Heertje
Op een prachtige, zomerse vrijdagmiddag ga ik met een groepje vrienden naar Heerlen. Aangekomen bij het terras in het centrum van de stad blijken alle tafeltjes bezet. Een dame van hoge leeftijd maakt aanstalten op te staan, maar heeft daar een poos voor nodig. Na vijf minuten wachten verschijnt uit het niets een oud, gedistingeerd heertje. Hij plant zijn wandelstok tegen het bijna vrije tafeltje en neemt plaats op één van de vijf stoelen. De vrouw kijkt verbaasd naar het heertje en wandelt vervolgens met enkele ferme passen bij hem vandaan. Het heertje zakt onderuit in de stoel, daar waar vier vrije stoelen staan te fonkelen in het heldere zonlicht. We lopen naar de man en proberen hem duidelijk te maken dat we al vijf minuten op het tafeltje azen, en hij nét komt aanschuifelen. Het heertje lacht beschaafd, mompelt iets, maar blijft zitten. Juiliëtte vraagt: \"Gaat u hier nu echt, midden in de zon, in uw eentje zitten?\" Hij mompelt weer iets, blijft zitten, staat plots op, wandelt weg, laat zijn wandelstok nogmaals vallen en neemt plaats op een stoel in de schaduw van een felgele parasol. Boze blikken op het terras vallen ons ten deel. Plots zijn we de exponenten van de brutale, hedendaagse jeugd, gespeend van enig gevoel voor normen en waarden. We passen voor een repliek, en plaatsen onze bestelling. De koude frisdranken zijn heerlijk bij deze temperaturen.
Het heertje verandert inmiddels weer van tafel. \"Een terrasnomaad\", grapt iemand van ons. De mensen op het terras kunnen er schijnbaar niet mee lachen; ze blijven ons boos bekijken, met argusogen om bij te watertanden.
Wij blijven beschaafd, ónze blikken worden niet brutaal.
Het heertje heeft zijn wandelstok inmiddels opgepakt en verlaat het terras. Bemoedigende blikken staren hem na totdat hij de hoek om is verdwenen. Dan wederom vallen boze blikken ons ten deel. Alsof niets ons te gek is.
Gepubliceerd op 9 juni 2003