Twenty-something
Toen ik nog een wupje was, had ik eens cultuurgeschiedenis. Een best bijzonder vak, bedacht door mijn vrij unieke school en daarom ook voorzien van excentrieke leraar. Hij noemt zichzelf graag liefkozend ‘Schooltas’.
Op deze dag sjouwde ik zes trappen op, liep een lange gang uit en naderde mijn bestemming. Voor het lokaal stond de Schooltas. Toen ik langs hem naar binnen wilde glippen, pakte hij me bij mijn schouder – hij hoefde zijn hand daarvoor niet ver op te tillen. Ik stond stil en keek langs zijn lange ledematen omhoog, tot ik zijn hoofd scherp afgetekend zag tegen het plafond. Hij sprak een paar woorden.
Verwonderd stevende ik vervolgens weer op de trappen af. Terwijl ik afdaalde vroeg ik me af waar ik nu eigenlijk heen moest. Zei hij nou 28? Of was het 23? 29? Ik had wel geruchten gehoord over een verborgen lokaal in de school, maar het leek een plek te zijn waar je normaal gesproken niet kwam, tenzij je er iets te zoeken had. Een geheimzinnige plek.
In het lesruimtetje passen twintig mensen en een leraar. Het is bovendien het enige lokaal met vloerbedekking, een balkon en een onderwereld. De Griekse Hades is er levendig, of beter gezegd: bijzonder doods, op de muur geschilderd. Ter hoogte van de lessenaar zit Kerberos, de hellehond, uit zijn drie bekken te kwijlen. Verder zijn er de gebruikelijke martelingen en kwellingen te zien. Orfeus speelt ergens in het midden droevig op zijn lier – maar dat alles kwam ik pas later te weten...
Ik liep in de richting van de gymzalen, met mijn ogen alles aftastend dat lokaal 23, 28, of 29 kon zijn. In het midden van de gymgang dook een donkere deuropening op. Daarachter wentelde een glanzende houten trap zich naar boven. Op de eerste verdieping, ingeklemd tussen twee gymzalen, liep een gangetje dat leidde naar een bruine deur met een kleine ‘28’ erop. Ervoor stonden al klasgenoten verbaasd hun schoenen over het tapijt te wrijven.
Na een poosje voegde Schooltas zich bij ons en betrad ik voor het eerst lokaal 28. Zwarte neerzetwanden belemmerden het zicht. Het was er donker en vol mensen.
Om de hoek van een van de tussenschotten stapten twee gedaantes. Reusachtig waren ze. Minstens vijfde klas. Deze grote jongens en dit erg volwassen meisje gingen ons rondleiden over een door hen samengestelde expositie van klassieke kunst.
Wow, dacht ik. Dat zou ik nooit durven. Ik was dan ook een erg schijterige en eerbiedige brugwup.
Nu ben ik een vijfdeklasser. Over een paar maanden al ga ik mijn eigen tentoonstelling samenstellen. Eerst was ik daar verwonderd over, maar nu heb ik de brugwup in me eindelijk de deur uit geschopt. De tijd verstrijkt. En de realiteit is dat zo’n opdracht een helse berg huiswerk met zich meebrengt. Bah.
Gepubliceerd op 18 november 2004