De idioot in het bad, M. Vasalis
1a.) Het verhaal speelt zich af in een psychiatrische inrichting waarin een geestelijke gehandicapte man is opgenomen. b.) De gebeurtenis die de hoofdpersoon ondergaat is zijn wekelijkse wasbeurt.
2a.) Vasalis bedoelt met ‘….. een oud vertrouwde droom ’ dat hij herinnerd wordt aan zijn ongeborenheid, de periode dat hij nog in zijn moeders buik zat. b.) De woorden ‘Hij is in dit groen water nog als ongeboren’ (regel 17) en ‘ En elke week wordt hij opnieuw geboren’ (regel 25) ondersteunen deze interpretatie.
3a.) De strofen 1, 2, 3, 6 en 7 beschrijven de hoofdpersoon in de werkelijkheid. b.) De strofen 4 en 5 beschrijven de hoofdpersoon in de illusie. c.) Uit de woorden ‘en om zijn mond gloort langzaamaan een groot verblijden’ (regel 12) blijkt dat de hoofdpersoon de overgang van realiteit naar illusie als prettig ervaart. d.) Uit de woorden ‘stribbelt hij tegen en dan huilt hij even’ (regel 24) blijkt dat de hoofdpersoon de terugkeer in de werkelijkheid onprettig vindt.
4.) Een patiënt van een psychiatrische inrichting gaat wekelijks in bad. Als hij in bad zit leeft hij in een illusie. Hij voelt zich daar omsloten en veilig. Het is een kortstondig geluk. Hij is hier erg aan gehecht. De illusie is zijn ongeborenheid. De patiënt leeft ook naar het moment van de illusie toe.
5a.) Het rijmschema dat in dit gedicht gebruikt wordt is gekruist rijm. b.) Het rijmschema dat in strofe 3 wordt gebruikt is het omarmend rijm. c.) Dit afwijkende rijmschema past naadloos bij de inhoud van de derde strofe omdat in die strofe de baby in bad zijn armen om zich heen slaat. d.) ‘hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst ’ (regel 10) ondersteunt mijn interpretatie.
6.) Die vergelijkingen met ‘als’: 1. ‘hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst ’ (regel 11). Hij geniet net zo veel van in het bad gaan als van het lessen van zijn eerste dorst. Het lessen van dorst is een eerste levensbehoefte. Voor de patiënt is het in bad gaan dus een eerste levensbehoefte. 2. ‘ zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen ’ (regel 14). De voeten van de hoofdpersoon worden met bleke bloemen vergeleken. 3. ‘zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden komen als berkestammen door het groen opdoemen ’ (regel 15 en 16). De spierwitte benen met pigmentvlekken van de hoofdpersoon worden vergeleken met berkebomen, want die zijn ook gevlekt.
7.) Ik vond het gedicht, De idioot in het bad, een leuk gedicht. Je moet erg wel goed bij nadenken om het gedicht te begrijpen. Ik vond het wel apart dat Vasalis over dit onderwerp een gedicht heeft geschreven, want ik heb nog nooit een gedicht gelezen hierover.
Een lange wandeling, Rutger Kopland
1a.) De belangrijkste mededeling uit de tweede strofe is dat alles verandert, maar onveranderd terugkeert (regel 10). Dit is een feit, want tradities veranderen niet met de tijd mee. b.) De dichter verduidelijkt de stelling met de voorbeelden van heiligen: Sint Maarten, Sinterklaas en Maria. c.) De relatie tussen de voorbeelden en de stelling is dat alle heiligen ieder jaar er hetzelfde uitzien en dezelfde dingen doen, dat verandert niet. Dat terwijl er in de wereld juist wél veel veranderd. Er veranderen alleen uiterlijke dingen.
2.) De relatie die bestaat tussen de stelling en de in dit gedicht optredende personen is dat er voor een vader veel veranderd, maar de rol van vader zal nooit veranderen. Ouderliefde verandert nooit wezenlijk, hooguit optisch.
3.) Waarschijnlijk heeft Kopland de kinderen in strofe 1 met initialen aangeduid omdat het niet om specifiek die kinderen gaat, maar het gaat over alle kinderen. De namen van de kinderen zijn dus niet belangrijk. En hij heeft dat waarschijnlijk ook gedaan om het gedicht niet te persoonlijk te maken.
4.) De wandeling heeft in de winter plaatsgevonden omdat: 1. Er is lichtbevroren boerenkool 2. Hij heeft het over de feesten Sint Maarten (november), Sinterklaas (december) en Kerstmis (december)
5.) De symbolische waarde van de boom in de derde strofe is dat de boom de levenskeuzes en de levensweg van de kinderen weergeeft. De vader kan ze niet meer beschermen.
6a.) De overeenkomst tussen het optreden van de opa in de laatste strofe en het optreden van de vader in de laatste strofe is dat de opa vroeger voor zijn kinderen moest zorgen en dat zijn kind nu vader is en dat hij nu weer voor zijn kinderen moet zorgen. b.) Het gedeelte van deze strofe staat tussen haakjes omdat het een herinnering aan zijn vader is.
7a.) De vormen van beeldspraak die in de eerste strofe opvallen zijn ‘ kille schreeuwen ’ (regel 5) en ‘grond dreunt ’ (regel 6). b.) De stijlfiguur die je in de laatste strofe ziet is herhaling in formulering.
8.) De letterlijke interpretatie van de titel is dat vader en kinderen een lange wandeling maken. En de figuurlijke interpretatie van de titel is dat het leven een lange wandeling is die je moet doorlopen, je levensweg.
9.) Het leven is een lange wandeling die je moet doorlopen, je levensweg. In je leven veranderen dingen. Sommige dingen die veranderen, keren uiteindelijk altijd terug naar wat het eerst was.
10.) Ik vond het gedicht, Een lange wandeling, een leuk gedicht. Ik vond het erg apart dat er twee verhalen achter dit gedicht schuil gingen. Het was ook leuk om over zo’n alledaags iets, waar je niet vaak bij stil staat, een gedicht te lezen.
De Burgers, J. Slauerhoff
1.) De driedeling van het gedicht is: - strofe 1 t/m 3: hier gaat het over burgers die in steden en dorpen wonen. En over het saaie leven dat zij leiden, leven volgens de bijbel. - strofe 4 t/m 7: hier gaat het over de zondaar die zich vergrijpt aan de dienstmeid omdat hij het gestructureerde, saaie leven beu is. - strofe 8 t/m 12: hier gaat het over de zwerver die in vrijheid leeft, die weg wil van het saaie en gestructureerde.
2.) Het stijlfiguur dat me in de eerste strofe opvalt is parallellisme. Drie van de vier zinnen in deze strofe beginnen met ‘zij’. Het parallellisme geeft de saaie, herhalende situatie in het dorp weer.
3.) Met regel 3 wordt bedoeld dat de mensen denken dat ze leven omdat ze eten, maar eigenlijk beleven ze niets. De dichter vindt het geen leven omdat ze niets beleven en alles altijd hetzelfde is.
4.) Het eufemisme dat je aantreft in de tweede strofe is ‘praten over de afwezigen ’, dat betekent dus roddelen. Maar ‘ afwezigen ’ kunnen ook de doden bedoeld worden. Dan zouden ze dus over de doden praten.
5.) De dichter spreekt over ‘strakke straten ’ omdat de burgers in het gedicht zich aan de regels houden en daar is alles zo als het hoort, er zit geen speling in. Het is daar saai, geordend en fantasieloos.
6.) Het woord “ broeiend ” (regel 9) kan op twee manieren goed gekozen zijn, namelijk: - Als je drift broei je van binnen - Er gaan dingen ontstaan die zich in een explosie uitten en dat zie je niet aan de buitenkant. Hier is dat dus dat de man door de regels wordt onderdrukt en dat uit hij later in een verkrachting.
7.) De dichter heeft de formulering “ in de kiem bedorven ” (regel 10) gekozen omdat als mensen bedorven zijn, zijn ze dat al vanaf het moment dat ze nog in de buik van hun moeder zaten. Als je van jongs af aan goede dingen afkeurt, kom je later in de problemen.
8.) “ ‘t ” in regel 13 verwijst naar het gebod dat de drift verbood.
9.) Een synoniem uit de tekst voor “ prangt ” (regel 14) is wekelijks bezitten (van de dienstmeid (onder dwang)).
10.) Het beeld uit strofe vier vindt aanvulling in strofe vijf. Hij is een angstig beest dat bang is om uitgestoten te worden.
11.) Het stijlfiguur dat je in regel 19 en 20 vindt is een eufemisme, want zij is de burgers.
12.) Het woord “ het ” (regel 19) verwijst grammaticaal naar het verkrachten van de dienstmaagd, hij heeft gedaan wat anderen wel zouden willen maar niet durven vanwege de regels.
13.) De dichter gebruikt het woord “ knagen ” (regel 20) omdat wanneer de burgers zouden weten van zijn zonde en het niet openbaar maken, zullen ze er toch mee zitten en opkroppen. Dan knaagt het aan hen. En het knaagt natuurlijk aan hemzelf, omdat hij weet dat hij fout was.
14.) De “ dubblen last ” in strofe 7 genoemd wordt is dat niet alleen de dienstmaagd maar ook de burgers weten van zijn zonde en hem daar dus op aan kijken. Hij moet dus zijn hele leven boeten, wordt uitgesloten. Ook heeft hij de last van zijn geweten, dat hij weet wat hij fout heeft gedaan.
15.) De betekenis van regel 31 en 32 is dat de mensen in het dorp een valsch, ongelukkig leven hebben. Hij loopt door de straat waar deze mensen wonen. Aan beide kanten van waar hij loopt wonen ze. Hij voelt zich daar niet thuis, hij voelt zich daar niet thuis.
16.) De woorden “ zij zitten levenslang in huis ” (regel 36) zijn bijzonder goed gekozen omdat de burgers niets beleven en alles netjes volgens de regels doen. Omdat ze hun boekje nooit te buiten gaan lijkt het alsof ze niets beleven en dus zitten opgesloten in de wereld van regeltjes, hun huis. Ze leven vrijwillig in een gevangenis opgesloten waar alles gebeurt zoals het hoort en wat fatsoenlijk is.
17.) Het geldt “ ongemerkt ” (regel 37) voor de “ hij ”. Hij (de zwerver) ondervind geen verschil tussen de burgers en de doden.
18.) Het opsommende woordje “ ook ” (regel 38) wordt gebruikt om aan te duiden dat de burgers netjes in rijtjes wonen en netjes onder een dekbed slapen en de overledenen liggen netjes in rijen op het kerkhof onder een zerk. Dat is dus een overeenkomst.
19.) De beeldspraak die je aantreft in regel 39 en 40 is een vergelijking. De burgers in slapende toestand worden vergeleken met de overledenen op het punt van roerloosheid en stilte. Daarin lijken ze ook “ dood ”.
20.) De beeldspraak die je ziet in regel 42 is personificatie. Een levenloos voorwerp, de avondwinden, wordt als levend voorgesteld en krijgt een menselijke eigenschap namelijk het broederlijk begroeten.
21.) Uit de dromen die in regel 46 staan “ gekweld door dromen daaglijks onderdrukt ” ben ik te weten gekomen het leven dat de burgers leidden tegen hun zin in is, een onderdrukking. Ze hebben dromen over vrijheid waarin ze niet meer gekweld worden door regels. Deze wetenschap heb ik gehaald uit strofe 1, met name het woordje ‘plichtmatig ’ duid dit aan.
22.) De tegenstellingen die in de laatste strofe staan zijn: 1. Zij (de burgers) tegenover hij (de zwerver) 2. Liggen (burgers liggen in bed) tegenover staan (de zwerver loopt door de straten). 3. Zij zijn gekweld (de burgers zijn gekweld door alle regels) tegenover hij die verrukt is (de zwerver is vrij en kan alles doen wat hij wil).
23.) Twee duidelijke voorbeelden van alliteratie in dit gedicht zijn: 1. strakke en straten (regel 7) 2. norsch en nukkig (regel 3. zoden en zerk (regel 39)
ANNE, Nico Scheepmaker
1.) De titel ANNE slaat op een persoon die de ik- persoon lief heeft.
2.) Belangrijke citaten in dit gedicht vind ik: 1. niets verzwijgt (regel 3) 2. waaronder wij het samen maken (regel 7) 3. jij bent wat ik ben. Ik ben jou (regel 9) 4. ik heb je lief, ik hou van jou (regel 14) Deze citaten zijn belangrijk omdat ze de kern van het gevoel van de ik – persoon voor Anne weergeven.
3.) Er is bij een zin sprake van meerduidigheid. Namelijk: ‘jij bent mijn eerstgeboren vrouw ’. Dit kan inhouden dat het de dochter is van de ik – figuur, maar ook dat het de eerste vrouw in zijn leven is waar hij verliefd op is geworden.
4.) Beeldspraak in dit gedicht is: - tegen het licht dat je bedreigt (regel 2), hieruit blijkt dat Anne het in het dagelijkse leven waarschijnlijk niet makkelijk heeft. - jij bent mijn eerstgeboren vrouw (regel 10), Anne is de eerste vrouw waar de ik- persoon van houd.
5.) Het gedicht bestaat uit strofen. De eerste twee strofen bevatten 4 regels, er is dus sprake van kwatrijnen. De laatste twee strofen bevatten 3 regels, dat wil dus zeggen dat er sprake is van terzinen of terzetten.
6.) De witregels onderscheiden de strofen. In iedere strofe geeft de ik- persoon een andere boodschap aan Anne.
7.) De kunstgreep die is toegepast in dit gedicht is rijm. Daardoor ontstaat er samenhang tussen de woorden en de tekst. Deze kunstgreep heeft op mij effect. Hierdoor komt de boodschap gemeend over en daardoor raakt het mij dus.
8.) In het gedicht wordt niet één verstechniek gebruikt, maar meerdere. In strofe 1 en 2 word gebruik gemaakt van het omarmend rijm(abba cddc). In strofe 3 en 4 wordt gebruik gemaakt van een, voor mij, onbekend rijmschema (aab bba). Deze versvormen en rijm hebben het effect dat het levensecht overkomt. Ze zijn dus functioneel.
9.) Het onderwerp en de thematiek van dit gedicht is de liefde. Dit komt goed tot uiting in de zinnen ‘ik heb je lief, en liefde stijgt’ (regel 5) , ‘Jij bent wat ik ben. Ik ben jou.’ (regel 9) en ‘ ik heb je lief, ik hou van jou ’ (regel 14).
10.) Mijn eindoordeel over dit gedicht is dat ik het een mooi gedicht vond. Vaak zijn gedichten moeilijk te begrijpen, dat viel bij deze wel mee. Ik vind dat de thematiek van dit gedicht goed onder woorden is gebracht, het was meteen duidelijk dat het gedicht over liefde zou gaan.
Sterfbed, J.P Rawie
1.) De titel Sterfbed geeft aan dat er iemand op sterven ligt.
2.) Belangrijke citaten in dit gedicht vind ik: 1. Mijn vader sterft (regel 1) 2. waar hij met krachteloze hand in klauwt (regel 6) 3. hoe machteloos ik hem heb lief gehad (regel 14) Deze citaten geven de situatie weer waarin de vader van de ik – figuur zich bevindt en geven aan hoe de ik – figuur zich voelt.
3.) In dit gedicht is er geen sprake van meerduidigheid.
4.) Beeldspraak in dit gedicht is: - al word ik eeuwen oud (regel 7), hierbij gaat het om de jaren dat de ik-figuur leeft. - en worden met dezelfde maat gemeten (regel 10), hiermee wordt bedoeld dat de ik – figuur ook ooit zal sterven.
5.) Het gedicht bestaat uit strofen. De eerste twee strofen bevatten 4 regels, er is dus sprake van kwatrijnen. De laatste twee strofen bevatten 3 regels, dat wil dus zeggen dat er sprake is van terzinen of terzetten.
6.) De witregels onderscheiden de strofen. In iedere strofe vertelt de ik- figuur andere gevoelens die hij in deze situatie voelt.
7.) De kunstgreep die in dit gedicht is toegepast is rijm. Hierdoor krijgen de woorden meer nadruk. Doordat de woorden meer nadruk krijgen, blijf je het langer onthouden en leef je je in de situatie in. Deze kunstgreep heeft dus effect op mij.
8.) In het gedicht wordt niet één verstechniek gebruikt, maar meerdere. In strofe 1 en 2 word gebruik gemaakt van het omarmend rijm(abba cddc). In strofe 3 en 4 wordt gebruik gemaakt van een, voor mij, onbekend rijmschema (abb aba). Deze versvormen en rijm hebben het effect dat het levensecht overkomt, alsof je je zelf in die situatie bevind. Ze zijn dus functioneel.
9.) Het onderwerp en de thematiek van dit gedicht is het sterven. Dit blijkt uit de woorden ‘Mijn vader sterft’ (regel 1) en ‘straks is hij weg’ (regel 13). Deze woorden geven aan dat de vader op sterven ligt en zijn familie gaat verlaten.
10.) Mijn eindoordeel over dit gedicht is positief. Ik vond het een mooi en indrukwekkend gedicht. Het gedicht maakt duidelijk dat het moeilijk is om afscheid te nemen van iemand waarvan je houd. Het gedicht roept bij mij emotionele gevoelens op, sterven is immers een emotioneel gebeuren. Ik vind dat de thematiek goed onder woorden is gebracht, het was meteen duidelijk dat het gedicht ging over iemand die op sterven lag.
Geen gezicht 1953, Lévi Weemoedt
1). De titel Geen gezicht 1953 slaat op de jongen die slecht kan zien. Zijn gezichtsvermogen is dus slecht. Dit is dus geen gezicht. Het gedicht zal zich wel in het jaar 1953 hebben afgespeeld.
2.) Belangrijke citaten in dit gedicht vind ik: 1. O! ‘k voelde dat de man nu snel ging slaan (regel 7) 2. De klap die kwam kan ik vandaag nog horen (regel 9) 3. Doch déze observatie hield ik vóór me, en prees het zicht. Kwam thuis op het geluid (regel 13 en 14) Deze citaten zijn belangrijk omdat ze de kern van het gedicht in grote lijnen weergeeft. Wat de jongen voelt, wat hij denkt en hoe er met hem word omgegaan komen tot uiting.
3.) Er is bij een zin sprake van meerduidigheid. Namelijk: ‘Maar ditmaal zag ik sterretjes voor de ruit ’ (regel 12). De jongen kreeg van de oogarts een lasbril op. Bij lassen zie je ook sterretjes. Dit kan de zin dus inhouden. Maar het kan ook inhouden dat de jongen sterretjes zag van de klap die hij van de oogarts kreeg. Hij wordt dan dus duizelig.
4.) Beeldspraak in dit gedicht is: - Ik wou al vroeg een Foster- kindje wezen (regel 3). De jongen zegt dit omdat hij een slecht gezichtsvermogen heeft. Hierdoor kan hij slecht (niet) lezen. Hij wordt ervoor gestraft dat hij dat niet kan. Foster- kinderen wonen in arme landen en krijgen dus geen onderwijs. Zij hoeven niet te lezen. Hij verlangt er dus naar om een Foster- kindje te zijn omdat hij dan niet meer gestraft wordt. - De klap die kwam kan ik vandaag nog horen (regel 9). De klap die de oogarts aan de jongen gaf was blijkbaar erg hard. Het blijkt dat de klap indruk op hem heeft gemaakt, hij is hem dus nog niet vergeten. - Vloog de arts de kamer uit (regel 10). De oogarts had haast en ging dus snel de kamer uit.
5.) Het gedicht bestaat uit strofen. De eerste drie strofen bestaan uit 4 regels, hier is dus sprake van een kwatrijn. De laatste strofe bestaat uit twee regels, dat betekent dat daar sprake is van distichon.
6.) De witregels onderscheiden de strofen. Iedere strofe geeft een nieuw onderdeel van de gebeurtenis weer.
7.) De kunstgreep die in de eerste drie strofen is toegepast is rijm. In de laatste strofe is gebruik gemaakt van het enjambement. Na een punt verwacht je dat de volgende zin op de volgende regel begint, dat is hier dus niet het geval.
8.) In dit gedicht worden twee verstechnieken gebruikt. In strofe 1 en 3 word gebruik gemaakt van gekruist rijm (abab). In strofe 2 komt het omarmend rijm tot uiting (abba). In strofe 4 is er geen sprake van rijm. Deze versvormen en rijm hebben het effect dat het levensecht overkomt. Je leeft zo heel erg met de jongen mee. Ze zijn dus functioneel.
9.) Het onderwerp en de thematiek van dit gedicht is een bezoek aan de oogarts. Dit blijkt uit de woorden ‘bij de oogarts’ (regel 1) en uit de zin ‘de allergrootse E, ik zag ‘m niet staan’ (regel 2). Dit geeft aan dat de jongen z’n ogen laat testen bij de oogarts.
10.) Mijn eindoordeel over dit gedicht is dat het een mooi, maar zielig gedicht is. Het gedicht maakt duidelijk dat artsen niet altijd vriendelijk zijn en goed met mensen kunnen omgaan. Het gedicht roept bij mij het gevoel van medelijden voor de jongen op. Ik vind dat de thematiek goed onder woorden is gebracht, het was meteen duidelijk dat de gebeurtenis in dit gedicht zich bij de oogarts afspeelde.
Pluk de dag, C Buddingh
1.) De titel Pluk de dag betekent dat je de dag goed moet beginnen.
2.) Het belangrijkste citaat in dit gedicht vind ik: “ Dat het deksel van een middelgroot potje marmite precies past op een klein potje heinz sandwich spread”. Dit citaat is belangrijk omdat het hele gedicht gaat over het feit dat de twee dekseltjes beide op dezelfde potjes passen, dus wat in deze zin is beschreven.
3.) Het woord dat ik niet ken uit dit gedicht is marmite. Het is beleg dat heilzaam blijkt te werken.
4.) In dit gedicht komt er geen meerduidigheid voor.
5.) In dit gedicht komt geen beeldspraak voor.
6.) Het gedicht bestaat uit strofen. De eerste strofe bestaat uit vier regels, daar is dus sprake van een kwatrijn. De tweede strofe bestaat uit drie regels, dat is dus een terzine of terzet. En de laatste strofe bevat één regel, hier is geen naam voor.
7.) De witregels hebben in dit gedicht een functie. De eerste witregel geeft aan dat de handeling uit de eerste strofe is afgerond (de deksel van een middelgroot marmite- potje passen op een klein potje heinz sandwich spread). En de tweede witregel geeft aan dat de handeling uit de tweede strofe is afgerond (de deksel van het kleine potje heinz sandwich spread passen op het marmite- potje). De witregels geven dus aan dat er een handeling is afgelopen.
8.) De kunstgreep die in dit gedicht is toegepast is de chronologische vertelwijze. De handelingen die gedaan worden in dit gedicht bestrijken hooguit een paar minuten. Door deze kunstgreep is het gedicht goed te volgen en te begrijpen.
9.) In dit gedicht komt alleen maar in de eerste strofe rijm voor. In deze strofe is er in de eerste drie zinnen sprake van volrijm. Het rijmschema is aaab, dit is voor mij een onbekend rijmschema. Deze manier van een gedicht overdragen heeft het effect dat je je deze gebeurtenis zo kan inbeelden en nagaan. Deze manier van een gedicht overdragen is dus functioneel.
10.) Het onderwerp en de thematiek van dit gedicht is dat de dekseltjes van twee potjes passen op beide potjes. Dit blijkt uit de zinnen ‘dat het dekseltje van een middelgroot potje marmite precies past op een klein potje heinz sandwich spread’ (regel 3) en ‘of het sandwich spread- dekseltje ook op het marmite- potje paste (regel 7). Dit geeft aan dat er geprobeerd word de dekseltjes op het andere potje te doen.
11.) Mijn eindoordeel over dit gedicht is negatief. Het was op zich wel leuk en grappig om te lezen, maar ik vind het geen onderwerp voor een gedicht. Het gedicht geeft aan dat je vrolijk kan worden bij de ontdekking van hele simpele dingen, waar je vaak niet bij stilstaat. Dit gedicht roept bij mij geen gevoelens op. De thematiek van dit gedicht is goed onder woorden gebracht, je kan niet aan het twijfelen worden gebracht over de thematiek want het gaat alleen maar over het verwisselen van de dekseltjes.
De Wolken, M. Nijhoff
1.) De titel De Wolken slaat op een vergelijking tussen wolken en het leven.
2.) Belangrijke citaten in dit gedicht vind ik: 1. De wolken schoven boven ons voorbij (regel 3) 2. Maar ‘k zag dat moeder met een glimlach weende (regel 8) 3. Nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet (regel 15) 4. De verre wolken waarom moeder schreide (regel 16) Deze citaten zijn belangrijk omdat ze de kern van het gedicht weergeven. In deze citaten wordt duidelijk dat het kind later hetzelfde in de wolken ziet als zijn moeder vroeger.
3.) In dit gedicht is er geen sprake van meerduidigheid.
4.) Beeldspraak in dit gedicht is: - De wolken schoven boven ons voorbij (regel 3), hieruit blijkt dat het leven (van moeder) voorbij schuift.
5.) Het gedicht bestaat uit strofen. Iedere strofe bestaat uit 4 regels, er is dus sprake van kwatrijnen.
6.) De witregels onderscheiden de strofen. In iedere strofe staat een onderdeel van het naar de wolken kijken. De witregels onderscheiden dus deze onderdelen.
7.) De kunstgreep die in dit gedicht is toegepast is rijm. Woorden krijgen door de rijm meer nadruk, waardoor ze een groter effect hebben op de lezer. Dat effect heeft de kunstgreep ook op mij. Door de rijm blijft de kern van het gedicht je beter bij.
8.) In het gedicht wordt in elke strofen gebruik gemaakt van dezelfde verstechniek. Het rijmschema is abba. Dit houdt dus in dat er sprake is van omarmend rijm. In dit gedicht vind ik dat deze verstechniek het effect overbrengt van levensechtheid. Daardoor kun je je beter in de personen inleven, het leid tot betrokkenheid. De verstechniek is dus functioneel.
9.) Het onderwerp en de thematiek van dit gedicht is het leven. De voorbijschuivende wolken symboliseren de weg van het leven. Hoe ouder je wordt, hoe dichter je bij de dood bent. Dit blijkt uit de zinnen ‘De wolken schoven boven ons voorbij ‘(regel 3) en ‘nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet ‘(regel 15). Deze zinnen geven aan dat de wolken voorbij schuiven. Dat gebeurt ook met het leven, het gebeurt ooit in de toekomst.
10.) Mijn eindoordeel over dit gedicht is positief. Ik vond het heel apart dat de weg van het leven vergeleken werd met de wolken. Zonder dit gedicht had ik zelf die link waarschijnlijk nooit gelegd. Het gedicht geeft aan dat het leven voorbij schuift en dat het niet eeuwig kan duren. Bij het lezen van dit gedicht worden bij mij emotionele gevoelens opgeroepen. Uiteindelijk gaat het toch om het feit dat mensen sterven, en dat is toch een emotioneel gebeuren. De thematiek vond ik niet heel erg goed onder woorden gebracht. Ik moest wel even nadenken voordat ik snapte wat de thematiek van het gedicht was. Dit had dus wel iets duidelijker gemogen.
Lieve Ari, Jules Deelder
1.) De titel Lieve Ari geeft aan dat iemand iets wil vertellen aan de persoon Ari. Het lijkt alsof Ari bang is voor de dood, een ander persoon vertelt hem dat hij niet bang hoeft te zijn. Dit wordt in een briefvorm gedaan.
2.) Belangrijke citaten uit dit gedicht vind ik: 1. Wees niet bang (regel 1) 2. De wereld is rond en dat istie al lang (regel 2 en 3) 3. De wereld draait rond en dat doettie nog lang (regel 15 en 16) Deze citaten zijn belangrijk omdat ze aangeven dat Ari niet bang hoeft te zijn om te sterven, de wereld bestaat al heel lang en zal dat ook blijven doen.
3.) In dit gedicht is er geen sprake van meerduidigheid.
4.) In dit gedicht komt geen beeldspraak voor.
5.) Het gedicht bestaat uit strofen. Het gedicht begint met een opzichzelf staande zin, dit is dus geen strofe. Daarna komen zeven strofen van 2 regels, in die strofen is dus sprake van een distichon.
6.) De witregels onderscheiden de strofen. In iedere strofe staat een boodschap aan Ari. Dus de witregels onderscheidden de boodschappen.
7.) In het gedicht wordt geen kunstgreep toegepast.
8.) In dit gedicht is geen gebruik gemaakt van een verstechniek.
9.) Het onderwerp en de thematiek van dit gedicht is de wereld en het sterven. In het gedicht wordt aan Ari duidelijk gemaakt dat wanneer hij iets doet de wereld toch wel blijft bestaan, want dat doet hij al lang. Hij hoeft dus niet bang te zijn om iets te doen. Dit blijkt uit de zinnen ‘Wees niet bang’ (regel 1), ‘De wereld is rond en dat istie al lang’ (regel 2 en 3) en ‘De wereld draait rond en dat doettie nog lang ’ (regel 15 en 16). Deze zinnen geven aan dat Ari niet bang hoeft te zijn om iets te doen, de wereld draait toch wel door en blijft nog steeds bestaan want dat heeft hij altijd al gedaan.
10.) Mijn eindoordeel over dit gedicht is positief. Het was een duidelijk gedicht. Het gedicht geeft aan dat de wereld al lang bestaat en altijd zal blijven bestaan, ook wanneer er iemand sterft. Dit gedicht roept geen gevoelens mij op, maar ik vond het wel een mooi gedicht. Ik vind dat de thematiek in het gedicht goed onder woorden is gebracht, ik had meteen door waar het over ging.
Herinnering aan Holland, H. Marsman
1.) De titel Herinnering aan Holland houdt een herinnering aan Holland in van een persoon. Deze persoon geeft aan hoe hij Holland heeft ervaren.
2.) Belangrijke citaten uit dit gedicht vind ik: Alle citaten uit het gedicht zijn belangrijk. Het gedicht is een geheel van opsommingen over wat de persoon herinnerd aan Holland. Er is dus niet een citaat belangrijker dan het ander, want alle herinneringen zijn even belangrijk.
3.) In het gedicht komen drie woorden voor dat ik niet ken, namelijk: ijle (regel 6), geknotte (regel 14) en olmen (regel 15) . Nadat ik deze woorden in het woordenboek heb opgezocht blijkt ijle te betekenen: van geringe dichtheid, geknotte betekent: de top en olmen betekent: zekere loofbomen.
4.) In dit gedicht is er geen sprake van meerduidigheid.
5.) Beeldspraak in dit gedicht is: - de stem van het water (regel 22), dit is een personificatie. Water heeft geen stem. Hier krijgt een levenloos voorwerp (het water) een menselijke eigenschap (een stem).
6.) Het gedicht bestaat niet uit strofen, het is een geheel.
7.) Omdat dit gedicht niet in strofen is verdeeld, zijn er ook geen witregels. Dus kunnen er ook geen functies van witregels in dit gedicht zijn.
8.) In dit gedicht is geen kunstgreep toegepast.
9.) In dit gedicht komt geen versvorm voor. Het is kort en zonder strofen.
10.) Het onderwerp en de thematiek van dit gedicht is een herinnering aan Holland. Dit blijkt allereerst uit de titel. En in het gedicht komen typische Hollandse elementen voor, zoals: brede rivieren, populieren en boerderijen. Dit typeert het beeld van Holland. De zin ´denkend aan Holland ´ (regel 1), geeft aan dat het iemand is die niet in Holland woont, maar er aan terugdenkt.
11.) Mijn eindoordeel over dit gedicht is dat ik het niet zo´n mooi gedicht vond. Het was een opsomming van in Holland voorkomende dingen. Het had wel op een leukere en meer levendige manier overgebracht mogen worden. Het gedicht brengt een boodschap over, over hoe Holland eruit ziet en hoe deze persoon Holland heeft ervaren. Het gedicht roept bij mij alleen het gevoel van herkenning op, verder niets. De thematiek in het gedicht is goed onder woorden gebracht. Het is meteen duidelijk waar het gedicht over gaat, de titel verraad het zelfs al.
Voor een dag van morgen, Hans Andreus
1.) De titel Voor een dag van morgen slaat op een man die aan een vrouw duidelijk wil maken hoe veel hij van haar houd.
2.) Belangrijke citaten in dit gedicht vind ik: 1. hoeveel ik van je hield (regel 3 en 7) 2. hoe lief ik je had (regel 14) 3. dat een mens een mens zo lief had als ik jou (regel 19 en 20) Deze citaten zijn belangrijk omdat ze het gevoel van de man voor de vrouw duidelijk maken. En om dat gevoel gaat het heel gedicht.
3.) In dit gedicht komt geen meerduidigheid voor.
4.) Beeldspraak in dit gedicht is: - vertel het aan de wind die in de bomen klimt of uit de takken valt (regel 4,5 en 6), hier is sprake van een personificatie. Mensen die in bomen klimmen kunnen er ook uitvallen. De wind kan niet klimmen en vallen. Hier krijgt een levenloos voorwerp (de wind) een menselijke eigenschap (klimmen en vallen).
5.) Het eerste gedeelte van het gedicht is geen strofe, deze bestaat namelijk uit 14 regels. Het tweede deel van het gedicht bestaat uit 6 regels, dus dat is een sextet.
6.) De witregel onderscheid het eerste tekstdeel met het sextet. In het eerste tekstdeel vertelt de man dat de vrouw aan vele dingen moet vertellen hoe veel hij van haar hield. In het sextet zegt hij tegen haar dat zij fat niet aan mensen mag vertellen, want zij zullen het niet geloven. De witregel maakt dus het onderscheid van tegen wie de vrouw wél mag vertellen hoe veel hij van haar hield, en tegen wie dat niet mag.
7.) De kunstgreep die in dit gedicht is toegepast is repetitio (herhaling). Het woord ‘ vertel ’ wordt herhaald.
8.) In het gedicht komt klinkerrijm (assonantie) en volrijm voor. Klinkerrijm (assonantie) in dit gedicht is: Wind – klimt – kind Begrijpen – kijken Doodga – bomen
Volrijm in dit gedicht is: Wind – kind Stad – had Vrouw – jou Dat – liefhad
In dit gedicht komt geen rijmschema voor. Deze vormen van rijm hebben op mij geen invloed. Ik vind ze dus niet functioneel.
9.) Het onderwerp en de thematiek van dit gedicht is een boodschap van liefde van een man aan een vrouw. Dit blijkt uit de zinnen ‘hoeveel ik van je hield’ (regel 3 en 7), ‘hoe lief ik je had’ (regel 14), ‘alleen maar een man alleen maar een vrouw’ (regel 18) en ‘dat een mens een mens zo liefhad als ik jou (regel 19 en 20). Deze zinnen geven aan dat de man heel veel van de vrouw houd, hij brengt deze boodschap aan haar over.
10.) Mijn eindoordeel over dit gedicht is dat ik het wel een mooi gedicht vond. Het gedicht vertelt over de liefde van een man voor een vrouw. Het gedicht heeft de boodschap dat je heel veel van iemand kan houden en dat aan diegene moet vertellen voordat je sterft. Het gedicht roept trieste gevoelens bij me op, want het is heel erg gericht op het einde van je leven. De dood is toch een trieste gebeurtenis. De thematiek in het gedicht is goed onder woorden gebracht, het was al snel goed duidelijk waar het gedicht over ging. De zwijgzaamheid, Gerrit Komrij
1.) De titel De zwijgzaamheid slaat op dat de ik- figuur zijn leed voor anderen verborgen houd door het op geen enkele manier aan anderen te laten blijken.
2.) Het belangrijkste citaat in dit gedicht vind ik: - Dan dat ik U mijn ziel blootleg en zeg wat ik thans lijden moet (regel 11 en 12). Dit is een belangrijk citaat omdat het hele gedicht hier om draait. Alle eerdere zinnen zijn voorbereidingen op deze zin.
3.) In dit gedicht is geen sprake van meerduidigheid.
4.) In dit gedicht komt geen beeldspraak voor.
5.) Het gedicht bestaat uit strofen. Iedere strofe bestaat uit 4 regels, er is hier dus sprake van kwatrijnen.
6.) De witregels onderscheiden de strofen. In iedere strofe worden weer nieuwe voorbeelden van dingen gegeven die hij eerder zou doen dan zijn leed uitten.
7.) De kunstgreep die in dit gedicht is toegepast is rijm. Hierdoor krijgen de woorden meer nadruk. Deze kunstgreep heeft op mij geen effect. Ook komt er repetitio voor (herhaling). Op twee zinnen na begint iedere zin met ‘Eer’.
8.) In dit gedicht wordt van één verstechniek gebruik gemaakt. In alle 4 de strofen wordt gebruik gemaakt van gekruist rijm, want het rijmschema is: abba. Er is ook sprake van assonantie (klinkerrijm). Deze versvorm heeft bij dit gedicht het effect dat het een meer samenhangend geheel wordt. Het is dus functioneel.
9.) Het onderwerp en de thematiek van dit gedicht is in stilte leed dragen. Dit wordt duidelijk in de zin ‘ Dan dat ik U mijn ziel blootleg en zeg wat ik thans lijden moet ’’(regel 11 en 12). Hier zegt de ik- figuur dat hij de eerdere gezegde dingen eerder zou doen dan zijn leed aan anderen laten blijken.
10.) Mijn eindoordeel over dit gedicht is negatief. Het gedicht bestaat voor het grootste deel uit opsommingen die de ik- figuur eerder zou doen dan zijn leed laten blijken. Het gedicht bevat de boodschap dat de ik- figuur zijn leed hoe dan ook nooit zal laten blijken. Het gedicht roept boze gevoelens bij mij op. Als je ergens onder te lijden hebt moet je er met iemand over praten en juist niet voor jezelf houden. Anderen kunnen je dan proberen te helpen. Ik vind het egoïstisch om zoiets voor jezelf te houden. De thematiek in het gedicht is goed onder woorden gebracht. Het is al vrij snel duidelijk waar het gedicht over gaat.
Requiem for a dentist, John O’Mill
In dit humoristische grafschrift is een kwintet. Er is in dit grafschrift sprake van gepaard rijm, want het rijmschema is aabba. Ook is er sprake van volrijm, want van de rijmende woorden luiden de beklemtoonde klinker en de daarop volgende medeklinker gelijk. Immers: knullen- Dulle- vullen en af – graf. Dit grafschrift is humoristisch omdat een van de taken van een tandarts gaatjes in het gebit vullen is. Iemand die overleden is en wordt begraven, vult een gat in de grond. In dit humoristische grafschrift gaat het over tandarts Dr. Van Dulle die is overleden. Hij is later begraven, en vult dus een gat. Dit grafschrift is typerend voor een tandarts omdat die dus in zijn leven (andere) gaatjes heeft gevuld. Dit is dus de laatste die hij vult.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
In het gedicht over Ari wordt in de bespreking steeds 'hem' gebruikt om terug te verwijzen naar Ari, terwijl het gedicht gericht is aan zijn dochter Ari.
17 jaar geleden
Antwoorden