Feestvreugde
Het gebeurde op een moment dat ik er totaal niet op bedacht was. Ik lag in bed over ernstige zaken na te denken, toen een gedachte plotsing uitbundig door mijn hoofd sprong: ‘Ik ben verliefd, ik ben verliefd! Ik ben verliehiefd!’. Feestvreugde vulde plotseling mijn borstkas en stuiterde daar op en neer, even dwaas en aanhoudend als de eerste beste trance-beat. Geërgerd greep ik de Feestvreugde en plaatste hem voor me op het dekbed. Met mijn duim op zijn kop dwong ik hem omlaag. Uiteindelijk draaide ik zijn weerbarstig grijnzende gezicht naar me toe.
“Ik ben niet verliefd.”
Mijn stem had een sissend soort beheersing. Feestvreugde knikte ijverig ter bevestiging, en schoot daarbij weer door in een onderdrukt springen. Ik pinde hem met mijn vingertoppen nog iets steviger vast.
“En als ik al verliefd was, dan niet op hem.”
Nu schudde Feestvreugde. Maar de zelfvoldane grijns die om zijn mondhoeken lag, viel met geen woorden te ontkennen.
“Nee, echt. Ik vind hem niet leuk.”
Ik probeerde overtuigend te klinken, verzwakt door de wanhoop van iemand die zichzelf niet vertrouwt.
“Ik zal het uitleggen: Eerst dacht ik dat er meer was. Een soort ‘ruwe bolster, blanke pit’, een zoete kastanje. Maar de tijd vervloog. En hij blijkt een rotte hazelnoot. Een betonnen bolster, weinig pit. De sukkel”
Feestvreugde is ineengekrompen bij deze harde mededelingen. Mijn duim zweeft in de lucht. Opeens een en al zachtmoedigheid, geef ik Feestvreugde een duwtje.
“Ga maar. Het is carnaval. Ik denk niet dat je maatje Bier het alleen afkan...”
Schoorvoetend geeft hij me gelijk. Hij kijkt nog eenmaal weemoedig om, neemt zijn verfomfaaide hoed af en loopt weg, confetti voor zijn eigen voeten strooiend.
Ik kijk Feestvreugde beslist niet treurig na. Natuurlijk zal ik de jongen weer zien. Maar dan wel als de kettingrokende cafeïneverslaafde die hij is. Ja, ik ben tevreden over mijzelf. Feestvreugde is nog maar een stipje aan de horizon.
Dat hij zijn werk goed heeft gedaan, ontdek ik de volgende dag. Rond het middaguur ga ik in het dorp een krant kopen. In het rek ligt een flinke stapel van nog maar één krant. Het Brabants Dagblad. Feestvreugde is erin geslaagd een hele bevolkingsgroep plat te leggen. Met dank aan zijn partner Bier, slaapt het lezerspubliek nu zijn roes uit.
Ook buiten zijn de sporen van een weekend heftig carnaval zichtbaar. Feestvreugdes geest leeft voort in het strooisel op de hoofdweg, bestaande uit geraspte krant, serpentines, versnipperde folders en confetti.
De wind, die het papier hoog opwaait, brengt een belofte van voorjaar met zich mee. Beelden van lessen Latijn in het lentelicht, Grieks op het gras. Zelfs mijn konijnen, thuis in de tuin, voelen het komen. Ze bespringen elkaar met overgave, temidden van de kaalgevreten klaver. De krokussen in het bloembed liggen er verlept bij, naar de vergetelheid gevoren.
En ik? Vandaag, op school, zag ik voor het eerst helemaal niets in die jongen. En of het nou logisch klinkt of niet; Ik fietste uitzinnig gelukkig weg, ontverliefd, onder de winterse lentehemel.
Gepubliceerd op 9 maart 2004