Artefact

“Hee kijk, een toetsweek!” Abrupt staat hij stil. Hij laat zijn ogen verrollen in hun kassen en tuurt naar beneden. “Dat is een toetsweek?” Zijn kompaan knikt, trekt zijn kraag hoog op. “Hoe-?” “Het is een artefact.” Zijn compagnon veert op zijn knieën en bestudeert het voorwerp aandachtig. Zijn witte ademwolkjes condenseren op het loodachtige oppervlak. “Een toetsweek? Maar...maar het is herfst! Wat is er gebeurd? Juni. Gaarkoken in een bedompt lokaal, toetsen maken... Zo hoort het toch?” Zijn gezelschap kijkt hem meewarig aan. “Je kent je klassieken niet, knul.” “Dit”,zegt hij langzaam, aan het voorwerp snuffelend, “stamt uit de Tweede Fase.” “Dtwuddefseh?” De onnozele krijgt ronde ogen van schrik. “De Tweede Fase was een Systeem, een allescontrolerend geheel, een dwangbuis voor de vrije geest en erger. Erin te moeten leven...” Hij schudt zijn hoofd. “Ik durf het me niet voor te stellen”. Een enkel piepje is zijn antwoord. “Het is een soort race, begrijp je.” De reisgenoot kijkt hem somber aan. “Zo werd dat gedaan indertijd.” “O. Maar wat heeft dat met deze toetsweek te maken?” “De Fase zelf was een Systeem, de toetsweek was haar Middel. Op de eerste lesdag werden de leerlingen in de arena gebracht. Men zweepte ze op tot prestaties. Achter hun rug bouwden mentoren en mentrixen aan een loden gevaarte van studielast. Zo rond oktober, november werd het te zwaar en kwam het uit de lucht gestort.” Hij zucht. “En er waren er altijd wel een of twee die het te laat door hadden. Verpulverd door de studielast.” De ogen van de onwetende vergroten zich tot schoteltjes. “Maar dat is...“ “Gruwelijk? Ja. Vergelijk het maar met het blad hier om ons heen. Het valt van een krakkemikkige boom, die balanceert op het randje van de dood. Zodra het de grond raakt is het al week en rot. Een afwerpsel van een hersendode minister en tot in de kern verrot, dat is de toetsweek.” Inmiddels zit hij op zijn hurken. Uiterst voorzichtig port hij de bewegingloze kubus. Hij wenkt, zonder op te kijken. “Kijk.” De jongen gehoorzaamt. Zijn grote oog nadert een zwart gaatje. De kubus neemt hem mee: een tocht in vogelvlucht. Hij ziet een jongen, die zichzelf in foetushouding in een bankje heeft moeten vouwen. Er is geen budget voor iets met beenruimte. Hij ziet dagen stampwerk. Hij ziet ongezonde concentraties schoolexamens, afgewisseld door hele dagen lanterfanten. Hij ziet ellende. Ontdaan kijkt hij naar zijn reisgenoot. “De gruwelen van vroeger zijn er om van te leren”, spreekt deze wijs. “Maar ehm... Dit kan toch helemaal niet? Hier... Een toetsweek, tastbaar voor mijn voeten, op een mistige herfstmiddag midden in het bos. Het is klaarlichte dag, maar de zon lijkt de maan en de mist mist de zon.” Het vreemde heerschap kijkt hem lang en indringend aan. “Welkom, jongen, in de wereld van de symboliek” Opgedragen aan al die scholieren die elke dag weer lijden. Gepubliceerd op 30 november 2003