Omslag

We slenteren door de stad, zonder iets te willen of te moeten. In de verte klinkt het geroezemoes van duizenden andere mensen. Met ‘we’ bedoel ik mijn vriend Toni en ik. Tijdens het lopen herhaalt hij steeds hoe klote zijn nieuwe school is, en doe ik een poging zelfverzekerd te klinken over het aankomend examen (‘Ik slaag vast en zeker. Denk ik’). Opeens is het stil. We weten allebei niet meer zo goed wat we tegen elkaar moeten zeggen. We spreken elkaar niet meer zo vaak, sinds september vorig jaar zit hij op een andere school.Af en toe stellen we elkaar wat vragen, om het gesprek op gang te houden. Over de liefde, en de opleiding die we later willen gaan doen. Tevergeefs. We vragen, maar luisteren half naar de antwoorden. Ik ben zelfs bang dat we uit elkaar aan het groeien zijn. Inmiddels lopen we al weer naar Toni’s huis. Binnen aangekomen lopen we naar zijn kamer. Op het bureau liggen speelgoedautootjes. ‘Die ben ik aan het beschilderen’, legt hij uit. De aanblik van de stapel speelgoedautootjes waar hij ‘sportieve strepen’ op heeft getekend, maakt me aan het lachen. Hij verrast me, plotseling zie ik hem weer als die grappige (en gestoorde) jongen, zoals ik hem altijd heb gekend. Het maakt mijn trieste ontdekking van zonet weer een beetje goed. Ik pak een stoel, een autootje, en samen beginnen we het blikken speelgoed een nieuw kleurtje te geven. Gepubliceerd op 21 april 2003