Foto

Toen ik acht was maakte ik met een wegwerpcamera een foto van een luchtballon. Het was zomer, ik was in een vreemd land en het gras was geel en droog van de zon. Morgen zouden we weer terug naar huis gaan. Ik had nog nooit van zo dichtbij een luchtballon gezien.
Een nieuw kort verhaal van Maxim.
Er waren die dag geen wolken en het was veel te warm om op het gras in de zon te blijven staan. Toch bleef ik naar de luchtballon kijken en heb ik me afgevraagd of de ballonvaarders mij konden zien.
Op de terugweg sliepen mijn broers op de achterbank in de auto. Mij lukte dat nooit; in auto’s slapen. Je lag altijd ongemakkelijk en liggen met je hoofd tegen een raam zorgt voor hoofdpijn. Die terugreis zat ik in het midden en dan is slapen al helemaal onmogelijk.
Met mijn ogen dicht hoorde ik mijn moeder tegen mijn vader zeggen: ‘Heb je gelezen dat vlak bij waar wij zaten, een luchtballon is neergestort?’ ‘Echt?’ vroeg hij. Mijn moeder moest ‘ja’ hebben geknikt, maar dat kon ik natuurlijk niet zien. ‘Goh,’ zei hij, ‘dat we daar niks van hebben gemerkt.’ Ik weet nog dat ik niet over de foto durfde te vertellen. De hele terugreis deed ik of ik sliep.