Hoofdstuk 4 t/ m 9

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 4e klas havo | 774 woorden
  • 16 maart 2002
  • 63 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
63 keer beoordeeld

Begrippenlijst

Hoofdstuk 4


Open Plekken
Plekken in het verhaal die vragen oproepen, het zijn nog niet ingevulde stukjes van het verhaal. Het doel is om de lezer nieuwsgierig te maken.

Manipulatietechnieken
Trucs die elkaar gedeeltelijk overlappen of kunnen samenvallen.
1.Een vooruitwijziging inlassen.
2.Vertraging.
3.Uitstel.
4.Op een andere verhaallijn overschakelen.
5.Tijdsprong.

Spanningsbogen
De tijd die verloopt tussen de vraag en het antwoord.

Climaxmoment
Als de spanning op het hoogste punt is, vlak voor de ontknoping.

Psycholgische Spanning
Het gaat om wat zich in het hoofd van de hoofdpersoon afspeelt.

Open en Gesloten Eind
Open: Het verhaal roept vragen op waarop je aan het eind geen antwoord krijgt
Gesloten: Dan krijg je wel antwoord op al je vragen.

Lezersverwachting
Je krijgt een bepaalde leeshouding

Waardoor wordt de lezersverwachting opgewekt?
Door een bepaalde leeshouding.

Welke functie hebben de open plekken?
Je krijgt er een compleet beeld van.

Hoofdstuk 5

Fictie en non-fictie
Fictie: Teksten met verzonnen verhalen, over bedachte gebeurtenissen.
Non-fictie: Teksten die over de werkelijkheid gaan.

Verhaallijnen
Als er in een proza gebeurtenissen na elkaar gebeuren en met elkaar samenhangen.

Autobiografische Elementen
Als schrijvers hun eigen belevenissen of ervaringen in hun verhalen verwerken.

Biografie
Dan beschrijft iemand het leven van een ander.

Proza
Dat zijn romans en verhalen. De schrijver gebruikt de volle breedte van het papier, verdeelt zijn tekst in alinea\'s, delen en hoofdstukken.

Poëzie / Lyriek
Dat zijn gedichten en liedjes. De tekstsoort is meteen te herkennen aan de hoeveelheid wit op de bladzijde. De regels zijn niet volgemaakt en vaak ongelijk van lengte.

Dramatiek
Als een verhaal slecht eindigt en dat alles mis gaat.

Massaliteratuur / Triviale Literatuur
Een verwarde term om lectuur aan te duiden.

Lectuur
Boeken of bladen die je in een supermarkt of kiosk tegenkomt, dat zijn allemaal verzonnen gebeurtenissen.

Noem enkele verschillen tussen literatuur en lectuur.
Literatuur zijn waargebeurde verhalen en goed om te lezen en lectuur is voor ontspanning en het meeste is bedacht.

Hoofdstuk 6

Wat verstaan we onder primaire en secundaire literatuur?
Primaire literatuur zijn de literaire teksten zelf. Secundaire literatuur is de achtergrondinformatie over de literaire teksten. Ze zijn bedoeld om onduidelijkheden of problemen op te lossen. Vb: achtergrondinformatie, recencies, interviews, analyses, samenvattingen en overzichten.

Welke soorten argumenten kan een recensent gebruiken?
-Samenvatten van de inhoud.
-Geven van enige achtergorndinformatie.
-Een beknopte analyse.

Hoe is een recensie opgebouwd?
-de bouw
-de personages
-het verband tussen de tekst en de werkelijkheid
-de originaliteit
-de normen en waarden
-de gevoelens die de tekst oproept
-de bedoeling
-de stijl en taal

Hoofdstuk 7

Welke rollen kunnen de personages in een boek vervullen?
De hoofdrolspeler wil iets bereiken, hij heeft een doel. Die bereikt hij nooit gemakkelijk. Hij heeft altijd een probleem en ze zijn meestal de slachtoffers van de omstandigheden.

Wat verstaan we onder innerlijke en uiterlijke beschrijving van personages?
Dat kan je zien aan de thuissituatie, de leeftijd, werkzaamheden, opleiding, interesses, ambitie en talenten. De hoofdpersoon krijgt daarbij de grootste nadruk.

Noteer de verschillen tussen karakter en type.
Karakter: als er veel aandacht word besteed aan gedachten, gevoelens, ideen op de werkelijkheid.
Type: Als ze maar een paar opvallende eigenschappen hebben. Ze reageren op dezelfde manier en zijn voorspelbaar.

Hoe leer je de personen in een boek kennen?
-Door wat ze zelf zeggen, denken en doen.
-Door wat andere personages over hen zeggen, denken en hoe ze zich tegenover hen gedragen.
-Door wat de verteller over hen zegt.

Hoofdstuk 8

Gebeurtenis
De overgang van een toestand naar een andere toestand.

Geschiedenis
Een serie logisch en chronologisch met elkaar verbonden gebeurtenissen, die worden veroorzaakt of ondergaan door personages.

Fabel
Een serie logisch en chronologisch met elkaar verbonden gebeurtenissen, die worden veroorzaakt of ondergaan door personages.

Sujet
De volgorde van de gebeurtenissen in het verhaal.

Chronologisch
Als het verhaal in de goede volgorde verloopt.

Niet-chronologisch
Dan staat het verhaal niet in de goede volgorde.

Proloog
Een voorwoord, of een deel van een verhaal.

Epiloog
Een conclusie, het einde van een verhaal.

Geleding
De verdeling van de geschiedenis in delen hoofdstukken en ‘stukken’.

Motorisch moment
Een gebeurtenis die een andere gebeurtenis op gang brengt.

Hoofdstuk 9

Verteltijd
De tijd die nodig om een verhaal te vertellen of lezen.

Vertelde tijd
De tijd tussen het begin en het eind van het verhaal.

Versnelling
Dan word het verteltempo opgevoert, omdat er een nieuwe gebeurtenis aankomt.

Vertraging
Dan word het verteltempo verlaagd, omdat er veel moet worden vertelt over een bepaald onderwerp.

Vooruitwijzing
Als er in het begin van een verhaal er vooruit wordt verwezen naar iets verderop in het verhaal.

Terugwijzing
Als er wordt teruggewezen naar iets dat al gebeurt is.


Flashback
Als het verhaal voor een langere periode terugspringt in de tijd. Het verhaal wordt onderbroken en er wordt verteld uit de vroegere tijd.

Tijdsprong
Als je een stukje verder springt in de tijd.

Tijdverdichting
Als gebeurtenissen wel globaal worden aangeduid, maar niet uitvoerig worden verteld.

Historische tijd
Als het verhaal zich afspeelt in een bepaalde periode. In dit geval in het verre verleden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.