Robert Haasnoot – De Heugling (2005)
Gebruikte editie
In februari 2005 verscheen bij uitgeverij De Geus in Breda in een fraai gebonden uitgave de vierde roman van Robert Haasnoot. Het is de derde roman die over zijn vroegere woonplaats Katwijk gaat. De roman telt 222 bladzijden. Op de voorkant staat (hoe kan het anders) een afbeelding waarop een aantal zwarte raven te zien is.
Bij de presentatie
Op 18 februari 2005 werd in Het Katwijks Museum in Katwijk de vierde roman van Robert Haasnoot ten doop gehouden. Op de drukbezochte presentatie vertelde een medewerker van het museum een boeiend verhaal over de kunstenaarskolonie die zich aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw in het vissersdorp vestigde. Robert Haasnoot situeerde “De heugling” in die tijd, een tijd waarin traditionele waarden, diep geloof, bedreigende vooruitgang, nieuwlichterij, ontluikende schilderkunst en mystiek hand in hand gaan.
Opdracht
De roman is opgedragen “Voor Aran”. Aran is de zoon van Robert Haasnoot.
Genre
De roman heeft iets van een thriller: de spanning van wat er in Zeewijk aan de hand is, wordt pas aan het einde van de roman onthuld. In sommige recensies is de roman ook een sleutelroman genoemd, d.w.z. dat verhaalpersonages staan voor personen die in de werkelijkheid hebben bestaan. In “De heugling” geldt dit voor Jan Castelijne, Hendrik Bouwman, de Villa Allegonda, die in Katwijk rond de eeuwwisseling hebben bestaan.
Verhaalopbouw
De roman is verdeeld in 4 grote delen, die worden aangeduid met een Romeins cijfer. Daarna wordt een onderverdeling in diverse ongenummerde en ongetitelde hoofdstukken gepresenteerd. Deze worden door witregels van elkaar gescheiden.
De roman wordt gepresenteerd in de vorm van een brief die de verteller (de heugling) schrijft aan een gevangene. Hij vertelt zijn kroniek over de gebeurtenissen die twee jaar daarvoor hebben plaatsgevonden. De gevangene die geen naam heeft, evenals de heugling, wordt met “je” aangesproken. Zo is het verhaal deels een verslag van gebeurtenissen, deels een biecht over begane misdaden en deels een brief aan een ten onrechte veroordeelde gevangene. Ook worden enkele authentieke sagen in de roman opgenomen.
Titelverklaring
De heugling is een kroniekschrijver. In het dorp Zeewijk is dit een beroep dat van vader op zoon overgaat. De geschiedschrijver zou heel objectief met de gebeurtenissen moeten omgaan, maar de man blijkt mede besmet te zijn door het kwaad dat in het dorp rondom de eeuwwisseling rondwaart. Hij beschrijft de gebeurtenissen rondom een raadselachtige dood in een aangepaste kroniek die daarna bewaard zal worden in de Zeewijkse archieven, maar hij heeft ook een handgeschreven versie die pas na zijn dood geopend mag worden.
Perspectief
De verteller, eigenlijk dus de schrijver van een lange brief aan een gevangene, is een 35-jarige man die in de ik-vorm de gebeurtenissen vertelt, die twee jaar ervoor het leven in het vissersdorp op zijn kop hebben gezet. Aangezien hij twee jaar na de kroniek schrijft, is deze ik-verteller dus een verteller par derrière. In feite is hij een onbetrouwbare verteller, want hij verzwijgt een belangrijk deel van de gebeurtenissen, blijkt uit het slot van de roman.
Tijd en ruimte
Met Zeewijk wordt de Zuid-Hollandse vissersplaats Katwijk bedoeld. Dat was ook al eerder het geval in de romans “Steenkind” en “Waanzee” van deze schrijver. De sfeer van het dorp is te herkennen aan de kerkelijke inslag van de bewoners, de duinen en het strand.
De tijd waarin de roman speelt wordt niet met concrete data bewezen, maar uit de gebeurtenissen kan wel een tijdbeeld worden geschapen van ongeveer 1900. Aanwijzingen in de tekst daarvoor zijn: de kunstenaarstentoonstelling die in het dorp wordt georganiseerd en die volgens de verantwoording achter in het boek in 1902 was. Het bezoek van de socialistische schrijver Hendrik Bouwman (in wie de toneelschrijver Herman Heijermans kan worden herkend) de bomschuiten op het Zeewijkse strand, de kolenkachels en de afwezigheid van automobielen. Met de schilder Johan Castelijne wordt de tijdens de eeuwwisseling in Katwijk wonende schilder Jan Toorop bedoeld.
Op de site van Robert Haasnoot kan extra informatie over de roman verkregen worden en kunnen foto’s van Zeewijk worden bekeken. Zo zijn er de schilderijen uit de roman te zien. (“De deemstering”) en (“De duinpan”)
De vertelde tijd is 222 bladzijden, wat een leestijd van ongeveer 3 à 4 uur betekent. De vertelde tijd omvat twee jaar die er liggen tussen de gebeurtenissen in Zeewijk en de brief die de heugling schrijft aan de man die opdraait voor andermans daden.
Thematiek
Een roman waarin de thema’s de aankondiging van Gods toorn, het verschil tussen Dichtung und Wahrheit, en list en bedrog samenkomen. In het diep gelovige Zeewijk gebeuren onheilspellende dingen: er komen plotseling zwarte raven in het dorp, de konijnenpopulatie in de duinen wordt aangevallen door deze raven en sterft een massale dood, diverse bewoners krijgen dezelfde droom en een zonderlinge bewoner sterft een raadselachtige dood, waarvoor zijn tuinman/chauffeur, zoals achteraf blijkt, ten onrechte tot zes jaar gevangenisstraf is veroordeeld. De komst van de raven lijkt op hetzelfde motief in de bekende Hitchcockfilm “The birds”, uit 1963 waarin eveneens vogels een dorp bezetten en de inwoners aanvallen.
(Bekend is dat Hitchcock Villa Allegonda in Katwijk een aantal keren heeft bezocht.)
De bewoners en de heugling zien in de raven een soort aankondiging van de toorn van God. De heugling moet als kroniekschrijver vastleggen wat er twee jaar geleden gebeurd is. Maar hij worstelt met de waarheid, niet in de laatste plaats omdat hij zelf deel heeft uitgemaakt van de oplossing. Hij schrijft ook fantasieverhalen, zoals bijv. de mythe over het Witte Eiland en de Grote Vloed die het buurdorp van Zeewijk vernield heeft. Hij begeeft zich derhalve steeds op het terrein tussen fictie en werkelijkheid, waarbij hij de werkelijkheid geweld aandoet vanwege zijn eigen rol in de hele zaak. Voor een geschiedschrijver die de feiten vervalst, is dat een bedenkelijke rol. Ook Wijnand Marseau leeft op de grens tussen fictie en werkelijkheid. Wanneer in het laatste deel het laatste avondmaal van Wijnand wordt beschreven, leeft die niet meer in de werkelijkheid, maar biecht hij zijn levensverhaal op aan de zogenaamd aanwezige ouders en zus. Hij is het zicht op de realiteit helemaal kwijt en pleegt dan ook zelfmoord.
Van invloed op handelen van de verteller is het feit dat hij niet financieel afhankelijk wil zijn van de baron en dat hij het chroniqueurschap veilig wil stellen voor zijn eventuele zoon. Maar die illusie wordt een desillusie, omdat de rijke weduwe die had aangekondigd zwanger van hem te zijn, hem later uit de droom helpt. Liefde en seksualiteit ( het laatste heel verhuld weergegeven) dood (zelfmoord) van de excentrieke inwoner in Zeewijk, waanzin en wraak, de rol van het bijgeloof zijn de motieven die de thema’s ondersteunen. Ook een literaire truc is het motief van het verhaal dat in een verhaal is opgenomen: bijv. de mythe van het Witte Eiland, de voorgeschiedenis van de heuglingen en Philips V van Warsenhout en het verhaal over de Grote Vloed en de hagepreker.
Samenvatting van de inhoud van “De heugling”
Deel I (blz. 9-53)
De ik-verteller (35 jaar, ongetrouwd, dus geen kinderen) vertelt over de situatie van twee jaar daarvoor in mei, toen de laatste Zeewijkse bomschuit ook op weg ging naar de haringvangst. Als ze het strand verlaten, strijken er twee raven neer op de waterlijn. Hij gaat daarna met wat mannen naar het café De Albatros, waar ze op zijn kosten (hij heeft net wat geld verdiend met het schrijven van een artikel) gaan drinken. In het café komt ook een wat zonderlinge importburger van Zeewijk binnen, Wijnand Marseau. Hoewel hij hem een drankje aanbiedt, neemt Marseau weinig notitie van de verteller.
De eerste raven blijken voorboden te zijn geweest van een hele zwerm die daarna in Zeewijk neerstrijkt. Raven zijn de boodschappers van de dood: is Gods toorn op komst? Dan wordt het duidelijk dat er sprake is van een brief. De aangesproken gevangene moet zes jaar zitten, waarvan er dus al twee voorbij zijn. Over vier jaar zal het dorp er bij jouw vrijlating heel anders uitzien, zegt de heugling. Wellicht zijn er geen bomschuiten meer en moeten de loggers uitvaren vanaf IJmuiden. Een van de bewoners (Dirk Plas) interpreteert een directe confrontatie met de meeuwen als de aankondiging van de dood. Inderdaad sterft hij kort daarop en de heugling gaat op het moment van zijn begrafenis naar een kunstenaar die een portret van hem zal maken. Onderweg ontmoet hij opnieuw Wijnand Marseau die nu veel sympathieker is. Hij vertelt over zijn baan als chroniqueur waarvoor hij heel mager beloond wordt door een baron, de familie die al generaties lang de kronieken van Zeewijk laat beschrijven.
Daarna gaat hij naar de kunstschilder Johan Castelijne die een schilderij van hem wil maken. (in het echt was dit de schilder Jan Toorop.) In het atelier ziet hij een schets van een duinpan die hem bekend voorkomt. Later die dag denkt de heugling terug aan de dood van zijn vader die aan de tering gestorven is en hij gaat ’s avonds weer naar De Albatros. Als hij het café verlaat, staat er een dorpsgenoot die een dood konijn in zijn handen heeft en vertelt dat hij er al meer aangetroffen heeft. De raven hebben het dier te pakken genomen. Thuisgekomen ziet hij dat Wijnand Marseau in zijn kleine huisje op hem zit te wachten. Hij heeft gehoord dat de heugling ook aan droomuitleg doet. Hij vertelt dat hij heel vaak dezelfde droom heeft die over een duinpan gaat, waarin iets heiligs staat te gebeuren. De heugling laat hem de afbeelding van de kunstschilder zien en inderdaad beaamt Marseau dat deze duinpan in zijn dromen voorkomt.
Deel II (blz. 57-111)
De heugling schrijft in een nieuwe brief aan de gevangene dat hij diens vriendin heeft ontmoet. Dit meisje Geertje was de dienstbode bij Wijnand Marseau. Geertje heeft verteld dat de gevangene nu “vrede in zijn hart heeft, omdat hij de Heer heeft leren kennen”. De verteller denkt terug aan het moment dat Wijnand zijn villa had gebouwd in het duin: de villa heette eerst Villa Sigrid en daarna werd de naam overgeschilderd Villa Allegonda. Marseau blijkt een zonderlinge man te zijn, die ook een tijdje in een inrichting is opgenomen. Ook vertelt hij Marseau dat hij de droomuitleggingen van zijn vader heeft overgenomen. Als journalist bij de Rijnlandsche Courant schnabbelt de heugling bij, want hij kan niet leven van de uitkering van de baron.
Hij schrijft een verhaal over de legende van het Witte Eiland, waarin een man Meint door een vreemdeling wordt uitgenodigd zijn roeiboot ter beschikking te stellen. Er worden zielen mee vervoerd naar het Witte Eiland. Op de terugweg is de sloep een heel stuk lichter. Maar waar ligt het Witte Eiland en wie zet voortaan de zielen over?
De konijnenziekte neemt handoverhand toe en wanneer de heugling Wijnand ontmoet, begint hij weer over de droom van de duinpan. Het schijnt dat steeds meer mensen in het dorp diezelfde droom hebben gehad. In de kamer van de villa ziet de verteller afbeeldingen van de kleine Wijnand die in Indië is opgegroeid. Hij heeft ook een zusje dat Sigrid heet.
Wat later wordt de verteller bezocht door een rijke weduwe Sophie van Wijkerslooth. Ook zij komt om een droomuitleg: ze is verkracht in haar droom door een aantal mannen. De heugling vraagt of het soms in een duinpan was, maar Sophie ontkent het. Dan heeft hij de weduwe door: ze komt niet voor de uitleg van de droom, maar voor een traktatie op seksueel gebied. In haar droom was de onderkant van haar buik geschoren, zei ze, en in werkelijkheid merkt hij dat ze inderdaad geschoren is. (we schrijven 1900!)
De kunstenaar onder wie Johan Castelijne willen een grote tentoonstelling organiseren in Zeewijk. De verteller vraagt hem ook of hij een antwoord weet op de vraag waarom diverse mensen dezelfde droom hebben. Castelijne vindt dat maar onzin.
Aan het einde van dit deel schrijft de heugling voor de gevangene nog een verhaal op hoe de relatie tussen zijn vader en de baronnenfamilie Van Warsenhout is ontstaan. Het verhaal gaat terug tot in de 14e eeuw, toen Philips V van Warsenhout de eerste heugling had benoemd. Het is de tijd van de Hoekse en de Kabeljauwse twisten. Een tijd van wraak en verraad, moord en doodslag. Ook in dit verhaal dat verder weinig bijdraagt aan de roman, spelen raven de rol van de aanzeggers van de dood.
Deel III (blz. 115-171)
Het is intussen winter geworden en heel koud. De heugling wordt ziek en hij wordt weer bezocht door Geertje, de vrouw van de gevangene. Hij spreekt met haar over het hebben van kinderen. Zelf zou hij graag een opvolger hebben, maar ja hij heeft geen vrouw. Maar Sophie van Wijkerslooth komt hem tijdens zijn ziekte weer bezoeken en opnieuw delen ze het bed met elkaar. De eerste vissers keren inmiddels terug van hun haringvangst en die verbazen zich erover dat de raven niet worden aangepakt. De koster heeft al een poging gewaagd, maar de raven vertikken het zijn vergiftigde zaad op te pikken, omdat ze volgevreten zitten met konijnenvlees. Steeds meer Zeewijkers blijken zich de droom te herinneren. Johan Castelijne vertelt het ook aan de socialistische schrijver Hendrik Bouwman ( = de toneelschrijver Herman Heijermans) De heugling gaat weer eens op bezoek bij Wijnand Marseau. Hij wil weer gaan vertellen over de droom van de duinpan, maar Marseau geeft aan dat hij er niet met zijn gedachten bij is. Zijn vader die hij niet meer kan/wil zien, is stervende na een beroerte. Hij vertelt dan dat zijn vader uitgekeken was op zijn moeder en een Oostenrijkse concubine had genomen en bij haar een bastaardzoon had verwekt. Hij had zijn vader nooit meer gezien en hij had hem nu willen opzoeken, maar zijn zusje Sigrid had hem daarvan weerhouden. Hij had zijn rust gezocht in Zeewijk, maar toen ze haar naam op de villa zag, moest die worden veranderd in Villa Allegonda.
Sophie van Wijkserslooth voelt zich al een tijdje niet zo lekker, ze droomt ook over een raaf die aan haar raam tikt en ze droomt op dat moment dat ze zwanger is. De raaf pikt haar schoot open en haalt er iets uit. De volgende dag gaat Sophie naar de dokter en hoort van hem dat ze zwanger is.
De heugling gaat bij Castelijne kijken hoe het schilderij waaroor hij geposeerd heeft, is geworden. Castelijne vertelt dat het schilderij al verkocht is aan Wijnand Marseau. Het schilderij schrikt de heugling af. Castelijne noemt het ‘De deemstering en de calvinist’. Ook heeft de schilder een afbeelding gemaakt van het duinpannetje, maar hij heeft er een zeemeeuw en de zee bij geschilderd en die komen in de droom niet voor. De kunstenaar is wel een beetje beledigd dat de heugling niet erg gecharmeerd is van schilderijen.
De konijnenplaag gaat intussen maar door. In het dorp komt een initiatief om ter gelegenheid van de grote visserijtentoonstelling een loterij te houden waarvan de opbrengst aan de gemeente Zeewijk ten behoeve van de bouw van een nieuw weeshuis wordt geschonken. Vele orthodoxe Zeewijkers zijn het niet met de visie van de burgemeester eens, want loten is een zondige bezigheid. De schrijver Bouwman lacht zich rot om de bekrompen houding van de burgers, want hij valt in zijn geschriften de positie van de reders keihard aan (Dat deed Heijermans ook in zijn toneelstuk ‘Op hoop van zegen’). De heugling bezoekt opnieuw Marseau, maar hij is niet thuis. Inmiddels is wel diens vader overleden. Dat heeft Marseau gehoord van een verpleegster die hij had betaald om informatie over zijn vader te vertellen. Daardoor zakt Wijnand Marseau weg in zijn lethargie: hij begint de tijd te verlaten.’
Als de heugling weer terug in zijn huisje is, komt Sophie hem opzoeken om te vertellen dat ze zwanger van hem is. Hij is erg blij, begint meteen over trouwen, want hij denkt een opvolger te krijgen. Toch schrikt Sophie ervan.
In het laatste hoofdstuk van dit deel schrijft de heugling weer een verhaal voor de Rijnlandsche Courant over de Grote Vloed en de hageprekers. Naast Zeewijk lag een dorp Persijn en bij ene grote vloed werd Zeewijk gespaard en Persijn liep onder water (een kleine tsunami) Overal lagen de lijken van de Persijners. Op dat moment komt er een hagepreker langs met zijn zoontje. Hij bekeert de Zeewijkse bevolking tot het calvinistische geloof. Als hij weer vertrekt, gaat de toenmalige geschiedschrijver achter hem aan en ziet dat hij vermomd als oude vrouw het dorp verlaat. Hij moest zich schuilhouden voor justitie en verkleedt zich. Wel wordt hij vergezeld door zwarte vogels.
Deel IV (blz. 175-222)
In het eerste hoofdstuk spreekt de heugling zijn spijt uit dat hij de gevangene de eerste weken van het nieuwe jaar nog niet heeft bezocht, maar hij heeft het ook erg druk gehad. Hij wil nu eerst zijn verhaal over de gebeurde feiten afmaken: hij zal het dan komen brengen aan de gevangene. Maar hij zal wel bepaalde feiten weglaten uit het getypte exemplaar. Hij vertrouwt namelijk niet iedereen. Zeker de gemeentesecretaris niet en hij zal laten vastleggen dat het handgeschreven exemplaar pas na de dood van de heugling openbaar gemaakt mag worden. Dan pas zal het dorp merken dat je onschuldig veroordeeld bent.
De drukte om de organisatie van de tentoonstelling wordt merkbaarder: de commotie in het dorp daarover ook: er zijn twee partijen in Zeewijk: voor -en tegenstanders van de loting.
De heugling ontmoet Marseau: hij vraagt hem naar de dood van zijn vader en Marseau vertelt dat hij anoniem naar de begrafenis in Scheveningen is geweest. Hij heeft ook zijn zus weer ontmoet. Hij vreest dat de bastaardzoon van zijn vader de erfenis komt opeisen. De heugling ziet ook de beide schilderijen hangen: de deemstering en het duinpannetje. Daarna neemt hij afscheid, want hij wil Sophie van Wijkerslooth spreken. Ze weet nog niet of ze met hem wil trouwen. Ze vertelt hem over de droom met de raaf. De verteller belooft haar de raven uit het dorp te verjagen. Hij neemt contact op met de koster van de kerk en die ziet wel mogelijkheden. Ze rekruteren een aantal dappere mannen en zullen op maandag een poging doen om de raven te verdrijven van de kerktoren.. De mannen weten het voor elkaar te krijgen de raven te verjagen met veel vuur en strooien zakken pekel om de terugkomende raven te verdelgen. De heugling geeft aan dat hij die nacht in de kerktoren zal blijven om de raven eventueel te verdrijven.
In de tussentijd heeft Wijnand Marseau een groot diner laten voorbereiden en hij beeldt zich in dat zijn vader, zijn moeder en Sigrid aan tafel zitten: een wonderbaarlijk idee. Ze praten met elkaar en tijdnes het diner wordt duidelijk dat Wijnand zijn handtekening gezet heeft onder een contract dat zijn vader hem had voorgelegd om tegen vergoeding af te zien van de plantages die zijn vader bezat en die door de bastaardzoon uit Oostenrijk zouden worden geëxploiteerd. Zijn niet aanwezig zus ontsteekt in woede. Hij pakt een pistool en koestert het tegen zijn wang.
In de kerktoren krijgt de heugling het koud en gaat tijdens de nacht zijn winterjas halen. Als hij op het strand loopt ziet hij licht in Villa Allegonda branden en hij gaat het huis binnen. Daar ziet hij tot zijn schrik dat Wijnand zelfmoord heeft gepleegd met het pistool. Hij neemt de twee schilderijen mee uit het huis en ook nog wat andere kostbare voorwerpen. Zo zal hij niet langer financieel afhankelijk zijn van de baron en ook niet helemaal van Sophie. Het is een soort appeltje voor de dorst. De chauffeur heeft enkele dagen ervoor een kostbaar schilderij gekregen van Marseau, als een soort tegemoetkoming voor bewezen diensten. Daarna gaat de heugling stiekem terug naar de kerk, waar hij weer een gevecht levert met een paar teruggekeerde raven. Daarna verdwijnen die voorgoed uit het dorp.
De volgende dag wordt duidelijk dat Marseau dood is en omdat de chauffeur zijn kostbare schilderij in Leiden te koop had aangeboden in een galerie. Doordat Sophie van Wijkerslooth verklaard had dat er ook kostbare voorwerpen uit de villa verdwenen zijn, wordt de chauffeur opgepakt. Een week na de zelfmoord komt Sophie erachter dat ze niet zwanger is: een raaf had de vrucht bij haar weggepikt volgens haar; de dokter gaf er een andere lezing aan. De verdachte chauffeur wordt zwaar gestraft o.a. door een getuigenis van de gemeentesecretaris die alles nog even lekker aandikt in zijn getuigenverklaring. Zelf had de heugling de waarheid moeten opbiechten, maar hij zou geen straf van zes jaar kunnen uitzitten en de schande voor zijn geslacht van de heuglingen zou te groot zijn. Hij kan het wel uitzingen tot zijn dood. De schilderijen heeft hij veilig weggeborgen. Ooit heeft een vreemdeling (de mohammedaan) de heilige plek in de duinen aangetroffen. Nu droomt niemand in Zeewijk meer van die plek. Hij kan nu even niet meer op bezoek komen: het memoriaal moet af, maar dan mag je het ook lezen, de getypte versie althans. De handgeschreven versie zal gesloten blijven tot na zijn dood. De laatste zin is een wens voor de gevangene dat hij in vrede zal voortleven.
Robert Haasnoot zelf over de roman
In een interview met Katja de Bruin van de website VPRO-boeken stelt ze hem de vraag of “De heugling zijn beste literaire werk is.” “Ja, dat gevoel heb ik ook wel. Dit boek is wat lichtvoetiger, wat minder zwaar aangezet dan Waanzee. Dat ligt natuurlijk ook aan het verhaal. Bij Waanzee was het onontkoombaar. Maar ik heb De heugling met het meeste plezier geschreven. In dit boek is ook het meest geschrapt. Ik had nog wel meer mooie verhalen, maar ze pasten gewoon niet binnen het geheel. Ik wilde met dit boek een panoramisch beeld weergeven, verhalen die ik mijn jeugd van oude mensen hoorde. Onder meer over de kunstenaarskolonie die hier heeft gezeten. De schilder Johan Castelijne, die een belangrijke rol in het boek speelt, is gemodelleerd naar Toorop. En de duinpan waar iedereen over droomt, bestaat echt. Daar staat een soefi-tempel omdat er begin vorige eeuw een Indiase goeroe een visioen heeft gehad. Precies op die plek.
Enerzijds schets ik een romantisch beeld van Katwijk, maar wat ik ook wilde vatten is het geloof in de Voorzienigheid dat een wezenlijk onderdeel vormt van het bevindelijk-gereformeerde denken waarin ik zelf ook ben opgegroeid. Bevindelijk-gereformeerden geloven dat God al voor de fundering van de wereld heeft bepaald wie er in de hemel komt en wie niet. Wie uitverkoren is en wie niet. En hoe \'zwaarder\' het gereformeerde kerkgenootschap, hoe minder uitverkorenen er zijn. Je kan als mens zelf niets aan je eeuwige bestemming bijdragen. Je bent uitverkoren of je bent het niet. In het zoeken naar tekenen van uitverkiezing vervallen mensen in een magisch kinderdenken. En vissers, die toch al een heel gevaarlijk beroep hebben en dagelijks meemaken hoe grillig de Voorzienigheid is, combineerden in vroeger tijden moeiteloos hun zware geloof met bijgeloof. Dat bijgeloof speelt een heel belangrijke rol in dit boek.”
Recensies en waardering
Op 5 maart 2005 schrijft Leonie Breebaart in Trouw een korte recensie over de roman. Ze is niet bijzonder positief in haar oordeel: Ook dit drama komt niet helemaal uit de verf, omdat Haasnoot tot dan toe meer oog heeft gehad voor de couleur locale dan voor de ambities en innerlijke conflicten van zijn hoofdpersoon. Die blijft zo vooral een sympathieke, welbespraakte gids; geen man wiens lot ons sterk aangrijpt.
Er verschenen wel positieve reacties in Spits van 18 februari 2005 (“...Met De heugling heeft Haasnoot een spannend en meeslepend verhaal geschreven. (...) Een roman van hoge kwaliteit. (...) De heugling ademt een zelfde sfeer als een film van Lars von Trier...) en in het NRC Handelsblad van vrijdag 18 maart 2005 zegt Pieter Steinz.”. De heugling is een waardige afsluiting van het Zeewijk-drieluik. De verstikkendheid van het geloof en de dwarsverbanden met het bijgeloof zijn opnieuw voelbaar gemaakt, terwijl de gotische sfeer van een alledaags horrorverhaal goed is getroffen. Bovendien wikkelt de schrijver aan het eind van de roman op een even spannende als filmische manier de twee belangrijkste lijnen van zijn verhaal af...’De heugling’ mag dan door de stroeve vertelstem niet het beste boek zijn om mee te beginnen als je kennis wilt maken met de nog te weinig bekende Robert Haasnoot, oude fans zullen zich er niet door laten afschrikken.”
In de derde week van maart 2005 kondigde de uitgeverij aan dat er binnen een week een tweede druk op de markt zou verschijnen.
Over de schrijver Robert Haasnoot
Robert Haasnoot is geboren in 1961 in de Verenigde Staten in New Jersey. Zijn vader voer vanaf zijn zeventiende op de grote vaart en woonde een paar jaar illegaal in Amerika. Daar ontmoette hij zijn latere vrouw. In 1963 vertrekt het gezin (Robert Haasnoot heeft een broer en twee zussen) naar Nederland, naar de woonplaats van vader Haasnoot: Katwijk aan Zee.
Zijn moeder is Rooms-katholiek, maar ze laat zich in Katwijk bekeren tot het geloof van haar man. (Interview VPRO.Boeken.nl “Voor mijn moeder was het pompen of verzuipen. Ze was van katholieke huize, maar ging helemaal mee in de bevindelijk-gereformeerde geloofsbeleving. Ze moest wel, het was haar poging om toch in de kring te worden opgenomen. Hoewel het natuurlijk heel komisch was om iemand de tale Kanaäns te horen spreken met een Amerikaans accent. Die tale Kanaäns, de taal van de Statenbijbel, wordt tot op de dag van vandaag gebruikt, en heeft een heel duidelijke functie. Bij dat magisch denken hoort ook een taal, zo treed je uit het hedendaagse.”
In een interview in het Eindhovens dagblad van 21 maart 2002 zegt Robert Haasnoot daarover: “Dominees die vanaf de kansel het kerkvolk inprentten dat zij op hun reis naar de eeuwigheid de zondenlast met zich meetorsen, dat zij verdorven zijn en slechts dankzij de genade Gods in staat tot enige schamele goedheid”.
Haasnoot is als kind in de ban van het geloof en wil zelfs dominee worden. “Ik was al jong gefascineerd door die tale Kanaäns. Als kind wilde ik dominee worden. Ik was een heel verlegen jongetje en verlegen jongetjes hebben vaak enorme machtsfantasieën. Ik zag dat de dominee macht over mensen had door die taal te gebruiken. Dus toen ik een jaar of 9 was, schreef ik vlammende preken…… Mensen denken altijd dat een bevindelijk-gereformeerde opvoeding heel schadelijk is, maar dat hoeft helemaal niet. Als je opgroeit in de geborgenheid van een liefdevol gezin, is er niets op tegen. De leer op zich kan wel schadelijk zijn. Als zondag aan zondag wordt verteld dat je doemwaardig bent en dat je je leven niet in eigen hand hebt, is dat wel eng. Niet voor niets komt suïcide vaker voor in bevindelijk-gereformeerde kring. Als je het gevoel hebt niet uitverkoren te zijn, heb je toch niets meer te verliezen. Ik was als kind heel bang verdoemd te zijn. Ik nam het allemaal heel serieus, maar ik was een uitzondering. De meeste mensen zijn immuun geworden voor de verbale geseling waar ze iedere week aan worden blootgesteld. Ik was één van de weinigen die echt luisterde.” (interview met VPRO-gids)
Als hij wat ouder is, ziet hij veel verkeerde dingen in de gereformeerde leer. Hij voelt zich bedrogen, keert zich tegen God en vertrekt als hij zeventien jaar is net als zijn vader, naar Amerika en leeft vrij zondig in New York. Toch keert hij het geloof niet helemaal de rug toe.
Later begint hij te schrijven: hij beweert geïnspireerd te zijn door een dominee: “Zo\'n man klimt op de kansel en spreekt een taal die weinigen beheersen: de tale Kanaäns. De invloed die dat heeft... (...) Bovendien vond ik de taal prachtig. Je ontwikkelt een groot taalgevoel als er thuis drie keer per dag uit de bijbel wordt voorgelezen (uit het hierboven genoemde interview in het Eindhovens Dagblad, 21 maart 2002).
“Schrijven is voor mij een traag en moeizaam proces. Ik ben ook een echte kommaneuker. Zelfs met zaken als het lettertype en de bladspiegel kan ik dagen bezig zijn. Maar uit het eindresultaat kan ik ontzettend veel voldoening putten. Ik kan dat gevoel het beste met een voorbeeld illustreren. Vroeger hadden wij een harmonium thuis staan, zo`n ouderwets traporgeltje waarop ik best aardig kon spelen. Soms had ik dan muziek in mijn hoofd en dacht ik: nu ga ik het spelen. Maar dat lukte nooit. Wat ik in mijn hoofd hoorde kon ik niet overbrengen naar mijn handen. Met schrijven lukt me dat wel, als ik goed mijn best doe.”(Interview uit de Duin & Rijnlander, november 2004).
Haasnoot woont nu in Rijnsburg (vlakbij Katwijk), is getrouwd en heeft twee kinderen.
De andere twee Zeewijkse romans
Korte inhoud van “Steenkind”
Een stille zomernacht wiegt het vrome vissersdorp Zeewijk. In zijn bed hoort Wouter zijn ouders praten en lachen. Even later wandelen de eigenzinnige kunsthandelaar en zijn vrouw giechelend als een verliefd stel over het pad naar de duinen. Het is de laatste keer dat de jonge Wouter zijn vader en moeder zal zien. De volgende dag worden ze als vermist opgegeven. Met zijn oudere broer Stijn kan Wouter niets anders doen dan wachten of de zoekacties van de politie en bekenden iets opleveren. Dagen later spoelt het lijk van hun vader aan. Van hun moeder vindt men bij een strandhuisje alleen een hoopje kleren. Stijn reageert nuchter. De gevoelige Wouter klampt zich vast aan de mogelijkheid dat zijn moeder nog in leven is en raakt zo langzaam verstrikt in een door wanhoop en waan geregeerde werkelijkheid. Dan doet hij een opzienbarende vondst. Een ontdekking die hem op het spoor zet van een verschrikkelijke waarheid.
Korte inhoud van “Waanzee”
In 1915 kiest een schip dat later bekend zal worden als de Gekkenlogger zee. Onder de bemanning bevindt zich Arend, een man die sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog tekenen ontvangt dat het einde der tijden nabij is en dat hij een grote taak te vervullen heeft.
Tijdens de tweede reis van de haringlogger krijgt hij een visioen, waaruit hij begrijpt dat de wereld is vergaan. De charismatische matroos weet de rest van de bemanning te overtuigen dat zij uitverkorenen zijn, die nu koers moeten zetten naar Jeruzalem. Zijn woorden worden tijdens de tocht krachtig ondersteund door zuivere wonderen.
Toch kan niet iedereen zich onvoorwaardelijk overgeven aan wat Arend zegt. Dat ongeloof moeten zij met de dood bekopen. Uiteindelijk wordt de onttakelde logger door een Noors vrachtschip opgemerkt en op sleeptouw genomen. De overlevenden worden overgebracht naar een psychiatrische inrichting.
Bronnen
-Duin & Rijnlander, 18 november 2004, Nancy van der Kwaak en Jan Teurlinghe, Robert Haasnoot: Met gevoel voor religieus theater
-Eindhovens Dagblad, 21 maart 2002, Peter van Vlerken: Alle woorden zijn bezoedeld
-Leidsch Dagblad, 9 maart 2002, Rody van der Pols: Schrijven met één arm op de rug gebonden (ook verschenen in Provinciale Zeeuwse Courant, 5 april 2002)
-Spits, 18 -02- 2005, De duivel in Zeewijk, recensie over ‘De Heugling”
-Gelderlander, 25-02-2005, De toorn des Heren in Zeewijk, over \'De heugling\', Peter van Vlerken,
-Trouw, 5 -03- 2005, Kroniekschrijver in Zeewijk, recensie van Leonie Breebaart over ‘De heugling’.
-NRC, 18-03-2005, De raven komen er aan, recensie van Pieter Steinz over ‘De heugling’
De Heugling door Robert Haasnoot
8Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.754 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Zo wordt kerst op andere plekken in de wereld gevierd
Naïm won twee keer de Nederlandse Wiskunde Olympiade: ‘Het is echt mijn passie’
Kerstgala: expectations vs reality
REACTIES
1 seconde geleden