Nieuw-Lelievelt door Robert Anker

Beoordeling 8.6
Foto van Cees
Boekcover Nieuw-Lelievelt
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 4256 woorden
  • 16 december 2007
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
24 keer beoordeeld

Boekcover Nieuw-Lelievelt
Shadow
Nieuw-Lelievelt door Robert Anker
Shadow
ADVERTENTIE
Studiekeuzestress? 5 gouden tips om voor áltijd te blijven twijfelen

Ben jij ook zo'n expert in het uitstellen van je studiekeuze? Met deze 5 tips blijf je gegarandeerd nog járenlang twijfelen. Want waarom zou je een beslissing nemen als je ook gewoon... niet kunt kiezen? 

Check het hier



Gebruikte editie voor het boekverslag
Gebruikte druk: 1e
Verschijningsdatum eerste druk: november 2007
Aantal bladzijden: 252
Uitgegeven bij: Querido te Amsterdam

Beschrijving voorkant
Op de bleke voorkant staat een afbeelding van een vrouwengezicht.

Genre van het boek
“Nieuw-Lelievelt”is een psychologische roman. Rob Schouten noemt deze roman in zijn recensie in Trouw een epochenroman, een boek over een bepaald tijdperk: hier dus het naoorlogse Nederland: de eigen illusieloze tijd

De aangeleverde flaptekst
Aan de gelukkige jeugd van Wies Bouwmeester komt in 1945 abrupt een eind met de arrestatie van haar vader, een aannemer die verdacht wordt van collaboratie met de Duitsers. In een onbewuste poging haar vaders misdaad te herstellen gaat Wies bouwkunde studeren, vervuld van idealen over de maakbaarheid van de samenleving: de architectuur en de inrichting van het landschap, denkt ze, zullen bijdragen aan een betere wereld.
In Nieuw-Lelievelt weerspiegelt het persoonlijke drama dat zich in Wies\' leven ontvouwt de ontgoocheling van een generatie. Robert Anker schetst een indringend beeld van het naoorlogse Nederland - van de hoopvolle jaren van wederopbouw tot onze eigen illusieloze tijd.


Titelverklaring
De titel van het boek verwijst naar het landgoed waar de hoofdpersoon in haar jeugd heeft gewoond. Het is eigenlijk een villa met een groot park in de buurt van Den Haag.

Structuur en/of verhaalopbouw
Er zijn vijf delen in de roman te onderscheiden.
I De belofte
II Nieuw-Lelievelt : 18 mei 1957
III Wassarobbé: 22 mei 1968
IV Tel Aviv : 26 mei 1978
V De reünie
De delen behandelen een periode uit het leven van de hoofdpersoon Wiesje Bouwmeester. In die delen die in een bepaalde periode spelen is er daarnaast sprake van een teruggaan in de tijd. Er ontstaat zo een fragmentarisch geheel over het leven van de hoofdpersoon. De schrijver hanteert steeds hetzelfde procédé: hij pakt een bepaalde datum en werkt vandaar uit terug om de tussenliggende periode te onthullen. In de laatste episode die van 1978 tot aan september 2005 loopt doet hij het omgekeerde.
Er wordt dus in zekere zinwel chronologisch verteld, maar aan de andere kant toch ook discontinue. Daarnaast worden de laatste 27 jaar wel erg snel samengevat en wordt er nog veel in gepropt qua gebeurtenissen als de bouwfraude, 11 september 2001, de oorlog in Irak, de moord op Fortuyn en Van Gogh, het asielbeleid.

Gebruikt perspectief
Er is sprake van een alwetende verteller die het dichts op de huid zit van Wiesje Bouwmeester. Maar uit zinnen die de verteller gebruikt blijkt dat hij een soort helikopterview heeft, wat kenmerkend is voor de auctoriale verteller. Eigenlijk is het een ouderwetse vertelwijze. Zo komt het zeker ook in het eerste deel over. In dat deel worden bovendien fragmenten gebruikt uit het dagboek van Wiesje, wat een inkijkje geeft in haar meisjesachtige denken.
Ik durf te stellen dat de keuze van de verteller de spanning in de roman beïnvloedt. Door de boven de hoofdpersoon geplaatste vertelinstantie wordt ook nog impliciet commentaar op haar levenswijze geleverd en dat maakt de innerlijke spanning bij de hoofdfiguur onzichtbaar.
Daardoor wordt het boek (ondanks de filosofische gedachten die de hoofdfiguur er op na houdt) in zekere zin toch oppervlakkig.

Tijd van het verhaal
De roman beschrijft het leven van Wiesje Bouwmeester: ze is in 1930 geboren en wanneer ze een jong meisje is, begint het verhaal. Daarna worden er steeds episoden uit haar leven verteld. Door haar leven heen worden steeds episodes verteld: 1957, 1968 , 1978 en het laatste deel speelt zich af in september 2005. Dat gegeven wordt expliciet genoemd, want het is de dag dat de desillusie van de hoofdfiguur een feit wordt: tijdens een reünie, leest ze wat er in de oorlog werkelijk is gebeurd met betrekking tot het verraad van onderduikers en bovendien gaat het kapitale landgoed in vlammen ten onder.

Plaats van handeling
Nieuw-Lelievelt is een landgoed in de buurt van Den Haag. Daar speelt het eerste en het tweede deel van de roman zich af. Wiesje groeit op en studeert. In deel 3 is Wies met haar vriend Jacob in Senegal. In deel 4 gaat ze naar Tel Aviv maar ze woont in die periode zelf in Amsterdam. In deel V keert Wies na een periode nog in Amsterdam gewoond te hebben terug naar het landgoed. Terug naar haar orots maar zelfs dat is haar niet gegund.

Motto
Er is geen motto.
Het boek wordt wel opgedragen: “Voor Daniela”.

Samenvatting van de inhoud
Deel I : De belofte
Wiesje Bouwmeester is dochter van Ruud en Lies Bouwmeester. Ze heeft een onbezorgde jeugd, omdat haar ouders vrij bemiddeld zijn. Ze is in 1930 geboren. Haar vader is directeur van een bouwbedrijf (vgl. de naam) In de verte is hij nog familielid van de beroemde familie Bouwmeester die toneelspelers heeft voortgebracht. Waar de vader een bedachtzame figuur is, is moeder Lies nogal bezeten van wild autorijden en ze krijgt door haar roekeloze rijden ook een keer een ongeluk. Wat de gevolgen daarvan zijn wordt niet echt duidelijk. Vader Ruud verwent zijn vrouw meestal met haar verjaardag. Zo maken ze een luchtballonreis op één van haar verjaardagen, die bijna fataal voor Wiesje afloopt. Een ander keer draait haar vader de film van Charly Chaplin. Wiesje schrijft korte stukken in een dagboek en dat gaat vooral over meisjesaangelegenheden. Zo schrijft ze erover dat ze op haar 13e jaar ongesteld wordt. Ook rollen ze de oorlog binnen, maar het maakt niet al te veel indruk. Wanneer Wiesje 15 jaar is, is de oorlog over. Niet lang daarna wordt haar vader opgepakt door de politie. In de oorlog heeft hij opdrachten uitgevoerd voor de Duitsers. Niet dat hij echt een collaborateur geweest is, maar toch…..

Deel II Nieuw-Lelievelt: 18 mei 1957
Wiesje Bouwmeester is inmiddels 27 jaar geworden. Haar broer Nol gaat trouwen en het is opmerkelijk dat er veel afzeggingen zijn voor de bruiloft. Dat heeft ongetwijfeld te maken met het oorlogsverleden van haar vader. Vanaf die dag wordt er over haar verleden sinds de oorlog verteld.

Ze heeft intussen oog voor mannen gekregen. Ze studeert bouwkunde: eigenlijk een mannenstudie in die tijd, want in Delft is ze één van de weinige vrouwelijke studenten. Uit schuldgevoel met betrekking tot haar vaders verleden studeert ze architectuur, in de hoop daarmee een bijdrage te leveren aan een nieuwe wereld, waar mensen in schoonheid en vrijheid kunnen leven.
Ze ontmoet er Bas: een jonge kerel die met haar de liefde in één van de bunkers aan de kust bedrijft. Het is net geen verkrachting, maar de liefde raakt bovendien op een zijspoor omdat hij een opmerking over foute aannemers in de Tweede Wereldoorlog maakt. Dat kan Wiesje er niet bij hebben. Ze heeft een schuldgevoel gekregen naar aanleiding van haar vaders gedrag. Die was na de oorlog tot anderhalf jaar gevangenis veroordeeld. Haar vader Ruud is daarna in 1949 al overleden. Toen ze hem een keer opzocht in het ziekenhuis (vlak voor zijn dood) heeft hij haar een familiegeheim verteld. Hij biecht haar op dat hij in het verleden min of meer verraad heeft gepleegd ten aanzien van joden die in een huis woonden dat hij moest verkopen, wanneer het leeg was en daarom heeft hij de onderduikers verraden. Hier lijkt een Hermansiaans motief in de roman te komen: wie is je vriend en wie is je vijand. Vrienden kunnen vijanden worden en omgekeerd. Bol heeft daarna het bedrijf van zijn vader overgenomen en is daarom met zijn studie filosofie gestopt. OP zijn huwelijksfeest zijn er nare opmerkingen te horen over het verleden van zijn vader.

Deel III Wassarobbé: 22 mei 1968
We zijn weer een aantal jaren verder in het leven van Wiesje. Ze heeft intussen een relatie gekregen met een joodse jongen Jacob Lerner. Ook Jacob is in 1930 geboren. Hij provoceert met zijn joodse afkomst: zijn ouders zijn omgekomen en hij heeft niet de naam van zijn vader (Van Dijk maar die van zijn moeder aangenomen)
Er wordt vanuit Senegal weer terugverteld over de tussenliggende periode.
Ze heeft Jacob ontmoet bij een bureau waar ze zich had aangemeld voor ontwikkelingshulp. Ze waren samen uitgezonden om in een Afrikaans land (Senegal) huizen te bouwen. Wies moet na de oorlog naam proberen te maken in de mannenwereld die de bouwwereld nu eenmaal is. Zo werkt ze in de Randstad mee aan een vorm van huizenbouw die uit Elementen bestaat : de zogenoemde muwi-bouw (genoemd naar het bedrijf van Muis & De Winter) daardoor ontstaan in het gebied steeds dezelfde soort flats die uit wanden zijn opgetrokken: snel en efficiënt om de woningbouw op te lossen, maar niet mooi en dodelijk saai, waardoor eenvormige bouwwijken ontstaan, waar het minder prettig wonen is..
Ze wil dan ook iets anders gaan doen omdat ze een andere opvatting van huizenbouw heeft. Ze gaat in de ontwikkelingshulp en bij een van de aanmeldingsdagen ontmoet ze, zoals gezegd, Jacob Lerner. Hem vertelt ze wel over het verraad van haar vader met betrekking tot de joden. Het is een moeilijke opdracht in Senegal waar stammen elkaar uitmoorden en de positie van de vrouw uiteraard niet eenvoudig is. Ze heeft daarover gesprekken met Lobbel, een vrouw die zich onafhankelijk van de man wil opstellen , o.a. door slechte ervaringen die ze heeft gehad.
Na een gesprek met één van de stamoudsten die haar het verschil in denken tussen Europeanen en Afrikanen probeert uit te leggen ( “je moet alleen maar leven in het heden.” ) wordt Wies in haar hutje verkracht door twee mannen, terwijl Jacob onder bedreiging met een mes moet toekijken. Daarna wordt hij gedwongen zijn eigen vrouw te verkrachten. Daarvan heeft hij spijt, maar Wies probeert aan te geven dat hij door die daad haar weer gezuiverd heeft. Wel ervaart ze dat ze verraden is. Opnieuw een terugkeer van het motief van W.F. Hermans : wie is je vriend en wie je vijand ( de positie van Jacob) die haar toch eigenlijk ook verkracht.

Deel IV Tel Aviv: 26 mei 1978
Wiesje zit in het vliegtuig naar Tel Aviv, waar de tweede vrouw van Jacob Lerner haar zal opwachten. Ze is weduwe geworden en wil haar graag het een en ander vertellen. In feite herhaalt het vertelprocédé zich. We gaan met de alwetende verteller weer terug naar het verleden van de tussenliggende ten jaar. De vlucht uit Senegal. Jacob gaat daarna direct bij haar weg: hij kan niet leven met de gedachte haar ook verkracht te hebben. Later schrijft hij aan Wiesje een brief waarin hij zegt dat hij ontdekt heeft dat het juist Wiesjes vader is geweest die zijn ouders in Den Haag verraden heeft. Nog een reden om niet mee met haar te willen omgaan.
Wiesje merkt dat Nederland veranderd is (provo, Anti-Amerikaanse instelling, drugsgebruik, de Damslapers)
Wiesje gaat daarna bij een Amsterdamse architect (Henk Stam) werken met projecten te starten die lijken op de Medina van Fez.. In dit deel komen een aantal filosofische gedachten over architectuur naar voren. Dat gebeurt soms enkele bladzijden lang en die zijn voor de lezer van een moderne roman niet echt lekker te verteren. Ze vertragen de vertelsnelheid m.i. te veel. Niet iedereen die met de projecten te maken heeft , is enthousiast over de bouwvormen die Wiesje met haar architect heeft bedacht: ze wordt een gedeelte van het project (de bouwkeet) een keer in de fik gestoken.
In deze episode bezoekt Wiesje ook moeder Lies en vertelt aan haar het verhaal van haar vader. Moeder ontkent het fel: niet Ruud Bouwmeester maar Oom Cas is de grote schoft in het verhaal. Maar uit gegevens in een boek over de oorlog maakt Wiesje op dat de ouders van Jacob helemaal niet verraden zijn.

Daarom zoekt ze contact met de weduwe van Jacob. Daar hoort ze van de vrouw de waarheid over het leven van Jacob. Zijn vader is gescheiden van zijn moeder en heeft daarna nooit meer iets van zich laten horen. Hij heeft daarna de naam van zijn moeder aangenomen. Na de oorlog is zijn moeder aan difterie overleden. Er is dus helemaal niets van waar van de vergassing van zijn ouders . Hij heeft het allemaal verzonnen; de schrijver lijkt hier opnieuw in de voetsporen van W.F. Hermans te treden: chaos, moedwil en misverstand en dat in de oorlogstijd. Masja Kozyrev vertelt dat Jacob enkele jaren daarvoor om het leven is gekomen bij een bomaanslag in Tel Aviv. Masja is na de dood van Jacob achter de waarheid aangegaan (via familieleden) en heeft op die manier de waarheid achterhaald. De grote vraag voor Wiesje is nu waarom haar vader (nota bene op zijn sterfbed) tegen hara gelogen heeft over zijn misdaad in de oorlog. Wiesje vertelt aan Masja wat er in Senegal gebeurd is. Masja schrikt ervan dat Jacob dat gedaan heeft en ze beseft het trauma dat Wiesje parten speelt. Die avond gaan ze met elkaar naar bed en er wordt door de verteller gesuggereerd dat ze elkaar met lichamelijke liefde troosten. ( Ze gaat naast Masja liggen die haar armen om haar heen slaat. Ze is heel warm. Ze ademt rustig. Ze kust Wies voorzichtig op haar mond terwijl ze een borst in haar hand neemt. (blz. 208)

Deel V De Reünie
In 1980 ontvangt Wiesje een brief van de Afrikaanse Lobbel die twee jaar ervoor verstuurd is. Ze heeft Lobbel in Senegal ontmoet en veel op haar ingepraat om haar een onafhankelijke vrouw te maken. Dat lijkt gelukt want Lobbel is met een vriendin naar de Dakar gevlucht en heeft daar met een vriendin een kledingzaak opgezet. Ze is financieel onafhankelijk geworden.
Intussen merkt Wiesje dat na de opening van de Medina met heel veel poespas dat haar compagnon Henk Stam bezig is aan een nieuw romantisch project : het bouwen van een middeleeuwse burcht in een dorpje Wamelen. Ze neemt het hem kwalijk dat ze dat buiten haar om heeft gedaan. Ook merkt ze dat bouwbedrijven waaronder dat van haar broer bouwafspraken hebben gemaakt wie het project mag bouwen. Uiteraard geschiedt dat tegen vergoeding en dat is toch zoiets als bouwfraude die in de 21e eeuw door klokkenluiders in de openbaarheid kwam. Je ziet ook duidelijk de hand van de alwetende verteller in dit gedeelte omdat die steeds vooruitgrijpt in de tijd. Met Wies gaat het intussen in Amsterdam minder
Goed. Ze voelt zich er niet thuis. Ze heeft ontslag genomen bij Henk Stam en stort zich weer in het ontwikkelingswerk. Deze keer houdt ze zich bezig met het asielbeleid maar ze ziet tegelijkertijd dat de Nederlandse regering tweeslachtig in haar optreden is. (Vriend en vijand-motief) Ze trekt in bij haar moeder die eerst op 77-jarige leeftijd een auto-ongeluk heeft gekregen (de geschiedenis herhaalt zich) en later ook nog een keer een heup breekt. Omdat ze
Steeds minder mobiel wordt ziet ze het leven minder zitten. Vlak voor haar dood fluistert ze Wies nog de woorden sleutel en geen tijd in, maar Wies weet niet wat ze daarmee moet.

Op het wereldtoneel spelen zich de gebeurtenissen af van de val van de Berlijnse Muur, wat in tegenstelling wat toen werd gedacht niet het einde van de geschiedenis heeft gebracht. Want er komt nog een aanslag op 11 september 2001, de inval in Irak, de moord op Fortuyn en Theo van Gogh. Wiesje verbaast zich erover dat dit allemaal in Nederland kan. Wel gaat het verhaal nu in een stroomversnelling. Ze ziet ook dat haar plannen op architectuur gebied niet gewerkt hebben: de eerste Medina in Heidelo is vervallen geraakt. Er komen nu wel heel wat desillusies in haar leven voor.

In september 2005 besluit ze een reünie te houden voor alle mensen uit de familie en de kennissenkring die ze nog kent. Het landgoed is groot genoeg, maar er wordt door de gemeenteraad aan geknabbeld om er een weg over heen te leggen die een bouwwijk moet ontsluiten. Henk Stam komt en zelfs Lobbel komt over uit Senegal, maar er zijn ook veel afzeggingen.(net als op de bruiloft van Nol, de geschiedenis herhaalt zich)
Haar nichtje Jacobine (dochter van Nol) stuurt haar even weg om tot rust te komen. Wies gaat naar de zolder en ziet daar een kistje met brieven. Het is het kistje waar haar moeder over sprak vlak voordat ze stierf. In het kistje zitten brieven waaruit duidelijk wordt dat haar moeder een verhouding had met Cas den Hartog. Die had haar moeder aangezet tot het verraden van de Joden in de oorlog omdat hij een huis wilde hebben. Dat bleek achteraf een valse streek van deze Cas te zijn. Moeder Mies had hij in de steek gelaten en Wies vindt ook nog een niet verzonden haatbrief van Mies aan hem. Haar vader is dus werkelijk onschuldig aan het verraad, maar nu was haar moeder er bij betrokken. Gedesillusioneerd keert ze terug naar beneden waar Nol nog goed nieuws heeft over het waarschijnlijk niet doorgaan van de weg over het landgoed. Maar het is allemaal nog niet genoeg…..
De jongelui die ook op de reünie aanwezig zijn, maken een kampvuur: de vlammen waaien over op het rieten dag van het villagebouw en alles gaat in vlammen op. Nieuw-Lelievelt is niet meer.

Thema, motieven en interpretatie
Je zou het thema van de roman desillusie kunnen noemen. Wiesje vindt dat ze na de oorlog de belofte van haar vader in de wereld moet inlossen. Ze studeert uit een soort schuldgevoel architectuur in Delft omdat haar vader in de oorlog in de fout gegaan is. Maar de projecten waarmee ze zich bezighoudt lossen niet de belofte in die ze voor ogen heeft gehad. Ook de bouwprojecten blijken niet datgene op te leveren wat ze had gedacht. (Ook de Medina van Heidelo raakt vervallen) De elementenbouw van na de oorlog heeft saaiheid in woonwijken gebracht. Op het gebied van de architectuur is Wies gedesillusioneerd geraakt. Ze verlaat dan ook twee keer deze mannenwereld om in ontwikkelingswerk te gaan werken.
Maar ook hier komt ze van een koude kermis thuis. In Senegal botst ze op de verschillen in opvatting tussen Afrikanen en Europeanen. Het eindigt in een dramatische en symbolische verkrachting, waaraan nota bene haar eigen vriend Jacob deelneemt. Ook de tweede keer wanneer ze zich met het asielbeleid bezighoudt, komt ze bedrogen uit. De Nederlandse regering is tegelijkertijd een vriend en vijand van de vluchtelingen. Dit Hermansiaanse motief van vriend en vijand zit in de gehele roman verwerkt. De desillusie in haar leven wordt steeds groter. De val van de Berlijnse Muur heeft niet een einde gemaakt aan de geschiedenis van het Kwaad. ( 11 september, de inval in Irak, de moord op Fortuyn, en Van Gogh)

De desillusie in het privé-leven is tenslotte de derde poot in dit geheel. Eerst wordt ze geconfronteerd met een vader die fout blijkt te zijn geweest, haar een geheim opbiecht en tenslotte roemloos sterft. Daarna wordt ze in Senegal in het leven teleurgesteld wanneer ze ruw verkracht wordt, waarbij Jacob zelfs medeplichtig wordt (hoezo vriend wordt vijand) Na terugkeer in Nederland laat Jacob weten dat haar vader de directe oorzaak is van de dood van zijn ouders. Dat blijkt achteraf helemaal niet waar te zijn, want Jacob heeft moedwillig gelogen. Dat blijkt uit het verhaal van zijn Russische weduwe. (ook hier W.F. Hermans met zijn moedwil en misverstand in oorlogstijd) Zelfs Henk Stam en haar broer Nol blijken niet geheel te vertrouwen te zijn met betrekking tot de ontwikkeling van projecten. Wanneer haar moeder tenslotte postuum het verraad van de Joden in de oorlog opbiecht is de desillusie van Wiesje Bouwmeester compleet. Het doet er niet meer toe dat de gemeenteraad niet zal toestaan dat er een weg over het landgoed komt. Het landgoed zelf blijft ook niet behouden. Het noodlot slaat toe: het huis van haar ouders dat psychisch al tot de laatste steen was vernietigd, gaat ook materieel (en dus symbolisch) aan de vlammen ten onder.

Einde illusie. Hermansiaanser kan het niet. Het einde kan zeker worden vergeleken met het einde van het Behouden Huis van W.F. Hermans. Een granaat maakt een einde aan het bestaan van dat huis, Nieuw Lelieveldt gaat in vlammen op, maar het leven van Wiesje Bouwmeester is ook de desillusie van Henri Osewoudt (De donkere kamer van Damocles) , Alfred Issendorf ( Nooit meer slapen) Alberegt (Herinneringen van een engelenbewaarder). Maar het opmerkelijke verschil tussen Robert Ankers Bouwmeester en de gedesillusioneerde protagonisten van Hermans blijft dat je het leed van die personages als lezer kunt doorvoelen. Wiesje Bouwmeester blijft door de gekozen vertelinstantie op (on) gepaste afstand. Jammer. De inhoud lag er wel. Mede hierdoor blijft de waardering in de www.scholieren.com-lijst steken op 2 punten. Overigens maakt een combinatie van dit boek met één van de hierboven genoemde boeken van W.F. Hermans voor een leerling van het vwo wel aantrekkelijk voor de literatuurlijst: een gesprek over gekozen vertelinstantie (het verschil tussen personaal en auctoriaal) ligt dan voor de hand.

Ten slotte de motieven nog eens op een rijtje:
- de illusie van het leven en de desillusie
- de nawerking van de Tweede Wereldoorlog
- belofte maakt schuld
- vriend-vijand motief (zie de opmerkingen in de samenvatting)
- de verkrachting
- ontwikkelingswerk
- bedrog en misverstand in de bouwwereld
- bedrog en misverstand in de politiek
- het bestaan van Goed en Kwaad in de wereld
- de geschiedenis herhaalt zich
- de kind-ouderrelatie (Wies tegenover resp. Ruud en Mies)

Belangrijke recensies
In de grote landelijke dagbladen wordt een nieuwe roman van Robert Anker wel besproken.

In Trouw van 17 november 2007 bespreekt Rob Schouten de roman heel uitvoerig. Na de uitgebreide weergave van de inhoud concludeert hij: Opmerkelijk vind ik trouwens dat hoofdpersoon Wiesje al haar tegenslag, het oorlogsgeheim, de verkrachting, boosheden en ongelukjes her en der, nogal nuchter, zonder veel pathos ondergaat. Alsof Anker met haar persoonlijkheid wil zeggen: het leven, hoe grillig ook, maakt je wijzer. In dit verband gebruikt Anker het begrip Gelassenheit van Heidegger, wat misschien wel de grondtoon van Nieuw-Lelievelt is: „Dat is het, denkt Wies. Meer is er eigenlijk niet, al denken wij, diepzinnige wezens, van wel. Ze heeft het ook met dingen, oude dingen, die op zolder hun geheim bestaan leiden, een woordeloos verhaal vertellen dat op een of andere manier over jou gaat, waar je was, waar je vandaan komt. Het voelt allemaal als iets van grote betekenis, als de kern van het leven. Dat alles er is.”
Die gelaten grondtoon, die iets eeuwigs en tijdloos suggereert, tilt deze epoche-roman toch enigszins uit boven het in beeld gebrachte tijdsgewricht. Niet het verleden telt, maar wat het ons heeft bijgebracht.

In het Parool van 22 november 2007 bespreekt Alle Lansu de roman negatief. Ze vindt het boek geen echte “Robert Anker.” Het is zonder bezieling geschreven en ze wijt dat euvel aan de keuze van de verteller. (alwetende verteller) Die zorgt voor een houding waarmee hij min of meer uit de hoogte neerkijkt op het meisje dat zo haar best doet om haar vaders verleden te vergeten. Nieuw-Lelievelt wekt de indruk alsof de schrijver er eigenlijk geen zin meer in had. Dan krijg je zo’n invuloefening.

Ook in Het NRC van 23 november 2007 wordt de roman besproken. De belangrijke recensent Arjen Fortuin bespreekt in een uitvoerige analyse Ankers thema over de illusie en de desillusie. Maar nergens in deze roman voel je iets van de kracht van de illusie die Wies en haar vrienden en collega’s in zijn greep had. Nergens begrijp je waarom men zo fanatiek de wereld onder handen wilde nemen. Wanneer hij de hoogdravende cafégesprekken tussen de architectuurstudenten in de jaren vijftig weergeeft, lezen we vooral over hun verlangen Jordaan en grachtengordel plat te gooien en de opvatting dat het bombardement op Rotterdam een zegen was voor de architectuur. Dat zijn authentieke radicale gedachten, maar het probleem is dat ze nu zo achterhaald zijn dat je je bij het lezen al snel afvraagt: wat bezielt die mensen? Het doen en laten van Wies Bouwmeester krijgt zo iets leegs en sta je ook bij haar desillusie - die de climax van de roman zou moeten vormen - schaapachtig toe te kijken.

Anker blijft op veilige afstand van het engagement. Dat kan, om terug te keren naar het citaat uit zijn Zomerdagboek, voor hem als mens een verstandige keuze geweest zijn. Voor de schrijver Robert Anker is het echter een handicap. Want de desinteresse die de schrijver kennelijk nog steeds voor dat onderwerp voelt, maakt zijn geëngageerde hoofdpersoon steeds minder interessant - in weerwil van alle kwaliteiten van het boek.


Op vrijdag 14 december 2007 bespreekt Edith Koenders de roman in De Volkskrant . In de titel van haar recensie geeft ze al een aanwijzing over haar mening. “Met Wiezewasje op weg naar de verrommeling. “ Zij is niet zo enthousiast en kent in haar korte recensie slechts 2 van de 5 mogelijke sterren toe. Anker heeft zich terdege voorbereid maar hij heeft een roman afgeleverd die even geconstrueerd als levenloos is als de bouwwerken die Wies de wereld schenkt. Zelf is ze niet meer dan een marionet, nergens lijkt ze iets te voelen , ook niet na een verkrachting en een mislukte liefde. Aan het eind voegt Anker nog een vrij ongeloofaardig geheim van moeder Mies toe, en terwijl via Nieuw-Lelievelt in lichterlaaie staat, lost de familie Bouwmeester op in het niets.

Informatie over de schrijver
Robert Anker werd in 1946 geboren in het West-Friese Oostwoud. Hij ging Nederlands studeren aan de Universiteit van Amsterdam, de plaats waar hij sindsdien woont en werkt. Anker debuteerde in 1977 als dichter in De Revisor, en ontwikkelde zich tot een schrijver van alle literaire genres. In 1998 verscheen zijn eerste roman, Vrouwenzand. Hij ontving vele prijzen, waaronder de Jan Campertprijs, de Herman Gorterprijs en de F. Bordewijkprijs. In 2002 werd zijn roman Een soort Engeland bekroond met de Libris Literatuur Prijs. De dichtbundel De broekbewapperde mens werd in 2003 genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Eind 2005 verscheen Negen levens, een autobiografische schets over zijn geboortedorp. In april 2006 verscheen zijn dichtbundel Heimwee naar en in november 2007 zijn roman Nieuw-Lelievelt.

Bibliografie
Vrouwenzand (roman-1998)
Een soort Engeland (roman 2002)
Hajar en Daan (roman -2004)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Nieuw-Lelievelt door Robert Anker"

Ook geschreven door Cees