Oom Bukking
De deurbel heeft de melodie van ‘Berend Botje’. Een lange man met dun, opzij gekamd haar en een helblauw T-shirt doet open. Ik breng mijn koffers naar binnen, achter mij hoor ik mijn oom de deur sluiten. ‘Zo, dus jij komt vijf dagen logeren’. Ik knik.
Ik ken oom Bukking niet goed, al weet ik wel dat hij de vreemdste oom uit mijn familie is. Met mijn verjaardag stuurt hij kaartjes met ‘Gelukkig nieuwjaar’ erop, terwijl hij mij op 31 december ’s avonds een fijne verjaardag wenst. Bij zijn veel te flauwe mopjes is een glimlach onvermijdelijk, en hij stelt op onverwachte momenten vragen (‘Denk jij dat Oma Duck echt bestaat?’) die je verschrikt op laten kijken (waar mijn oom kennelijk van geniet).
Natuurlijk heb ik me geprobeerd voor te stellen hoe de vijf dagen zullen verlopen, maar dat is achteraf zinloos geweest. Ik had nooit kunnen bedenken dat de fiets van mijn oom tijdens een fietstocht plotseling een ‘eigen wil’ zou krijgen, en dat ik bij een fietsenstalling mijn oom zou zien staan schelden tegen zijn zadel (‘Wie denk je wel dat je bent, doe normaal, fiets’). Of dat hij ooit verwarring zou zaaien in een hondenvrij museum door hondengeluiden te maken, om vervolgens de suppoosten achter alle palen te laten zoeken naar een imaginaire hond.
Donderdagavond is het inmiddels allemaal gebeurd. Tevreden drink ik mijn glas ijsthee voor de tv. We kijken een tv-programma over Antilliaanse mensen, dat ze steeds meer het criminele pad op gaan en een steeds groter probleem voor de samenleving worden. Plotseling begint mijn oom te schreeuwen. ‘Al die buitenlanders moeten in hun eigen land blijven. De allochtonen moeten oprotten!’ Hij gaat verder, let niet op het verbaasde gezicht van zijn neefje. ‘Straks nemen al die allochtonen Nederland over! Ze zijn al een beetje door gedrongen tot de politiek. En dan mogen wij ons huis niet meer uit’, voegt hij er met een dreigende toon aan toe.
Als ik vrijdagavond weer naar huis ga, bekijk ik mijn oom met heel andere ogen. Toch wil ik de racistische uitspraken liever vergeten. Dus als ik door een goede vriend word gevraagd hoe het was, vertel ik alles over de hondengeluiden en de op hol geslagen fiets. Hij moet lachen en zegt: ‘Klinkt gaaf, die oom van jou. Ik wil hem wel eens ontmoeten’.
Maar oom Bukking zou mijn vriend het liefst terug naar Marokko schoppen, dus die ontmoeting lijkt mij niet zo’n goed idee.
Gepubliceerd op 29 juli 2003