Wat er gebeurt als niemand praat

Normaal is het nooit helemaal stil, maar tijdens een tentamenweek lukt het iedereen opeens wel. Twee uur lang met tweehonderd mensen in een koude gymzaal.
Omdat ik altijd snel klaar ben (dit is niet altijd een goed teken) leun ik achterover en luister naar de geluiden die die tweehonderd lichamen in de gymzaal maken.
Dit gebeurt er
Dit gebeurt er: kuchen, niezen, neus ophalen (heel irritant), klikken met pen, blaadjes die ritselen, krassen, spastische bewegingen met been of voet, tikken met vingers op tafeltje, zuchten, andere lichaamsgeluiden, begeleiders die uit vervelingen gaan eten of drinken wat ons uitdrukkelijk verboden is (meest irritant van alles).
En al luisterend lukt het me tijdens het wiskundetentamen niet meer te bedenken wanneer je nou precies moet pakken met of juist zonder terugleggen. En ik moest al helemaal niet denken aan de proefvertaling Latijn het volgende uur.
En dan
Dit gebeurt er: de geluiden ballen zich samen tot een vage ruis en ik denk aan later. Niet aan later; na het tentamen Latijn of het eind van de tentamenweek, maar aan daarna. Als alles voorbij is. Als het al lang weer lente is en ik een diploma ga ondertekenen. Dat ik dan nooit meer hoef te bedenken of het pakken met of zonder terugleggen is, en me nooit meer hoef af te vragen of een Latijnse zin wel of niet en a.c.i.-constructie bevat: dat ik nooit meer in die gymzaal met tweehonderd zwijgende lichamen hoef te zitten en het zomer wordt.