De spits
De entree tot de binnenstad van Utrecht is een lange tunnel. Er hangt een doordringende, muffe lucht en wordt bevolkt door zwervers en junkies. Ik fiets er altijd zo snel mogelijk doorheen, maar vandaag ben ik lopend. Met lange passen en de blik op oneindig hoop ik dat ik genegeerd wordt.
‘Hee, jij!’, klinkt het door de lucht. ‘Wil je geen handtekening van me?’ Verbaasd door deze vreemde opmerking kijk ik om. Een domme fout, die ik probeer te herstellen door gauw door te lopen. Maar het is al te laat. De zwerver heeft een glimp van mijn aandacht opgevangen en wil duidelijk méér.
Hij komt naast me lopen, kijkt me aan en zegt: ‘Wist je dat ik de nieuwe spits van FC Utrecht ben?’ Als hij geen antwoord krijgt knikt hij instemmend, en wijst naar zijn rode hoofdband. ‘Hier komt het allemaal door. De baas van FC Utrecht zag deze doek en wilde me meteen hebben’. Nog steeds negeer ik hem. De zwerver raakt geïrriteerd en gaat voor me staan. Met opgeheven hoofd kijkt hij me trots aan en zegt: ‘Je kunt de nieuwe spits niet passeren’
Een andere zwerver heeft van dichtbij het verhaal gevolgd.
‘Oh, maar dat kun je wel’
- ‘He?’, zegt de rode hoofddoek.
‘Jawel. Gewoon een pass en een schijnbeweging en dan lukt het zo, hoor’
Hij loopt een paar stappen achteruit, hobbelt dan op de spits af , beweegt dan wat met zijn benen en kijkt voldaan mijn kant op. Een groep andere zwervers heeft het van een afstand gevolgd en begint te lachen. Sommigen beginnen mee te doen.
En voor ik het weet kijk ik naar een potje schijnvoetbal. Terwijl ik verder loop kijk
ik nog een paar keer achterom, glimlachend. Eenmaal buiten zie ik een vrouw staan, die afwijzend luistert naar het geschreeuw en gejoel uit de tunnel. ‘Wat zijn het toch een rotzakken’, zegt ze.
Ze moest eens weten.
Gepubliceerd op 5 januari 2004