Boerderijstage

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 10704 woorden
  • 18 april 2004
  • 84 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
84 keer beoordeeld

Inleiding

Hoofdstuk 2 Verslaggeving stagebedrijf

Dit hoofdstuk geeft informatie over de gegevens van het stagebedrijf, zoals de algemene gegevens van een bedrijf, maar ook informatie over de ondernemers. Wat willen zij bereiken en hoe? In de eerste paragraaf zijn de algemene gegevens van een bedrijf te vinden en de tweede paragraaf is informatie te vinden over de doelstellingen en de beslissingen van de ondernemer. In de derde paragraaf wordt er informatie gegeven over de arbeidsverdeling van het stagebedrijf. Eerst nu de algemene gegevens van het stagebedrijf in paragraaf 2.1.

2.1 Algemene gegevens van het stagebedrijf

Deze paragraaf bevat enkele subparagrafen, alles komt neer op de algemene gegevens van het stagebedrijf. In de eerste paragraaf zal de streekbeschrijving aan bod komen en in de tweede paragraaf is van alles te vinden over de algemene bedrijfsgegevens.

2.1.1 Streekbeschrijving

Hoe ziet de omgeving eruit? Hoe was het vroeger in deze buurt en wat is de geschiedenis van de omgeving? Is er veel verandert in de loop der jaren? Zijn het allemaal dezelfde bedrijven of zijn er verschillende soorten bedrijven? Wat gebeurt er nu in de buurt en wat zal in de toekomst ongeveer gebeuren? Komen er industrieën of toeristische plaatsen? Is er ruimte voor uitbreidingen? Of houdt alleen de overheid door haar regels die groei voorkomen? Op al deze vragen is een antwoord en is te vinden in deze subparagraaf.

* Geef een korte beschrijving van de landbouwkundige geschiedenis van de streek.
Het bedrijf waar de stage plaats vindt is een melkveehouderij. Het bedrijf ligt in de gemeente Dalfsen. In de omgeving zijn er een aantal bedrijven, maar allemaal in een kleinere omvang als het bedrijf van mijn stage. Er waren vroeger meer bedrijven in de omgeving, maar door de MKZ is er één bedrijf geruimd. Dit bedrijf had een schaap welke symptomen vertoonde van de MKZ. Het bedrijf is direct geruimd maar achteraf bleek het geen MKZ te zijn geweest. Veel boeren in dit gebied stoppen omdat de overheid meer regels er bij verzint en dit maakt het boeren niet makkelijker. Wanneer de boeren met pensioen gaan zijn er geen opvolgers meer, omdat de kinderen over het algemeen weinig toekomst zien in het over nemen van het bedrijf. Vaak zijn deze bedrijven over gegaan op het ‘hobby-boeren’. Wat dus inhoud een paar beestjes. Eerder was het in dit gebied ook mogelijk om een huis te bouwen naast een bedrijf zonder dat het met het bedrijf te maken heeft. Zo ontstaan er dus huizen met een klein beetje land met enkele geiten, schapen, pinken of paarden. De meeste bedrijven zijn melkveehouderijen en varkenshouderijen. Het is altijd al gewoon land geweest er is dus van ontginning en inpoldering geen sprake.

* Veehouderij; akkerbouw; intensieve veehouderij; vollegronds groenteteelt; enz.
Het bedrijf is een melkveehouderij en is begonnen door de oom van de vader van de gebroeders. De gebroeders hebben het melkveebedrijf overgenomen. En het bedrijf van de schoonvader is erbij ingetrokken, omdat ze verwachten dat een groter bedrijf meer toekomst zal hebben.


* Hoe is over het algemeen de bedrijfsvoering in de buurt?
De bedrijven grenzend aan het land van de gebroeders zijn allemaal gangbaar. Hemelsbreed zit er op ongeveer 2 km afstand 1 bedrijf welke via een ecologische manier produceert. Dit bedrijf probeert zich veel te promoten om andere boeren om te schakelen, maar vooral om mensen biologisch vlees te laten gaan eten. Het vlees kan rechtstreeks bij het ecologische bedrijf worden gekocht. Omstanders hebben hier geen last van.

* Welke problemen kunnen zich voordoen indien bedrijven met verschillende bedrijfsvoeringen bij elkaar in de buurt liggen?
Een vorm van last kan zijn het gebruik van kunstmest bij de gangbare bedrijven. Door middel van wind en regen kan de kunstmest zich verspreiden welke het kringloopsysteem negatief kan beïnvloeden. Maar ook het spuiten van gif is verboden in de biologische sector. Spuiten heeft een groot risico doordat het snel kan overwaaien. De biologische teelt gebruikt geen middelen om onkruid te verdelgen of schadelijke insecten te laten verdwijnen. De biologische sector gebruikt hiervoor de natuur, oftewel beestjes die de schadelijke insecten laten opeten of verjagen Bij het spuiten van vergif worden ook de onschadelijke insecten gedood. Dit tast dus het immuunsysteem aan van het land. Omdat vaak de schadelijke insecten sneller terug zijn als de positieve insecten. Een nadeel voor de gangbare boer is dat de biologische boer niet mag spuiten tegen ziekten in de gewassen, bijvoorbeeld een aardappelziekte. Biologische boeren mogen dit alleen verbranden of insecten plaatsen die de ziekte moeten verwerpen. Als dit te laat gebeurd kan het overslaan naar een perceel nabij gelegen. Bij biologische boeren is het vooral, beter voorkomen dan genezen.

* Wat zijn de kansen / mogelijkheden / bedreigingen / blokkades voor verdere ontwikkelingen van het bedrijf?
De wetgeving in Nederland maakt het heel lastig om verder uit te breiden. Zo bijv. Het melkquotum en de MINAS . Bij uitbreiding moet er voor MINAS1 een stuk land worden bijgekocht, om de mest allemaal kwijt te kunnen en natuurlijk de dieren en hun voedsel wat ook in MINAS1 meetelt. Verder is het tot november lastiger om land bij te kopen vanwege de ruilverkaveling die in het gebied plaats vindt. Alleen dit moet als het goed is in november 2003 afgerond zijn. Vier jaar geleden is het laatste stukje grond bij gekocht op het bedrijf. Maar op dit moment zijn de prijzen te hoog om stukken bij te kopen. De prijs is nu ongeveer €40.000,00 per hectare. In de toekomst hopen de gebroeders nog wel te kunnen uit breiden in de hoeveelheid land en in de hoeveelheid melkquotum, maar als het even kan met hetzelfde aantal koeien als er nu aanwezig is of zelfs minder.

* Geef een korte streekomschrijving.
Er zijn weinig mogelijkheden tot recreatie in dit gebied, omdat het niet dichtbij bos, water (meer / rivier / zee) is. Ommen, dat ongeveer 20 km verderop ligt, is een heel toeristisch dorp en is dus de toeristische trekpleister in de buurt. Het enige wat mogelijk is, is het kamperen bij de boer wat nu in de bekendheid staat en telkens populairder wordt. Het gebied is alleen vrij ver van een supermarkt of centrum wat ook een negatieve invloed heeft op de recreatieve mogelijkheden. Het is overigens wel een mooie fietsplek, maar dat zal niet opwegen tegenover alle nadelen. Het bedrijf zit ver van industrieterreinen af en heeft dus geen last van eventuele uitbreidingen van de industrieterreinen in de toekomst. Verder is de werkgelegenheid op het bedrijf niet van toepassing, omdat de gebroeders alles zelf doen. Het bedrijf geeft alleen ruimte voor enkele stagiaires en dit alleen voor stages voor mensen die eigenlijk via, via bekend zijn.

2.1.2 Algemene bedrijfsgegevens

Wat voor bedrijf is het? Is het groot en staat het een beetje in verhouding met de nabij gelegen bedrijven? Hoe is het met de grond gesteld van het bedrijf? Kan er goed op geproduceerd worden? Heeft het bedrijf genoeg land? En hoeveel hectare land is er aanwezig en wat wordt er op deze hectares geproduceerd? Is de grond allemaal eigendom of pacht of wordt het op nog een andere manier verkregen? Hoeveel dieren zijn er op het bedrijf aanwezig? En wie is de ondernemer of wie zijn de ondernemers? Al deze vragen worden behandelt in deze subparagraaf.

* Type, omvang en de bedrijfsvoering
Het bedrijfstype van het bedrijf is een melkveehouderij. Het is een vrij groot bedrijf in vergelijking met de bedrijven in de omgeving. Maar wordt dus ook door twee personen geregeld, bewerkt en bestuurd. Er zijn nog plannen op het bedrijf voor de toekomst om uit te breiden en de renovatie van melkstal. Het duurste punt en het grootste punt is het renoveren van de melkstal. Verder zijn er nog plannen om verder te groeien en hiervoor is grond en melkquotum nodig.

* Welke grondsoorten zijn op het bedrijf aanwezig?
Er zijn 2 grondsoorten aanwezig op het bedrijf namelijk zandgrond en veengrond. Alle grond die bij huis ligt is zandgrond en zal dus na de ruilverkaveling nog groter worden. Hierdoor zijn er na de ruilverkaveling geen veengronden meer aanwezig.

* Is de grond eigendom of pacht?
Een groot deel van het land is eigendom van het bedrijf. Namelijk 52 hectare is eigendom, dit is al het land wat ze het hele jaar door bezitten. Er is ook nog 8 hectare gepacht, maar is alleen van mei tot en met november in eigendom van het bedrijf. Het gepachte deel wordt gepacht van de gemeente Zwolle. Arcares zorgt voor het verpachten van de stukken weiland die in het bezit zijn van de gemeente Zwolle. Het gepachte stuk grond wordt gebruikt door de pinken die de hele zomer het stuk beweiden.

* Wat is ongeveer de verkoopwaarde van 1 ha grond, en wordt de waarde van de grond beïnvloed door bepaalde omstandigheden?
De grond is na jaren van prijsstijgingen ongeveer belandt op €40.000,00 per hectare. Deze prijs hangt af van de grondsoort, de verschillende gehaltes die in de grond zitten, maar ook de prijzen dalen naarmate de hoeveelheid grond groot is in de verkoop.

* Welke gewassen met de oppervlakte van de gewassen?
De grond is opgedeeld in 2 stukken. Het ene stuk is gras en het andere stuk is maïs. Maïs is 6,56 hectare en is geheel eigendom grond. Gras is 53,44 hectare, waarvan 8 hectare gepacht wordt bij de gemeente Zwolle.

* Welke dieren met welke aantallen?
Er zijn op dit moment ongeveer 126 melkkoeien aanwezig waarvan er ongeveer 7 droog staan. Hierbij hoort op dit moment ongeveer 81 stuks jongvee. Het aantal stuks jongvee kan sterk variëren doordat er kalveren worden geboren en door het vertrek van stierkalveren na 10 dagen. Vaars kalveren worden voor een deel gehouden en een deel gaat direct na tien dagen weg. Hierbij wordt gekeken naar moeder en kalf.

* Aantal volwaardige arbeidskrachten, hoe samengesteld?
De gebroeders doen alles met zijn tweeen en zijn beiden volledig inzetbaar. Hierdoor 2 VAK. Er wordt verder geen rekening gehouden met meewerkende familieleden.

* Leeftijd en vooropleiding ondernemer
Arnold Schrijver is geboren in 1948 en is begonnen met de LAS te Heino en heeft daarna de MAS gedaan te Raalte. Bert Schrijver is geboren in 1949 en is net als Arnold begonnen met de LAS2 te Heino en ook Bert heeft daarna de MAS3 gedaan te Raalte.

* Is er sprake van een overeenkomst rond natuurbeheer?
Er zijn geen afspraken gemaakt met natuurbeheer.

2.2 Doelstellingen en beslissingen van de ondernemer

Deze paragraaf bevat drie delen, de productie op het bedrijf, de doelstellingen van de ondernemer en de beslissingen van de ondernemer. In het eerste stuk zal de productie van het bedrijf worden besproken. Dit is eigenlijk een algemene inleiding op de doelstellingen en de beslissingen van de ondernemer. De beslissingen van de ondernemer zijn te vinden in de eerste subparagraaf. En de doelstellingen van de ondernemer zijn te vinden in de tweede subparagraaf.

* Welke producten moeten worden voortgebracht?
Het voornaamste product, dus het geen waar alles om draait, is melk. Zo moet er gras worden geproduceerd om de koeien te voeren en ook maïs moet worden geproduceerd om de melkgift te verhogen. Om koeien melk te laten geven moet een koe afkalveren, het kalf is dan vlees of voor het vervangen van de koeien die geen of te weinig melk geven. Zo wordt er dus melk en vlees geproduceerd voor de inkomsten op het bedrijf.

* Hoe moet er geproduceerd worden?
Er moet worden gemolken om de melk uit een koe te krijgen. Het voeren gebeurd om de productie op gang te houden. Bijvoorbeeld het voeren van gras of graskuil, maïs, brok, perspulp etc. Verder moet een koe worden geïnsemineerd om drachtig te worden, en dus om het kalf te produceren en de melkproductie te bevorderen op gang te houden.

* Hoeveel moet van elk product worden voortgebracht?
Een melkkoe heeft een basisrantsoen van 60% kuilvoer of gras, 28% maïs en 12% krachtvoer. Van de 60% kuilvoer zijn er ongeveer 180 staldagen de rest weidedagen. Dit is dus ongeveer 30% kuilvoer en ongeveer 30% weidegang in het jaar. Bij dit basisrantsoen hoort ook 12 % krachtvoer deze wordt meestal gegeven in de vorm van brok en wat bijproducten, bijvoorbeeld perspulp. Een koe krijgt per dag gemiddeld 7,6 kg aan krachtvoer en bijproducten. Dus één koe krijgt 7,6*365= 2.774 kg per jaar aan krachtvoer en bijproducten. Dit is dus 12% van het rantsoen, 100% is dan 2.774/12*100= 23.116,66 kg per jaar per koe. Gras en kuilvoer is 60% dus 23.116,66/100*60 =13.870,00. Maïs is 28% dus 23.116,66/100*28 = 6.472,67 kg per jaar. Hieronder ziet u het in tabel 1 uitgewerkt.

Voersoort Hoeveelheid voer in kg per melkkoe per jaar
Krachtvoer en bijproducten 2.774,00 kg
Gras en kuilvoer 13.870,00 kg
Maïs 6.472,67 kg
Totaal 23.116,67 kg
Tabel 1 Hoeveelheid voer in kg per melkkoe per jaar.

Er wordt hierbij uit gegaan van 115 melkkoeien omdat er iedere keer een deel droog gaat. Dus dan is het 2.774,00*115 += 319.010,00 kg krachtvoer en bijproducten per jaar voor alle melkkoeien. Gras en kuilvoer is 13.870,00*115 = 1.595.050,00 kg per jaar voor alle melkkoeien. Maïs is 6.472,67*115 = 744.357,05 kg per jaar voor alle melkkoeien. Het totaal is dan 319.010,00+1.595.050,00+744.357,05 = 2.658.417,05 kg voor alle melkkoeien en alle voersoorten. Hieronder ziet u de hoeveelheid voer voor alle melkkoeien per jaar, dit is in tabel 2 uitgewerkt.

Voersoort Hoeveelheid voer in kg voor alle melkkoeien per jaar
Krachtvoer en bijproducten 319.010,00 kg
Gras en kuilvoer 1.595.050,00 kg
Maïs 744.357,05 kg
Totaal 2.658.417,05 kg
Tabel 2 Hoeveelheid voer in kg voor alle melkkoeien per jaar

Dan nu de hoeveelheid voer per hectare. De pachtgrond is hierbij niet meegerekend omdat dit niet het volledige jaar in gebruik is door het bedrijf. Alle totalen worden dus nu door 52 hectare gedeeld. Het is te vinden in de hieronder volgende tabel, tabel 3.

Voersoort Hoeveelheid voer in kg per hectare
Krachtvoer en bijproducten 6.314,81 kg
Gras en kuilvoer 30.674,04 kg
Maïs 14.314,56 kg
Totaal 51.303,41
Tabel 3 Hoeveelheid voer in kg per hectare

* Waar, wanneer moeten de productiemiddelen worden gekocht?
De brok wordt geleverd door Agrifirm en wordt geleverd als de silo leeg is, na ongeveer een maand. Er wordt ongeveer 16 ton brok per keer geleverd om een hoeveelheids korting te krijgen. Een maand bewaren is voor het voer nog niet schadelijk en levert vrijwel geen waardevermindering op van het voer.

* Waar en wanneer moeten de producten verkocht worden?
Kalveren mogen door de Nederlandse wetgeving niet eerder worden opgehaald als tien dagen na de geboorte. Als de kalveren een gewoon gewicht hebben of net iets onder deze grens en alles erboven, dan wordt het kalf verkocht. Dit gebeurt altijd op maandag of donderdag. Een veehandelaar haalt de kalveren op en verkoopt ze door aan andere boeren. De kalveren die heel veel onder de gewichtgrens liggen blijven vaak nog even op het bedrijf om het gewicht te verhogen door middel van veel voer en melk. De melk wordt opgehaald door Friesland Coberco Dairy Foods (FCDF). Deze wordt opgehaald na meestal zes melkbeurten, dus na ongeveer drie dagen. Bij de melk is het niet mogelijk om te wachten tot de prijzen stijgen. Dus levert men gewoon door voor een lage prijs. De koeien die niet genoeg melkopbrengst leveren zijn klaar voor de slacht nadat de koeien vetgemest zijn. Hierbij horen ook de koeien die niet meer tochtig zijn en dus niet meer afkalveren. Of een zeer slechte gezondheid hebben in de richting van de poten of uierontstekingen. Deze worden verkocht zodra men denkt dat de prijzen aardig hoog zijn. In vergelijking met het afgelopen jaar. Op dit moment zijn de prijzen veel te laag dus verkoop is nog niet van toepassing. De gebroeders hopen dat de prijzen zullen gaan stijgen, omdat er een aantal melkkoeien tussen lopen die eigenlijk al geslacht hadden moeten worden.

* Hoe kan het beste voorzien worden in de vermogensbehoefte?
De prijzen worden nauwkeurig bijgehouden in de vakbladen en verder hopen de gebroeders dat de veehandelaren zo veel mogelijk voor hun vlees betalen.

2.2.1 Doelstellingen

Wat wil de stagebieder bereiken? Zit hier een doelstelling achter of is het afwachten wat de toekomst brengen zal? En op welke manier wil de stagebieder dat bereiken? Hieronder worden doelstellingen genoemd en hierop heeft de stagebieder gereageerd, wat is de mening van hun? Geef aan welke doelstellingen de ondernemer heeft:

* Winstmaximalisatie
Zo min mogelijke arbeid met een zo groot mogelijk rendement behalen.

* Waarborgen van de continuïteit van het bedrijf
De continuïteit van het bedrijf is absoluut nog niet aan de order, omdat de kinderen nog niet oud genoeg zijn om te kunnen beslissen over een opvolging, de kinderen zijn namelijk 9,15 en 17 jaar.

* Intensiveren / vergroten van het bedrijf
Grotendeels ligt dit aan de politiek, geven zijn de boeren een toekomst en met welke inkomens. Verder willen de gebroeders als de overheid mee werkt, minder koeien meet met een hogere melkgift. Hiervoor willen ze land en melkquotum kopen.

* Een andere bedrijfstak op zetten.
Een andere bedrijfstak opzetten is absoluut NIET de bedoeling. Als het niet meer met één bedrijfstak lukt weten de gebroeders niet of er wel verder wordt gegaan.

* Maximalisatie van het inkomen
Het inkomen willen de gebroeders zo hoog mogelijk hebben maar de arbeid moet hiermee niet stijgen.

* Het hebben van voldoende inkomen
Van het inkomen moeten we in ieder geval onze gezinnen kunnen onderhouden, maar dit wordt vrijwel onmogelijk gemaakt door de overheid en Brussel.

* Het hebben van voldoende vrije tijd
De gebroeders hebben / willen genoeg tijd aan het gezin besteden. Maar de hoeveelheid vrije tijd hangt nauw samen met het inkomen. Vooral als er dan gekeken wordt naar het aannemen van personeel.
* Het bereiken van een hoog productieniveau en / of het leveren van kwaliteit
De gebroeders willen een zo hoog mogelijke kwaliteit hebben en dit ook behouden.

* Altijd eerste zijn met nieuwe ontwikkelingen
De nieuwe ontwikkelingen zijn er bij ons nooit als eerste, de gebroeders kijken eerst de kat uit de boom. En wachten tot de meeste kinderziektes eruit zijn. De gebroeders zijn wel vatbaar voor nieuwe ontwikkelingen, als dit meer rendement zouden kunnen leveren.

* Bewust omgaan met de Schepping, Rentmeesterschap
Niet Van Toepassing

* Een zo hoog mogelijk rendement behalen, met zo min mogelijk kosten
Ja, zo veel mogelijk rendement met zo min mogelijk arbeid.

* Vermijden van te grote lichamelijke inspanning
De lichamelijke inspanningen worden al zoveel mogelijk beperkt door het inzetten van machines. Deze machines moeten wel opwegen tegen de kosten en wat het oplevert.

* Vermijden van onnodige risico’s
Het vermijden van onnodige risico’s zullen de meeste agrariërs doen. Dus de gebroeders doen dit ook, je moet voorzichtig zijn op sommige punten, maar zeker ook niet te voorzichtig want dan kom je nergens.

* Voorkeur voor of aversie tegen bepaalde producten, productiemiddelen of productiemethoden
De gras- en voerleveranciers worden telkens groter en het worden er telkens minder, dit is minder gunstig voor de boeren doordat er een monopolie komt. Hierdoor kunnen de prijzen stijgen zonder dat iemand er iets aan kan doen.
Wanneer een methode duurzaam rendabel is, zijn de gebroeders vatbaar voor andere methoden.

2.2.2 Beslissingen

Welke beslissingen nemen de ondernemers? Is het een beslissing voor de lange termijn of op hele korte termijn? Zijn het dus strategische, tactische of operationele beslissingen? En welke beslissingen zijn er in het verleden al genomen welke nu nog invloed uitoefenen op de productie?

* Strategische beslissingen, tactische beslissingen en operationele beslissingen
De strategische plannen voor de toekomst zijn: Het renoveren van de melkstal, het aankopen van land, het aankopen van meer melkquotum, het verminderen van koeien en het verhogen van de melkgift per melkkoe.
Tactische plannen voor deze productiecyclus: Wel of niet aankopen van voer voor de winter. Wel of niet verkopen van vaarskalveren. In welke volgorde loopt waar welk vee. Gaan de kalveren dit jaar wel of niet naar buiten? Wel of niet verkopen van guste koeien? Welk voer aan welk vee? Welk ras maïs en welk ras gras?
Operationele beslissingen, van dag tot dag: Moeten de koeien meer gras of kan het zo nog één dag? Moeten we spuiten tegen onkruid of gaat het zo? Melken op tijd, vroeger, later. Laten we de koeien binnen overdag of gaan de koeien toch naar buiten met dit warme weer? ’s Avonds laten weiden? Wel of geen veearts bij ziek dier? Wel of niet tegen griep inenten? Drachtigheids controle of inseminatie. Wanneer gras en maïs inkuilen.
Strategische plannen die eerder zijn ingevoerd en nu nog te zien zijn: Uitbreiding van aantal koeien, melkquotum, land hoeveelheid. Staltype van melkveestal en het staltype van jongveestal. De ruilverkaveling is als het goed is eind november 2003 afgerond. Hoe gaat de bedrijfsopvolging van vader en schoonvader op zoons.

2.3 Arbeidsorganisatie

In deze paragraaf wordt weergegeven hoe de arbeidsorganisatie in elkaar zit. Er wordt dan vooral gekeken naar de hoeveelheid VAK en het aantal arbeidskrachten die helpen van buiten het bedrijf. Zijn er nog familieleden, stagiaires of betaalde arbeidskrachten. Wat is ondernemingsvorm, een maatschap of eenmanszaak? Welke kenmerken heeft deze ondernemingsvorm? Wat willen de ondernemers zelf kunnen doen? Dit alles in deze paragraaf.

* Hoeveel uren zijn er jaarlijks nodig op het bedrijf?
Er zijn twee ondernemers namelijk Arnold en Bert. Arnold en Bert verdelen alle activiteiten op het bedrijf en werken zo ongeveer 140 uur per week samen. Er zijn 52 weken in een jaar dus 52*140= 7280 uur per jaar. Verder wordt er nog bij gesprongen door de vrouwen van beide heren. Marijke, de vrouw van Arnold, zorgt vaak voor de kalfregistratie via de computer en het wassen van de bedrijfswas. Verder helpt zij in de drukke tijden met het melken en de dingen hier om heen. Anita, de vrouw van Bert, helpt mee met de boekhouding.

* Hoe is de verdeling van de werkzaamheden van de boer gelet op de volgende aspecten: ondernemer, bedrijfsleider en arbeidskracht.
Ze doen alles samen en dus ook de besturing, verder geen mensen in dienst dus niet van toepassing.

* Heeft de boer nevenwerkzaamheden.
Nee, de gebroeders hebben allebei geen baan bij het boeren. Maar wel hobby’s en ontspanning in de avonden.

* Betaalde medewerkers, hoeveel uren werkt de medewerker in de week? Wordt er in de weekbelasting rekening gehouden met het seizoen? Hoeveel uren dient de medewerker per jaar te werken?
Niet Van Toepassing, geen medewerkers in loondienst.

* Stagiaires, in welke tijden van het jaar worden er stagiaires ingezet?
De stagiaires die bij de gebroeders stage hebben gelopen zijn allemaal in de zomer geweest, of rond april. De stagiaires zijn allemaal via, via bekend. Hieruit blijkt dus dat het niet gepland is.

* Meewerkende gezinsleden,
Marijke, zorgt voor de kalfregistratie en de bedrijfswas, verder helpt zij in drukke dagen met melken en andere dagelijkse gebeurtenissen. Anita, helpt Bert met de boekhouding op orde te houden. De zoon van Bert (17) Laurens, helpt af en toe mee op het bedrijf, vooral bij werkzaamheden op de tractor. Zoals het voeren en spuiten van gif.

* Maatschap, geef ook de juridische en fiscale aspecten weer.
Een maatschap heeft drie kenmerken, namelijk samenwerking inbreng en voordeel behalen en verdelen. Dit staat ook in het contract genoteerd. Bij maatschap Schrijver is de inbreng onverdeeld, en de samenwerking ook gelijk aan elkaar. Dus ze werken allebei evenveel op het bedrijf. Verder is de winstverdeling 50%. Dus ze krijgen allebei evenveel of betalen allebei evenveel. In bijlage 1 ziet u het model van het maatschapcontract.

* Heeft Eigen Mechanisatie de hoogste prioriteit, c.q. aandacht van de ondernemer of laat hij een deel van werkzaamheden in Loonwerk verrichten? Waarom, keuze motiveren.
De gebroeders doen bijna al het werk zelf omdat het toch goedkoper blijft, als dat alles door een loonwerker wordt gedaan. Alleen het injecteren en het inkuilen van de maïs wordt niet gedaan omdat voor maïs apparatuur nodig is wat maar één keer per jaar wordt gebruikt. Dus nooit uit kan voor een boer en wel voor een loonwerker door de vele klanten. Injecteren wordt zelf niet gedaan door de dure apparatuur en de uren die je er aan kwijt bent. Dus de aanschaf prijzen zijn volgens de gebroeders Schrijver hoger als de opbrengst ervan.
Hieronder ziet u een berekening:
De loonwerker kost €42,88 per uur . En doet 2 tot 3 hectare per uur. Dus ga uit van het gemiddelde van 2,5 hectare per uur. We hebben 52 hectare, dus dat is al €891,90 voor 1 keer 52 hectare. Maar de mestput moet leeg, dus dat worden meer hectare per snede wordt er eigenlijk geïnjecteerd. Dus ga uit van 3 a 4 snedes, dit jaar toevallig minder maar er wordt eerder gekeken naar het gemiddelde van een aantal jaren. Een gemiddelde van 3,5 keer de hectares grasland, de maïs alleen voor de uitzaaiing dus één keer in het jaar. De pacht grond wordt weer buiten beschouwing gelaten doordat dit land niet het gehele jaar in bezit is. Mais is 6,56 hectare en 45,44 hectare gras in eigendom. Dus 6,56 * 17,152 (42,88/2,5)= €112,52 voor maïs per jaar. Gras is 45,44*3,5 * 17,152 (42,88/2,5)= €2.727,86 voor gras per jaar.
De totale kosten voor één jaar zijn dus €112,52+€2.727,86=€2.840,37. In tabel 4, 5 en 6 worden deze kosten tot 20 jaar uitgerekend.
Aantal jaren 1 2 3 4 5
Kosten LW in € 2.840,37 5.680,74 8.521,11 11.361,48 14.201,85
Tabel 4 LW kosten van 1 tot en met 5 jaar.

Aantal jaren 6 7 8 9 10
Kosten LW in € 17.042,22 19.882,59 22.722,96 25.563,33 28.403,70
Tabel 5 LW kosten van 6 tot en met 10 jaar.

Aantal jaren 12 14 16 18 20
Kosten LW in € 34.084,44 39.765,18 45.445,92 51.126,67 56.807,40
Tabel 6 LW kosten van 12 tot en met 20 jaar.

Dan nu de kosten om het zelf te doen. Hierin zitten grote verschillen, er moet ongeveer 100 pk tractor voor een mestinjecteur. Die heb je in een dure prijsklasse maar ook in een veel goedkopere. De mestinjecteur heeft ook nog weer verschillende mogelijkheden namelijk eentje die niet mag van de overheid, maar vrij veel wordt gebruikt de kans op een boete is aanwezig, maar komt niet vaak voor doordat het wel goed lijkt. De kosten hiervan zijn €7.000,-, maar is bij strengere regels niet goed meer dus deze heeft eigenlijk een leeftijdsduur van 2 tot 3 jaar en dus een veel te hoge afschrijving. Een mestinjecteur die zeker voor de wet 10 jaar mee kan is er één van €17.000,-. Deze heeft nog helemaal geen luxe, maar dat hoeft ook niet zo zeer. Dit is eigenlijk de standaard die verkocht wordt . Hier wordt dus vanuit gegaan bij de berekeningen. De tractor moet ongeveer 100 pk zijn. Hier is ook veel verschil in dus we kijken naar een goedkope tractor, Zetor 105 pk in dit geval €39.500,- deze bied geen extra luxe. De andere tractor is een Renault 104 pk in dit geval €49.350,- en bied extra luxe zoals een geveerde cabine. Deze prijzen zijn zonder BTW en zonder kortingen. Rietman vertelde dat de korting vaak hetzelfde is als de BTW, dus dit laten we allebei buiten beschouwing. De tractor zal niet alleen gebruikt worden voor de mestinjecteur dus wordt er vanuit dat het 25% van de kosten is voor het gebruik. Hieronder in tabel 7 wordt uitgegaan van de Zetor met de duurdere mestinjecteur.

Aantal jaren 1 2 3 4 20
Kosten in € 26875 43.875
Tabel 7 Kosten EM zonder rekening te houden met brandstof.

Na het eerste jaar valt al te zien dat bij een afschrijving binnen de tien jaar welke in ieder geval de mestinjecteur heeft niet haalbaar is en dan is nog geen rekening gehouden met brandstof en andere bijkomende kosten. En de arbeid niet te vergeten. Als de tractor 20 jaar mee zou gaan en nog steeds het percentage van 25% wordt aangehouden en na tien jaar weer een nieuwe mestinjecteur zou worden aangeschaft dan zijn de kosten zonder brandstof en reparaties en rentes, €17.000,- + €17.000,- + €9.875 = €43.875,-. Brandstof kost ongeveer €51,00 per 100 liter. We gaan er van uit dat er ongeveer 5 liter per hectare nodig is. 6,56(maïs)*5(aantal liter per ha)*0,51(kosten per ha)=€16,73
45,44(gras)*3(aantal bemestingen)*5(aantal liter per ha)*0,51(kosten per ha)=€347,62
Dus dit is €16,73+€347,62=€364,35 per jaar. Dus de kosten zijn na 20 jaar €7.287,00+€43.875,00(kosten tractor en mestinjecteur)=€51.162,00. Andere kosten zijn bijv. Reparatie, deze zijn ongeveer 5% van de waarde dus 5% van €39.500,00 en €17.000,00 = €2.825,00 per jaar. De eerste jaren zal dit lager zijn en de laatste vijf jaar waarschijnlijk hogere kosten, maar gemiddeld is het de 5%. Hier komt dus uit 20*€2.825,00= €56.500,- alleen aan de reparaties aan de tractor en mestinjecteur. Hieruit blijkt dus dat niet alles met eigen mechanisatie bereikbaar is. Als dit wel bereikbaar was wilden de gebroeders het wel zelf doen. Maar een gebrek aan tijd zal dan van toepassing zijn.

* Denk ook aan samenwerkingsverbanden met buren of machine-ring
Ze delen hun mechanisatie niet met buren, maar lenen nog wel eens wat, maar niet echt in de manier van delen. Vaak is het lenen door gebreken aan eigen mechanisatie. Het is niet goed mogelijk om mechanisatie te delen doordat iedereen op het zelfde moment het zelfde materiaal nodig heeft. Dat is gewoon niet handig.

Hoofdstuk 3 Productiemanagement

In dit hoofdstuk zijn alle gegevens op het gebied van productiemanagement te vinden. En het bestaat uit 1 paragraaf met meerdere subparagrafen eronder.
3.1 Veehouderij

In deze paragraaf is alles te vinden over het productiemanagement in de veehouderij. In de eerste subparagraaf is informatie te vinden over de bodem en de inrichting van het land. In de tweede subparagraaf is informatie te vinden over de bemesting van het land. In de derde subparagraaf is van alles te vinden over de ruwvoederteelt. En de vierde subparagraaf verteld over de veestapel die op het stagebedrijf aanwezig is. In de vijfde subparagraaf wordt verteld over de voeding van de veestapel en in de zesde subparagraaf wordt er verteld over de gezondheid binnen de veestapel. In de zevende subparagraaf komt de voortplanting van de veestapel van bod en in de achtste subparagraaf komt de melkproductie ter sprake. Bij de voortplanting hoort ook de veevervanging, dit is te vinden in de negende subparagraaf. En tot slot in de tiende subparagraaf de kwaliteit.
3.1.1 Bodem en landinrichting

Welke grondsoorten zijn er te vinden? Wat kan er met de grond gedaan worden, wat zijn de mogelijkheden als er wordt gekeken naar de productie van de grond? Is de grond eigendom, pacht of op een andere manier verkregen en wat is de verkoopwaarde van de grond? Door welke omstandigheden kan de waarde van de grond veranderen? Dit alles in deze subparagraaf.

* Welke grondsoorten en bodemtypen zijn er op het bedrijf aanwezig?
Er is een zandgrond en een veengrond op het bedrijf aanwezig. Na de ruilverkaveling zal dit alleen nog zandgrond zijn.

* Bespreek de mogelijkheden van deze grond voor de teelt van voedergewassen.
Het enige wat er verbouwd wordt is gras en maïs. Bert vertelde dat er geen voedergewassen worden verbouwd omdat maïs geen voedergewas is. Maar er zijn toch wat mogelijkheden opgeschreven. Het is een lichte zandgrond en heeft een goede draagkracht. 70% van het land is helemaal niet gevoelig voor vertrapping, 30% is licht gevoelig voor vertrapping. De droogte is op dezelfde manier verdeeld, dus 30% licht gevoelig en 70% niet gevoelig voor de droogte.
De diepte van de beworteling is goed en de structuur is ook goed.

* Is de grond eigendom of erfpacht? Wat is de verkoopwaarde? Kan de waarde beïnvloed zijn door bepaalde omstandigheden?
De gebroeders hebben 52 hectare grond in eigendom. Verder wordt er 8 hectare gepacht. De waarde van de grond is rond de €40.000,- per hectare. De omstandigheden kunnen prijzen veranderen bij de verkoop en de aankoop. Voorbeelden zijn hoeveelheid land in de verkoop, ook gekeken naar buren. Maar natuurlijk zeer duidelijk naar de gehaltes die in de grond zitten zoals kalk, kobalt, koper, fosfaat en kali.

3.1.2 Bemesting veehouderij en akkerbouw

Zijn er grondonderzoeken? Wie kan deze grondonderzoeken uitvoeren en wat wordt er gedaan met de adviezen die er verkregen worden? Hoe worden de stoffen toegevoegd aan de grond? En hoeveel kg gaat er eigenlijk door naar de plant? En een uitvoering van het MINAS systeem? Dit alles in deze subparagraaf.

* Wordt er op het bedrijf grondonderzoek uitgevoerd? Zo ja, bij welke organisatie, waarom op welke wijze, wanneer en op welke elementen worden de monsters onderzocht.
Er worden grondonderzoeken uitgevoerd door BLGG Oosterbeek. Deze onderzoeken worden vooral gedaan om te kunnen weten hoeveel bemesting er nodig is. De bemestingsbalans wordt opgesteld door dit bedrijf. In bijlage 2 ziet u het grondonderzoek van 1996. Één keer per jaar worden deze grondmonsters genomen en wordt er gekeken naar het kalkgehalte, magnesia, natron, koper, kobalt, fosfaat en kali.

* Houdt de stagebieder zich aan de adviezen? Waarom wel / niet?
De stagebieder houdt zich wel aan het advies omdat deze vaak van belang zijn voor de mest toevoer. Men neemt ook niet voor niets een adviesbureau in de hand. Perceelsaanduiding Dedemskamp, N= vrij laag, P= Ruim voldoende, K= Ruim voldoende. Perceelsaanduiding Schotkamp, N= vrij laag, P= Hoog, K= Hoog.
* Bespreek hoe en in welke vorm de stagebieder de organische mest en kunstmest toedient.
De mest die wordt ingebracht in de grond is altijd samengesteld. De organische mest wordt met een mestinjecteur geïnjecteerd door een loonwerker. De kunstmest wordt met de tractor over het land gestrooid. Dit wordt gedaan met een kunstmeststrooier.

* Hoeveel kg van de mineralen die de stagebieder in de vorm van organische mest toedient komt daadwerkelijk ten goede van de plant? Waardoor ontstaan de verliezen? Hoe kan het benuttingpercentage verhoogd worden?
Per 10 ton drijfmest,
Rundveedrijfmest
N P2O5 K2O
snede na aanwending 1 2 overig 1 Overig 1 2 overig
injectie in feb./maart 19 3 6 4 13 33 16 16
zodebemesting voor 1e snede 14 5 4 9 8 49 16
zodebemesting na 1e snede 12 7 5 9 8 39 26
sleepvoeten¹ 15 2 4 13 4 59 6

¹Sleufkouter: Als de drijfmest geheel in de sleufjes wordt toegediend
dan is de werkzame hoeveelheid gelijk aan die bij zodebemesting
Komt de drijfmest grotendeels op de grond dan is de
werkzame hoeveelheid vergelijkbaar met die bij sleepvoeten.
Tabel: 8 Benuttingpercentage mest

De benutting kan veranderd worden door de diepte van het inbrengen van de mest en de periode en de weersomstandigheden.

* Wanneer strooit de stagebieder kunstmest, denk hierbij o.a.aan uitspoeling, zoutconcentratie, temperatuursom, chloorschade, graslandgebruik enz.
Bij de kunstmest wordt vooral gekeken naar de weeromstandigheden. De kans op regen, windkracht en de zonnescherpte. Als volgens de gebroeders een ideale situatie er is, zal er kunstmest worden gestrooid. Er wordt ook gekeken naar het aantal sneden dat al is gemaaid.

* Zijn er ook andere mineralen dan stikstof, fosfaat of kali waarmee bij de bemesting van gewassen of grasland op dit bedrijf rekening gehouden wordt? Zo ja, welke zijn dit en waarom?
Ja, er gaat ook koper, kobalt, zout, natrium, spoorelementen en magnesium in bij een tekort. Dit gaat ook bij de kunstmest in, in de vorm van korrels of poeder.

* Voer de mineralenbalans uit voor stikstof en fosfaat met behulp van onderstaande formulieren.
De formulieren zijn te vinden als bijlage 3.

* Veehouderij.1 Heeft de ondernemer over 2002 een verfijnde aangifte ingediend of een forfaitaire aangifte? Waarom is gekozen voor deze vorm van aangifte?
De stagebieder heeft ieder jaar een verfijnde aangifte ingediend, omdat de politiek hierin meer speling geeft. De kans dat je teveel N-productie hebt is kleiner door het specifieke aangiftesysteem.

* 2. Heeft de ondernemer over 2002 heffing moeten betalen?
Nee, de gebroeders hebben nog iets tekort en dit wordt verplaatst naar volgend jaar zodat er dan weer geen heffing hoeft te worden betaald.

* 3. Heeft MINAS1 beleid gevolgen voor de bedrijfsaanpak of bedrijfsopzet? In welke richting denkt de ondernemer als hij iets wil veranderen?
Ja, want er wordt toch wel op gelet met gebruik van kunstmest en met het uitbreiden van het bedrijf. Dus MINAS1 heeft wel degelijk invloed op de bedrijfsopzet en de bedrijfsaanpak.

3.1.3 Ruwvoederteelt

Wat voor soort voer en in welke hoeveelheid wordt het ruwvoer verdeeld? Wat zijn de verhoudingen voor het voer en hoe wordt het uitgevoerd? Is er graslandaanwezig zo ja, welk mengsel wordt er dan gebruikt? En welke andere ruwvoermengsels worden gebruikt? Dit alles in deze subparagraaf.

* Waarom is gekozen voor de verhouding grasland / voedergewassen op dit bedrijf, geef de argumenten om voor deze verhouding te kiezen.
Het melkvee moet een gevarieerd rantsoen krijgen. Zo is er van elk product iets nodig om de melkproductie of de kwaliteit ervan te waarborgen of te verbeteren. Maar ook voor de kwaliteit van de koe. Het is nodig voor een zo effectief mogelijke penswerking. En om dus zo een zo gezonde, optimale productie te leveren. Grasland is 60% van het rantsoen en maïs is 28% van het rantsoen. De overige 12% wordt gevuld met krachtvoer.

* Hoe is het met de grasmatkwaliteit gesteld?
Op dit moment minder als voorgaande jaren door de aanhoudende droogte, het trekt nu iets bij door een kleine hoeveelheid neerslag. Verder zorgt de wind voor een nog drogere grond. Het enige onkruid dat het geheel minder goed maakt is ridderzuring. Maar normaal gezien, als de weersomstandigheden optimaal zijn heeft het een redelijke grasmatkwaliteit.

* Welke werkzaamheden heeft de boer tijdens je praktijkstage uitgevoerd?
De gebroeders waren begonnen met het inkuilen toen ik kwam begin augustus. Dus gras maaien, schudden, harken, ophalen en aan de kuil maken. Verder is er op ieder stuk land gespoten tegen de ridderzuring. Aan het einde van de stage werd er mest geïnjecteerd door een loonwerker.

* Hoe vindt de graslandbenutting plaats? Beweiding, stalvoedering? Hoeveel ha wordt er gemaaid voor kuil, vers gras en hooi?
Een deel wordt beweid door de melkkoeien en de droge koeien. Het deel gepachte grond wordt beweid door de pinken. Verder wordt er bij een goed jaar veel gras gemaaid en gaat in de kuil. De kuil is ongeveer 150% van het gras. Ongeveer 100 hectare het weiden ongeveer 300 hectare. Hieronder ziet u de verdeling van het inkuilen in een tabel.

1e snede 45 hectare
2e snede 20 hectare
Overige sneden 35 hectare
Tabel: 9 Aantal hectare welke wordt ingekuild.

Hooi wordt er niet gemaakt van het gras. Dit wordt alleen aangekocht.

* Hoe is de ruwvoerwinning georganiseerd?
Het inkuilen doen de gebroeders zelf, als het land bij huis ligt. Bij land verder van huis af wordt er gekeken naar hoe druk het is. Als het druk is wordt dit door een loonwerker gedaan, als er verder niet zoveel te doen is doen de gebroeders het zelf. Maïs wordt door een loonwerker gedaan, omdat dit niet rendabel is om het zelf te doen.

* Welke methode van graslandverbetering wordt toegepast?
Dit worden gedaan door een spreiding van weiden, bemesting en de vernieuwing van het grasland. Verder het aanbrengen van kunstmest en andere stoffen die de grond nodig heeft.

* Welke grasmengsels worden gebruikt?
Het grasmengsel dat gebruikt wordt is BG-11.

* Beschrijf in het kort de teelt van de overige ruwvoedergewassen op het bedrijf.
De gebroeders hebben als overig ruwvoedergewas alleen maïs. Hierbij hebben ze het ras Tripoli. Dit is een middenvroeg ras. Verdere informatie is te zien op de bijlage 4 achter in het verslag. Daar informatie over de stevigheid, VEM/kg etc.

3.1.4 Veestapel

Welke rassen van dieren zijn er aanwezig op het stagebedrijf aanwezig? En wat is de leeftijdsopbouw van de dieren op het stagebedrijf? En is de gemiddelde gift van een koe op het stagebedrijf? Dit in deze subparagraaf.

* Welke veeslag / ras is er op je praktijkbedrijf aanwezig?
De gebroeders hebben in het geheel roodbonte koeien. Waarbij de koeien meestal 50% MRIJ zijn en 50% Holstein. Het MRIJ is het beginsel, maar de uiers hingen te laag en dit was niet goed voor de melkkwaliteit. Hierdoor zijn ze begonnen met het kruisen met Holstein, deze heeft namelijk de eigenschap voor hoge uiers.

* Hoe is de leeftijdsopbouw van de veestapel, heeft het selectiebeleid invloed op de verdeling?
De kalveren gaan en komen en zijn dus niet van belang voor de opbouw van de leeftijden. De pinken die bij de stier lopen zijn tussen de 1 en 2 jaar. Hiervan zijn er 25. Er zijn ongeveer 45 kalveren die worden aangehouden. Deze kalveren zijn in de leeftijd van 0 tot 1. Tussen 2 en 3 zijn meestal de 1e kalfskoeien, dit zijn 34 stuks. Het aantal vaarzen, welke in de leeftijd van 3 tot 4 zitten, is 15 stuks. Dan zijn er nog 50 over welke 4 jaar of ouder zijn. Het andere melkvee stond op dit moment droog.
Hieronder ziet u in grafiek 1 de leeftijdsopbouw en op de volgende pagina in tabel 10 de frequenties.

Leeftijd van het vee Aantal stuks vee (frequentie)
0 - 1 jaar 45
1 - 2 jaar 25
2 - 3 jaar 34
3 - 4 jaar 15
4 en ouder 50
Grafiek 1 Leeftijdsopbouw
Tabel 10 Frequentie van de leeftijden van het vee.

3.1.5 Voeding

Wat voor rantsoen krijgen de dieren in de winter en welke in de zomer? Is er een verschil tussen winter en zomer rantsoen? Waar komt het rantsoen vandaan? En in welke vorm wordt het rantsoen verstrekt? Hoe verloopt de overgang van de ene op de andere voersoort? En wat zijn de voeropnames per dier per jaar en wat zijn hiervan de kosten? Dit en meer in deze subparagraaf.

* Behandel de voeding van het melkvee, onderscheid hierin het zomer en winterrantsoen.
Zomerrantsoen, de koeien krijgen snijmaïs uit de kuil, dit is voor een deel een vervanging van krachtvoer. Maar is nog niet genoeg dus krachtvoer wordt bijgevoerd in de vorm van brok. De koeien kunnen overdag en ’s nachts het weiland in en dus beweiding de gehele zomer en dag en nacht. Winterrantsoen, de koeien krijgen snijmaïs uit de kuil en gras uit de kuil. Verder krijgen ze brok erbij als krachtvoer en enige bijproducten zoals perspulp etc. Hierbij is een vaste verdeling 60% gras en of kuilvoer, 12% krachtvoer en 28% maïs uit de kuil. Het gras en kuilvoer of de maïs worden door het eigen bedrijf geteeld. Dit kan bij een redelijk jaar genoeg zijn, tenminste het gras. Het ene jaar is er een overschot en het andere jaar is een tekort. De maïs is niet genoeg voor het hele jaar er zou dan nog ongeveer 7 hectare aan maïsland bij moeten komen. In paragraaf 2.2 kunt u de tabellen 1,2 en 3 vinden hierin wordt vermeld hoeveel er nodig is. De brok wordt geheel aangekocht, de maïs ongeveer 7 hectare en het gras is geheel door eigen voorziening klaar gemaakt.

* Beschrijf kort en zakelijk de opfok van kalveren en pinken en de voeding van kalveren en pinken.
Kalveren die niet aangehouden worden voor de opfok gaan meestal na 10 dagen weg. Deze worden dan opgehaald door een veehandelaar. De vaarskalveren die worden aangehouden volgen een doorloopsysteem en krijgen altijd kuilvoer of hooi. In het begin natuurlijk samen met melk, gemixt met water, en later hooi en brok. De pinken mogen zelf in de zomer beweiden en lopen dan tussen een stier. Na het afkalveren komen de pinken bij de koeien terecht en krijgen dan hetzelfde rantsoen als de melkkoeien.

* Zijn er voerleveringscontracten met een leverancier?
Ja, deze zijn er met Agrifirm, Agrifirm zorgen voor al het brok op het stagebedrijf.

* In welke vorm wordt het voer verstrekt?
Melk, gemixt met water omdat de melk anders te sterk is. De maïs wordt met de gehele plant gekneusd. Gras gekneusd en in kuil gestopt. En het krachtvoer in de vorm van brok.

* Hoe verloopt de overgang van de ene op de andere voersoort?
Heel geleidelijk aan bij de kalveren, dit om stress te voorkomen. Stress kan namelijk de groei remmen. De biest gaat na drie dagen over op gewone koemelk met water gemixt. Het kalf krijgt al snel de kans om hooi te eten bij de melk die ze krijgen. De melk komt meer water bij in en water geleidelijk aan minder dus moeten ze meer hooi gaan eten. De brok wordt gewoon met kleine beetjes gegeven en dan volledig. Kuilvoer gaat hetzelfde minder hooi geven en de kans voor kuilvoer geven.

* Hoeveel voer neemt een dier per jaar op?
Één melkkoe eet ongeveer 23.116,67 kg per jaar op. Aan gras, maïs en krachtvoer, voor de berekening hiervan zie paragraaf 2.1 tabel.

* Wat zijn de voerkosten per dier?
In alle verslagen gaat men uit van 100 kg meetmelk. De voerkosten zijn 12,8 per 100 kg meetmelk.

* Welke normen worden er gehanteerd bij het verstrekken van de hoeveelheid voer?
De gebroeders houden de adviezen van Agrifirm aan en verstrekken op die gegevens ook het voer en de juiste hoeveelheid.

3.1.6 Gezondheidszorg

Wat is de gezondheidszorg voor de dieren en wat is eraan gedaan in mijn stageperiode? Welke behandelingen zijn gericht op het individuele dier en welke op de gehele koppel en welke hebben een invloed op het gehele bedrijf? Zijn er systemen voor het waarnemen van de gezondheid van de dieren? En wanneer komt de dierenarts op het stagebedrijf? De antwoorden op deze vraag in deze subparagraaf.

* Welke maatregelen heeft de boer, in het bijzonder tijdens jouw stage getroffen in het kader van de gezondheidszorg.
De stagebieder heeft een melkkoe een homeopathisch middel toegediend tegen de mastitis of voor opkomende mastitis. De stageboer verwachte bij deze koe mastitis en is dus in ieder geval geprobeerd om de mastitis tegen te gaan. (Verplegend of genezend.)
Een kalf medicijnen gegeven voor het bevorderen of ontwikkelen van de longen, dus het genezen van kortademigheid. Dit komt doordat het dier te vroeg geboren was. (genezend of verplegend). Een melkkoe die net afgekalfd had kreeg een nageboorte pil. ( Genezend en verplegend). CTC-spray werd gebruikt bij koeien met wonden, deze spray heeft een genezend effect. En ontstekingremmend. (Genezend en verplegend) Uierzalf voor melkkoeien met gevoelige uiers. (Genezend en verplegend) Desinfecteermiddel, soort jodium, na het melken iedere ochtend bij iedere melkkoe. (Tijdseenheid handelingen) Het klauwbekappen bij de melkkoeien. (Genezend en verplegend). Periodiek bedrijfsbezoek, waarin bijv. Hoorntjes worden afgebrand. (dierenarts) Het spuiten van de griepspuit voor de pinken, voordat ze naar buiten mogen. (dierenarts).

* Geef aan of de maatregelen gericht zijn op individuele dier, de gehele koppel of het totale bedrijf.
Mastitis, de spuiten worden gegeven aan een individueel dier, maar heeft invloed voor de gehele koppel. Namelijk het tegen gaan van mastitis bij de gehele koppel. Medicijnen longen kalf, individueel dier, het is alleen van belang voor dit ene kalf. Nageboorte pil, individueel dier, het is alleen van belang voor de koe. CTC-spray, individueel dier, de koe is de enige die er baat bij heeft. Uierzalf, individueel dier, het maakt alleen de uier soepel maar heeft geen invloed op anderen. Desinfecteermiddel, gehele koppel, ze krijgen allemaal de behandeling en voorkomt ziektes zoals mastitis en melkziekte. Pootbewerking, individueel dier en gehele koppel, het is de behandeling van een individueel dier maar is voor de andere koeien minder kans op een ontsteking aan de klauwen. Periodiek bedrijfsbezoek, totale bedrijf, het wordt bij alle aangehouden kalveren gedaan. Griepspuit, totale bedrijf, wordt bij alle pinken gebruikt als ze naar buiten gaan.

* Gebeurt het waarnemen van de gezondheid van de veestapel in combinatie met het gebruik van een gezondheidsziekte registratiekaart of managementsysteem? Hoe wordt de gezondheidszorg uitgevoerd?
Op de gezondheidsziekte registratiekaar wordt bij gehouden van de melkkoeien of er ziektes en mankementen zijn vertoond. En de medicijnen die worden gebruikt bij de melkkoeien. De gezondheidszorg wordt uitgevoerd op het blote oog en na een ontdekking gecontroleerd door de gebroeders of veearts.

* Komt de dierenarts op afroep op het bedrijf of is er een bedrijf begeleidingssysteem gezondheidszorg?
De dierenarts komt voor een begeleidingssysteem zoals ook eerder in deze paragraaf is gemeld. Verder komt de dierenarts bij ziekten en mankementen van het vee. Dus dan komt de dierenarts op afroep.

3.1.7 Voortplanting

Hoe en wanneer wordt de bronst vastgesteld en hoe vindt de inseminatie plaats? Op welk moment vindt een drachtigheids controle plaats? Waar vinden de geboorten plaats en in welke tijd van het jaar? Hoe wordt jong geboren vee geregistreerd? En welke vruchtbaarheid kengetallen gelden er op dit bedrijf? De antwoorden op deze vragen zijn te vinden in deze subparagraaf?

* Hoe en wanneer wordt de bronst vastgesteld. Op welke wijze vindt de natuurlijk of kunstmatige inseminatie plaats. Waarom is hier voor gekozen.
De bronst wordt vooral tijdens het ophalen van de koeien voor het melken en tijdens het melken en net na het melken vastgesteld of ontdekt. Er wordt dan sperma besteld bij de CR Delta. Er komt dan een vaste medewerker van CR Delta langs en deze brengt het in. Er wordt dus gebruik gemaakt van kunstmatige inseminatie. De kans op inteelt wordt verminderd door de KI en het is niet praktisch om bijna iedere dag een koe bij de stier te laten. De stier moet er soms meerdere per week doen, wat problemen kan opleveren bij de bevruchting. De pinken hebben wel een stier bij het land in lopen, dit omdat er bij pinken meestal niet goed is te zien of zij bronst zijn en inteelt is niet mogelijk. De stier wordt namelijk om de één of twee jaar vervangen voor een andere.

* Hoe en op welk moment vindt de drachtigheidscontrole plaats.
Drie weken na de inseminatie wordt er een controle uitgevoerd op visueel gebied. Bij twijfel aan drachtigheid wordt er een test gedaan door de KI.

* Waar vinden de geboorten plaats? Welke aandacht wordt er aan de geboorte gegeven?
De geboorten gebeuren in de zomer en winter anders. In de zomer gebeurt dit gewoon in het land, als de geboorte dit tenminste toelaat. In de winter is er een deel van de stal welke speciaal is voor drachtige koeien, tenminste welke al droog staan. De koeien worden dus niet individueel geplaatst, omdat koeien kudde dieren zijn en dit kan er voor zorgen dat er bij een individuele plaats stress wordt veroorzaakt wat het kalf kan aantasten.

* In welke tijd van het jaar wil je praktijkinstructeur voornamelijk de koeien laten afkalveren?
Wanneer een koe tochtig is zal het worden geïnsemineerd, het maakt niet uit of het zomer, winter, herfst of lente is.

* Vindt registratie van het geboren vee plaats? Hoe gebeurt dit?
De registratie van de kalveren gaat via de CR-Delta, sinds kort via internet. Zo worden ook de oornummers doorgegeven bij de geboorte. Op internet vul je de bedrijfsgegevens in en vervolgens het nummer van het kalf, en of er bijzonderheden zijn, het ras. Bij dit bedrijf is dit altijd roodbont.

* Bespreek de vruchtbaarheidkengetallen van dit bedrijf. Vergelijk deze met de rest van het land.
Percentage van kalven na eerste inseminatie, gemiddeld 68 procent. Bij het stageadres ligt dit tussen de 90 en 95 procent. Zeer goed dus, maar verbeteringen zijn natuurlijk altijd mogelijk zolang men nog niet aan de 100 % zit.

3.1.8 Melkproductie

Zijn er beperkingen op het gebied van de productie? Of is er ruimte over voor uitbreiding en groei van het bedrijf als er wordt gekeken naar de melkproductie? Hoe wordt de melk verkregen? Zijn er controles voor de melkmachine en op welke punten wordt deze gecontroleerd? Welke instantie zorgt voor deze controles? Waar gaat de melk heen en hoe vaak in de week gebeurd dit? Worden er monsters genomen zo ja, hoe werken deze? En tot slot hoe wordt de melkprijs in de melkfabriek vastgesteld? De antwoorden op deze vragen zijn te vinden in deze subparagraaf.

* Zijn er productiebeperkingen op dit bedrijf?
Nee, de gebroeders hebben genoeg melkquotum voor dit aantal koeien en proberen altijd 1% boven hun quotum uit te komen voor de vereffening. Hierdoor hebben de gebroeders meestal ruimte over. Bij een tekort aan melkquotum hebben de gebroeders melk geleast, 75000 kg melk.

* Vindt er melkproductiebewaking plaats?
De melk wordt machinaal uit de koe gehaald. Het is een 2*6 visgraat melkstal. En er wordt dus vanaf de zijkant gemolken de koeien staan even hoog als in de stal, maar de melker staat in een put.

* Wordt de werking van de melkmachine regelmatig gecontroleerd? Welke instantie doet dit? Op welke punten wordt de melkmachine vooral gecontroleerd?
Ja, er is een vaste controle deze controle wordt uitgevoerd door Meuller, dit is het merk van de tank en dus het bedrijf die deze service verleend. Het wordt vooral gecontroleerd op koeling en het aantal roerbewegingen. Er zit een speciaal systeem in de melkkoeltank zodat er een hoog en hard piepgeluid aan gaat als het aantal roeringen niet goed gaat, de temperatuur te hoog blijft of het schoonmaken niet goed gaat. Dit piepgeluid gaat pas over als er wat aan de problemen gedaan wordt.

* Hoe vaak wordt de melk per week afgeleverd? Naar welke zuivelonderneming gaat de melk? Hoe wordt de monstering door de RMO chauffeur uitgevoerd?
De melk wordt opgehaald na maximaal zes melkbeurten, dat houdt dus in maximaal 3 dagen. De melk wordt opgehaald door FCDF, Friesland Coberco Dairy Foods. FCDF doet ook de controle, de chauffeur haalt een schepje melk uit de tank en doet dit in een flesje. Bij de fabriek wordt dit flesje getest.

* Hoe wordt de melkprijs vastgesteld?
Dit varieert door het eiwitpercentage, vetpercentage en de verhouding van deze twee. Verder wordt de melk getest op verschillende punten als er een onvoldoende is behaald zal hierop de melk worden gekort. Voorbeelden hiervan zijn het Celgetal en het Ureumgehalte. Verder kan er nog een korting worden gegeven als er melk buiten het quotum wordt geleverd. De fabriek heeft de prijzen voor elk percentage vet en eiwit en de kortingen bij strafpunten.

3.1.9 Veevervanging

Hoe geschied de verkoop en de aankoop van het vee? En op basis van welke gegevens geschieden deze verkopen en aankopen van vee? Deze antwoorden zijn te vinden in deze subparagraaf.

* Hoe is de verkoop van het vee geregeld? Wordt er vee verkocht voor export?
Alle kalveren die niet aangehouden worden, worden de kalveren na 10 dagen opgehaald door verschillende veehandelaren. Deze verkopen het vervolgens door aan andere boeren. Drachtige pinken worden af en toe geëxporteerd. Exporteurs komen deze ophalen, en kijken naar het beenwerk, uier en de lijsten van de ouders zijn van belang. Ieder land stelt andere eisen en heeft dus een ander punt welke het belangrijkste is.

* Wordt er vee aangekocht? Waarom?
Er wordt op één stier, in de één of twee jaar, na niets bijgekocht. Vaarskalveren heeft het bedrijf genoeg, genoeg voor de vervanging van de oude of van het niet goede melkvee. Deze ene stier is nodig voor de dracht van de pinken.

* Op basis van welke gegevens selecteert je praktijk instructeur de dieren.
Vooral op basis van de melkgegevens van vader en moeder wordt de selectie van de kalveren gebaseerd, maar ook op de drachtigheidscijfers en ziektes van de moeder. Verder wordt er gekeken naar het exterieur.

3.1.10 Kwaliteit

Zijn er kwaliteitseisen aan melk en zo ja, welke zijn dit dan? Welke melkkwaliteit heeft de boer geleverd in de periode van de stage? En voldoet de melk van de stagebieder altijd aan de eisen? Hoe vindt de melkbewaring plaats? Hoe wordt er gewaakt over dit proces? En welke kwaliteitseisen zijn er voor de vlees stieren? Waar wordt opgelet? Wat wordt er gedaan om de kwaliteit te verbeteren? De antwoorden op deze vragen zijn te vinden in deze paragraaf.

* Op welke kwaliteitscriteria wordt de melk beoordeeld?
Er wordt gekeken naar het vetgehalte, eiwitgehalte, ureumgehalte, celgetal en lactose. Lactose is het percentage suikers welke in de melk zitten. Ureum is het gehalte uitgestoten eiwitten, dit moet tussen de 20 en 30 procent zitten.

* Welke melkkwaliteit heeft de boer steeds geleverd?
De melkkwaliteit was gemiddeld 440, het gemiddelde is ongeveer 425. Dit is dus beter als normaal. Dit hopen de gebroeders zo te kunnen houden of zelfs verbeteren van deze melkkwaliteit.

* Zijn er kwaliteitsonderdelen die regelmatig niet aan de eisen voldoen?
Nee, ze hebben het hele jaar ongeveer gelijk en proberen een zo hoog mogelijke kwaliteit te behalen en dit lukt de gebroeders zeer goed.

* Hoe vindt de melkbewaring plaats? Wordt dit proces bewaakt? Zo ja Hoe?
De melk wordt bewaard in een melkkoeltank. Op de melkkoeltank zit een melkwacht, dit is een alarmsysteem bij fouten. Dus als de koeling niet aanslaat boven de 3,5 graden Celsius zal er een alarm afgaan. Maar ook als het aantal roeringen niet klopt of als het reinigen niet goed gelukt is. De melkwacht geeft een hoge, harde pieptoon aan, welke op grote afstand goed te horen is. En gaat pas uit als het probleem verholpen is.

* Op welke kwaliteitsonderdelen wordt vlees stier beoordeeld?
Bij kalveren wordt er alleen naar het uiterlijk gekeken en het gewicht geschat. Is het kalf minder als normaal dan krijgt men minder geld en bij een beter kalf iets meer.

* Welke maatregelen worden er genomen op het bedrijf om de kwaliteit te verbeteren van de te leveren producten?
De kalveren door middel van voeding en de huisvesting. De melk wordt verbeterd door de koeien te controleren en de melk van de koeien te controleren op alle gehaltes.

Hoofdstuk 4 bedrijfsuitrusting

* Bedrijfsgebouwen en de inrichting ervan.
Maak een plattegrond op schaal en beschrijf de klimaatbeheersing.
De plattegrond is te vinden in bijlage 5 achter in het verslag.
Er is gebruik gemaakt van natuurlijke ventilatie, omdat het voor koeien niet zo een groot probleem is dat het warm of koud is. Er zijn dus geen ventilatoren en ook geen warmteverschaffers. Aan de zijkant van de jongveestal en de ligboxenstal zitten open ruimtes en in de nok is er een opening. De inlaat van de lucht is dus aan de zijkant en de afvoer via de nok van het dak. Weerstations zijn niet te vinden op het bedrijf.

* Trekkers en landbouwwerktuigen

Overzicht machines Vervangingswaarden
Tractor 60 Pk €38.345,-
Tractor 80 Pk €64.391
Tractor 100 Pk €73.422,-
Tractor 100 Pk €73.442,-
Ladewagen €22.100,-
Mengdoseerwagen €9.200,-
Cyclomaaier €6.300,-
Cultivator €2.087,-
Zwadhark €5.100,-
Trommelschudder €9.600,-
Kuilverdeler €7.500,-
Tabel: 11 Machines en de vervangingswaarden ervan.

* Bestaan er plannen voor de aanschaf van nieuwe of gebruikte werktuigen?
Nee, alle machines worden vernieuwd na een aantal jaar of bij een defect. Maar is niet iets wat ze anders willen kopen als nu in het bezit is.

* Maak een financiële vergelijking van eigen mechanisatie, loonwerk en samenwerking met de buren.
De vergelijking gaat over de maïs die wordt geproduceerd. En dan vooral om het kneuzen van de maïs en aan de kuil maken. Eigen mechanisatie: Tractor 100 Pk Zetor: €39.500,-
Maïskolvenplukker voorzetstuk 4-rijig: €23.143. Of een veldhakselaar 1 rijig: €6.171
Dus de kosten zijn €62.643,- of €45.671,-
Loonwerk: Maïs hakselen en inkuilen kost per ha €317,00 euro. Er is 6,56 ha maïs dus 317*6,56 = 2.079,52 per jaar.
Samenwerking met de buren: De kosten worden hierbij door meerdere personen gedeeld, er wordt nu van uit gegaan met 2 personen samen te werken.
In onderstaande tabel zijn de kosten te zien van de drie mogelijkheden.
1e jaar 2e jaar 3e jaar 4e jaar 5e jaar
EM Veld
Plukker €45.671,-
€62.643,- €45.671,-
€62.643,- €45.671,-
€62.643,- €45.671,-
€62.643,- €45.671,-
€62.643,-
LW €2.079,52 €4.159,04 €6.238,56 €8.318,08 €10.397,60
SW €22.835,50 €22.835,50 €22.835,50 €22.835,50 €22.835,50
Tabel 12 kosten 1e t/m 5e jaar EM, LW en SW kosten.

De eerste vijf jaar is dit dus niet rendabel na tien jaar zijn de loonwerkkosten gestegen tot €20.795,20 dus nog ongeveer €2.000,- onder de samenwerking. Er wordt hierbij nog geen rekening gehouden met brandstof en ook niet met verloren rente en afschrijvingen. Loonwerk blijft dus de goedkoopste oplossing.

* Zijn er ook niet-financiële argumenten om te kiezen voor EM, LW of SW?
Vooral de arbeidstijd is hierbij nog van belang. De tijd moet er wel zijn om zelf maïs te kneuzen. Er is over het algemeen te weinig tijd voor de activiteiten die er moeten gebeuren vandaar dat veel boeren overstappen op een loonwerker. Verder is de hoeveelheid land en de grootte van het bedrijf van belang. En in welk seizoen wat moet gebeuren.

5 Informatieverwerking op het stagebedrijf

* Welke technische en economische gegevens worden systematisch geregistreerd, en welke rol speelt de aldus verkregen informatie in de bedrijfsvoering.
De kalveren worden bij geboorte en vertrek geregistreerd om aan de Nederlandse eisen te kunnen voldoen. MINAS-registratie, de inkomende en uitkomende dingen die van belang zijn voor de MINAS worden opgeschreven om vervolgens te worden ingevoerd en dit één keer in het jaar aan een overheidsinstantie te kunnen presenteren. De melk wordt geregistreerd om van iedere koe te kunnen weten wat de gehaltes zijn en een manier om de koe meer melk te kunnen laten produceren. En of het dier naar de slacht moet. Jaarverslag, deze wordt door de accountant gemaakt om de inkomsten en uitgaven te registreren. Dit is verplicht door de Nederlandse wetgeving. Voerrantsoen, dit is een berekening om de koeien in een goede, gezonde conditie te laten. Ziekte en vruchtbaarheidskaart, om te kunnen zien of koeien ziek zijn geweest of droog moeten worden gezet. Maar ook kan er dan worden aangegeven of een koe gekalfd heeft en wanneer deze is geïnsemineerd en dus wanneer het kalf kan worden verwacht.

* Op welke wijze wort de boer ondersteund door de toeleverende en afnemende bedrijven?
De boer wordt door de bank gesteund op de financiële manier, de bank geeft informatie over de financiële mogelijkheden en moeilijkheden en of investeringen mogelijk zijn. CR-delta adviseert de boer over de stierkeuzes welke op iedere koe individueel wordt toegepast. Melkcontroles geven advies over het verbeteren van de melkkwaliteit. De accountant adviseert over de strategie die een boer het beste kan gaan volgen. Agrifirm geeft de berekeningen van het voerrantsoen en zorgt dus voor alle informatie over het veevoer.

* Hoe komt het bedrijf aan informatie?
Het bedrijf wordt gesteund door de toeleverende en afnemende bedrijven en door het lezen van de vakbladen, zoals oogst en het Agrarisch Dagblad.

6 Milieumanagement

* Geef aan op welke wijze het management van de ondernemer bepaald wordt door de huidige wetgeving op het gebied van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen.
De wetgeving heeft vooral invloed op het kunstmest verbruik. Zo zou er meer kunstmest worden verbruikt en zal de boekhouding geheel anders verlopen. Dit houdt in dat er 1 boekhouding zal worden gevolgd terwijl het er nu 2 zijn door de MINAS. De wetgeving heeft ook invloed op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen, en dan vooral op het soort middel. Zo wordt er vrijwel ieder jaar wel een middel verboden welke veel te slecht voor het milieu is. Dit verandert het middel welke op het land wordt gespoten.

* Past de ondernemer verder nog maatregelen toe, die verder gaan dan strikt door de wetgever zijn voorgeschreven.
Nee, er worden geen dingen gedaan strenger dan de wet.

* Welke maatregelen kan de ondernemer op korte termijn volgens jou treffen om het milieu minder te belasten?
Bijvoorbeeld het planten van klaver of bonen door het gras, dit verrijkt het gras en het grootste voordeel is dat er minder kunstmest en bestrijdingsmiddelen nodig zijn. Dus iets richting de biologische kant.

* In hoeverre wordt het bedrijf belemmerd c.q. gestimuleerd door maatregelen in het kader van Ruimtelijke Ordening en Planologie?
Het bedrijf wordt belemmerd door aangrenzende recreatieve activiteiten. Het is niet verplicht om er rekening mee te houden, maar het wordt wel zeer op prijs gesteld. Er wordt rekening gehouden met de bemesting, dus niet in hoog seizoen bemesten. En hierdoor is er geen uitbreiding mogelijk. Dit zorgt voor enkele belemmeringen die gewoon lastig zijn.


7 Financiële kengetallen

Melkveehouderij

* Saldo per ha
Het gemiddelde van Nederland is: €4050,00. Het stagebedrijf heeft: €4.100,00. Dit is dus iets slechter doordat er minder opbrengsten zijn per hectare. En de kosten lager.

* Saldo per 100 kg melk
Het saldo gemiddelde van Nederland is €10,22. Het stagebedrijf heeft hier €10,68. Dit is dus iets beter doordat er meer opbrengsten per 100 kg melk zijn. En de kosten lager.

* Voerkosten per 100 kg melk
De voerkosten per 100 kg melk zijn in Nederland €8,97. De gebroeders hebben hier €12,80, een klein verschil maar toch meer kosten, het voersaldo is wel hoog dus de kosten zijn veel hoger als gemiddeld. Dit kan ook komen door de relatieve lage productie.

* Omzet en aanwas per melkkoe
Gemiddeld is dit €275 bij het gemiddelde van Nederland. Het stagebedrijf heeft €353,80, dit is dus beter maar scheelt niet veel als er wordt gekeken naar zoveel dieren. Het aantal verkopen is gewoon groter en het aantal inkopen is laag.

* Werk door derden per ha
Het gemiddelde in Nederland is €246,84. Het stagebedrijf heeft hier €224,45, dit betekent dus veel minder werk per hectare door bijvoorbeeld loonwerkers. Dit saldo is zo laag doordat de gebroeders het maaien en inkuilen van gras zelf doen.

* Melkprijs
De melkprijs is nu gemiddeld in Nederland €30,78 per 100 kg melk. Dit is ook het geval bij FCDF en dus op het stagebedrijf.

8 Evaluatie stageperiode

* Geef kort weer welke zaken je tijdens deze stageperiode in aanraking bent gekomen.
Thuis is er bij mij geen bedrijf, vandaar dat ik vooral bezig ben geweest met de vaardigheden die op een gewone dag gebeuren. Zoals melken, voeren en inseminatie, maar ook een bezoek van dierenarts en melkcontrole. Verder heb je bijkomende activiteiten zoals gif spuiten, schilderen, koeien ophalen, rikken verplaatsen, klauw bekappen, kuil afspitten, inkuilen, melkquotum en dingen die er omheen hangen, etc. Verder heb je met de aanmelding en afmelding van de kalveren te maken gekregen. En hiermee allemaal aanhangende zaken. Ook de bemesting heeft plaats gevonden toen ik aanwezig was, het werk werd door een loonwerker verricht.

* Probeer aan het einde van de stage eens duidelijk en systematisch aan te geven welke zaken je door middel van deze boerderij praktijkperiode veel beter bent gaan inzien. Waren dit ook onderwerpen waar je vooraf belangstelling voor had? Is er een verschil tussen jouw doelstelling en die van de CAH?
Je ziet gewoon beter in wat er op een dag wordt gedaan en dat alles zeer afhankelijk is van het weer. Verder zie je de invloed van de overheid op een bedrijf veel beter, en hoe de stagebieder vindt dat de overheid het juiste werk doet. Hierbij kun je ook inzien dat de overheid je hele bedrijf kan veranderen en failliet kan laten gaan. Maar ook de invloed van andere instanties, de afhankelijkheid van voerleveranciers of afname van kalveren moeten gebeuren wil het bedrijf kunnen overleven. Echte doelstellingen had ik niet voor mijn stage ik wilde alleen mee kunnen lopen zodat weet wat ik zou moeten doen als ik één dag een bedrijf had. Je moet je kunnen redden om adviezen te kunnen geven. En er een beetje verstand van hebben. Dit was mijn doelstelling en die is wel aardig vervult. Je zult altijd kleine stukjes missen, maar dat kan alleen veranderen door ervaring en deze ervaring krijg je niet na vier weken. Ik denk dat de doelstelling van de CAH wel ongeveer gelijk staat met die van mij maar zeker weet ik het niet, want wat is precies de doelstelling van CAH?

* Beoordeel de geschiktheid van je adres als boerderij praktijkadres.
De gebroeders legden direct dingen uit als ik iets niet wist en direct ook een volledige uitleg. Jammer dat je alles niet ineens kan onthouden, maar de uitleg was zeer goed! Ook het bedrijf heeft ruimte voor stagiaires, het is vrij groot maar niet te groot. De stagebieders hebben mij heel erg geholpen en ben ze daar zeer dankbaar voor!

REACTIES

R.

R.

Dit is een goed verslag er staat genoeg gegevens van het bedrijf in

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.