Scholieren.com's Kerstverhaal

Scholieren.com's Kerstverhaal

Met trots presenteren we Scholieren.com's Kerstverhaal 2010: geschreven door onze nieuwe redacteur Rutger II (16). Over een bijzondere ontmoeting tussen een leraar en een oud-leerling.

Kerst voor de supermarkt

Ik moest daar staan, onder het oh zo mooie lantaarnlicht dat mij een vrolijke kerst probeerde toe te wensen. Ik moest daar staan, uur na uur voorbij voelen gaan, het ongeduldige, rillende getik van mijn schoenen op de straat aanhoren. De blikken van de argeloze voorbijgangers lezen, iedereen groeten, even dankbaar knikken als iemand iets terug zei. Sommige mensen door de gladheid zien uitglijden en dan vooral niet lachen – anders kon ik het wel vergeten.

Ik had in het begin nog mensen overeind geholpen, maar ze reageerden nors. Ze dachten dat ik me uitsloofde. Dat ze nu nooit meer van mij af zouden komen. Wat dachten ze wel!

Een man groette mij, ik trok mijn beide wenkbrauwen op omdat ik zijn gezicht herkend had: de geschiedenisleraar die mij in de 2e en 3e klas van de middelbare school wijzer had willen maken. Dat doen docenten toch? Waarschijnlijk is het hém nog gelukt ook. Alleen hem. Dat ik in de 4e mijn diploma haalde lag meer aan afkijkmethodes dan aan ook maar iets snappen van de stof.

Hij was een man met speciale passie voor buiten-Europese geschiedenissen en dan vooral voor de volken uit Midden- en Zuid-Amerika – uren vertellen over Maya’s, Azteken of Inca’s terwijl we voor de toets moesten weten hoe Nederland eraan toe was rond 1880.

Nu keek hij mij strak aan – zonder een spier te vertrekken. Er bewogen tallozen mensen achter hem langs, soms ook voor hem heen, maar hij bleef staan en kijken.

Uiteindelijk bleek meneer van Briegbeugel de herinneringen aan de ietwat onopvallende scholier weer redelijk op een rijtje gezet te hebben, want hij knipoogde en noemde het jaartal “1531” dat ik als enige wist te koppelen aan de juiste gebeurtenis: het begin van de verovering van het Incarijk. Hij leek er iets aan toe te willen voegen, baande zich tussen wat mensenlijven een weg naar mij en zei: “Waar heeft het jaartal je gebracht?” en ik glimlachte – wat kon ik anders? Tot een onvoldoende op de repetitie die over heel iets anders ging en tot dit afschuwelijke ‘baantje’.

Ineens leek tot hem door te dringen dat hij al minuten voor de supermarkt stond, terwijl zijn vrouw wachtte op een blik Unox-soep dat hij met zijn lerarenloontje als voorgerecht bij de kerstmaaltijd in zijn handen hield.

Hij zou haar vertellen wanneer Unilever opgericht was, dat het in 1871 als een kleine margarinefabriek begon. “Zoek het maar op,” had hij gezegd. “Maar zoek dan goed. Want 1871 startte de firma Attoon Jurgens die in 1929 fuseerde tot Unilever.” Hij had geglunderd, de klas gegeeuwd. Al die geeuwende kinderen waren meer geworden dan ik, maar ik wist nu nog details van de stichting van Unilever alsof ik erbij geweest was. En toch een onvoldoende op die repetitie.

“Plukken ze je al van de straten? Moet je verplicht in daklozencentra overnachten?” Ik knikte nors.

“Dat is pas kerst,” zei ik. “mensen van de straat plukken omdat je niet wil dat iedereen overdag tegen doodgevroren daklozen aan moet kijken. Heus niet in de eerste plaats omdat ze ons willen helpen hoor. De klootzakken.”

Hij leek nog iets te willen zeggen, een optimistisch licht over de situatie laten schijnen, maar hield toch zijn mond. Mijn voet was sneller gaan tikken, mijn neus nu ook gaan lopen.

“Hoe ga je morgen de kerstavond vieren?” vroeg hij ineens.

“Wat smakeloos, halflauw eten naar binnen werken in zo’n vreselijk tehuis. Maar ik mag niet klagen, ik leef nog.”

Een van de twee euromunten die meneer van Briegbeugel gaf.

Hij wierp mij twee muntstukken toe – even voelde ik mij een bedelaar, een sloeber; maar ik ving de ene munt met mijn hand, de andere op een krant en zag een Duitse Adelaar onbeweeglijk met gespreide vleugels de wereld inkijken. Ik stak hem een krant toe die hij nooit zou inkijken: het Straatnieuws.

Hij pakte een pen, schreef iets op de krant, scheurde het beschreven stukje af en gaf het  aan mij. Ik moest het slordig gekrabbelde handschrift een paar keer doorlezen voor ik erachter kwam dat het zijn adres was. Hij wees en legde de route uit. Ik duwde zijn wijzende arm omhoog. Nu stak hij zijn vinger op. Nu was ik de docent. Hij lachte en zei: “Je bent morgenavond welkom vanaf vijf uur.”Het adres van meneer van Briegbeugel.

Gepubliceerd op 24 december 2010

REACTIES

K.

K.

Aah, lief. Mooi verhaal, Rutger II!

14 jaar geleden

K.

K.

En mooie foto's, trouwens.

14 jaar geleden

L.

L.

Een erg mooi, 1e artikel!

14 jaar geleden

T.

T.

Dit mag van mij de rest van het jaar op de voorpagina blijven staan.

Hulde.

14 jaar geleden

M.

M.

Mooi verhaal!!
Rutger II we want more!

14 jaar geleden

H.

H.

Mooi geschreven

13 jaar geleden

2.

2.

Apart, maar goed gschreven

13 jaar geleden

R.

R.

Prachtig verhaal.

13 jaar geleden

D.

D.

het een leuke site!!

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.