Jiskefet

Ik maak graag aantekeningen van hun gesprek. Hij, de jongen met een Umbro-trainingspak, is zichtbaar. Op Umbro’s schoot ligt een krantje opengeklapt, maar hij kijkt er geen seconde in. De andere jongen wordt aan mijn oog onttrokken door het treinmeubilair. Umbro zegt: “Dat weet je niet, dat is het probleem. Net als Armstrong met die vlag die wapperde op de maan. Het kan nep zijn”. De Ander: “Ja, de credibility van Lance Armstrong is twijfelachtig”. Umbro knikt, maar de Ander is nog niet uitgesproken: “Hun moeten het zelf maar weten”. Wederom stemt Umbro in. “Het is de quality die ontbreekt”, besluit hij. Ze keuvelen verder. Bij elke grap schieten ze in het Jiskefet-jargon. Umbro imiteert zelfs nu en dan Kees Prins. Het woord neuken valt, zonder dralen worden vervolgens bedgeheimen uitgewisseld. Umbro: “De vrouwtjes, he. Die vrouwtjes toch”. “Ja, die vrouwtjes”, zegt de ander. “Ik heb een reputatie hoor, vrouwen en mannen weten dat. Ik kan elke nacht een mokkel hebben als ik wil. Neuken.” Beide mannen lachen luid. “Maar ik neem nooit een kapotje mee. Dat is mijn probleem niet”. Wederom is de een het roerend met de ander eens. Abrupt eindigt de harmonie, alsof de bliksem inslaat. Umbro kijkt kwaad, fronst zijn wenkbrauwen. Er is iets gezegd, iets vervelends, maar ik heb het niet verstaan. Wat kan zo erg zijn dat het Umbro van slag maakt. Aangedaan knakt hij zijn vingers. Daarna wrijft hij over de knie van de Ander. “Nu moet je je mond gaan houden”, zegt hij dan. Als ik naar hem kijk, denk ik dat zijn macht niet tot buiten de fitnessruimte reikt. Misschien vergis ik mij. De Ander is in ieder geval onder de indruk. Vliegensvlug biedt hij zijn excuus aan, waarna de mannen het op een Jisketfet-manier goed maken, met veel gelach, met gevoel voor overdrijving. Ik vermoed dat ik naar een optreden kijk. Gepubliceerd op 6 december 2003