Inleiding
Dit werkstuk gaat over het vulkanisme in IJsland. We hebben voor IJsland gekozen, omdat we dat allebei een fascinerend land vinden. Van de drie geologische verschijnselen waaruit we mochten kiezen vonden we vulkanisme het interessantste. En IJsland is natuurlijk een zeer vulkanisch gebied.
In dit werkstuk willen we laten zien hoe het komt dat IJsland zo’n vulkanisch land is en wat voor invloed het vulkanisme heeft op het landschap. Hiervoor hebben we de volgende dingen onderzocht: - Welk(e) vulkaantype(n) komen in IJsland voor en waar liggen die vulkanen op IJsland? - Hoe komt het, dat juist op IJsland de daar voorkomende vulkaantypen zijn ontstaan en waarom net op die plaatsen? - Hoe heeft het landschap zich, onder invloed van deze vulkanen, gevormd? - Zijn er nog andere gebieds- en bevolkingskenmerken in IJsland, dankzij het vulkanisme?
Wij hopen door het beantwoorden van deze vragen een duidelijk beeld te kunnen scheppen van het vulkanisme in IJsland.
De ligging van IJsland
IJsland ligt ten noordwesten van de rest van Europa op 63,5 tot 66,5° NB en op 13 tot 25° WL.* Het is om meerdere redenen een bijzonder land. Het ligt namelijk op de breuklijn tussen de Amerikaanse en de Euraziatische plaat: de Mid-Atlantische Rug. Hier bewegen de twee platen uit elkaar waardoor er steeds nieuw gesteente naar de oppervlakte komt.* De onrust die hierdoor bij de aardkorst ontstaat, zorgt ervoor dat er op IJsland veel vulkanische verschijnselen te vinden zijn. Maar IJsland ligt niet alleen op de Mid-Atlantische Rug, maar ook op een zogenaamde hot spot. Dit zorgt ook voor vulkanische verschijnselen. Hieronder kort iets over de Mid-Atlantische Rug, de hot spot en platentektoniek.
De Mid-Atlantische Rug IJsland is een van de weinige stukjes van de Mid-Atlantische Rug wat boven de zeespiegel uitsteekt: het vormt een soort plateau. De Mid-Atlantische Rug is een scheur in de aardkorst die van noord naar zuid door de Atlantische Oceaan loopt. Het bestaat uit tal van korte breuken en wanneer twee parallelle breuken te ver van elkaar komen te liggen ontstaan er weer nieuwe. Doordat de twee platen uit elkaar bewegen, wordt IJsland jaarlijks 25 mm uit elkaar gescheurd en ontstaan er lege ruimtes die opgevuld moeten worden. Deze platentektoniek zorgt voor veel aardbevingen en vulkanisme is IJsland.
Hot spot IJsland ligt ook nog op een hot spot die doordringt tot de oppervlakte. Deze ontstaan als de extreem hete kern haar warmte aan stromingen in de deels vloeimare mantels afgeeft, waarbij op sommige plaatsen de hitte recht naar boven gestuwd wordt. Als de plaat die boven een mantelpluim ligt verschuift, ontstaan er steeds nieuwe vulkanische eilanden. Bij IJsland is dat niet het geval, omdat het recht boven de Mid-Atlantische Rug ligt. Daarom ligt de hot spot stabiel onder het land en voedt het de magmakamers van de verschillende vulkanische systemen op IJsland.
Platentektoniek de platentektoniek die op IJsland van toepassing is, is de divergente beweging. Dat wil zeggen, dat de platen zich van elkaar af bewegen. In dit geval gaat het om de Amerikaanse en de Euraziatische plaat.IJsland wordt dus min of meer uit elkaar gescheurd, maar omdat er steeds nieuw gesteente wordt gevormd, zullen er nooit twee eilanden ontstaan. Deze beweging gaat natuurlijk niet zonder slag of stoot. Er treden veel geologische verschijnselen op, zoals aardbevingen en vulkanisme, waar we het later over gaan hebben. De kracht achter de beweging van de tektonische platen is waarschijnlijk de langzame, kolkende beweging van de mantel, waarin het gesteente omhoog wordt gestuwd door de hoge temperaturen en dan weer zakt door afkoeling. Deze cyclus duurt miljoenen jaren.
Het verschuiven van de platen is al miljoenen jaren bezig waardoor het uiterlijk van de aarde steeds verandert.
De verschillende soorten vulkanen op IJsland
Een vulkaan bestaat grofweg uit drie delen: de magmahaard, het toevoerkanaal en het stuk wat aan de oppervlakte te zien is, de zogenaamde kegel. Er zijn zeer grote verschillen te onderscheiden, zowel in bouw, producten, totstandkoming en gevaarlijkheid. Op grond van verschillende criteria kun je alle vulkanen verdelen in drie groepen, namelijk de stratovulkanen, de lavavulkanen en de caldera’s. Deze onderscheiden zich onder andere door hun uiterlijke vormen die worden bepaald door of er voornamelijk gas en as, voornamelijk lava of een combinatie van deze drie producten wordt geleverd.
Stratovulkanen Stratovulkanen komen op IJsland zeker voor, maar ze zijn vaak moeilijk (als vulkaan) te herkennen, omdat ze geheel of gedeeltelijk met ijs bedekt zijn. Zo zijn er de Öræfajökull (met haar 2119 meter de hoogste berg van IJsland) en de Snæfellsjökull. De bekendste vulkaan van IJsland, en ook een van werelds’ beroemdste is de Hekla (Heklafjall). Waarschijnlijk is dit het geval, omdat het de meest actieve van heel het land is. Haar eerste eruptie, in 1104, was meteen de heftigste. Het was een ongelofelijk grote explosieve uitbarsting die de volledige Pjórsárdalurvallei vernietigde. Sindsdien zijn er wel 167 uitbarstingen geweest, die vaak voor veel schade hebben gezorgd. De hoogte (die in de loop van de geschiedenis veel gewisseld heeft) van de berg is tegenwoordig 1492 meter. Hij ligt in Suðurland, een regio in het zuiden van het land.
“Morphologically Hekla represents an intermediary stage between a crater row and a stratovolcano.” *
Oftewel, de Hekla zit in een stadium tussen stratovulkaan en een caldera vulkaan. Echter, andere betrouwbare literatuur heeft het over een vulkanisch systeem waar de Hekla onderdeel van zou zijn. Wat zou betekenen dat het een spleeteruptie is. Wat het nou het geval is, is dat het hier wel degelijk om een vulkanisch systeem gaat, wat 40 km lang en 6 à 7 km breed is, maar dat er maar één vulkaan is gevormd. Door meerdere uitbarstingen naast elkaar is een langgerekte bergrug ontstaan, met een spleetvormige krater. Hierdoor is het een bijzondere vulkaan, maar ook door de voor IJsland unieke samenstelling van het magma.
Andere voorbeelden van langgerekte vulkanen op IJsland zijn Öræfajökull (bij Skaftafell) en Eyjafjallajökull, waarover maar weinig bekend is behalve dat hij onder een gletsjer ligt en daardoor erg gevaarlijk is. De Snæfellsjökull is een traditionelere stratovulkaan, hij ligt ook onder een gletsjer, maar kan verder als goed voorbeeld worden gezien voor ‘de stratovulkaan’ zoals hieronder beschreven. Hij ligt op het meest westelijke punt van het schiereiland Snæfelsnes. De typische steile, vrij regelmatig gevormde kegelvorm van de stratovulkaan komt door de taaiheid van de lava. Deze is namelijk zo stroperig dat er al veel van is gestold voordat het ver is uitgevloeid. De hoge zuurgraad van het gesteente (meer dan 65% siliciumdioxide) zorgt voor deze taaiheid. Het vele pyroklastische materiaal maakt alles er nog minder vloeibaar op, waardoor er gemakkelijk een berg ontstaat. Bij de top is de kegel meestal het steilste, soms loopt er zelfs een stuk verticaal. Dit komt omdat er bij de opening veel meer grof pyroklastisch materiaal neervalt dan verder daar vandaan. Aan de voet van de vulkaan wordt de helling steeds flauwer, omdat de vloeibare producten het verst komen. De vulkaankegel van een stratovulkaan wordt opgebouwd door afwisselend lagen van pyroklastische materialen (zowel as als grovere materialen zoals stenen) en stroperige lava. Het lava is in volume erg in de minderheid, maar de lavastromen vormen wel het ‘skelet’ van de berg. Op een gegeven moment is de kegel tot een soort maximum gegroeid (ze kunnen enkele kilometers hoog worden). Het lava moet dan vanaf de magmakamer zo een lange weg afleggen dat het niet meer lukt om aan de oppervlakte te komen. Er is natuurlijk wel nog steeds een enorme druk en de lava zoekt daarom andere manieren om naar buiten toe te dringen. Zo ontstaan er naast de hoofdkrater van de vulkaan op de hellingen zogenaamde adventiefkraters. De hoofdkraters kan nog steeds in werking zijn, maar levert dan alleen nog maar gas en as. De adventiefkraters kunnen ook de gehele eruptieactiviteit overnemen, zodat de hoofdkrater ‘buiten werking’ is en de uitbarstingen uit de hellingen van de berg komen. Qua eruptie zijn er weer veel verschillende scenario’s te onderscheiden. Zo is er bijvoorbeeld het Stromboli-type, die bijna altijd actief is. Zijn magmahaard is zo diep en de magma is relatief vloeibaar, waardoor het in het eruptiekanaal niet tot stolling komt er geen grote druk ontstaat en de magma vrij baan heeft. De erupties zijn daardoor vrij constant (bijvoorbeeld iedere paar dagen) maar lang niet zo heftig en gevaarlijk als bij andere types. Het is dan ook de minst ‘gevaarlijke’ onder de stratovulkanen.
Het zwakkere Volcano-type en het sterkere Vesuvius-type vormen samen het meest normale en voorkomende eruptietype bij stratovulkanen. Bij deze vorm stolt er na een eruptie magma in het eruptiekanaal, waardoor de nieuwe opkomende lava niet zomaar naar buiten kan. Hierdoor bouwt zich na langere tijd een enorme druk op en de vulkaan kan jaren lang in schijnbare rust kan verkeren. Als de druk op een toppunt komt vindt er op een gegeven moment een heftige, explosieve eruptie plaats. Hoe langer er geen eruptie heeft plaatsgevonden, hoe groter de daaropvolgende eruptie. Ook door de vele stenen die rond worden geslingerd en de aswolken en gaswolken die dagenlang kunnen blijven hangen, is dit een erg dodelijke vulkaan.
Het St.Vincent-type is een afwijkende vorm, omdat bij zo een eruptie gloedwolken ontstaan. Hierbij mengt gas zich met veel vergruisd pyroklastisch materiaal en vormt een dodelijk wolk die de helling razendsnel afstroomt.
Lavavulkanen Lavavulkanen zijn in twee soorten gebieden te vinden. - Ten eerste op oceaanbodems, wat het geval is in IJsland. - Ten tweede op de continenten bij erg grote breuken, waar de lava praktisch langs de hele breuk naar boven komt.
Lavavulkanisme kenmerkt zich door de grote hoeveelheden lava van gesmolten basalt wat in veel opeenvolgende lavastromen en op relatief rustige wijze uitvloeit. Er zijn twee groepen lavavulkanen, die allebei op IJsland voorkomen: schildvulkanen en spleeterupties.
Schildvulkanen In tegenstelling tot de stratovulkanen hebben de schildvulkanen geen ‘berg’vorm. Ze zijn veel platter en uitgestrekter omdat de lava zeer vloeibaar is en onder weinig druk staat, waardoor het mooi uit kan vloeien en gelijkmatig stolt. Vanaf de krater kan het basalt wel enkele kilometers de omtrek instromen. De kegel is bijna perfect symmetrisch en de hellingen zijn uitzonderlijk flauw. De vloeibare basalt stroomt nooit in een keer naar alle kanten tegelijk, maar de vulkaan wordt geleidelijk door een groot aantal opeenvolgende lavastromen gevormd. Er komt zelden pyroklastisch materiaal of gas mee naar boven. Wel zijn er vaak fonteinen van lava die enkele honderden meters hoog kunnen zijn, als de druk wat hoger is opgelopen. De uitbarstingen volgen elkaar na maar korte tussenpozen op en soms blijven de vulkanen veel jaar achter elkaar actief. Schildvulkanen zijn anders dan de stratovulkanen: ze zijn erg rustig en de uitbarstingen zijn zelden catastrofaal.
Schildvulkanen ontstaan vaak boven hot spots en bij mid-oceanische ruggen en zijn daardoor veel te vinden op IJsland. Zo heb je bijvoorbeeld de Skjaldbreiður ten noordoosten van Þingvellir en de Ok, ten westen van Langjökull, die beiden in het westen van het land liggen. en de Ketildyngja ten zuidoosten van Mývatn. Het zijn de grootste schildvulkanen in IJsland, veel andere zijn slecht te herkennen, omdat de hellingen te flauw zijn en er vaak veel erosie is. Op kaarten zijn schildvulkanen des te beter te zien, omdat de hoogtelijnen in mooie cirkels en met gelijke afstanden rondom een krater staan getekend.
Spleeterupties Bij spleeterupties komt er over een langgerekte spleetzone, een gebied met veel scheuren en spleten in de aardkorst, lava aan de aardoppervlakte. Bij zo een spleet komen er op het moment van eruptie op verschillende plekken en vaak honderden meters van elkaar lava tevoorschijn, waardoor er een soort minivulkaantjes ontstaan.. Uit deze betrekkelijk kleine eruptieplaatsjes kunnen enorme hoeveelheden vloeibaar basalt worden geleverd. De lava die uit deze verschillende eruptiepunten vloeit, komt meestal samen in één stroom. Hierdoor wordt wel eens de indruk gewekt, dat de eruptie over de hele lengte van de spleet plaatsvindt, maar dat is ten onrechte. Er wordt ook wel gesproken over een vulkanisch systeem, omdat er ondergronds veel met elkaar in verbinding staat. IJsland telt ongeveer 25 vulkanische systemen. Het Krafla-systeem is een van de bekendste.
Spleeterupties zijn erg typerend voor IJsland, en ze worden daarom ook wel IJslandvulkanen genoemd. De Vestmannaeyjar (Westmaneilanden) liggen 15 ten zuiden van IJsland. Ze zijn gevormd door een gelijknamige spleet, van ongeveer 500 meter lang. Leirhnúkur, die in verbinding staat met de vulkaan Krafla en daardoor een vulkanisch systeem vormt, is een voorbeeld van een spleet van een paar kilometer. De Lakagígar is tientallen kilometers lang en heeft de grootst waargenomen uitbarsting van IJsland op haar naam staan, die onder andere voor een mondiale temperatuurdaling heeft gezorgd.
Caldera’s Caldera’s zijn eigenlijk geen nieuwe soort vulkanen, maar een afwijkende eruptievorm. Namelijk de Pliniaanse eruptie, genoemd naar Plinius de oudere en Plinius de jongere, die verslag deden van de grote ramp bij Pompeii. Meestal volgt een Pliniaanse eruptie op een jarenlange rust van een stratovulkaan. Zijn activiteit lijkt geheel nul te zijn, maar uiteindelijk ontwaakt de vulkaan met een overweldigende eruptie, de meest krachtige die we kennen. Door een grote uitstoot van gassen, wat veel warmte en kracht met zich meebreng, scheurt de vulkaantop. Veel gas en lava ontploft in de vulkaan zelf, waardoor de top van de vulkaankegel wordt weggeblazen. Het gas schiet razend snel omhoog waardoor ook een gas- of aswolk boven de krater ontstaat. Meestal vormen zich ook nog gloedwolken, en op het laats stroomt de lava met enorme grote hoeveelheden naar buiten. Na een lange periode van grote activiteit, is er zoveel materiaal uit de magmakamer gespuwd dat deze zo goed als leeg is. Er treden grote verzakkingen op en de kegel heeft dan geen ondersteuning meer en stort in. Dan is er een reuzekrater, de caldera ontstaan, met een veel grotere diameter dan de oorspronkelijke krater. Op de bodem van de caldera vormen zich een of meer nieuwe vulkaantjes, die samen een nieuwe stratovulkaan gaan opbouwen en zo de cyclus rond maken. Het geheel ijsvrije Dyngjufjöllgebergte ligt in midden IJsland. De Askja is er een onderdeel van. Het is een erg oude vulkaan, namelijk meer dan 6500 jaar oud. Wederom is het geen op zichzelf staande vulkaan, maar een klein onderdeel van een groot vulkanisch systeem wat vooral ten noorden van de Askja zelf ligt. In 1875 zorgde zij voor een van de zwaarste uitbarsting die IJsland ooit gekend heeft. Er kwam zo veel as en pyroklastisch materiaal vrij dat een groot deel van het noorden van IJsland er mee bedekt werd. Binnen twee dagen was de caldera gevormd. Lang daarna zijn er nog uitbarstingen geweest in het spletensysteem. Bij de Öræfajökull het geleidelijker gegaan, deze is namelijk onder zijn eigen gewicht ingezakt.
Het ontstaan van verschillende landschapsvormen onder invloed van het vulkanisme
IJsland bestaat uit relatief jong gesteente. De oudste gesteenten zijn nog geen twintig miljoen jaar oud. Dit komt doordat IJsland op de Mid-Atlantische Rug ligt waar de Amerikaanse en de Euraziatische plaat uit elkaar bewegen.* Hier wordt steeds nieuw gesteente gevormd en IJsland is ten opzicht van andere landen dus pas zeer laat ontstaan. Ook zijn grote delen van IJsland pas de laatste jaren gevormd door het vulkanisme.
Basaltlagen uit het Tertiair Het noordwestelijke en het oostelijke deel van IJsland zijn het verste verwijderd van de Mid-Atlantische Rug en zijn dus het oudst. Deze delen zijn ontstaan tijdens het begin van het Tertiair en zijn toen langzaam uit elkaar gedreven. Nu liggen ze ongeveer 400 tot 500 km van elkaar. Ze bestaan voornamelijk uit basalt. Dit basalt is afgezet door vulkaanuitbarstingen in honderden lagen die verschillen in dikte van één tot vijftien meter. Tussen deze lagen basalt ligt meestal nog een dunne laag as. De hele laag in totaal is vaak meer dan zes kilometer dik. De verschillende basaltlagen zijn nu op sommige plaatsen, zoals bij dalen en fjorden, goed te zien, al zijn sommige lagen nu iets gekanteld door alle krachten van de onrustige aardbodem waardoor ze niet meer horizontaal liggen. Omdat IJsland niet alleen op de Mid-Atlantische Rug ligt, maar ook op een hot spot zijn er verschillen in het ontstane gesteente. Beide hebben gezorgd voor de bovengenoemde basaltlagen, maar de lava van de hot spot komt vrij direct uit het binnenste van de aarde, waardoor het een andere samenstelling heeft dan de lava die komt van de vulkanen op de Mid-Atlantische Rug. Hierdoor zijn de basaltlagen die door de hotspot zijn ontstaan ook anders van samenstelling.
Palagonietheuvels en Tafelbergen uit het Pleistoceen Na deze vele vulkaanuitbarstingen uit het Tertiair volgde een periode waarin de aarde wat rustiger was en er niet veel uitbarstingen plaatsvonden. Maar na het Tertiair volgde de periode van de ijstijden: het Pleistoceen. IJsland werd bijna helemaal bedekt met dikke ijslagen. Onder dit ijs vonden opnieuw vulkaanuitbars-tingen plaats. Dit leidde tot het ontstaan van twee soorten bergen: palagonietheuvels en tafelbergen.
Palagonietheuvels Palagonietheuvels zijn lange, steile bergkammen die bovenaan getand zijn. Ze zijn ontstaan als gevolg van uitbarstingen van spleeterupties onder het ijs. Palagoniet is een soort zeer fijnkorrelig basaltisch glas dat meestal bruin van kleur is. Het ontstaat als gasrijke lava in aanraking komt met koud water of ijs. De lava explodeert dan en versplintert tot fijn gruis. Van dit gruis worden heuvels gevormd: de palagonietheuvels. Voorbeelden hiervan zijn de Sveifluháls (op het schiereiland Reyjanes) en de Jarlhettur (ten zuidoosten van de Langjökull).
Tafelbergen Tafelbergen ontstaan ook door vulkaanuitbarstingen onder gletsjers. Doordat de lava bij een uitbarsting meteen in aanraking komt met ijs of grote hoeveelheden water, stolt hij heel snel. Hierbij wordt een dunne laag bolvormig gesteente gevormd met een glasachtige laag (obsidiaan). Er komt echter weer een nieuwe laag lava aan die de netgevormde korst open laat barsten en zelf een nieuwe korst vormt. Dit proces gaat een hele tijd door, waardoor er een lavastructuur ontstaat die lijkt op opgestapelde kussens. Men noemt deze lava dan ook wel kussenlava. Op de hellingen van de tafelberg Herðubreið kun je mooie voorbeelden van kussenlava tegenkomen. Na een tijd is de lava zo hoog geworden dat de laag ijs erbovenop niet meer zo dik is en de druk van de gletsjer op de lava afneemt. Er volgen as-explosies waarbij lava en as omhoog worden gegooid. Er ontstaat palagoniet. Dit palagoniet vult de ruimtes tussen de kussenlava op. Als de kegel van de vulkaan helemaal boven het ijs of het water uitkomt ontstaat een normale vulkaan, zoals een schildvulkaan. De lava kan nu op een normale manier de krater verlaten. Maar als deze lava in contact komt met water, explodeert hij alsnog en ontstaat er opnieuw palagoniet. Het gevolg is dat hoe meer lava er uit de krater stroomt, hoe groter de diameter van de vulkaan is. Toen het na het Pleistoceen weer warmer werd, smolt het ijs rondom deze vulkanen weg en bleef er een berg over die tafelberg wordt genoemd. Deze bergen hebben zeer steile hellingen, soms zelfs bijna verticaal, doordat het ijs tegen de vulkaan aanduwde, waardoor de berg alleen maar hoger en niet breder werd. Aan de hoogte van de bergen kun je zien hoe hoog de gletsjer ooit geweest moet zijn. Voorbeelden van tafelbergen de Herðubreið, de Bláfjall en de Hlöðufell. De Eiríksjökull en de Hrútafell zijn twee tafelbergen waarbij er nog een gletsjer is.
Het ontstaan van gesteente nu Vandaag de dag vinden er in IJsland ook nog steeds veel vulkaanuitbarstingen plaats waardoor er nog steeds nieuwe lagen gesteente worden gevormd. De meeste vulkanische activiteit vindt plaats op een brede zone in het midden van IJsland bij de Mid-Atlantische Rug. Er worden voornamelijk lagen basalt afgezet. Maar er vinden nu ook nog steeds vulkaanuitbarstingen onder het ijs plaats. Voorbeelden hiervan zijn de Katla onder de Mýrdalsjökull, de Grímsvötn onder de Vatnajökull en de Bárðarbunga onder de Vatnajökull. Hierbij wordt ook palagoniet gevormd. Andere gebieds- en bevolkingskenmerken in IJsland, dankzij het vulkanisme
Vegetatie Slechts een kwart van IJsland is blijvend begroeid. De vegetatie die er groeit is laag. Dat het moeilijk is voor planten om hier te groeien komt door het klimaat en de erosie, maar ook door het vulkanisme. IJsland kent veel jonge lavastromen. Daar moet de bodem zich eerst nog ontwikkelen voordat planten er kunnen groeien. En een groot deel van IJsland bestaat uit woestijnen van vulkanische assen en zanden. De bovenste laag laat regenwater zo snel door, dat het te droog is om vegetatie mogelijk te maken. Op plaatsen waar de bodem ondoorlaatbaar is, wordt dan al het regenwater verzameld. Daar ontstaan dan kleine, groene gebieden waar planten goed kunnen groeien door het water en de vruchtbare delen van de vulkanische bodem. Een groot deel van het land is dan ook niet goed geschikt voor landbouw.
Temperatuur Door het vele vulkanisme is het warmer op IJsland dan het zou zijn zonder alle vulkanen. Normaal neemt de temperatuur in de aardkorst van buiten naar binnen iedere kilometer toe met 30°C. Op IJsland is dit buiten de vulkanisch actieve zone 37-165°C per km. En binnen de actieve zone kan de temperatuur zelfs toenemen met 200°C per kilometer. Dit betekent dus dat de aardkorst veel minder snel afkoelt door het vele vulkanisme. Dat komt doordat de magma warmte afgeeft aan het gesteente eromheen. Het afgeven van warmte gebeurt tot nog vele jaren na de eigenlijke eruptie. De gebieden met hele hoge temperaturen staan meestal heel direct in contact met vulkanische systemen en breuken.
Bevolking Er is maar een klein deel van IJsland dat bewoond wordt: 18% van de totale oppervlakte. Daarvan leeft het grootste gedeelte in de hoofdstad Reykjavik en in havensteden. Het binnenland van IJsland is niet goed bewoonbaar, deels door alle vulkanische activiteit. Het gebied is niet echt goed begaanbaar en er vinden vrij vaak aardbevingen, en ook vulkaanuitbarstingen plaats.
Toerisme Alle vulkanische verschijnselen trekken veel toeristen aan. Jaarlijks komen er enkele honderdduizenden buitenlandse toeristen naar IJsland. Die komen meestal om het mooie landschap van IJsland te zien, zoals de gletsjers, de geisers en de aparte rotsformaties die zijn ontstaan dankzij het vulkanisme.
Begrippenlijst
- adventiefkrater: een krater die naast de hoofdkrater van een vulkaan ontstaat. - basaltlaag: een laag basalt (uitvloeiingsgesteente) die is afgezet bij een vulkaanuitbarsting. Deze lagen hopen zich op, zodat er een dikke laag gesteente ontstaat. - caldera: wordt gezien als een type vulkaan, maar eigenlijk is alleen de eruptievorm afwijkend. Caldera’s hebben zeer grote kraters door de kracht van een eruptie. - cyclus: de vorming van een caldera uit een stratovulkaan waarin op de bodem nieuwe vulkaantjes ontstaan die weer een neiuwe stratovulkaan opbouwen. - explosieve eruptie: een vulkaanuibarsting waarbij gas en lava door de grote druk met veel kracht naar buiten worden gespuwd. - gloedwolken: een mengsel van gas en vergruisd pyroklastisch materiaal - hoofdkrater: de krater waarlangs de lava zich als eerste een weg naar buiten heeft gevormd. Naast een hoofdkrater kunnen ook adventiefkraters ontstaan. - hot spot: een pluim van heet magma afkomstig van de mantel die op de aardkorst van de aarde een vulkaan heeft gevormd. - kegel: het stuk van de vulkaan dat aan de oppervlakte te zien is. - lavavulkaan: een vulkaan waarbij de lava van gesmolten basalt op vrij rustige wijze uit de krater vloeit. Lavavulkanen kun je onderverdelen in schilvulkanen en spleeterupties. - magmahaard: de plaats in de aardbodem waar de magma zich ophoopt onder de vulkaan. - Mid-Atlantische Rug: de mid-oceanische rug die in de Atlantische Oceaan ligt. Hij ligt op de grens van de Amerikaanse en Euraziatische plaat. - palagonietheuvel: een lange, steile, getande heuvel die voor een groot deel bestaat uit palagoniet. Palagoniet is een soort zeer fijnkorrelig basaltisch glas. - platentektoniek: het verschijnsel dat platen zich ten opzichte van elkaar bewegen door stromingen in het vloeibare materiaal van de mantel. - Pleistoceen: de periode die liep van 1,64 miljoen jaar geleden tot 10.000 jaar geleden. Deze periode is een deel van het Kwartair. Het is de periode waarin grote ijstijden plaatsvonden. - pliniaanse eruptie’s: de afwijkende eruptievorm van caldera’s. Na jarenlange rust, ontwaakt de vulkaan met een zeer grote en explosieve eruptie. - pyroklastische materiaal: producten die door vulkanen worden uitgeworpen. - schildvulkaan: een vulkaan die laag en breed is met flauwe hellingen door de dunne lava waaruit hij is opgebouwd. Het is een lavavulkaan. - spleeteruties: hierbij komt lava via verschillende spleten en scheuren aan de oppervlakte. De verschillende spleten staan vaak met elkaar in contact, waardoor het ook wel een vulkanisch systeem wordt genoemd. - stratovulkaan: een vulkaan met steile hellingen doordat hij is opgebouwd uit lagen dikke lava en veel pyroklstisch materaal. - tafelberg: een berg met zeer steile hellingen die is ontstaan door de uitbarsting van een vulkaan onder een gletsjer. - Tertiair: een periode in de geologische geschiedenis tussen 65 en 1,64 miljoen jaar geleden, tussen het Krijt en het Kwartair in. - toevoerkanaal: het kanaal waardoor de lava naarbuiten kom.
Slotwoord
We vonden het een erg interessant onderwerp. Vulkanisme heeft ons altijd al erg geboeid en het was leuk om er eens wat meer van te weten te komen. IJsland spreekt gewoon heel erg tot de verbeelding, dus de keuze voor vulkanisme in IJsland was al snel gemaakt. Het werkstuk maken op zich is ons redelijk goed bevallen. Omdat het een leuk onderwerp was hadden we er wel zin, maar de informatie zoektocht is viel wel erg tegen. Tegenwoordig, nu heel veel informatie beschikbaar is op internet, is het namelijk des te moeilijker om goed informatie te vinden. Als je een aantal trefwoorden intikt krijg je namelijk al snel honderden sites, vind daar maar eens een goede tussen. Als je de zoekopdracht echter verfijnd, blijft er weer niks over. Engelse sites waren er nog meer te vinden, maar dat was ook niet alles omdat het vaak om erg moeilijke teksten ging, wilde de site een beetje niveau hebben. Een klein struikelblok was nog hoe uitgebreid het onderwerp eigenlijk wel niet is. Op een gegeven moment kwamen er zo veel termen en theorieën in voor dat we maar dingen hebben moeten weglaten, omdat het anders uit de hand zou lopen. Het werkstuk in elkaar zetten is daarentegen veel beter verlopen. De samenwerking was ook goed en we zijn tevreden over het eindresultaat.
Bronnen
Boeken:
· Algemene geologie, meerdere schijvers, H.D. Tjeenk Willink Groningen · IJsland, Dominicusreeks, Willem van Blijderveen, Gottmer Reisgidsen · Vulkanen, Daniel Obert, Könemann · Adembenemende natuurwonderen, fascinerende landschappen, Reader’s Digest · Grote Bosatlas, 51e editie
Tijdschriften:
· GeoSpecial Island, nr. 1 Febr/März 2005 · National Geographic, november 2000, oktober 2001 en augustus 2002 (ter inspiratie)
Internetsites: (in volgorde van relevantie)
www.vulkanen.nl
www.ijsland.com
www.norvol.com
www.volcanoes.com/
www.wikipedia.org
http://aardrijkskunde.startkabel.nl/
www.1.bos.nl/~dvuijk/geology/znl-intro.htm
http://mediatheek.thinkquest.nl/~ll125/nl/volcano_nl.htm
www.hi.is/pub/tungumala/Forum/artikeldeutsch/Vulkanismus/Vulkanismus.htm
http://www.geo.mtu.edu/volcanoes/world.html
http://vulcan.wr.usgs.gov/LivingWith/framework.html
http://proto2.thinkquest.nl/~klc011/ijsland.htm
REACTIES
1 seconde geleden