Verven

Ik zit in de intercity naar Maastricht. Noor en Laurens zitten naast mij. Zij schrijft een brief aan haar vriend. Hij leest in de Maxime over eetbare slipjes. Ik schrijf mijn column. In de coupe naast ons zit een man met een kraag die tot aan zijn oren reikt. Net riep hij: \"Smakelijke poesjes is wat wij willen\". Zijn compagnon, of misschien zijn tweelingbroer, antwoordde: \"Ja, dat willen we zeker\". Vervolgens barstten ze in een gezamenlijke bulderlach uit die de ruiten deed trillen. De vrouw die een minuut later voorbij liep, werd verbaal verkracht. We hebben mijn kamer in Amsterdam geverfd. Uren lang. Op ontbrekende muziek want ik had de radio vergeten. Voordat we naar de kamer gingen, ontbeten we bij McDonalds. Later op de dag hebben we daar ook ons avondeten gegeten. Te lui om naar een echt restaurant te gaan. Aangezien de huissleutel het slot niet begreep, moest ik aanbellen bij mijn eigen huis. Na vijf minuten werd er opengedaan. Een huisgenoot keek mij met kleine ogen aan. \"Roman?\", vroeg hij. \"Weet jij hoe laat het is?\" Ik keek op mijn telefoon: \"Half elf\". Mijn huisgenoot zuchtte: \"Heb ik wéér een tentamen gemist\". Voordat ik iets kon zeggen, dook hij terug zijn bed in. Waarna wij boodschappen insloegen bij de supermarkt aan de overkant. Om daarna te beginnen met verven; lichtgrijze muren met een blauwe deur. Twee lagen, want de vorige kamerbewoner had een donkerpaarse kamer met zilverkleurige contrasten. Over een week moest alles af zijn. Dan begint de introductie van mijn opleiding. Inmiddels proberen we met onvriendelijke blikken de coupe voor onszelf te houden. De mannen met de hoog opstaande kraag naast ons zingen luidkeels liederen. De trein dendert zonder vertraging voort naar Maastricht. Mocht ik ooit heimwee krijgen, dan ben ik toch zo weer in Limburg, bedenk ik me. Gepubliceerd op 1 september 2003