Kleding/kostuumgeschiedenis

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 9031 woorden
  • 29 oktober 2006
  • 457 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
457 keer beoordeeld

Inleiding

Kleding
Voordat kleding werd uitgevonden was iedereen naakt. De eerste kleding was waarschijnlijk van bont, dierenhuiden, bladeren of gras. We zeggen dat iedere lichaamsbedekking die ons lichaam warm houdt en voor bescherming zorgt, kleding is. Door de jaren heen verandert kleding steeds van stijl, stoffen enz. De verandering in kledingstijl wordt mode genoemd.

Kleding en mode in Nederland

In Nederland is het nat, winderig en koel het is hier nooit echt warm. Op dit weer moeten we ons kleden. Toch is ook mode in Nederland erg belangrijk.
Nederland volgde de mode nooit zo extreem als sommige andere landen. De kleding in Nederland was vaak wat preutser en meer ingetogen. In de jaren 50 werden bijv. bij advertenties van sommige damesbladen, blote schouders weggeretoucheerd.
We namen de mode vroeger over van het Franse hof, de Engelsen of de Amerikanen.
Pas in de 20e eeuw kreeg Nederland eigen modeontwerpers als Dick Holthaus, Frank Govers, Frans Molenaar en Fong Leng Tsang.
De mode verandert ieder seizoen. Soms kort, dan weer lang. Soms breed, dan smal.

Er wordt altijd geroepen:”kleren maken de man”. Wat men draagt zegt iets over hun persoonlijkheid. Wie de mode volgt wil zich onderscheiden van anderen, maar tegelijkertijd bij een groep horen. Zo ontstaat er groepsmode. Slecht een enkeling draagt unieke kleding, zoals Mathilde Willink in de jaren 70. Ze draagt creaties van ontwerper Fong Leng.

Werk en status bepalen het beeld van onze kledij. Bij ieder beroep hoort een bepaalde kledingstijl. Je kunt niet afwijken van deze kledingstijl. Thuis kan men zich wel anders kleden. Thuis draagt men vaak kleding die lekker zit. Kleding heeft altijd te maken, met de manier waarop je door andere mensen gezien wil worden.
Wat iedereen draagt heeft te maken met cultuur, omgeving en levenssituatie. In onze samenleving bestaan er duidelijke regels over wat wel en niet hoort bij kleding. Kleding geeft een bepaalde status. Zo lijkt een man met een stropdas iemand met een goede baan. Uniformen geven status en macht, zoals politie maar ook verpleegsters.

Vroeger hadden kleding en mode weinig met elkaar te maken. Mode kon alleen betaald worden door rijken. Kleding was voor werklieden en men moest zich er makkelijk in kunnen bewegen. Tegenwoordig is mode van iedereen, dit komt vooral door de opkomst van de confectie-industrie, hierdoor is mode voor iedereen betaalbaar.

De Egyptenaren

Het Oude Egypte was een beschaving die in de Nijlvallei ontstond rond 3000 v. Chr. De beschaving ging ten onder na de verovering van Egypte door Alexander de Grote in 332 voor Christus. De essentiële factor in het overleven van beschaving was de irrigatie van het landbouwgebied rond de Nijl. Het rijk kwam tot bloei en bleef jarenlang stabiel dankzij dit water dat ervoor zorgde dat het land veel opbracht. De Egyptenaren waren hierdoor erg gericht op het cyclische van het leven, dat wil zeggen: de jaarlijkse terugkeer van de droogte en de jaarlijkse overstroming van de Nijl.. De samenleving van de Egyptenaren was erg gestructureerd. De Egyptenaren waren op allerlei gebieden enorm vooruitstrevend voor hun tijd. Zo werd geregeerd door farao\'s die door ambtenaren werden bijgestaan. Deze ambtenaren inden de belastingen en spraken recht. De Egyptenaren hadden veel goden en geloofden dat zij na hun dood in een andere wereld verder leefden. Daarom lieten de farao\'s graven bouwen waarvan de enorme piramiden het bekendst zijn. Als de farao stierf werd zijn lichaam gebalsemd en in stroken katoen of rameh gewikkeld. Dit gebeurde omdat men geloofde dat het lichaam na de dood als woonplaats voor de ziel bewaard moest blijven.
Ook op het gebied van wetenschap waren de Egyptenaren de rest van de wereld al een stap voor.

Omdat het Egyptische rijk zo lang heeft bestaan, verdelen wij de geschiedenis in drie perioden:
-het Oude Rijk: vanaf 2700 v. Chr.
-het Middenrijk: vanaf 2000 v. Chr.
-het Nieuwe Rijk: vanaf 1400 v. Chr.

Buiten al deze bovengenoemde kenmerken van de Egyptenaren is er nog iets wat erg kenmerkend is voor de oude Egyptenaren: hun kleding. Deze is erg goed te herkennen door zijn opvallende vorm.

Het Oude Rijk

De Egyptenaren droegen vanwege de warmte niet veel kleding. De mannen droegen alleen een soort heupschort. In het Oude Rijk gingen de slaven zelfs vaak naakt, terwijl de andere mannen - ook de farao - slechts een van voren geplooide heupschort droegen. De vrouwen droegen kokervormige jurken van de oksels tot de enkels, soms versierd met geplooide stroken. Over deze jurken werd soms een soort poncho gedragen, de kalasiris. (zie linkerafbeelding). Dit was een hemdvormig, nauw kledingstuk. Deze kon korte mouwtjes hebben of mouwloos zijn, maar had ook vaak alleen maar twee draagbanden die tussen de borsten door liepen en voor in het midden bij elkaar kwamen. Op deze manier had de vrouw haar armen vrij tijdens het werk.

Kleding was vaak gemaakt van katoen, linnen of rameh.

Het Midden- en het Nieuwe Rijk

In het Middenrijk en in het Nieuwe Rijk werd er meer kleding gedragen, vooral meer wikkelkleding. De weefsels, die al bijzonder fijn waren, werden nu ook nog geplisseerd.
De rijkere mensen droegen soms sandalen. Deze waren vaak gemaakt van gevlochten bladeren van de papyrusplant, die in de Nijl groeide. Er werden ook andere rietsoorten gebruikt voor het vervaardigen van sandalen.

De mensen uit de hogere stand droegen halskragen die vaak met goud en met edelstenen waren versierd. Mooie sieraden als armbanden, ringen, enkelbanden en halssieraden werden door zowel de mannen als de vrouwen gedragen.

De Farao

De koningen beschouwden zichzelf ook als goden op aarde en daarom zorgden zij voor een zorgvuldige reinheid.
Haar werd als onrein beschouwd en afgeschoren, daarom droegen de farao’s pruiken. Deze pruiken werden gemaakt van mensenhaar, vlas of palmvezels. Ze werden met bijenwas vastgeplakt. Als teken van koningschap droeg de farao soms nog een valse baard. De farao droeg een dubbele kroon: de kroon van beneden-Egypte; een rode haarbandkroon, en de kroon van boven-Egypte; een vierkant gevouwen hoofddoek, een klaft. Zo werd de samenvoeging van beide gebieden gesymboliseerd.

De vrouw van de farao, die evenals de farao kaalgeschoren was, droeg een pruik met geborduurde haarbanden versierd met lotusbloemen. Zij droeg bovenop haar hoofd een parfumketeltje van was. Deze smolt langzaam en verspreidde zo een aangename geur.
De ogen waren omrand met kohl. Een ander make-up artikel was henna. Hiermee werden de lippen en de nagels gekleurd.

De farao droeg over de heupschort aan de voorkant een met koningssymbolen
versierd driehoekig onderscheidingsteken. Hier overheen droeg hij een hemdvormig gewaad.
De koningin droeg een lange kalasiris met een gordel die twee keer om het lichaam werd gewikkeld van voren werd vastgeknoopt en waarvan de uiteinden tot bijna op de grond hingen. Ook droeg zij de zogenaamde ‘koninginnekap’; deze had de vorm van een valk met de vleugels naar beneden geklapt (deze bedekten de oren van de vorstin) en de kop naar voren. Ook de farao en zijn vrouw droegen met edelstenen versierde halskragen.

De koninklijke familie en andere rijke personen hadden vaak de voorkeur voor fijn, sluierachtig linnen om schoon en koel te blijven en zich prettig te voelen. Dit heeft ook te maken met de waarde die men hechtte aan de reinheid van het lichaam. Deze halfdoorschijnende stof werd ook wel ‘koningslinnen’ genoemd.

De Grieken

Vanuit Egypte nemen we een grote stap richting Griekenland. Rond 800 voor Christus ontstond in Griekenland de eerste grote Europese beschaving. Deze werd gevormd uit de Griekse stadstaten zoals Athene, Sparta, Milete, ed. Het Grieks gebied rondom Ionische Zee noemden Grieken zelf: Hellas. De oude Grieken hebben o.a. de wiskunde en Alfabet ontwikkeld en indrukwekkende (tempels) bouwwerken, zoals het Parthenon opgericht.

De kleding die beelden uit het oude Griekenland vaak aanhebben lijken misschien op het eerste gezicht wat rommelig. Het zijn meestal wijde gewaden met veel plooien die overvloedig gedrapeerd zijn. De Griekse kleding bestond ook voornamelijk uit wikkelkleding of draperiekleding. Al deze gewaden bestaan uit een rechthoekige lap stof die op een bepaalde manier omgeslagen en vastgespeld wordt. Het verschil tussen een doorsnee en bijzonder statig kledingstuk wordt vooral gevormd door de manier van dragen (en daaraan verbonden de manier van lopen) en door de kwaliteit en versiering van de stof.
Er zijn een aantal soorten gewaden te onderscheiden:

De peplos
De peplos is de typische kledij van vrouwen in het antieke Hellas. Het werd gemaakt van een wollen rechthoekige lap met een afmeting van circa twee bij drie meter. De bovenzijde van de lap werd omgeslagen. Deze omslag werd apotygma genoemd. De lap werd vervolgens tot een koker gevormd, waarbij de zijnaad dichtgenaaid kon worden of open kon blijven. Het gewaad werd op de schouders met kledingspelden (ook wel fibula genoemd) vastgespeld en rond het middel bond de drager een koord of ceintuur. De kledingspelden waren vaak van brons en waren niet altijd even handig. Een apart verhaal over de peplos is verteld door de geschiedschrijver Herodotus.Hij vertelt in zijn Historiën dat na een noodlottig afgelopen miliaire expeditie van de Atheners tegen de bewoners van het naburige eiland Egina, er slechts één Atheense soldaat naar huis terugkeerde. Alle overige Atheners waren gesneuveld. Toen hij het slechte nieuws aan de echtgenotes vertelden, waren zij zo ontzet, dat zij met hun kledingspelden de arme man aanvielen en doodstaken. Als gevolg hiervan werd de peplos verboden en werden de vrouwen gedwongen om de linnen chiton te gaan dragen; voor dit kledingstuk waren namelijk geen spelden nodig..

De chiton
De chiton is een kledingstuk dat oorspronkelijk voor mannen bestemd was, maar later ook door vrouwen werd gedragen. De chiton werd evenals de peplos gevormd uit een grote rechthoekige lap. Er waren twee soorten chiton, de Dorische en een Ionische chiton. De Dorische chiton was van wol, terwijl de Ionische chiton van linnen was. Deze was fijner en duurder. Ook de chiton werd tot een soort koker gevormd. Alleen werd de omslag achterwege gelaten. De zijnaden werden van boven tot beneden gesloten. Op de schoudernaad werden knoopjes gezet, waarbij echter drie openingen werden uitgespaard: voor het hoofd en de beide armen. Het kledingstuk kom met een ceintuur omgord worden. De stof kon over de ceintuur heen getrokken worden, zodat een sterke overbloezing (Grieks: kolpos) ontstond. De chiton kon zeer wijd zijn; soms wel breder dan de spanwijdte van de armen. Dit zorgde ervoor dat de chiton in duizenden prachtige plooitjes rond het lichaam viel. De vraag is echter of het draagcomfort dan wel zo optimaal was. Al die mantels met diepe plooien kunnen weleens onhandig zijn, bijvoorbeeld als er gestemd moest worden door het opsteken van de hand, maar er statig uitzien was blijkbaar belangrijker. De chiton van de man was meestal minder wijd. Er bestond zowel een lange als een korte variant. Mannen gaven in het dagelijks leven de voorkeur aan de kortere variant van de chiton, omdat die meer bewegingsvrijheid gaf. Bij speciale gelegenheden en door oudere mannen werd de lange chiton gedragen. De chilton is iets luxer uitgevoerd dan de exomis.

De peplos en de chiton komen in bepaalde periodes naast elkaar voor. Ze worden soms zelfs over elkaar heen gedragen, of verenigd tot een gewaad dat eigenlijk een chiton is, maar toch voorzien is van de overslag van de peplos. Dit soort mengvormen maken het soms lastig te herkennen om welk type kledingstuk nu precies is afgebeeld.

De himation.
Over de peplos en de chiton heen, kon door mannen en vrouwen een mantel (himation) worden gedragen. Ook dit was een rechthoekige lap, die op zeer veel verschillende manieren om het lichaam gedrapeerd kon worden, al dan niet vastgespeld op de schouder. Soms kon ook het hoofd met de himation worden bedekt.

De clamys
De clamys was een ander kledingstuk voor mannen. Dat was een lap die de linkerschouder en linkerarm bedekte en die op de rechterschouder werd vastgemaakt.

De exomis:
De meeste eenvoudige mannen droegen een exomis. De exomis zit alleen om de linkerschouder vast.

Schoenen:
Op bedelaars en enige filosofen na, die vinden het een goede zelfpijniging om op blote voeten rond te lopen, liep iedereen uit het oude Griekenland op schoenen. Meestal waren dit sandalen (sandaloi). Deze waren gemaakt van een flexibele zool die met leren riempjes om de voet. Voor de lange afstand waren er ook echte schoenen, die helemaal dicht zijn.

Haardracht:
Mannen hadden lang haar, omdat het in de mode was. Zo konden ze zich onderscheiden van slaven, die kortgeknipt haar moesten hebben. Later gaan ook de normale mannen kort haar dragen. Meestal vinden de vrouwen hun eigen haar niet mooi genoeg. Daarom dragen de chique dames vaak een pruik of een kunstig kapsel. Ze hadden hun haar vaak opgestoken met een paar vlechtjes of een soort clip.

Hoeden:
Vrouwen droegen om het hoofd een hoofddoek. Mannen hebben vaak een hoge, naar boven spits oplopende muts op, de pilos. Mannen die op reis gingen droegen vaak een ‘petasos’; een strooien hoed met een brede rand en een band om de kin.

De Romeinen

Rond 754 voor Christus is, volgens de legende, door Romulus en Remus de stad Rome gesticht. Deze stad zou al snel uitgroeien tot het centrum van een machtig rijk. Vanaf 510 voor Christus werd Rome een republiek. In de hierop volgende eeuwen veroverden de Romeinen heel Italië. Later moest ook een groot deel van Europa buigen voor de macht van Rome. Het Romeinse Rijk zou in de geschiedenis het grootste rijk in Europa worden. Typerend voor het Romeinse Rijk was de politiek. De Volksvergadering waarin alle burgers stemrecht hadden maakte de wetten en benoemde de hoge ambtenaren (magistraten). De Senaat, waarin alleen oud-magistraten zaten, hield zich vooral bezig met buitenlandse zaken. Om te voorkomen dat ze teveel macht zouden krijgen benoemden de Romeinen hun magistraten maar voor één jaar. De laagste waren de aedielen. Daarop volgden de quaestoren de praetoren en twee consuls . De censor, de hoogste ambtenaar, hield toezicht op het gedrag van de Romeinse burgers. In tijden van nood kon voor zes maanden een dictator worden benoemd. Hij had alle (absolute) macht.

Ook in ons land kwamen de Romeinen tot aan de grote rivieren. Zij brachten hun beschaving mee naar het noorden.
Bij deze beschaving hoort natuurlijk ook de typische Romeinse kledij. Het enige nadeel was, dat het in deze streken doorgaans te koud was om de luchtige gewaadjes aan te trekken, dus dit hebben wij nooit echt als cultuurgoed overgenomen.

Ondanks de grote bekendheid van het Romeinse kledingstuk de toga, droegen de meeste Romeinse mannen en vrouwen de tunica.

De tunica

De Tunica was een lang en mouwloos kledingstuk van linnen of katoen dat rond het middel met een gordel was vastgesnoerd. Het is te vergelijken met een simpel lang hemd met primitieve mouwen. Dit hemd werd met een riem een beetje opgebonden.

De tunica werd door de proletariërs, winkeliers, bouwvakkers enz. de hele dag gedragen, omdat je je in dit kledingstuk goed kunt bewegen, je hoeft niet op de plooien te letten en het is een stuk luchtiger. Het eenvoudige volk dat altijd een Tunica droeg, werd tunicati genoemd.

De toga

Een toga is een grote witte wollen lap stof van ongeveer 20 m2. Deze doek werd op een ingewikkelde manier om het lichaam gedrapeerd. Het omslaan van dit kleed was zelfs zó ingewikkeld, dat veel rijkelui voor dit karwei zelfs een aparte slaaf hadden.. De toga was een standenkleed: Aan de manier waarop de toga gedragen werd, kon je zien wat voor rang en stand de drager had. Het was ook erg ingewikkeld om te dragen. Je moest niet te wild bewegen met een toga om, anders gleed hij van je schouder. In het dagelijkse leven was dit kledingsstuk niet zo van belang, omdat je je er niet gemakkelijk in kon bewegen, want dan

vielen de plooien verkeerd. De Toga diende vooral als statussymbool. De toga werd dus alleen bij officiële gelegenheden gedragen. Salutatio, toespraken, plechtigheden, grote feesten en bezoek van deftige gasten waren redenen om zo\'n ongemakkelijke toga te dragen.

Een toga werd vaak gekleurd, omdat dat er leuk uitzag. De kostbaarste kleurstof was purper. Die was afkomstig van de purperslakken. Er waren ongeveer 10.000 slakken nodig om een mantel purper te verven.. Sommige rijke Romeinen hadden een streep purper op hun mantel. De enige die een geheel purperen toga, een toga picta, mocht dragen was de keizer van het Romeinse rijk; hij was ook de enige die zich dit kon veroorloven.

Welgestelde Romeinse mannen werden vaak togati (togadragers) genoemd.

Vrouw:
De kleding van de Romeinse vrouw lijkt op die van de Griekse, maar is veel rijker. Als basis werd de tunica gedragen. Deze kwam bij vrouwen altijd tot de grond. Vrouwen droegen in plaats van een toga een soort wit wollen gewaad, soms met banden van schouder tot zoom versiert, de stola genaamd. Over het hoofd werd soms een sluier gedragen. Welgestelde vrouwen droegen over hun tunica een palla, een omslagmantel, die lang genoeg was om over de schouders en of om het hoofd geslagen te worden en tegelijkertijd de knieën te bedekken. De palla was evenals de toga van wol. De meeste vrouwen kozen felle en contrasterende kleuren uit voor hun stola en palla.

Man:
De mannen droegen als basis een tunica die tot de knieën kwam. Onder de Tunica werd door de mannen een lendendoek of een ander soort broek gedragen. Over de tunica mochten alleen de vrije Romeinen een groot wikkelkleed dragen: de toga.
Een soortgelijk kledingstuk voor de mannen was de paenula. Dit was een grote rechthoekige wollen lap die over de linker schouder werd gedrapeerd en onder de rechter arm door voor de borst werd getrokken.
Bij slecht weer droegen de mannen een wollen cape met capuchon.

Kinderen droegen verkleinde uitgaven van de kleding der volwassenen.

Schoenen:
De sandaal was bij de Romeinen veruit favoriet, zowel bij mannen als bij vrouwen. Deze sandalen waren van leer, en soms uit één stuk leer gesneden.

Boeren droegen de carbatina, een schoen die van een stuk ossenhuid is gemaakt en met riempjes wordt vast gegespt.

De Caligae is een ‘marssandaal’, ze hebben ook vaak spijkertjes in de zolen ter voorkoming van een glijpartij.

Haar:
Het kapsel van de Romeinse leek op dat van de Griekse. Er werden vaak diademen en parels in gedragen. De Romeinse vrouwen waren dol op ingewikkelde kapsels. Ze zaten urenlang bij de kapper, en lieten soms hun haar rood of zwart verven. Soms droeg men blonde pruiken van haar van Germaanse slavinnen. Ook blondeerden de dames hun haar met bleekmiddel. De Romeinse man droeg het haar kort en evenwijdig aan de wenkbrauwen afgeknipt, en had geen baard.

Kleding in de Middeleeuwen

Iedereen heeft wel een bepaald beeld over de kleding en mode uit de Middeleeuwen: Lange jurken en dure opzichtige stoffen. In werkelijkheid was er maar een beperkte groep van de bevolking, die zich dit soort kleding kon permitteren. Het gewone volk moest improviseren om zichzelf te kunnen kleden en hun kleding bestond dan ook vaak uit enkele lappen. Toch bestond er in de hogere sociale lagen van de samenleving een modebeeld.

In het begin van de middeleeuwen, rond de 11e en 12e eeuw, leek de kleding nog erg op die van de Romeinse tijd. Er werd gebruik gemaakt van grof en eenvoudig materiaal, maar door de groeiende handel met het Oosten ontstonden er nieuwe technieken en patronen om in de kleding te verwerken. Er werden weefsels gemaakt met Chinese patronen en de stoffen werden lichter van kleur en ingeweven met gouddraad.

De kleding tussen:900-1200
Dit is de tijd, die mensen zich vaak inbeelden als de Middeleeuwen: Ridders, kerken, jonkvrouwen en kastelen. De kleding van zowel de mannen als de vrouwen was wijd en viel in plooien tot op de grond. In de hogere sociale standen werden cotte, bliaud en een cape in felle kleuren gedragen. Waarschijnlijk was de kleding van het gewone volk korter en minder wijd, omdat zij moesten werken. Zij droegen hun kleding af totdat het versleten was.
In deze periode werd er veel gebruik gemaakt van materialen als: wol,linnen en bont. Zijde, katoen en fluweel waren ook al bekend, maar deze materialen waren erg kostbaar omdat ze uit het Midden en Verre Oosten moesten worden gehaald. In de loop van de Middeleeuwen kwamen er door kruistochten contacten tussen Europa en het Oosten, waardoor deze stoffen makkelijker verkrijgbaar waren.
Over de kleding van het gewone volk is niet veel bekend, omdat hier niets van bewaard is gebleven. Er zijn wel afbeeldingen bewaard gebleven van rijke mensen en hierdoor is bekend hoe zij zich kleedden. Een korte beschrijving van de kleding in de hogere sociale lagen.

De kleding van de vrouw
Cotte
Dit is een onderkleed tot op de grond.

Hozen
Dit zijn wijde kniekousen tot over de knie. Ze werden met lange banden kruislings bevestigd aan de gordel. Hozen zijn te vergelijken met jarretels en hadden ongeveer dezelfde functie als sokken.

Chainse
Een chainse is een eenvoudig onderhemd. Het was lang en kwam tot halverwege het dijbeen.

Bliaud
Dit is een overkleed met wijde mouwen en soms met lange stroken. Deze waren vaak voor het gemak opgeknoopt. De kleding was lang in die tijd en dus sleepte de Bliaud over de grond. Het accent lag op de boezem en de taille, doordat het deel rond het middel gesmokt was.

Schoeisel
De Middeleeuwse vrouwen droegen een soort schoenen. Deze worden trippen genoemd. Trippen bestonden uit houten zolen met leren of zijden riemen. Soms waren deze versierd met gouddraad.

Haardracht
De haardracht gaf informatie over de burgerlijke staat van de vrouw. Getrouwde vrouwen droegen een sluier of een haarband. Als versiering konden hier juwelen op verwerkt zijn. Ongetrouwde vrouwen vlochten hun haar met of zonder linten.

Accessoires
Een veel gedragen accessoire was een gordel versierd met juwelen.

Kleding van de man
Cotte
Dit kledingstuk was vrijwel hetzelfde als bij de vrouwen. Het enige verschil is dat de cotte van een man tot aan de enkels kwam.

Hozen
Chainse

Braies
Dit is een lap, die tussen de benen door werd geslagen. Hij werd omhooggehouden door een gordel. Braies diende als onderbroek.

Bliaud
De bliaud van de man had veel plooien en sleept niet over de grond. Er is dus een verschil met de bliaud van de vrouw. Ook droeg de man dit kledingstuk anders. Hij draagt de bliaud zo, dat hij door de gordel opgetrokken wordt, waardoor een groot deel van de cotte te zien is.

Perkamenten schoen
Kaproen
Cape
Een Middeleeuwse man droeg een cape. Deze had de vrom van een rechthoek of een halve cirkel. Een cape was een simpel kledingstuk, dat met een sierspeld op de schouder werd vastgezet. Vaak had de cape felle kleuren.

Schoeisel
Als schoenen droegen de mannen estivaux. Dit zijn korte leren laarsjes of perkamenten schoenen.

Haardracht
Het haar van de man werd halflang gedragen en vaak hadden de mannen een baard en/of snor.

Accessoires
Ook de mannen kenden accessoires. Zij droegen een gordel, net zoals de vrouwen, en een kaproen. Dit is een hoofddeksel, dat gedragen werd door het gewone volk

De kleding tussen 1400-1440
Toen de Middeleeuwen ten einde liepen was er een duidelijke ontwikkeling te zien in de kleding en het modebeeld. Dit had ook te maken met het schoonheidsideaal van die tijd, dat erg bepaald werd door de opvallende kleding van de hertogen van Bourgondië. De vrouwen leken altijd zwanger te zijn, want dikke buiken en een hoge taille waren in. Mannen moesten er stoer en breed uitzien, daarom droegen zij wijde gewaden met extra lange mouwen. Het schoeisel werden tootschoenen: schoenen met lange punten. Dit was totaal niet praktisch als je zou moeten werken, daarom werd deze kleding vrijwel alleen gedragen in de hogere kringen.

In deze tijd werd nog steeds veel gebruik gemaakt van de materialen: wol en linnen. Er werden echter ook steeds zwaardere en duurdere stoffen gebruikt, zoals: brokaat, gouddraad en zijde. Gouddraad en zijde waren al wel eerder bekend, maar waren erg kostbaar. In deze periode waren deze stoffen vaak afkomstig uit Italië, wat er al voor zorgde dat ze beter betaalbaar waren. Men ontdekte in deze tijd de printen en versieringen op de stof. De stoffen werden bedrukt door houten blokken, waarin kleine motieven gesneden waren, zoals bloemen. De belangrijkste kleuren waren: groen, rood en blauw.

Kleding van de vrouw
Houppelande
Een houppelande is een lang overkleed met wijde mouwen, deze zijn afgezet met bont. Een houppelande is wijduitlopend. Door de hoge taille lijkt het of de vrouw zwanger is. Bij de mouwen is de cotte te zien.

Schoeisel
Tootschoenen van stof of leer. Buiten werden ter bescherming trippen over de tootschoenen gedragen.

Haardracht
Het haar werd in deze periode nog steeds ingevlochten, maar deze vlechten werden als ‘torentjes’ boven de oren gedragen. Deze torentjes werden verstevigd met metaaldraad. Een vrouw had de gewoonte de haargrens en wenkbrauwen weg te scheren.

Accessoires
De rijkere middeleeuwse vrouwen droegen een atour. Dit is een hoge punthoed met een sluier. Verder waren handschoenen en veel sieraden gebruikelijk: veel ringen, broches en kettingen.

Details:
1. Tootschoen
2. Pagekapsel
3. Atour

Kleding van de man
Houppelande
Deze droeg de man tot op de knieën. Doordat het schoonheidsideaal voor een man ‘stoer en breed’ was, was de houppelande zeer wijd. De mouwen waren ook wijd en lang. Om de taille werd een gordel gedragen.

Schoeisel
De schoenen waren gelijk aan die van de vrouw.

Haardracht
De Middeleeuwse mannen hadden een typisch opgeschoren kapsel: een pagekapsel (zie plaatje). Oudere mannen hadden vaak lang haar en een baard.

Accessoires
Naast juwelen en de gordel hadden mannen ook nog andere accessoires. De kaproen, maar deze werd anders gedragen dan in het begin van de Middeleeuwen. De kaproen had in deze periode een gezichtsopening op het hoofd. Ook hadden de mannen een misericorde: een kleine dolk, die aan de riem of met een koord aan de hals werd gedragen.
De onderkleding uit deze periode was vrijwel gelijk gebleven aan die van het begin van de Middeleeuwen. Soms was de bevestiging iets anders, maar de kledingstukken waren hetzelfde.

Renaissance

Rond 1500 begint een nieuw tijdperk dat de Renaissance wordt genoemd. Renaissance is het Franse woord voor wedergeboorte.
In Italië wordt de Klassieke Oudheid herontdekt. Mensen bestuderen nauwkeurig de overblijfselen uit de Romeinse tijd. De kennis verspreidt zich iets later snel over Europa. Naast de kerk en het leven na de dood, ontstaat er aandacht voor de mens en het leven op aarde. Het humanisme ontstaat. Mensen denken meer aan zichzelf en vinden het leven op aarde belangrijk.Mensen worden zelfbewuster en gaan genieten van het leven. Dit is te zien aan de kleding, want omdat de mensen meer aandacht aan hun uiterlijk besteden wordt de kleding opvallender. Door de welvaart hadden ze hier ook genoeg geld voor. Ze gebruiken het geld steeds vaker voor zichzelf i.p.v voor de kerk. De kerk protesteert hiertegen, maar de kerk had zijn macht verloren. De mens is zelf over alles gaan denken en laat de kerk niet meer voor hen denken.
Er ontstond een scheuring in de Rooms-katholieke en protestantse kerk. Dit heet reformatie. Maarten Luther is hier in voorgegaan.

De reformatie is tegen rijkdom en uitbundigheid. Kleding moet daarom netjes en onopvallend zijn. De calvinisten in Nederland dragen daarom eenvoudige kleding.

Kleding in de 1e helft van de 16e eeuw
De mens van de renaissance was de nauwe, strakke kleding van de middeleeuwen zat. Er veranderde daarom veel in de kleding. Mensen wilde zich vrijer kunnen bewegen in hun kleding. Ze knipten kleding open en maakten ze wijder. Dit was voor het eerst zichtbaar bij de Zwitserse en Duitse soldaten rond 1500. Hun mouwen waren erg strak en onhandig, daarom knipten ze de mouwen door.
Hiermee begint de spletenmode die de gehele 16e eeuw duurde. Alle onderdelen zoals mouwen, broekspijpen, hoeden en schoenen werden van spleten voorzien. Bij rijken werden deze weer vastgemaakt met sieraden.
Landsknechten droegen een broek die zo erg gespleten was dat hij vaak uit banden bestond. De onderbroek was tussen de spleten door zichtbaar. Deze broek werd ‘Plunderhose’ genoemd. Zij gingen nog verder met de spletenmode. Ze knipten namelijk de rand van hun baretvormige hoed in. Ook versierde ze de hoed met een wilde bos struisveren. Vooral in Duitsland vond deze “landsknechtenmode”navolging.

De mode werd bepaald door de rijke kooplieden. De kleding werd aangepast aan het volk, hierdoor verschilde in ieder land de kleding een beetje. In Nederland was de kleding bijvoorbeeld eenvoudiger dan in andere landen.
Duitsland maakte in de 1e helft van de 16e eeuw een bloeiperiode door. Rijk geworden burgers bepaalde hierdoor de mode in Duitsland. Deze burgerlijke mode was behoorlijk lomp.
In Frankrijk was de kleding fijn, kleurrijk en smaakvol. In Spanje was de kleding stijf, somber en vooral zedig.

De kleding in de Renaissance was opzichtig en pronkerig. Er werden veel kleuren gebruikt, waardoor de kleding opviel. Veel gebruikte stoffen waren: fluweel, damast, zijde en brokaat. Sieraden zoals gouden kettingen, ringen enz. werden zowel door vrouwen als door mannen gedragen.
Er was veel rijkdom en welvaart, wat duidelijk te zien was aan de kleding.

Vrouwen
Vrouwen droegen ijzeren korsetten. Hierdoor was het bovenstuk van de jurk erg strak. Rokken waren juist heel wijd en werden gesteund door hoepels. De hoepels werden gemaakt van wilgeroeden. De rokken werden ‘verdugado’genoemd. De wijde rok had geen sleep meer.
De kegelvormige rok is van voren opengespleten, zodat een driehoek van de onderrok te zien is. De mouwen plooien.
Het decolleté van de jurk van de vrouwen was vierkant. Door een korset werden de borsten platgedrukt. Vaak werd een mooi borstsieraad gedragen en een gordel. De hoofdbedekking bestaat uit een laag kapje, waardoor een gedeelte van het haar zichtbaar was.
In Nederland droegen de vrouwen vaak een molensteenkraag. Deze kraag was heel mooi geplooid.

Mannen
Voor de man waren er in de Renaissance twee verschillende soorten kleding. In Engeland en Duitsland was de mannenkleding erg breed, bijna vierkant. De brede jassen waren vaak gevoerd met bond. In de mouwen zaten spleten, waardoor de voering zichtbaar was. De jassen hebben een grote kraag en reiken tot de knieën. De jas wordt ook wel ‘Schaube”genoemd.

In Spanje droegen mannen korte ballonbroekjes met spleten. Onder deze broeken droegen ze strakke kousen. Hierbij werd meestal een stijve molensteenkraag gedragen met een korte cape. De mannen droegen een baret met veren. Om het bovenlichaam draagt de man een buis met lange mouwen. Deze mouwen zijn ook versierd met spleten. Ook de schoenen veranderden. In plaats van snavelschoenen komen er nu plompe koeienmuilen.
Deze kledingstijl zien we terug in het kostuum van zwarte piet.

De man draagt een braguette. Een braguette is een verstevigd kruisstuk. Door het breder worden van de kleding lijken de mensen kort en breed.

Hygiëne
In de Renaissance wordt hygiëne steeds belangrijker. De mensen wassen zich niet vaak, maar proberen nare luchtjes te voorkomen. Dit doen ze door kruiden mee te dragen in een pommander, een soort zakje. Ook droegen de mensen een vlooienbondje over hun schouders. Alle vlooien kwamen op het stukje bond af, waardoor de rest van de kleding en de persoon zelf schoon bleven.

Kleding in de 2e helft van de 16e eeuw
Spanje is in deze periode het rijkste land van Europa. Dit kwam door de grote goudvondsten in het pas ontdekte Amerika. Spanje was hierdoor de trendsetter in de mode. Toch verwerkte ieder land de mode op een andere manier. Door de 80-jarige oorlog brachten de Spanjaarden hun mode mee naar Nederland. Filips II was op dat moment koning van Spanje en Heer der Nederlanden. Filips II was een zwaar gelovige katholiek en hij verbood opzichtige kleding en laag uit gesneden kleding voor vrouwen. Zwart werd de meest gedragen kleur. Sommige delen van de kleding werden stijf opgevuld.

Vrouw
De meeste kleding van de vrouw bleef hetzelfde. Het decolleté verdween echter. Dames droegen hoog geloten japonnen, waaruit een klein geplooid kraagje kwam.
In Engeland werd de Spaanse mode niet overgenomen. Hier droegen vrouwen een rok in een tonvorm. Deze vorm ontstond door een stijf opgevulde rol, die op de heupen werd gelegd onder de rok. Ook in Nederland droeg een enkeling deze rok, genaamd “beuling”.
Een Engelse en Franse dame droeg het Spaanse kraagje niet. Zij droegen de “Stuartkraag”, een grotere kraag gemaakt van kant. De kraag viel van voren laat en stond van achter tegen de hals op.

Man
Mannen in Spanje droegen na het verbod op luxe van Filips II, een klein onversierd kraagje. In Spanje hadden de mannen een spits baardje en een snor. De schoenen waren donker en gesloten. Veel mannen droegen schoudercapes.

Barok

De barok ontstond rond 1600 in Nederland en duurde tot aan de Franse Revolutie.
Wat kleding betreft leek de baroktijd op de Renaissance. Dure, lichte stoffen, vele versieringen, sieraden, borduursels en veel kant werden gebruikt voor de kleding.
In Nederland was vooral de mode van de kooplieden populair. Door handel waren kooplieden rijk geworden en dit lieten ze zien. Het wordt in Nederland ook wel de Gouden eeuw genoemd.
Onder Lodewijk de 14e wordt de kleding van het hof van Versailles bepalend voor heel Europa. Parijs werd de hoofdstad van de haute-couture.

Eerste helft 17e eeuw
In de 17e eeuw verminderde de macht van Spanje. Frankrijk met als koning Lodewijk XIII werd steeds machtiger. Ook de Republiek der Verenigde Nederlanden werd een belangrijk land. Er werden handelsondernemingen opgericht. Door de toenemende handel steeg de welvaart.
De Spaanse kleding moest aangepast worden. De opvullingen verdwenen, waardoor kleding veel natuurlijker werd. Ook de kleuren veranderde, ze werden lichter en vrolijker. De molensteenkragen werden zonder steun en stijfsel gedragen, waardoor het haar ook weer langer kon zijn.
Vooral de mannenkleding ondergaat hevige veranderingen. De mode wordt sterk beïnvloed door officierskleding die aan het Franse hof werd gedragen. De broeklengte bleef tot de knie, maar de spleten onderaan de broek, konden nu met knopen worden gesloten.

Eerste helft 17e eeuw in Nederland
De 17e eeuw, is voor Nederland de Gouden eeuw. Een nieuwe klasse van jonge rijke kooplieden ontstond. Deze gingen zich kleden als adel. Ze gebruikten kleurrijke, dure stoffen met veel kant. Ouderen houden echter nog lang vast aan de kleding van de Renaissance, het zwarte regentenkostuum, wat mode was tijdens de Spaanse overheersing.
vrouw
Kenmerkend voor Holland is de ‘vlieger’, een zware mantel voor de vrouw van zwarte stof. Het lijfje was een los kledingstuk wat aan de ‘vlieger’werd vastgespeld. Het lijfje was versierd met pareltje, edelstenen enz.
Het haar zat onder een mutsje. Dit bestond uit een ondermuts en daarboven een siermutsje.
Man
De Hollandse man draagt een knielange pofbroek. Hij draagt een ‘kastoor’op zijn hoofd. Dit is een hoed van beverhaar. De band van de hoed was van zilver en werd versiert met edelstenen.

Voor mannenkleding waren er in de 17e eeuw speciaal kleermakers. Voor dames- en kinderkleding kon je terecht bij de wollennaaister.

2e helft van de 17e eeuw
Het Franse hof onder leiding van Lodewijk XIV was heel belangrijk.
De renaissance is nu echt overgegaan in het tijdperk genaamd: Barok. Alle kleding wordt statig, maar ook zeer indrukwekkend. Alle versieringen zijn zwaar en symmetrisch. Er wordt veel gebruik gemaakt van tegenstellingen in vormen, maar ook in kleuren. De kleuren zijn dieper en warmer. Kleding straalt macht en trots uit, zowel voor mannen als voor vrouwen.

Man
Mannen dragen een grove jas die tot de knieën reikt. Deze jas heeft grote zakken en geweldige grote mouwen. Over de hele jas zijn knoopsgaten aangebracht, de jas wordt echter open gedragen. Onder de jas draagt de man een vest met zakken, die even lang is als de jas. De broek was meestal onzichtbaar door de lange jas en het vest. Om de hals droeg hij een lange witte shawl. De uiteinden van de shawl vallen over het vest. Later worden de uiteinden van de shawl door de knoopsgaten gestopt.
Om groter te lijken droegen de mannen schoenen met hakken. Aan het franse hof waren de hakken rood gekleurd.

Lodewijk XIV verloor zijn eigen haar en daarom schafte hij een pruik aan. Dit werd een rage. De pruik moest van golvend haar zijn en werd van voren opgekamd. Hier zie je de kenmerken van de barok terug: de tegenstellingen tussen de vormen, hol en bol.
Pruiken waren wit en bepoederd met krijt of meel. Ze werden steeds indrukwekkender. Gezichten werden wit geschminkt en op de wangen bracht men schoonheidsvlekjes, Tache-de Beauté, aan. De lippen en wangen werden rood geschminkt. Wenkbrauwen werden als hoge bolle lijnen getekend.

De hoed werd met een punt naar voeren gedragen. De punt werd gemaakt door de rand aan 2 kanten op te slaan, zo ontstond de driesteek.

Vrouw
Ook de kleding van de vrouw wordt deftiger en stijver.
De taille moet weer smal en wordt ingesnoerd. De rok is weer stijf en kegelvormig, maar hij is aan de onderkant minder wijd dan in het begin van de 16e eeuw. De diepere kleuren worden veel gebruikt en men draagt vaak fluweel. De japon sloot netjes aan en de hals was diep uitgesneden. Rondom de diep uitgesneden hals was een smal stukje kant. Het lijfje was versierd met een driehoekig borststuk en halflange mouwen met brede stroken kant.
De rok was van voren gespleten en naar achteren omgeslagen, hierdoor was de voering zichtbaar. Vaak was de kleur van de voering contrasterend met de kleur van de rok. Op de onderrug werd een versteviging aangebracht. De rok sleepte aan de achterkant over de grond.

2e helft 17e eeuw in Nederland
Rijke Hollandse burgers kleden zich volgens de mode, die bepaald werd door het Franse en Engelse hof.

Man
De heer draagt een nonchalant kostuum. Het was gemaakt van soepele stoffen en er werden heel veel linten, strikken, pluimen en kant gebruikt. Dit kostuum werd het Rhingraven kostuum genoemd. Deze naam was ontstaan, omdat de Rijngraaf Pfaltz het pak geïntroduceerd had aan het franse hof.

De linten die het kostuum van de man versierde, werden in Nederland in Haarlem en Leiden gemaakt. Ze werden met speciale smalle getouwen, lintmolens gemaakt.
Ook goud en zilverkant werd in deze periode gebruikt om kleding te versieren.
Vrouw
De kleding van de vrouw is ook in Nederland wat gewaagder en eleganter geworden. De kleding wordt gemaakt van soepele, lichte stoffen zoals zijde en satijn. De mouwen zijn een stuk korter en ze heeft bijna ontblote schouders.

Rococo

In 1715 stierf Lodewijk XIV. Toen Lodewijk XV aan de regering kwam ging het niet goed met het franse hof. Lodwijk XV, vierde liever feest en interesseerde zich niet voor staatszaken of het volk wat steeds armer werd. Toen hij stierf kon Lodewijk XVI niet veel verbeteren aan de situatie. Dit accepteerde het volk niet meer. In 1789 barstte dan ook de franse revolutie uit. De invloed van de adel verminderde.
De kleding gaat mee met deze ontwikkelingen. Tijdens de regeerperiode van Lodewijk XIV was de kleding statig, deftig n fors. Tijdens de regeerperiode van Lodewijk XV was de kleding vrouwelijk, lichtzinnig en luchtig. Er werd veel zijde in pastelkleuren gedragen. De symmetrie van de versiering verdwijnt. Het tijdperk Rococo is aangebroken. Dit tijdperk wrd ook Regence of laat-barok genoemd.
Lodewijk XIV, de zonnekoning zag zichzelf als middelpunt van de wereld. In zijn paleis werd de mode bepaald, die in heel Europa gedragen werd. Na zijn aftreden versoberde de mode, maar dat was niet van lange duur. Rond 1730 in de Rococoperiode komen de opvallende kleuren, ruches en accessoires terug.

Rococo 1750-1780
vrouw
Frankrijk is toonaangevend voor de vrouwenmode.Het is een vrijere versie van de hofkledij. Het belangrijkste kenmerk van de kleding van de vrouw zijn de brede heupen. Aan de breedte van de heupen was de stand af te lezen waartoe de vrouw behoorde. Hoe breder de heupen, hoe hoger de klasse. Het uiterlijk van de vrouw wordt in deze periode steeds extremer. Vooral kapsels trekken de aandacht. Pruiken worden steeds rijker versierd. Ze konden soms een halve meter hoog zijn.

Man
Engeland is toonaangevend voor de mannenmode. De mannenmode bestond nog steeds uit een driedelig pak met een kniebroek.

Kindermode
Voor de eerste keer ontstaat er aparte mode voor kinderen. Voorheen droegen kinderen dezelfde kleding als volwassenen. Het kind moest zich makkelijker kunnen bewegen, vonden de mensen. Het meisje hoefde daarom geen korset meer te dragen en de jongens krijgen een lange broek aan.
De belangrijkste oorzaak van deze verandering is het werk van Jean-Jacques Rousseau. Hij had vernieuwende ideeën over opvoeding en deze werden doorgevoerd in de kleding.

Franse Revolutie 1789-1800
De Franse revolutie begon in 1789 met de bestorming van de Bastille. Tijdens deze bestorming droegen de mannen lange broeken en liepen ze op klompen. Na de Franse Revolutie verdween de standenmaatschappij en hiermee verdween ook het idee, dat men zich moest onderscheiden van anderen standen d.m.v kleding. De kleding werd hierdoor eenvoudiger.

Man
De man droeg lange broeken, een halsdoek en een lange gestreepte jas. Men wilde niet te veel opvallen.
Vrouw
Ook vrouwen wilden niet opvallen. Haar jurk werd eenvoudig. Borduurwerk, kant en de pruik verdwijnen. De favoriete kleuren zijn de kleuren van de Revolutie: rood, wit en blauw.

De productie van kleding wordt simpeler door de machines. Kleding wordt hierdoor goedkoper. Kleding kan op voorraad gemaakt worden, omdat de kleding zo eenvoudig is. Zo ontstaat de eerste confectiekleding.

Het eerste Nederlandse modetijdschrift heette: “Kabinet van Mode en Smaak”. Het bevatte modetrends uit Parijs, maar toonde ook de streekdracht.

Kleding tijdens de Empire: 1800 – 1815
Na de Franse Revolutie kwam in Frankrijk Napoléon Bonaparte aan de macht. Deze legerbevelhebber veroverde delen van Italië en werd na een periode als consul door de senaat tot \"Keizer der Fransen\" uitroepen. Napoléon vergeleek zijn macht met die van de Romeinse keizers. Napoleon brengt zijn keizerlijke macht in beeld door symbolen van Romeinse keizers te imiteren, zoals adelaars en lauwerkransen. Ook doordat aan het einde van de 18de eeuw de Romeinse steden Pompeï en Herculaneum werden opgegraven, kwam de Romeinse oudheid weer in de belangstelling; er was sprake van een Klassieke opleving.

Deze Klassieke opleving zette zich ook door in de mode. Voor de dames werd nu het ideaal: gekleed te gaan als een Griekse of Romeinse dame uit de Oudheid.
De Franse dames probeerden dit na te volgen door zo min mogelijk ondergoed onder dunne soepele bovenkleding te dragen. Dat betekende: geen korset of onderrok. Dit imiteren van de mode uit de oudheid wordt wel de”naakte mode” genoemd. De dames en leden graag kou om maar volgens de laatste mode gekleed te gaan.

Vrouwen:
Zij droegen een eenvoudige vormloze japon met korte mouwtjes. De taille zit hoog, net onder de borsten. Vlak onder de buste en aan de wijd uitgesneden hals werd de jurk met een bandje ingerimpeld. Dit doet denken aan de tunica die met een koord om het middel werd vastgebonden. Er worden doorzichtige stoffen gebruikt, zoals mousseline en tule

Als de schaarsgeklede dames dan toch naar buiten gingen, droegen zij geen jas, maar zoals de Romeinen, enorme rechthoekige shawls: ook wel stola’s genoemd. Geliefd waren kashmir sjaals, van geitenhaar, gemaakt in Kashmir, India. Deze uiterst kostbare kashmirsjaals waren een felbegeerd, modieus statussymbool.
Aan de voeten droeg men lichte zijden schoentjes zonder hak, die zo laag waren uitgesneden, dat zij met banden, die om het onderbeen werden gewikkeld, tegen het uitslippen moesten worden beschermd.

In Nederland volgden de dames van stand deze Franse mode pas laat en bovendien erg aarzelend. Erg behaaglijk was de dunne jurkjes in ons klimaat natuurlijk niet.
Om toch mee te kunnen doen, kleedden de dames zich in huidskleurige maillots en warme onderrokken. Maar dat stond natuurlijk niet zo zwoel als de transparante jurken uit Frankrijk.
Toen Napoleon in 1804 na zijn overwinningen uiteindelijk tot keizer was gekroond, kwam er in Frankrijk weer een hof met voorgeschreven kleding. Deze periode van 1804 tot 1814 noemen we “Keizerrijk” of “Empire”. Frankrijk gaf voor heel Europa de toon aan. De belangstelling voor de Romeinse tijd werd groter.

Vrouwen
De dameskleding had zich hier al bij aangepast, maar in het Empire werden de stoffen nu zwaarder en luxueuzer en de modellen strakker, zodat er nu geen sprake meer was van een “naakte mode”. Een Empirejapon had een vrij nauwe eenvoudige rok, een zeer hoge taille, en een zeer wijd decolleté, zodat het bovenstukje heel kort was. De Empirejapon heeft korte pofmouwtjes. Soms wordt er op de schouders een rechtopstaande waaiervormige kantgarnering aangebracht, die van achteren naar voren de zijkanten van de halsopening afgewerkt

Mannen
Ook de mannen kregen hun eigen mode.
Voor de herenkleding wordt naar Engeland gekeken. Hij draagt een strakke kniebroek, een jas met lange achterpanden en een halsdoek, die losjes om het opstaande boord wordt geknoopt.

Haardracht:
De dameskapsels uit deze tijd lijken veel op die van de Grieken en Romeinse dames. Vaak worden diademen gedragen. Evenals armbanden en oorsieraden zijn deze vaak versierd met cameeën, stenen waarin een antiek vrouwenkopje is uitgesneden.
De mannen sneden hun haar naar voorbeeld van de Romeinse keizers kort gesneden, van voren naar beneden gekamd en recht boven de wenkbrauwen afgeknipt.

Hoeden:
De driessteek uit de 18e eeuw is nu veranderd in een tweesteek, die dwars werd opgezet en waarmee we Napoleon zo vaak zien afgebeeld.
Ook worden nu bolvormige- en hoge hoeden gedragen.
De dameskleding van 1815 tot 1865

Tussen 1815 en 1820 verdwijnt de Empirelijn. Dit betekent dat de taille zakt en dat het decolleté hoger wordt. Tussen 1820 en 1830 verandert de mode sterk.
De dames gaan zich wederom insnoeren in de taille en door de vele onderrokken gaat de bovenrok weer hoe langer hoe wijder uitstaan. Van boven krijgt de japon ook een verbreding door mouwen die bij de inzet enorm wijd waren en naar beneden nauwer uitliepen. Deze mouwen bedekten weer de gehele arm.


De 19e eeuw
Door de Franse revolutie kwam er een einde aan de overdadige versieringen van de kleding. In de tijd van Napoleon droeg men de zogenaamde ‘empirekleding’, maar ook daarna kwamen er weer grote veranderingen. De kleding van de vrouw veranderde helemaal. Jurken werden van dikker materiaal gemaakt en sloten hoger aan. Ook werd de rok weer wijder. Na 1850 werden de rokken zelfs heel wijd. De onderrokken werden in die tijd verstevigd door paardenhaar. Natuurlijk was deze kleding erg onhandig en de ‘tournure’ deed zijn intrede. Dit was een rok, die alleen extra ruimte had aan de achterkant. Dit benadrukte het achterwerk van de vrouwen. Een erg belangrijk feit in de 19e eeuw is de opening van het eerste Haute-couture huis in 1858 in Parijs. Dit werd gedaan door modeontwerper Charles Frederick Worth.

De Romantiek (1830-1860)
Vanaf de 19e eeuw begint mode pas echt een rol te spelen binnen de kledingdracht. De periode van de Romantiek is daar een goed voorbeeld van. Door de industrialisatie ontstaat werkloosheid. Er zijn grote verschillen tussen arm en rijk. Niet langer bepaald het hof het modebeeld, maar de burgers die rijk geworden zijn door de industrie.

De romantiek staat voor heimwee naar het verleden en dit is soms ook te zien in de kleding. De modebewuste vrouw droeg in de Romantiek een zeer wijde rok en een grote luifelhoed. Bovendien had zij afhangende schouders en een zeer smalle taille, maar niet alleen het verleden speelde een grote rol. Tegelijkertijd protesteerde vrouwen tegen hun ongemakkelijke kleding. De meest gebruikte stoffen waren: katoen, wol, zijde, tafzijde en batist. Deze stoffen zijn een stuk beter te verwerken en veel lichter en soepeler dan stoffen die in eerdere periode gebruikt werden. Ook in de kleuren en patroon kwam een verandering. Men ging gebruik maken van pasteltinten en smalle strepen of kleine bloemetjes. Na 1850 werd de crinoline populair, in de volksmond hoepelrok genoemd.

Voor de man kwamen er ook belangrijke veranderingen: het pak deed zijn intrede. Dit tijdloze kledingstuk zou 150 jaar lang hetzelfde gedragen worden: een effen jasje en broek met een vestje. Vaak had het vestje felgekleurde ruiten. Er was grote ophef toen George Sand, een Franse schrijfster, voor het eerst in het openbaar een lange broek droeg.

Fin-de-siècle
Aan het eind van de 19e eeuw hadden vrouwen het zwaar. De queque is in, waardoor haar kont uitsteekt, en de taille moet zo smal mogelijk zijn. Om het gewenste effect te bereiken wordt het korset gedragen. Deze wordt zo strak mogelijk aangesnoerd. Het gevolg was dat vrouwen ademhalingsproblemen kregen en af en toe flauw vielen, ook kwam het regelmatig voor dat de ribbenkast vervormde of zelfs vitale organen verschoven werden. De man draagt het driedelige pak.
Typisch aan het fin-de-siècle is dat het modebeeld opnieuw bepaald wordt door het hof. Hierbij speelde koningin Victoria van Groot-Brittannië en Ierland een belangrijke rol. Haar kleding werd geïmiteerd, want door de komst van de naaimachine waren mensen steeds meer zelf in staat om hun kleding te maken. Bovendien konden mensen zich volgens de laatste mode kleden door de verkoop van kleding in warenhuizen. Mode werd zo in een korte tijd toegankelijker voor een grote groep mensen, maar vrouwen van hogere sociale standen wilden zich blijven onderscheiden. Zij gingen naar een haute-couturehuis. Hier kozen zij ontworpen kleding uit via de eerste modeshows met mannequins, waarna de kleding op maat gemaakt werd.

De 20e eeuw

De 20e eeuw staat voor veel en snelle ontwikkelingen op allerlei gebieden:

Japon, 1911, crème sisalvezel, garnering van soutaches, tule en borduurwerk
Natuurwetenschap, techniek, internationale betrekkingen, economie etc. Niets echter veranderde zo snel als het modebeeld. Nu mensen de mogelijkheden hadden om zich modebewust te kleden en mode, door het intrede van confectiematen bovendien niet langer onbetaalbaar was, kon men eindeloos variëren en vernieuwen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de lengte van de rok. Deze was voor de 20e eeuw enkellang of nog langer. De benen moesten bedekt zijn. In de 20e eeuw mag alles! Rokken variëren van mini tot lang.

Jugendstil
In het begin van de 20e eeuw kwamen nieuwe stromingen op. Naast de haute couture werd de jugendstil populair. Deze stroming maakte gebruik van vloeiende lijnen en organische vormen. De vrouwenkleding werd comfortabeler door middel van reformkleding.

Reformjapon, 1912, licht zeegroene ripszijde, gegarneerd met macramé van vissersgaren en kraaltjes
Door de haute-couturedragers werd de reformjapon ook wel ‘hobbezakjurk’ genoemd, omdat hij recht was en vaak zonder korset gedragen werd. Het is echter niet zo dat jugendstil stond voor saaie simpele kleding. Een totaal ander kledingstuk uit deze stroming is de namiddagjapon. Deze was vaak afgewerkt met veel kant en werd gedragen met een gezondheidskorset om de ideale vorm te behalen. Dit korset was echter nog steeds niet zo strak en stijf als het korset wat in de 19e eeuw werd gedragen.

De reformbeweging zorgde voor een steeds grotere afkeer van het korset. Paul Poiret wilde de mode veranderen. Hij ontwierp zijn jurken zo dat er geen korset meer nodig was. De kleding was comfortabel en gaf bewegingsvrijheid. De kleding had geen taillelijn, maar was alleen iets strakker onder de boezem. Verder viel de jurk losjes naar beneden en bevatten zijn ontwerpen veel oriëntaalse invloeden. Hij gebruikte fijne, zachte stoffen en zorgde voor kleuren als dieprood, roze, groen en geel.

Toen de eerste oorlog uitbrak, kwam de modewereld voor een groot deel stil te liggen. Veel mensen gingen het leger in. Pas in de jaren 20 werd de modewereld weer wakker.
Roaring twenties
Door de oorlog was het moeilijk terug te keren naar het dagelijkse leven. Door de inflatie was de middenklasse armer geworden en bovendien was de werkloosheid sterk toegenomen. Aan de andere kant waren er mensen, die in de jaren 20 erg rijk werden, doordat de amusementsindustrie snel groeide. De kledingindustrie ontdekte hoe het groot publiek kon bereiken via dit amusement en deed er zijn voordeel mee. Steeds meer mensen gingen zich kleden volgens de laatste mode en bezochten de bioscoop, theaters en bars.

Josephine Baker
Jazz
Een gevolg van de opkomende amusementsindustrie was de Jazz. In eerste instantie was dit een muziekstroming uit de VS, die razend populair werd onder jongeren. Later vanaf 1925 liet Josephine Baker heel Europa dansen op jazzmuziek: de Charleston. In de architectuur en schilderkunst werd veel gebruik gemaakt van rechte lijnen en functionaliteit. Dit gebeurde ook in de mode. Rechte lijnen, duidelijke ontwerpen en functionele modellen waren de trend.
Tijdens de oorlog waren vrouwen zelfstandiger geworden. Naast de lengte van de rok en comfortabelere kleding zorgde dit ook voor verandering in de kapsels en het schoonheidsideaal. Vrouwen wilden kapsels die makkelijk te verzorgen zijn en niet langer was een grote boezem een must. Vrouwen wilden slanker zijn, met smalle heupen, een kleine boezem en lange benen. Dit zorgde voor een mannelijke uitstraling en dit kwam weer goed van pas in het bedrijfsleven, waar steeds meer vrouwen in terecht kwamen.

Coco Chanel
Coco Chanel was een Franse kledingontwerpster, die bekend stond om haar eenvoudige, maar elegante mode. Dit kleine zwarte jurkje is haar bekendste ontwerp. Coco Chanel stond voor mode die elke vrouw smaakvol zou kleden. Chanel zei ooit dat de knie een lelijk gewricht was, maar ze kon de trend van de korte rok niet tegenhouden. Vrouwenbenen mochten weer gezien worden en werden als een erotisch lichaamsdeel gezien. Tegenwoordig is Karl Lagerfeld de couturier van Chanel, maar hij voert nog steeds de opzet van Coco Chanel uit: klassieke, elegante kleding.

De korte rokjes die Chanel zoveel mogelijk probeerde te verdoezelen, waren een onderdeel van de sportieve look, die in de jaren 20 in was. Zelfs als men niet sportief was, wilde hij er toch zo uit zien. Invloeden uit de sportwereld kwamen terug in de kleding.

De jaren ‘30
Na de Wall Street-crash in 1929, kwam er binnen de maatschappij een terugkeer naar de traditionele waarden. De vrouw moest voor de kinderen en het huishouden zorgen en netjes gekleed zijn. Het rechte, sportieve uiterlijk van de voorgaande jaren werd verruild voor een traditionele en elegante vrouwelijke look. De taille werd weer benadrukt en de hoeden werden groter. Vrouwen droegen ook steeds vaker mantelpakjes. Het nieuwe ideaalbeeld had brede schouders (door schoudervullingen) en smalle heupen, hierdoor ontstond een driehoekvorm. De mouwen van jasjes en blouses waren lang en wijd en de rok reikte tot halverwege de kuit. Versiering was de parelketting. Avondjurken waren langer en schuin gesneden en waaierden uit vanaf de heup of van satijn, de zogenaamde halterlijnjurken.

Marlene Dietrich op overtocht naar Amerika, 1932
Na deze crash werden de Europese landen weer wat meer op zichzelf. Dit leidde ook tot zelfstandigheid op modegebied. Italië en Duitsland waren duidelijk in opkomst en Frankrijk was niet langer het enige middelpunt in de modewereld. De binnenlandse politiek probeerde het dragen van traditionele klederdracht te stimuleren, waardoor dit ook weer in de mode kwam.
In dezelfde periode kwam de filmindustrie tot bloei. Tussen 1930 en 1945 werden duizenden films gemaakt. Filmsterren, zoals Marlène Dietrich en Greta Garbo, werden als onbereikbaar gezien en het enige wat men kon doen was hun na doen. Dit gebeurde dan ook veel met name door middel van het imiteren van hun kleding. Marlène Dietrich was de eerste, die voor groot publiek te zien was in een broek en Greta Garbo maakte de slappe clochehoed populair. Ook andere kledingstukken werden trendy doordat ze gedragen waren in een film.

REACTIES

A.

A.

er staat dat maarten luther king de reformatie voorging. maar dat moet natuurlijk Maarten Luther zijn.
zijn naamgnoot leefde vele vele jaren later.

16 jaar geleden

P.

P.

Ik had een vraagje, wat is de orginele bron van deze tekst? Dus waar komt de informatie die gebruikt is om deze tekst te schrijven vandaan? Als ik dat niet weet mag ik deze informatie namelijk niet gebruiken voor mijn profielwerkstuk, omdat dit is geschreven door een scholier. Ik zou dus graag de echte bronnen willen weten!

13 jaar geleden

R.

R.

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de kleding, haardracht, sierraden en make - up in frankrijk?

7 jaar geleden

I.

I.

Dit gaat over de kleding in nederland toch?

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.