Hoofdstuk 2 , Theater

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1430 woorden
  • 30 september 2003
  • 242 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
242 keer beoordeeld

Theater

Theater: Er is sprake van een speelplek waarop een of meer spelers voor een publiek optreden. Totaaltheater: Er worden in een voorstelling veel kunstvormen met elkaar gecombineerd, zoals zang, dans, film, video, mime, schilderkunst en bandmontages.

Het grootste verschil tussen theater en beeldende kunst of film is, dat bij theater de voorstelling nooit op exact dezelfde manier herhaald kan worden. De stem, de bewegingen en de interactie tussen spelers en publiek is iedere keer weer anders.

Lijsttoneel: Dit vindt plaats in een schouwburg. Het podium heeft een kijkdooseffect. Het achterdoek en de bovendoeken versterken de illusie dat de spelers zich in een andere wereld bevinden. Vlakke vloertheater: De voorstelling wordt gespeeld op de vloer van de zaal en het publiek zit op steile tribunes, dicht bij het speelvlak. Bijv. in een cirkel om het speelvlak. Open speelvlak: Het speelvlak en de zaal vormen vrijwel een geheel. Theater op locatie: Theatervoorstellingen zijn niet gebonden aan een bepaald gebouw. Bijv. voorstellingen op een vlot of in de tram.

Theatervoorstellingen kunnen worden ingedeeld in 2 categorieën: - Theater dat het publiek wil amuseren. Het is bedoeld om een avondje uit te gaan. - Theater met een diepere betekenis. Het wil het publiek inzicht geven.

De theatrale middelen die de regisseur bij de vormgeving tot zijn beschikking heeft zijn: - spel (manier van spreken, zingen en bewegen, mimiek en tempo) - mise-en-scène (beweging van personages, plaats t.o.v. elkaar) - decor, incl. meubels en rekwisieten - kleding en grime - belichting - muziek - geluidseffecten

De volgende mensen zijn bij de productie aanwezig: - artistiek leider; bepaalt wat er in het seizoen wordt gespeeld, stelt repertoire vast, kiest spelers - zakelijk leider; beheert financiën, bepaalt hoeveel voorstellingen en waar - dramaturg; geeft de regisseur en acteurs informatie over de achtergrond - decor- en kostuumontwerper - lichtontwerper - spelers - grimeurs - productieleider; verzorgt tijdsplanning, regelt afspraken met betrokkenen, controleert rekeningen, regelt inkoop materialen, maakt repetitieschema’s - pr-medewerker; regelt publiciteit

Toneel

De gang van zaken bij een toneelstuk: - repetitieperiode. Regisseur ontwerpt regieconcept. Wordt besproken met dramaturg, decor- en kostuumontwerper. De regisseur vertelt hoe het stuk moet worden gespeeld. - decor, kleding en lichtplan wordt ontworpen. - na enkele weken volgen de doorlopen: het stuk wordt zonder onderbrekingen gespeeld. - kostuums, decor en lichtplan zijn klaar. De acteurs kijken hoe het stuk er ‘echt’ uitziet. - Fotograaf maakt persfoto’s; er worden de eerste try-outs voor het publiek gegeven. - De première. De pers publiceren kritieken en hoogtepunten.

Theatergezelschappen krijgen geld van de overheid, de toeschouwers en sponsors. Ad-hocproducties: Niet-gesubsidieerde groepen krijgen een bepaalde som geld voor een bepaalde productie. Vrije producties: Vrije producenten investeren veel geld in een toneelstuk en rekenen erop dat het geld terugverdiend wordt.

Voor de toeschouwer is nooit direct duidelijk wat de personages voor karakters en problemen hebben. Je krijgt veel informatie door kostuums, grime, tekst en spel. Je kunt onderscheid maken in: - mededelingen van anderen - zelfbekritisering (monologen; dialogen; gedrag, houding en taalgebruik) - relatie tot andere personages

Dramatisch effect: De voorstelling toont meestal een conflict tussen of groepen of een innerlijke strijd van de hoofdpersoon. Handelingsverloop: De volgorde van de gebeurtenissen.

Een schrijver kan zijn bedoelingen op 4 manieren duidelijk maken in een toneelstuk: - Verloop en afloop van het conflict - Personages vertegenwoordigen een bepaald standpunt en uiten of suggereren dat. - Expliciete boodschap. De boodschap wordt kant-en-klaar uitgereikt - Vormgeving, door de theatrale elementen.

Er zijn 2 soorten structuren die je bij het toneel terugvindt: 1. Een traditioneel handelingsverloop - De voorstelling begint met een expositie. Het publiek krijgt de meest noodzakelijke informatie om het stuk te kunnen volgen. - Op het motorisch moment gebeurt er iets, waardoor de handeling goed op gang komt en de spanning wordt opgevoerd. - De gebeurtenissen leiden naar een climax, die de omslag in de situatie van de hoofdpersoon veroorzaakt. - de afloop, de ontknoping. 2. Een scenische bouw - episch theater: de scènes staan als zelfstandige, losse episodes naast elkaar.

absurde toneel: Een genre die de absurditeit van de wereld door het ontbreken van een normale logisch-causale samenhang in de gebeurtenissen benadrukt.

Cabaret

Verschillende soorten cabaret: - Literair-satirisch cabaret; korte humoristische sketches, fraaie liedjes met poëtische en satirische teksten, eenrichtingsgesprekken met het publiek. - Geëngageerd, maatschappelijk cabaret; ontwikkelingen in de maatschappij worden goed gevolgd. - Beschouwend-verhalend cabaret; er wordt een aanvullend verhaal met vele zijwegen en schijnbare ontsporingen verteld en er worden liedjes gezongen. - Muzikaal cabaret; het muzikale element overheerst en de tekst is minder belangrijk. - Nonsenscabaret; ongerijmde onzin. - Fysiek cabaret; wonderlijke bewegingen van het lichaam, werken met de vreemdsoortige instrumenten en materialen. - Stand-up comedians; er wordt op de reacties van het publiek gespeeld.

Muziektheater

Muziektheater: Theater waar muziek een belangrijke plaats inneemt. Bijv. opera, musical. Ouverture: Bij gesloten doek worden muzikale thema’s uit de opera gespeeld. Recitatief: De gezongen tekst in spreektaal. Aria: Een lied waarin de zanger meestal uiting geeft aan zijn gemoedstoestand op dat moment, maar die hem vooral de kans geeft alle registers van zijn stem te demonstreren. Libretto: De tekst in een opera. Komische opera: Serieuze opera’s worden onderbroken door komische intermezzo’s.

De belangrijkste zangeres heet ‘prima donna’, de belangrijkste zanger ‘primo huomo’.

Veel opera’s hebben een bepaald thema. Voorbeelden van veelgebruikte onderwerpen zijn: - Verhalen uit de mythologie, de geschiedenis of de bijbel. Bijv. Orfeo van Monteverdi. - Verhalen uit het dagelijks leven. Bijv. Le nozze di Figaro van Mozart (kritiek op de adel). - Belangrijke liefdesverhalen, de romantische opera. Bijv. Lucia di Lammermoor van Donizetti.

Je kunt operavoorstellingen goed vergelijken met toneelvoorstellingen. De tekst kan op verschillende manieren worden gerealiseerd en je kunt aan het verhaal een diepere betekenis geven. Er is een handelingsverloop met personages.

Een operette is een zangspel, maar de onderwerpen zijn luchtiger en de muziek eenvoudiger dan bij een opera. Er is meer gesproken teksten het gaat meestal over liefde. Omdat de muziek meestal een-voudig is, leent een operette zich makkelijker voor amateurvoorstellingen. Bijv. Johann Strauss jr.

Bij een musical is het verhaal meestal niet zo beduidend als in een operette. Het is realistischer en het heeft een bundige, showachtige presentatie en heeft een ernstige ondertoon. Bijv. Jesus Christ Superstar. Ook bij een musical zijn de meeste factoren die van belang zijn voor een toneelvoorstelling belangrijk.

Dans

De eerste dansen kwamen uit godsdienstige ceremoniën. In een aantal landen is de volksdans populair. Rondtrekkende folklorische dat verwerkt in theatervoorstellingen. Na de WOII wordt in Nederland het ballet populair. Een gezelschap is Het Nederlands Danstheater.

We kunnen twee hoofdvormen van danstechniek onderscheiden: - Het academisch ballet (klassiek ballet); gaat uit van een vaststaand systeem, de academische ballettechniek, dat is vastgelegd op schrift. - De moderne dans; vrijer dan academisch ballet. Put de inspiratie uit allerlei stijlen van vroeger en niet-westerse dans en combineert die vaak met bewegingen.

Showballet: Een populaire vorm van moderne dans. Komt veel voor bij musicals, revues. Pas de deux: Een balletfragment voor twee solisten die gevoelens voor elkaar uiten. Divertissement: Een demonstratie van pure, virtuoze danskunst.

Enkele zaken die specifiek zijn voor het tot stand komen van een dansvoorstelling zijn: - De choreograaf (ontwerpt ballet- of dansvoorstelling) en de voorstelling. De choreograaf kiest meestal bestaande muziek, maar hij kan ook aan een componist vragen om een stuk voor de voorstelling te componeren. Bijv. Het Zwanenmeer van Tsjajkovski. Baletten kunnen m.b.v. speciale symbolen in ‘dansschrift’ worden vastgelegd of op video. - De dansers; ze moeten veel trainen om het lichaam in goede conditie te houden.

In een gezelschap zijn de volgende functies te onderscheiden: - Solisten; ze krijgen de hoofdrollen en krijgen de gelegenheid hun virtuositeit te tonen. - Halfsolisten; ze vervullen de bijrollen. - Het corps de ballet; de overige dansers die groepsgewijs dansen. - De balletmeester; hij geeft lessen aan de dansers om techniek te verbeteren.

Er zijn drie soorten dansvoorstellingen: - Verhalend of uitbeeldend ballet; avondvullende voorstellingen, waarin je de belevenissen van personages volgt. Er is een duidelijke verhaallijn. - Thematisch ballet; een uiting van gevoelens, stemmingen of gedachten. Het is korter dan verhalend ballet. - De absolute dans; het gaat om de pure bewegingsconstructie.

Mime / Bewegingstheater

Mimespelers beelden een verhaal uit zonder daarbij tekst te gebruiken. Er zijn weinig attributen en er is een minimum aan decor. Soms is er muziek. Om het verhaal zo duidelijk mogelijk te maken, zijn hun bewegingen, houdingen en gebaren groter en nadrukkelijker dan in het dagelijks leven. De kleding en grime zijn dezelfde kleur en men heeft een wit gezicht. Tegenwoordig speelt de ruimte een belangrijke rol in de voorstelling.

REACTIES

B.

B.

Hele goede samenvatting. Bedankt!

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.