdienst en verbood al het anderen in 394.
De tweedeling in 395: het West-Romeinse en het Oost-Romeinse Rijk De keizers die hierna kwamen waren maar kort en weinig machtig. Ze hadden het erg moeilijk met de Hunnen o.l.v. Atilla (ook wel ‘de gesel Gods’). Hij werd echter wonderbaarlijk genoeg door de paus ‘gestopt’. De generaals hadden meer macht in handen. Zo zette bijv. generaal Odoacer keizer Augustulus af en benoemde zichzelf tot koning der Germanen in Italië.
Justinianus: een vergeefse poging tot hereniging Toen (de Germaanse) koning Theodorik het bevel had ging het weer beter met het West-Romeinse Rijk, en toen Theodorik stierf probeerden enkele senatoren met de hulp van keizer Justianus zelfs het rijk weer te herenigen. In 556 had Justianus in heel Italië weer de macht, maar dit hield niet lang stand; in 568 was hij Italië door een inval van de Longobarden zijn macht weer kwijtgeraakt en dit was het einde van het West-Romeinse rijk.
Het Oost-Romeinse Rijk Ook wel Byzantijse Rijk. (pag. 185-186)
Korte geschiedenis van Italië
Italië is na het einde van het West-Romeinse Rijk nooit meer een land geworden, maar de Italiaanse geschiedenis en cultuur bestaan wel omdat in Italië de Renaissance begon.
Invasie van de Longobarden (568) In 568 vielen Noord en Midden-Italië in bezit van de Longobarden. De Byzantijnen hielden het gebied tussen Rome en Ravenna in hun bezit.
Inmenging van de Franken (8e eeuw) De Longobarden riepen hun gebied uit tot een koninkrijk en gingen over tot het veroveren van andere gebieden. De paus van dat moment, Stephanus II, schakelde dmv. ‘de Schenking van Constantijn’ de hulp in van een buitenlands leger, de Franken. Koning Pepijn van de Franken verdreef de Longobarden uit Italië en leverde ze over aan de paus, waarna hij als eerste koning ‘bij de gratie Gods’ gekroond werd.
Inlijving bij het rijk van Karel de Grote (800) Karel de Grote volgde Pepijn op als machthebber in het Frankische rijk, wat hij een stuk uitbreidde (van Midden-Nederland tot Midden-Italië en van West-Frankrijk tot Oost-Duitsland) Verder vergrootte hij het gebied van de Christelijke kerk en liet zich kronen door de paus. Hierdoor kon de keizer bij de gratie Gods regeren en de paus kon op de militaire steun van de keizer rekenen.
Het ‘Heilige Roomse Rijk’ (962) Toen Karel de Grote stierf viel het Frankische Rijk uit elkaar in het westen en het oosten. Dit veroorzaakte een oorlog die door Otto I gewonnen werd. Ook hij liet zich kronen tot keizer en zo ontstond het Heilige Roomse Rijk, geregeerd door de keizer en de paus.
Paus versus keizer (10e-11e eeuw) Natuurlijk ging dit niet goed en ze excommuniceerde (‘ontsloegen’) elkaar. Nadat de keizer drie dagen in de sneeuw had gezworven werd hij door de paus vergeven. De keizer trok met een leger naar Rome en liet zich kronen door de tegenpaus, die kreeg hulp van de bevolking en samen met hen verdreef hij de keizer en richtte een bloedbad aan. Ook dit viel niet in goede aarde en de paus werd verdreven. Vanaf toen was men voorstander van de paus of van de keizer.
Frederik Barbarossa (1152-1190) Toen in 1154 keizer Frederik Barbarossa Italië binnenviel herenigde het land zich weer een beetje. Arnold van Brescia stichtte in de volksopstand in Rome een republiek. Kort daarna werd van Brescia door Frederik opgehangen. Ook Frederik werd in 1176 door steden in Noord-Italië verslagen.
De eigen koers van Zuid-Italië (9e-13e eeuw) Zuid-Italië bestond nog steeds uit Longobardische hertogdommen en stadsrepublieken die onder gezag van de Byzantijnen vielen omdat Karel de Grote daar nooit gekomen is. Daar had men last van de Arabieren die Sicilië veroverden, maar kort daarna verjaagd werden door de Normandiërs die gehuurd waren door de machthebbers in Zuid-Italië. De Normandiërs stichtten hierna het koninkrijk Sicilië en dat was natuurlijk ook niet de bedoeling. Toen in 1194 Sicilië veroverd werd door de Duitse keizer kreeg ook het zuidelijke deel van Italië te maken met ruzies tussen de paus en de keizer.
De opkomst van de stadstaten en het humanisme (12e-14e eeuw) Toen Frederik Barbarossa dus verslagen was kregen de steden in Noord-Italië een redelijk grote vrijheid. Maar de keizers hadden nog wel de macht. Deze steden groeiden uit tot stadstaten en hadden een zogenaamd ‘democratisch’ stadsbestuur (eigenlijk was het totalitair). De elite had dus eigenlijk de macht in handen. Mensen in deze stadstaten gingen steeds vrijer denken. Filosoferen ging over mensen en daarom werd deze stroming ‘humanisme’ genoemd. Oudgriekse filosofen werden geliefd en hadden grote invloed op de humanistische denkwijze.
Crisis in de kerk: de ballingschap in Avignon (1305-1377) In 1305 werd een Franse bisschop tot paus gekozen, hij bleef in Frankrijk in plaats van in Rome te gaan wonen. Zijn Franse opvolger verplaatste het hoofdkwartier van de kerk zelfs naar Avignon in Frankrijk. Rome had eigenlijk geen waarde meer, totdat in 1377 paus Gregoruis XI besloot in Rome, in het Vaticaan (een versterkt paleis) te gaan wonen, wat dichtbij het Castel Sant’Angelo lag.
De renaissance (15e-16e eeuw) In de 15e en 16e eeuw kwam de renaissance, een cultureel gevolg van het humanisme, in Italië in de stadstaten opzetten. . Uit deze tijd komen een aantal grote schilders, beeldhouwers en architecten met name in Florence doordat daar rijke families, zoals de’Medici woonden. Erg bekend zijn Botticelli, Leonardo da Vinci, Raphaël en Michelangelo.
Buitenlandse inmenging (16e-17e eeuw) Nadat Italië weer verwikkeld geweest was in vele oorlogen werd Rome veroverd door Karel V en compleet verwoest. De hongersnood en pest braken uit in Rome en pas na een grote som geld en de kroning van Karel V tot keizer in 1530 ging het weer beter met Rome.
Reformatie en Contra-Reformatie In het begin van de 16e eeuw kwamen er opstanden tegen de katholieke organisatie en de uitleg van de christelijke leer. Zo ontstonden er een aantal christelijke stromingen die eigen gemeenten stichtten (wordt Hervorming ofwel Reformatie genoemd). De paus voelde zich natuurlijk aangevallen en besloot alle tegenhangers te vervolgen als ‘ketters’, zij werden vervolgd door een speciale rechtbank: de Inquisitie. (de Contra-Reformatie)
De Verlichting (18e eeuw) In de 18e eeuw werd het rustiger omtrent de kerk en de macht van de kerk nam af. Het ging goed met de wetenschap, filosofen en schrijvers (ratio). Deze periode werd de Verlichting genoemd.
Napoleon (1796-1815) Aan het einde van deze eeuw brak er een oorlog uit tussen Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk In 1796 trok Napoleon Bonaparte Italië binnen en benoemde zich in 1796 tot dictator, in 1799 tot Eerste Consul en in 1804 tot koning van het koninkrijk Italië. Italië werd weer een geheel. Men zag uit naar een Risorgimento (wederopstanding) van Italië.
Geschiedenis van het vroege christendom en het pausdom
Jezus van Nazareth Tijdens de regering van keizer Augustus werd er een joods jongetje, Jezus, geboren. Toen hij groot was verkondigde hij de joodse leer aan iedereen die het maar wou horen. Op deze manier kreeg hij een groep volgelingen die hem als de messias (verlosser) zagen. Op Goede Vrijdag werd Jezus gekruisigd (onder de regering van Tiberius). Na 5 weken zou hij zijn opgenomen in de hemel (Hemelvaartsdag). 10 dagen hierna gingen 12 van zijn volgelingen (apostelen, de bekendste zijn Petrus en Paulus) als apostelen de boodschap van Jezus verspreiden. Ze kregen de naam christenen (Christus = messias in het Grieks).
De eeuwen van onderdrukking De ruimdenkende Romeinen keurden het Christendom af, omdat de Christenen de keizer niet wilden vereren en alleen naar God luisterden. Hieruit volgde de onderdrukking van de Christenen.
Ontstaan en groei van de Christelijke gemeenten Aan het einde van de 1e eeuw werd een deel van de elite ook christelijk. Hierdoor ontstonden christelijke gemeenschappen met aan het hoofd de bisschop en als assistenten de priesters. Ze hadden als ritueel de eucharistie (oftewel de dankzeggen) en ze doopten bekeerlingen en kinderen van christenen. In Rome ontstonden erg lange gangenstelsels onder de grond die gebruikt werden voor het begraven van doden, de catacomben.
De ommekeer (312-394) In 312 werd keizer Constantijn bij de Milvische brug in de strijd tegen Maxentius bekeerd, doordat hij overwon met de tekens ‘chi’ en ‘rho’ (van Christus) op de schilden van zijn soldaten. Samen met Licinius schreef hij een brief aan de bestuurders van de provincies (edict van Milaan), wat totale vrijheid van godsdienst opleverde. In 394 maakte keizer Theodosius het tot staatsgodsdienst en het christendom was vanaf nu verplicht.
Het ontstaan van het pausdom In de loop der eeuwen kregen de bisschoppen meer macht. De paus werd de belangrijkste bisschop. Het rijkdom van de kerk werd steeds groter en de keizers kregen minder macht.
De Kerk in het westen: het katholicisme Twee belangrijke pausen waren Leo I de Grote (440-461) en Gregorius I de Grote (590-604). Leo I zou de Hunnen ertoe hebben gebracht Italië niet te plunderen. Hij liet bovendien brieven en preken achter, die de grondslag voor de katholieke leer vormden. Gregorius I kwam uit een rijke familie, maar schonk zijn bezit aan de armen en ging naar het klooster. Hij werd paus in 590, hervormde de liturgie (voorgeschreven gebeden, ceremoniëlen en handelingen van de katholieke kerkdienst). Hij was tevens de schepper van de Gregoriaanse gezangen.
De Kerkelijke Staat Midden-Italie werd tot 1870 geregeerd door pausen (kerkelijke staat) en Noord-Italie door adel en rijke burgers. Rome is nooit democratisch of republikeins geweest. In 1870 kwam er een einde aan de kerkelijke staat. In 1929, onder Mussolini, werd de paus in ere hersteld. De kerk kreeg een klein gebied onder haar gezag: het Vaticaan.
REACTIES
1 seconde geleden
L.
L.
te veel
9 jaar geleden
Antwoorden