1991 Zo is hij (roman) 1993 Nachtgoed (verhalen) 1995 Spookliefde (novelle) 1996 Weiger nooit een dans (toneelstuk, gespeeld door het RO-theater) 1997 De verhalen (een keuze uit eigen werk) 1999 Eilandgasten (roman) 2001 De avondboot (roman) Interview met Vonne van der Meer over de 10 geboden: 1. Gij zult de Heer uw God aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten ,,Ik stond een keer op een kampeerterrein waar ik een grootmoeder met twee zeer onwillige pubers een tent zag afbreken. Op een gegeven moment hoor ik die vrouw zeggen: 'Just do it! And do it with a smile.' Dat is voor mij de betekenis van dit gebod: er komen in dit leven duizend-en-een dingen op je pad - ik was mij als kind niet bewust uit hoeveel plichten het leven zou bestaan - die nu eenmaal moeten. Als je ze met een glimlach doet, doe je ze gemakkelijker. Met geheel uw hart en geheel uw ziel en met al uw krachten. Het is een gebod tot overgave. God liefhebben is niet alleen je hart uitstorten in gebed, of danken, maar ook: van het leven houden zoals het komt.' 2. Gij zult de naam van de Heer uw God niet zonder eerbied gebruiken ,,De ergste vloeken die ik ooit heb gehoord, kon ik niet verstaan. Ik was in Cairo om een portret te maken van een Koptischkatholieke priester. Op de derde dag van mijn bezoek werd hij gevraagd om een begrafenismis in de Koptischorthodoxe kerk bij te wonen. Toen we er aankwamen, hoorde ik vrouwen vreselijk schreeuwen en tieren. Ik vroeg: 'Wat roepen ze toch?' 'Ze vervloeken God', zei de priester. 'Wat zeggen ze dan? God, waar was U nou? Waarom heeft U niets gedaan?' 'Alles, alles', antwoordde de priester voorzichtig. De vloeken waren te grof om te vertalen. In dat zeer religieuze land, waar iedereen op een of andere manier gelovig is, mag je dus op een moment in je leven, in de kerk, God hartgrondig vervloeken. Ik vond dat indrukwekkend. Bij een sterk geloof horen ook momenten van grote vertwijfeling. Daar moet iemand lucht aan kunnen geven.' 3. Gij zult de dag des Heren heiligen ,,Ik ga, op een paar zomerzondagen na, iedere week naar de kerk. Het is een dag om naar uit te kijken. Je kunt ook op woensdag gaan, maar dan is er een klein, dun bezocht misje terwijl op zondag de kerk vol zit. Zo'n eucharistieviering beroert alle zintuigen: je hoort het, je ziet het, je ruikt het. Ik probeer ook thuis regelmatig te bidden. Er is een plek in huis die ik daarvoor heb ingericht: onder het dakraam, op zolder. Die plek heet nu ook de dakkapel. Ik ben er vaak, maar niet vaak genoeg. Ik benijd de mensen die iedere dag met een gebed beginnen.' 4. Eer uw vader en uw moeder ,,Ik fantaseerde als kind dat ik weer in mijn moeders buik zat. Overal waar zij ging, ging ik mee. Volgens de verhalen zat ik ook altijd onder haar rokken - heel dicht bij haar. Het was een verlegenheid die mijn ouders zorgen baarde, maar ineens, zo rond mijn zesde, was het voorbij. Mijn moeder was een leuke moeder voor kleine kinderen. Heel geduldig, fantasierijk. Ze kon uren voorlezen en als ze een slaatje maakte, stelde het altijd een gezicht voor. Een halve tomaat bij wijze van mond, een augurk als neus en een doorgesneden, hardgekookt ei voor de ogen. Toen ik in de puberteit kwam, maakte mijn moeder een moeilijke periode door. Mijn broer en zus waren het huis uit en voor mij zou het ook niet lang meer duren. Ik begon mij tegen haar af te zetten want als je zestien bent is het niet meer zo belangrijk dat jouw moeder zo zorgzaam is. Dan ga je je afvragen: wat voor een vrouw is zij? En: wil ik ook zo'n leven leiden?' ,,Ik vertrok naar Amerika en kwam, na wat omzwervingen, bij een gezin terecht waarvan de moeder echt in alles het tegenovergestelde was van mijn eigen moeder. Die vrouw was vrolijk en ondernemend. Ze was laborante geweest, deed cursussen aan de universiteit en zou in Afrika gaan werken. Ik ging heel kritisch naar mijn moeder kijken, vond haar te slim om thuis te zitten. Het duurde ook niet lang voordat ik haar ging bestoken met brieven vol geëmancipeerde slogans. Ik schreef dat ze haar 'leven moest oppakken' en dat ze, net als veel Amerikaanse vrouwen, vrijwilligerswerk moest gaan doen. En mijn moeder antwoordde: 'Moet ik met zo'n roze jasschort aan sinaasappeltjes gaan uitpersen in het ziekenhuis?' Nee, dacht ik dan, laat haar in Godsnaam niets gaan doen waar ze geen zin in heeft. Bovendien: had ik wel zoveel reden om mij zorgen te maken? Mijn moeder las veel en beslist geen onzin - de boeken die ik nu nog mooi vind, komen van haar plank. Ze is gecremeerd, maar als ze een graf had, met een steen, zou daarop kunnen staan: some say there is life, but I prefer reading.' ,,Toen ik kinderen kreeg, verbeterde onze verstandhouding. Ik herinnerde mij weer hoe het vroeger was geweest. Niets was haar te veel. Met een eindeloos geduld las ze voor. Ze was licht en grappig, op een onnadrukkelijke manier. Op een keer kwamen mijn kinderen terug van een logeerpartij bij oma. Het eerste wat ze vertelden was: 'En we kregen een slaatje met een neus en een mond!' Ik heb weleens gedacht dat ik zo'n strijd heb gestreden met mijn moeder omdat ik die eerste jaren zo een met haar was geweest. Toen er een einde kwam aan die wrevel-tijd, zag ik duidelijk wat ons verbond: boeken. Daar voerden we later steeds vaker gesprekken over. Zij is voor mij een bron van inspiratie geweest. Er was volgens mijn moeder altijd wel iets van haar in een verhaal van mij terug te vinden. Al was het maar de manier waarop iemand op z'n kop krabbelt. 'Dat heb je van mij!' Ze herkende zichzelf altijd, ook als zij het niet was.' ,,Toen ik 'Bericht uit de bezemkast' had geschreven, lag mijn moeder in het ziekenhuis. Kanker. Het verhaal werd gepubliceerd in Trouw en ik ging haar op een morgen de krant brengen. De volgende dag vroeg ik haar tijdens het bezoekuur: 'En mam, heb je het uit?' 'Ja', zei ze, 'ik heb het gelezen.' 'En? Nu kun je toch niet zeggen dat jij het was?' 'Nee', antwoordde mijn moeder, 'maar het was wel mijn been.' Ze leek inderdaad in niets op de gelovige vrouw uit het verhaal, maar was wel ooit op eenzelfde manier in een vloerverwarming gestapt en daardoor in het ziekenhuis beland. Ze komt nog altijd in mijn verhalen voor. Ze is heel dicht bij me. Mijn verhouding met haar verandert nog steeds. Ik begrijp nu, door mijn opgroeiende kinderen, meer van haar zorgen en angsten. Over school en vriendjes, over uitgaan en laat thuiskomen. Als ik nu, in het holst van de nacht, met overslaande stem, roep: 'Waar was je?', hoor ik mijn moeder.' ,,Sinds haar dood is ook het contact met mijn vader veranderd. Mijn vader was directeur van de Rai en daardoor ook 's avonds zelden thuis. Hij had specifieke projecten met ons: leren fietsen, leren duiken, in een zomervakantie alle delen van Pietje Bell voorlezen. Hij was ook heel normerend, een belangrijke stem in huis. Zijn afwezigheid deed aan dat gezag niets af. Hij valt in discussies met mij altijd enorm over de rol van de kerkvader, maar in wezen was hij zelf ook een soort paus: onaantastbaar en autoritair. Maar ik kon, ook als puber al, goed met hem praten. Hij nam ons heel serieus. Vroeger had hij het altijd druk. Hij had de verstrooidheid van mensen die wel naar je luisteren maar tegelijkertijd laten doorschemeren dat ze eigenlijk iets belangrijkers te doen hebben. Nu is hij een broze vader, iemand die goed luistert en heel betrokken is. Hij heeft de laatste jaren veel tegenslag gehad, maar draagt dat met een enorm optimisme. Hij raakt mij meer dan vroeger. En, net als mijn moeder, begint hij nu in veel van mijn verhalen op te duiken. Ze hebben beiden een belangrijke invloed op mijn leven gehad; het kost me uiteindelijk ook geen enkele moeite om mij aan dit gebod te houden. Ik ben een gekoesterd kind.' 5. Gij zult niet doden ,,Nu euthanasie zo bespreekbaar is, mag er eigenlijk niet meer over lijden gesproken worden. Dat heb ik gemerkt toen mijn moeder ziek werd. Op een gegeven moment was het duidelijk dat zij niet meer beter zou worden; dat het een kwestie van weken of maanden was. Mijn zus en ik besloten haar te verzorgen. Op een dag zat ik bij haar in de tuin. De telefoon ging. Ik hoorde mijn moeder praten: 'Ja, ja, hoe het gaat... wat moet ik daarover zeggen? Het is zwaar. Ja, ik eet wel, maar ik ben toch ook vaak misselijk...' Het was even stil en toen vervolgde ze, op een andere toon: 'Ja, dat weet ik wel... Natuurlijk, daar hebben we ook afspraken over gemaakt.' Blijkbaar werd er aan de andere kant van de lijn gesuggereerd dat haar lijden toch niet eindeloos hoefde te duren. Met andere woorden: trek je agenda dan, als het je te zwaar is. Dat heb ik verbijsterend gevonden. Mijn moeder had al jaren gezegd dat ze voor euthanasie zou kiezen, maar uiteindelijk durfde ze toch van onze verzorging afhankelijk te zijn en kwam de dokter pas toen zij al op sterven lag. Ik vind iemand die een aangezegde dood krijgt een held. Het blijft toch moeilijk om je voor te stellen hoe dat is, als iemand tegen je zegt: 'Het is een mooie zomer, maar de herfst zul je niet meer halen.' Elke klacht, elke wens - hoe absurd ook - is daarna geoorloofd.' ,,Ik herinner me hoe mijn moeder zich plotseling vreselijk zorgen maakte over de wasdroger. Ze dacht: straks ben ik dood en Von weet niet hoe het filtertje werkt en dan gaat dat ding stuk terwijl we hem pas zeven jaar hebben... Dus riep ze mij bij zich en begon een heel gedetailleerd verhaal over knopjes, filters en pluisjes en wat ik daarmee moest. 'Begrijp je het nou?' 'Ja, ik begrijp het.' Ik deed wat ze mij had gevraagd, ging terug naar boven en zei: 'De pluizen zijn eruit, de filter is weer schoon.' Ik moest er zelf om grinniken maar mijn moeder lachte zo lief, was me zo dankbaar. De laatste weken van iemands leven gaan niet alleen over pijn en hoe daarvan verlost te worden, maar ook over paniek die je wegneemt door bij iemand te blijven. Door te luisteren. Door samen te bladeren in een fotoalbum. Door een nachtjapon te strijken. Door een boterham te snijden, precies zoals zij het hebben wil.' 6. Gij zult geen onkuisheid doen ,,Volgens mij kun je, binnen het huwelijk, geen onkuise dingen doen. Ik vind het echt belachelijk dat je in sommige Amerikaanse staten bepaalde seksuele handelingen niet mag verrichten. Geen orale seks, niet zus, niet zo; volgens mij mag het daar alleen maar 'gewoon'. Ik vind het stuitend om te bedenken dat iemand, bij wijze van spreken, door een spleet van de gordijnen loert om te zien of wat jij met je man uitspookt wel in orde is. Ik ben niet opgevoed met de gedachte dat iets onkuis zou zijn - en zeker niet binnen de verhouding met een iemand. Volgens mij handelt dit gebod over trouw en niet over wat je met wie doet. In principe zal ik wat mensen elkaar vragen niet snel vies of grof vinden. Dat maken ze zelf maar uit. Daar mag de kerk of de staat zich in ieder geval niet mee bemoeien.' 7. Gij zult niet stelen ,,In het milieu waaruit ik kom, zou diefstal een provocatie of gekte zijn - niemand hoefde te stelen. Alles was er en er was genoeg. Bovendien was mijn vader heel duidelijk over wat wel en wat niet kon. Op een dag ontsloeg hij een van zijn werknemers omdat hij in 'zijn' tijd naar Japan had gebeld. Blijkbaar heb ik dat soort dingen wel opgezogen. Toen ik bij theatergroepen ging werken en - vanwege de kinderen - vaak naar huis moest bellen, vroeg ik altijd eerst of het mocht. En als ik na een kwartier ophing, zei ik: 'Is hier ergens een telefoonpotje?' Dan tikte iedereen op z'n voorhoofd. 'Je werkt hier toch?' Maar ik kon het niet helpen: ik moest toch altijd denken aan het verhaal van de man die het zijn hoofd had gehaald om naar Japan te bellen in mijn vaders tijd.' 8. Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen ,,Kwaadspreken over iemand vind ik veel erger dan al die onkuise gedachten bij elkaar. Er zijn nu eenmaal mensen aan wie je een hekel hebt en als je iets vileins over zo'n persoon hoort, vertel je dat door. Maar het wordt kwalijk als je dat verhaal voortdurend gaat gebruiken om er anderen mee te amuseren. Daar verzet ik mij tegen. Dat is een van de dingen waaraan ik denk als ik op zondag mijn schuldbelijdenis uitspreek: ik wilde geen kwaad spreken, maar heb het toch gedaan. In de Hel van Dante zitten de kwaadsprekers dieper dan de seriemoordenaars.' 9. Gij zult geen onkuisheid begeren ,,Op de lagere school kon ik uren kijken naar de nek van een jongen die voor mij zat in de klas. Dan staarde ik naar de haarinplant, naar de plek waar het kraagje van z'n blouse begon, naar een moedervlek. En ik weet nog dat ik als meisje van zes mee mocht naar een schoolvoorstelling van Doornroosje. Daar zag ik een prins van twaalf - een voor mij al heel begeerlijke jongen - in zo'n strakke maillot met van die grote, wijde bewegingen over het podium dansen. Die avond lag ik in bed en dacht eraan hoe deze jongen mij onze ligusterhaag in zou duwen. Verder ging die fantasie niet. Als je zes bent, heb je geen idee wat je nog meer zou kunnen doen.' ,,Ik ben nooit opgehouden met fantaseren, maar ik geloof wel dat er een vorm van onkuise begeerte bestaat: je bent getrouwd en je werkt met iemand op wie je bijzonder bent gesteld. Zozeer, dat je je er steeds weer op verheugt om hem te zien. - Was het maar maandag! en het verlangen naar die ander voor je man voelbaar wordt. 'Wat is er toch met je? Je bent zo afwezig.' 'Niets.' Dan kan die begeerte ervoor zorgen dat je man zich eenzaam gaat voelen. Ik heb die eenzaamheid ervaren en ook berokkend. En dat kan toch niet de bedoeling van het huwelijk zijn. In die zin geloof ik niet dat alles wat zich in gedachten afspeelt onschuldig is.' 10. Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort ,,Ik ben afgunstig als iemand succes heeft met iets wat slecht of lelijk is. Een goed boek gun ik veel lezers, maar ik word pissig als een dom boek in grote stapels op de toonbank ligt terwijl mijn boek - als een pakje kwark dat over de datum is - binnen een paar maanden weer van tafel verdwijnt. Maar ik begeer niet echt dat wat van een ander is. Bij alle mooie dingen die ik zie - een grote tuin, een goed ingericht huis, een prachtige garderobe - denk ik: het is mooi omdat er zoveel tijd en zorg aan is besteed. Dat is de zorg die ik aan mijn boeken wil besteden. Dus ik begeer die tuin, dat huis, die kleren niet. Misschien ben ik wel een verwend, jongste kind dat nooit reden had om jaloers te zijn. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik een ander leven had moeten leiden. Ik geloof dat je het moet doen met de kaarten die je krijgt. De dingen gaan zoals ze gaan. Niet alles wat je overkomt heeft zin maar, zoals de schrijver Cioran ooit zei: alles krijgt de zin die je eraan geeft.' Onderlinge relaties van de personen: De schoonmaakster: Ze heeft vooral een band met het huis, het is echt haar leven en ze houdt er erg van om in het gastenboek van Duinroos te lezen. Ze wil er graag voor zorgen dat de gasten van het huis het leuk krijgen op het eiland, ze zorgt er dan ook voor dat alles er netjes uitziet. Ze wil eigenlijk niet dat de gasten merken dat zij er is, maar toch fietst ze iedere dag onopvallend langs het huis om te kijken hoe het met de gasten gaat. Dana: Ze kan het Chiel maar moeilijk vergeven dat hij tijdens een zakenreis is vreemd gegaan. Ze ergert zich heel erg aan de manier waarop Chiel het probeert goed te maken, maar ze doet haar best hem niks te verwijten. Op het laatst lukt dit haar aardig en ziet ze haar huwelijk weer een beetje zitten. Chiel: Hij probeert het goed te maken met Dana door overdreven gedienstig te zijn. Martine: Ze is erg teleurgesteld in haar vriendin als die aan haar vraagt of ze het erg vindt als haar dochter Sanne mee gaat op vakantie. Als die vriendin ook nog afbelt is haar teleurstelling helemaal compleet, toch stelt ze voor dat Sanne gewoon mee gaat naar het eiland. Ze probeert tijdens de vakantie uit te zoeken wat er met Sanne aan de hand is, ze blijkt zwanger te zijn. Sanne: Ze is mee gegaan zodat ze kon bedenken of ze haar kindje wil houden of dat ze abortus wil plegen. In het begin is ze erg stil maar later kan ze er toch wel met Martine over praten. Leo: Hij heeft geen onderlinge betrekkingen omdat hij in zijn eentje in het huisje is. Nils: Hij is getrouwd met Simone, ze hebben twee kinderen. Hij doet erg chagrijnig omdat hij een baan niet heeft gekregen waar hij om gehoopt had. Hiermee verpest hij eigenlijk de vakantie voor zijn vrouw. Simone: Ze ergert zich heel erg aan het gedrag van haar man en vindt dat er iets aan moet veranderen anders vertrekt ze met de kinderen naar huis. Walter: Hij heeft een vriendschappelijke relatie met Willemijn en zegt zelf dat hij niks voor haar voelt, maar toch is hij erg jaloers op Tom als het blijkt dat Willemijn ook verliefd op Tom is. Hij besluit eerder weg te gaan uit het huisje zodat Tom en Willemijn wat tijd voor hen zelf hebben. Tom: Hij is smoorverliefd op Willemijn maar durft het niet te zeggen omdat hij denkt dat Willemijn een liefdes relatie heeft met Walter. Willemijn: Heeft een vriendschappelijke relatie met Walter maar is verliefd op Tom. Marleen: Marleen heeft ook geen contact met de andere personen, ze schrijft alleen heel veel in het gastenboek.
Eilandgasten door Vonne van der Meer
![Boekcover Eilandgasten](https://media.scholieren.net/media/30571/conversions/1325076486-header.jpg)
![Shadow](https://media.scholieren.net/assets/images/schaduwtje-boeken@2x.png)
- Boekverslag door een scholier
- 4e klas havo | 10335 woorden
- 23 juni 2007
- 81 keer beoordeeld
![Boekcover Eilandgasten](https://media.scholieren.net/media/30571/conversions/1325076486-header.jpg)
![Shadow](https://media.scholieren.net/assets/images/schaduwtje-boeken@2x.png)
In Duinroos, een eenvoudig maar gastvrij huurhuis op een Waddeneiland, volgen de vakantiegangers elkaar op. De tijdelijke bewoners van Duinroos kennen elkaar niet, maar doordat ze aan dezelfde tafel eten, in hetzelfde bed slapen en in het gastenboek schrijven, komen ze met elkaar in aanraking. Zonder het te weten en haast onmerkbaar beïnvloeden ze elkaars leven e…
In Duinroos, een eenvoudig maar gastvrij huurhuis op een Waddeneiland, volgen de vakantiegangers elkaar op. De tijdelijke bewoners van Duinroos kennen elkaar niet, maar doordat ze …
In Duinroos, een eenvoudig maar gastvrij huurhuis op een Waddeneiland, volgen de vakantiegangers elkaar op. De tijdelijke bewoners van Duinroos kennen elkaar niet, maar doordat ze aan dezelfde tafel eten, in hetzelfde bed slapen en in het gastenboek schrijven, komen ze met elkaar in aanraking. Zonder het te weten en haast onmerkbaar beïnvloeden ze elkaars leven en voegen ze zich tot één verhaal. De werkster, die het huis aan het begin van de zomer schoonmaakt en aan het eind van de zomer winterklaar afsluit, beziet van een afstand het komen en gaan. Alleen de lezer is getuige van alle dromen en geheimen die schuilgaan achter de zinnetjes in het gastenboek.
![Eilandgasten door Vonne van der Meer](https://media.scholieren.net/media/30571/conversions/1325076486-header.jpg)
![Shadow](https://media.scholieren.net/assets/images/schaduwtje-boeken@2x.png)
1991 Zo is hij (roman) 1993 Nachtgoed (verhalen) 1995 Spookliefde (novelle) 1996 Weiger nooit een dans (toneelstuk, gespeeld door het RO-theater) 1997 De verhalen (een keuze uit eigen werk) 1999 Eilandgasten (roman) 2001 De avondboot (roman) Interview met Vonne van der Meer over de 10 geboden: 1. Gij zult de Heer uw God aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten ,,Ik stond een keer op een kampeerterrein waar ik een grootmoeder met twee zeer onwillige pubers een tent zag afbreken. Op een gegeven moment hoor ik die vrouw zeggen: 'Just do it! And do it with a smile.' Dat is voor mij de betekenis van dit gebod: er komen in dit leven duizend-en-een dingen op je pad - ik was mij als kind niet bewust uit hoeveel plichten het leven zou bestaan - die nu eenmaal moeten. Als je ze met een glimlach doet, doe je ze gemakkelijker. Met geheel uw hart en geheel uw ziel en met al uw krachten. Het is een gebod tot overgave. God liefhebben is niet alleen je hart uitstorten in gebed, of danken, maar ook: van het leven houden zoals het komt.' 2. Gij zult de naam van de Heer uw God niet zonder eerbied gebruiken ,,De ergste vloeken die ik ooit heb gehoord, kon ik niet verstaan. Ik was in Cairo om een portret te maken van een Koptischkatholieke priester. Op de derde dag van mijn bezoek werd hij gevraagd om een begrafenismis in de Koptischorthodoxe kerk bij te wonen. Toen we er aankwamen, hoorde ik vrouwen vreselijk schreeuwen en tieren. Ik vroeg: 'Wat roepen ze toch?' 'Ze vervloeken God', zei de priester. 'Wat zeggen ze dan? God, waar was U nou? Waarom heeft U niets gedaan?' 'Alles, alles', antwoordde de priester voorzichtig. De vloeken waren te grof om te vertalen. In dat zeer religieuze land, waar iedereen op een of andere manier gelovig is, mag je dus op een moment in je leven, in de kerk, God hartgrondig vervloeken. Ik vond dat indrukwekkend. Bij een sterk geloof horen ook momenten van grote vertwijfeling. Daar moet iemand lucht aan kunnen geven.' 3. Gij zult de dag des Heren heiligen ,,Ik ga, op een paar zomerzondagen na, iedere week naar de kerk. Het is een dag om naar uit te kijken. Je kunt ook op woensdag gaan, maar dan is er een klein, dun bezocht misje terwijl op zondag de kerk vol zit. Zo'n eucharistieviering beroert alle zintuigen: je hoort het, je ziet het, je ruikt het. Ik probeer ook thuis regelmatig te bidden. Er is een plek in huis die ik daarvoor heb ingericht: onder het dakraam, op zolder. Die plek heet nu ook de dakkapel. Ik ben er vaak, maar niet vaak genoeg. Ik benijd de mensen die iedere dag met een gebed beginnen.' 4. Eer uw vader en uw moeder ,,Ik fantaseerde als kind dat ik weer in mijn moeders buik zat. Overal waar zij ging, ging ik mee. Volgens de verhalen zat ik ook altijd onder haar rokken - heel dicht bij haar. Het was een verlegenheid die mijn ouders zorgen baarde, maar ineens, zo rond mijn zesde, was het voorbij. Mijn moeder was een leuke moeder voor kleine kinderen. Heel geduldig, fantasierijk. Ze kon uren voorlezen en als ze een slaatje maakte, stelde het altijd een gezicht voor. Een halve tomaat bij wijze van mond, een augurk als neus en een doorgesneden, hardgekookt ei voor de ogen. Toen ik in de puberteit kwam, maakte mijn moeder een moeilijke periode door. Mijn broer en zus waren het huis uit en voor mij zou het ook niet lang meer duren. Ik begon mij tegen haar af te zetten want als je zestien bent is het niet meer zo belangrijk dat jouw moeder zo zorgzaam is. Dan ga je je afvragen: wat voor een vrouw is zij? En: wil ik ook zo'n leven leiden?' ,,Ik vertrok naar Amerika en kwam, na wat omzwervingen, bij een gezin terecht waarvan de moeder echt in alles het tegenovergestelde was van mijn eigen moeder. Die vrouw was vrolijk en ondernemend. Ze was laborante geweest, deed cursussen aan de universiteit en zou in Afrika gaan werken. Ik ging heel kritisch naar mijn moeder kijken, vond haar te slim om thuis te zitten. Het duurde ook niet lang voordat ik haar ging bestoken met brieven vol geëmancipeerde slogans. Ik schreef dat ze haar 'leven moest oppakken' en dat ze, net als veel Amerikaanse vrouwen, vrijwilligerswerk moest gaan doen. En mijn moeder antwoordde: 'Moet ik met zo'n roze jasschort aan sinaasappeltjes gaan uitpersen in het ziekenhuis?' Nee, dacht ik dan, laat haar in Godsnaam niets gaan doen waar ze geen zin in heeft. Bovendien: had ik wel zoveel reden om mij zorgen te maken? Mijn moeder las veel en beslist geen onzin - de boeken die ik nu nog mooi vind, komen van haar plank. Ze is gecremeerd, maar als ze een graf had, met een steen, zou daarop kunnen staan: some say there is life, but I prefer reading.' ,,Toen ik kinderen kreeg, verbeterde onze verstandhouding. Ik herinnerde mij weer hoe het vroeger was geweest. Niets was haar te veel. Met een eindeloos geduld las ze voor. Ze was licht en grappig, op een onnadrukkelijke manier. Op een keer kwamen mijn kinderen terug van een logeerpartij bij oma. Het eerste wat ze vertelden was: 'En we kregen een slaatje met een neus en een mond!' Ik heb weleens gedacht dat ik zo'n strijd heb gestreden met mijn moeder omdat ik die eerste jaren zo een met haar was geweest. Toen er een einde kwam aan die wrevel-tijd, zag ik duidelijk wat ons verbond: boeken. Daar voerden we later steeds vaker gesprekken over. Zij is voor mij een bron van inspiratie geweest. Er was volgens mijn moeder altijd wel iets van haar in een verhaal van mij terug te vinden. Al was het maar de manier waarop iemand op z'n kop krabbelt. 'Dat heb je van mij!' Ze herkende zichzelf altijd, ook als zij het niet was.' ,,Toen ik 'Bericht uit de bezemkast' had geschreven, lag mijn moeder in het ziekenhuis. Kanker. Het verhaal werd gepubliceerd in Trouw en ik ging haar op een morgen de krant brengen. De volgende dag vroeg ik haar tijdens het bezoekuur: 'En mam, heb je het uit?' 'Ja', zei ze, 'ik heb het gelezen.' 'En? Nu kun je toch niet zeggen dat jij het was?' 'Nee', antwoordde mijn moeder, 'maar het was wel mijn been.' Ze leek inderdaad in niets op de gelovige vrouw uit het verhaal, maar was wel ooit op eenzelfde manier in een vloerverwarming gestapt en daardoor in het ziekenhuis beland. Ze komt nog altijd in mijn verhalen voor. Ze is heel dicht bij me. Mijn verhouding met haar verandert nog steeds. Ik begrijp nu, door mijn opgroeiende kinderen, meer van haar zorgen en angsten. Over school en vriendjes, over uitgaan en laat thuiskomen. Als ik nu, in het holst van de nacht, met overslaande stem, roep: 'Waar was je?', hoor ik mijn moeder.' ,,Sinds haar dood is ook het contact met mijn vader veranderd. Mijn vader was directeur van de Rai en daardoor ook 's avonds zelden thuis. Hij had specifieke projecten met ons: leren fietsen, leren duiken, in een zomervakantie alle delen van Pietje Bell voorlezen. Hij was ook heel normerend, een belangrijke stem in huis. Zijn afwezigheid deed aan dat gezag niets af. Hij valt in discussies met mij altijd enorm over de rol van de kerkvader, maar in wezen was hij zelf ook een soort paus: onaantastbaar en autoritair. Maar ik kon, ook als puber al, goed met hem praten. Hij nam ons heel serieus. Vroeger had hij het altijd druk. Hij had de verstrooidheid van mensen die wel naar je luisteren maar tegelijkertijd laten doorschemeren dat ze eigenlijk iets belangrijkers te doen hebben. Nu is hij een broze vader, iemand die goed luistert en heel betrokken is. Hij heeft de laatste jaren veel tegenslag gehad, maar draagt dat met een enorm optimisme. Hij raakt mij meer dan vroeger. En, net als mijn moeder, begint hij nu in veel van mijn verhalen op te duiken. Ze hebben beiden een belangrijke invloed op mijn leven gehad; het kost me uiteindelijk ook geen enkele moeite om mij aan dit gebod te houden. Ik ben een gekoesterd kind.' 5. Gij zult niet doden ,,Nu euthanasie zo bespreekbaar is, mag er eigenlijk niet meer over lijden gesproken worden. Dat heb ik gemerkt toen mijn moeder ziek werd. Op een gegeven moment was het duidelijk dat zij niet meer beter zou worden; dat het een kwestie van weken of maanden was. Mijn zus en ik besloten haar te verzorgen. Op een dag zat ik bij haar in de tuin. De telefoon ging. Ik hoorde mijn moeder praten: 'Ja, ja, hoe het gaat... wat moet ik daarover zeggen? Het is zwaar. Ja, ik eet wel, maar ik ben toch ook vaak misselijk...' Het was even stil en toen vervolgde ze, op een andere toon: 'Ja, dat weet ik wel... Natuurlijk, daar hebben we ook afspraken over gemaakt.' Blijkbaar werd er aan de andere kant van de lijn gesuggereerd dat haar lijden toch niet eindeloos hoefde te duren. Met andere woorden: trek je agenda dan, als het je te zwaar is. Dat heb ik verbijsterend gevonden. Mijn moeder had al jaren gezegd dat ze voor euthanasie zou kiezen, maar uiteindelijk durfde ze toch van onze verzorging afhankelijk te zijn en kwam de dokter pas toen zij al op sterven lag. Ik vind iemand die een aangezegde dood krijgt een held. Het blijft toch moeilijk om je voor te stellen hoe dat is, als iemand tegen je zegt: 'Het is een mooie zomer, maar de herfst zul je niet meer halen.' Elke klacht, elke wens - hoe absurd ook - is daarna geoorloofd.' ,,Ik herinner me hoe mijn moeder zich plotseling vreselijk zorgen maakte over de wasdroger. Ze dacht: straks ben ik dood en Von weet niet hoe het filtertje werkt en dan gaat dat ding stuk terwijl we hem pas zeven jaar hebben... Dus riep ze mij bij zich en begon een heel gedetailleerd verhaal over knopjes, filters en pluisjes en wat ik daarmee moest. 'Begrijp je het nou?' 'Ja, ik begrijp het.' Ik deed wat ze mij had gevraagd, ging terug naar boven en zei: 'De pluizen zijn eruit, de filter is weer schoon.' Ik moest er zelf om grinniken maar mijn moeder lachte zo lief, was me zo dankbaar. De laatste weken van iemands leven gaan niet alleen over pijn en hoe daarvan verlost te worden, maar ook over paniek die je wegneemt door bij iemand te blijven. Door te luisteren. Door samen te bladeren in een fotoalbum. Door een nachtjapon te strijken. Door een boterham te snijden, precies zoals zij het hebben wil.' 6. Gij zult geen onkuisheid doen ,,Volgens mij kun je, binnen het huwelijk, geen onkuise dingen doen. Ik vind het echt belachelijk dat je in sommige Amerikaanse staten bepaalde seksuele handelingen niet mag verrichten. Geen orale seks, niet zus, niet zo; volgens mij mag het daar alleen maar 'gewoon'. Ik vind het stuitend om te bedenken dat iemand, bij wijze van spreken, door een spleet van de gordijnen loert om te zien of wat jij met je man uitspookt wel in orde is. Ik ben niet opgevoed met de gedachte dat iets onkuis zou zijn - en zeker niet binnen de verhouding met een iemand. Volgens mij handelt dit gebod over trouw en niet over wat je met wie doet. In principe zal ik wat mensen elkaar vragen niet snel vies of grof vinden. Dat maken ze zelf maar uit. Daar mag de kerk of de staat zich in ieder geval niet mee bemoeien.' 7. Gij zult niet stelen ,,In het milieu waaruit ik kom, zou diefstal een provocatie of gekte zijn - niemand hoefde te stelen. Alles was er en er was genoeg. Bovendien was mijn vader heel duidelijk over wat wel en wat niet kon. Op een dag ontsloeg hij een van zijn werknemers omdat hij in 'zijn' tijd naar Japan had gebeld. Blijkbaar heb ik dat soort dingen wel opgezogen. Toen ik bij theatergroepen ging werken en - vanwege de kinderen - vaak naar huis moest bellen, vroeg ik altijd eerst of het mocht. En als ik na een kwartier ophing, zei ik: 'Is hier ergens een telefoonpotje?' Dan tikte iedereen op z'n voorhoofd. 'Je werkt hier toch?' Maar ik kon het niet helpen: ik moest toch altijd denken aan het verhaal van de man die het zijn hoofd had gehaald om naar Japan te bellen in mijn vaders tijd.' 8. Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen ,,Kwaadspreken over iemand vind ik veel erger dan al die onkuise gedachten bij elkaar. Er zijn nu eenmaal mensen aan wie je een hekel hebt en als je iets vileins over zo'n persoon hoort, vertel je dat door. Maar het wordt kwalijk als je dat verhaal voortdurend gaat gebruiken om er anderen mee te amuseren. Daar verzet ik mij tegen. Dat is een van de dingen waaraan ik denk als ik op zondag mijn schuldbelijdenis uitspreek: ik wilde geen kwaad spreken, maar heb het toch gedaan. In de Hel van Dante zitten de kwaadsprekers dieper dan de seriemoordenaars.' 9. Gij zult geen onkuisheid begeren ,,Op de lagere school kon ik uren kijken naar de nek van een jongen die voor mij zat in de klas. Dan staarde ik naar de haarinplant, naar de plek waar het kraagje van z'n blouse begon, naar een moedervlek. En ik weet nog dat ik als meisje van zes mee mocht naar een schoolvoorstelling van Doornroosje. Daar zag ik een prins van twaalf - een voor mij al heel begeerlijke jongen - in zo'n strakke maillot met van die grote, wijde bewegingen over het podium dansen. Die avond lag ik in bed en dacht eraan hoe deze jongen mij onze ligusterhaag in zou duwen. Verder ging die fantasie niet. Als je zes bent, heb je geen idee wat je nog meer zou kunnen doen.' ,,Ik ben nooit opgehouden met fantaseren, maar ik geloof wel dat er een vorm van onkuise begeerte bestaat: je bent getrouwd en je werkt met iemand op wie je bijzonder bent gesteld. Zozeer, dat je je er steeds weer op verheugt om hem te zien. - Was het maar maandag! en het verlangen naar die ander voor je man voelbaar wordt. 'Wat is er toch met je? Je bent zo afwezig.' 'Niets.' Dan kan die begeerte ervoor zorgen dat je man zich eenzaam gaat voelen. Ik heb die eenzaamheid ervaren en ook berokkend. En dat kan toch niet de bedoeling van het huwelijk zijn. In die zin geloof ik niet dat alles wat zich in gedachten afspeelt onschuldig is.' 10. Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort ,,Ik ben afgunstig als iemand succes heeft met iets wat slecht of lelijk is. Een goed boek gun ik veel lezers, maar ik word pissig als een dom boek in grote stapels op de toonbank ligt terwijl mijn boek - als een pakje kwark dat over de datum is - binnen een paar maanden weer van tafel verdwijnt. Maar ik begeer niet echt dat wat van een ander is. Bij alle mooie dingen die ik zie - een grote tuin, een goed ingericht huis, een prachtige garderobe - denk ik: het is mooi omdat er zoveel tijd en zorg aan is besteed. Dat is de zorg die ik aan mijn boeken wil besteden. Dus ik begeer die tuin, dat huis, die kleren niet. Misschien ben ik wel een verwend, jongste kind dat nooit reden had om jaloers te zijn. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik een ander leven had moeten leiden. Ik geloof dat je het moet doen met de kaarten die je krijgt. De dingen gaan zoals ze gaan. Niet alles wat je overkomt heeft zin maar, zoals de schrijver Cioran ooit zei: alles krijgt de zin die je eraan geeft.' Onderlinge relaties van de personen: De schoonmaakster: Ze heeft vooral een band met het huis, het is echt haar leven en ze houdt er erg van om in het gastenboek van Duinroos te lezen. Ze wil er graag voor zorgen dat de gasten van het huis het leuk krijgen op het eiland, ze zorgt er dan ook voor dat alles er netjes uitziet. Ze wil eigenlijk niet dat de gasten merken dat zij er is, maar toch fietst ze iedere dag onopvallend langs het huis om te kijken hoe het met de gasten gaat. Dana: Ze kan het Chiel maar moeilijk vergeven dat hij tijdens een zakenreis is vreemd gegaan. Ze ergert zich heel erg aan de manier waarop Chiel het probeert goed te maken, maar ze doet haar best hem niks te verwijten. Op het laatst lukt dit haar aardig en ziet ze haar huwelijk weer een beetje zitten. Chiel: Hij probeert het goed te maken met Dana door overdreven gedienstig te zijn. Martine: Ze is erg teleurgesteld in haar vriendin als die aan haar vraagt of ze het erg vindt als haar dochter Sanne mee gaat op vakantie. Als die vriendin ook nog afbelt is haar teleurstelling helemaal compleet, toch stelt ze voor dat Sanne gewoon mee gaat naar het eiland. Ze probeert tijdens de vakantie uit te zoeken wat er met Sanne aan de hand is, ze blijkt zwanger te zijn. Sanne: Ze is mee gegaan zodat ze kon bedenken of ze haar kindje wil houden of dat ze abortus wil plegen. In het begin is ze erg stil maar later kan ze er toch wel met Martine over praten. Leo: Hij heeft geen onderlinge betrekkingen omdat hij in zijn eentje in het huisje is. Nils: Hij is getrouwd met Simone, ze hebben twee kinderen. Hij doet erg chagrijnig omdat hij een baan niet heeft gekregen waar hij om gehoopt had. Hiermee verpest hij eigenlijk de vakantie voor zijn vrouw. Simone: Ze ergert zich heel erg aan het gedrag van haar man en vindt dat er iets aan moet veranderen anders vertrekt ze met de kinderen naar huis. Walter: Hij heeft een vriendschappelijke relatie met Willemijn en zegt zelf dat hij niks voor haar voelt, maar toch is hij erg jaloers op Tom als het blijkt dat Willemijn ook verliefd op Tom is. Hij besluit eerder weg te gaan uit het huisje zodat Tom en Willemijn wat tijd voor hen zelf hebben. Tom: Hij is smoorverliefd op Willemijn maar durft het niet te zeggen omdat hij denkt dat Willemijn een liefdes relatie heeft met Walter. Willemijn: Heeft een vriendschappelijke relatie met Walter maar is verliefd op Tom. Marleen: Marleen heeft ook geen contact met de andere personen, ze schrijft alleen heel veel in het gastenboek.
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
28.364 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
![Dit moet je weten over de strengere regels voor halen van je rijbewijs](https://media.scholieren.net/media/236599/conversions/IMG_1853-cover-80.jpg)
![Evi (15) zit op een mytylschool: 'Ben geen uitzondering meer'](https://media.scholieren.net/media/236686/conversions/evi-cover-80.jpg)
!['DUO's tips om rond te komen zijn lachwekkend'](https://media.scholieren.net/media/236260/conversions/IMG_0624-cover-80.jpg)
REACTIES
1 seconde geleden