Hoofdstuk 4: paragraaf 1 + 2 + 3

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 1350 woorden
  • 7 april 2003
  • 47 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
47 keer beoordeeld

Geschiedenis hoofdstuk 4: Kapitalisme en communisme. paragraaf 1: Vrijheid in de Vrenigde Staten. Alle Amerikanen, behalve de indianen, waren ooit immigranten. De immigranten vochten zich vrij van de Engelsen. De onafhankelijkheid is vastgesteld in de grondwet. (1787) Verenigde Staten bestaat uit deelstaten. (staten die een onderdeel zijn van een grotere staat. Hebben een eigen bestuur.) Er is ook een gezamelijkebestuur van die staten. De verenigde staten. Iedereen heeft zijn eigen wetten en kiest een eigen gouverneur en volksvertegenwoordiging. De deelstaten zijn samen 1 land. Voor het buitenlandse politiek en de economie van de Verenigde Staten hebben de deelstaten een fedraal bestuur. (gemeenschappelijke regering van een aantal deelstaten) Een regering en een gekozen congres = (Senaat en het Huis van Afgevaardigde.) President van de V.S. is: opperbevelhebber van het Amerikaanse leger. Elke Amerikaan heeft dus invloed op het politiek.

Twee grote politieke partijen: Democratische Partij (wil dat de federale overheid een actieve rol op sociaal en economisch gebied.) (is liberaler) Republikeinse Partij (wil dat de federale overheid zo min mogelijk ingrijpt in de vrijemarkteconomie.) (is conservatiever) Je kan niet op een partij stemmen maar wel op mensen die een partij zouden moeten komen.

De V.S. is een welvarend land met een vrijemarkteconomie. (economie waarin vraag en aanbod de prijzen bepalen) Kenmerken van dit kapitalisme: grond, grondstoffen en fabrieken het eigendom zijn van van vrije ondernemers. Veel bedrijfen gingen samenwerken en maakte dus meer winst. Dit is mogelijk omdat de federale regering zich niet of nauwelijks met de economie bemoeit.

EXTRA: Burgers hebben een belangrijke taak in de rechtspraak. 12 burgers (jury)onderleiding van een rechter komen tot uitspraak of een verdachte schuldig is of niet. Hooggerechtshof moet contoleren of de wetten kloppen met de grondwet.

AANTEKENINGEN: Ontdekkingsreizen hadden als doel om India te ontdekken. De Spanjaarden en de Portugezen waren er eerder dan de Engelsen, Fransen en Nederlanders. Leif Erikson is een viking uit Noorwegen en ontdekte Amerika eerder dan Columbus. Hij ging vanuit Groenland naar Amerika en noemen Amerika Vinnland. 14 augustus 1476: Vraagt Columbus aan de koning van Portugal om schepen om naar India te gaan zoeken (maar krijgt het niet). Columbus is een Italiaan en komt uit Genua. In 1485 krijgt hij schepen van Spanje. Ferdinand van Aragon en Issabella van Kastilië waren daar de machthebbers. In 1492 gaat hij weg. Waarom zo laat? nou omdat de Moren nog in Spanje waren en die moesten eerst weg. Op 2 januari 1492 geven de Moren zich over. En op 3 augustus gaat hij met zijn schip de Santa Maria. Columbus wil als hij India ondekt: - Hertog of graaf worden. - Onderkoning van India worden. - 10 % van de winst van de reis. 6 september stopt hij op de canariesche eilanden omdat de matrozen het niet meer zagen zitten. 12 oktober ontdekken ze Amerika. En noemt het San Salvador (= land van de Heilige verlosser). Het is een eiland. Hij denkt dat hij aan de Oost kant van India is gekomen. Er kwam een 2e reis. Er zijn intotaal 4 reizen gemaakt in de tijd 14 augustus t/m maart 1943. De indianen heeft hij zo genoemd omdat hij dacht dat hij in India was. Er waren nog meer reizen en 1 daarvan was onderleiding van Ameriko Fepoetsjie. Vandaar de naam Amerika.

1e Engelse kolonie = Virginia van de 1ste Engelse koningin Virgin (= die maagd zou zijn.) De 13 staten zijn vanaf 1776 onafhankelijk.

Thoma Jefferson heeft de onafhankelijkheidswet gemaakt. Montesquieu heeft Trias Politica bedacht. (= met zijn 3 regeren)

Wetgevende macht - Parlement (Nederlandse 2e kamer) Congres. Uitvoerende macht - ministers. President. Rechtgevende macht - de rechters.

Balance of powers = Trias Politica = checks and balances.

F.B.I. = Federal Bureau of Investigation.

Democraten (Clinton) Republikeinen (Bush)

Lopende band, bedacht door Henry Ford. arbeidsdeling = 1 deel maken van een product.

paragraaf 2: The American way of life.

In de vrijemarkteconomie speelt concurentie een belangrijke rol. Om meer winst te behalen gingen ze samen werken. In de jaren 20 ontstond er een massaproductie. (= op grote schaal produceren van dezelfde producten, wat mogelijk werd door de lopende band) Er ontstond meer vraag naar landbouw- en industrieproducten omdat de bevolking bleef groeien. Er waren beter medicijnen zoals: penicilline en antibiotica. Er waren meer voorzieningen. Er bestond zelf al reclame via tv en radio. Er ontstond een consumptiemaatschappij. (samenleving waarin consumeren een belangrijk onderdeel is van de economie, omdat daarin vraag en aanbod bepalend zijn.) De Amerikanen werkten hard met veel succes en wilde dat laten zien. Dat was the American way of life. (Amerikaanse manier van leven waarbij zaken passen als: succes door hard werken, autobezit en een groot huis.) In het begin van de jaren 60 woonde 62 % van de Amerikanen in steden of voorsteden. The American way of life was niet voor zwarte Amerikanen. In 1865 werd de slavernij afgeschaft, maar er bleef een rassenscheiding bestaan. In de jaren 60 kwamen de zwarten in opstand o.l.v. Martin Luther King (1929-1968) In 1965 kwam er een einde aan de rassenscheiding. De zwarten kregen burgerrecht, waren nu gelijk aan de wet en kregen stemrecht. Maar discriminatie bleef bestaan.

EXTRA: Amerika was een welvarend land. Er waren uitgaansgelegenheden waar je met de auto in kan.

Paragraaf 3: Gelijkheid in de sovjetunie.

De tsaar van Rusland: Romanov is samen met zijn familie gedood. De communisten hebben in 1917 een staatsgreep gepleegd en de tsaar is toen afgezet. Ezelbruggetje: Tsaar = PANAAN
P = Peter
A = Alexander
N = Nicolaas

Dictatuur van het proletariaat door Karl Marx.( proletariaat = armste mensen het enige wat ze hebben zijn hun kinderen ( kinderen = proles ) ) Karl Marx is het voorbeeld voor de communisten.

Doema = naam van het parlement van nu. Opperste Sovjet = naam van het parlement in die tijd. (Sovjet = raad)

Landen die nu nog communistisch zijn: China, Noord-Korea en Cuba. Rusland is nu niet meer communistisch. Linin werd de tsaar. Vladimir Iljits Oeljanov heette hij in het echt maar zijn schuilnaam is Lenin. Hij werd opgevolgd door Stalin. Jozef Djoegaswili is zijn echte naam en zijn schuilnaam is Stalin. Koelakken zijn boeren die werden vermoord in Siberië omdat ze rijk waren.

Kolchozen zijn boeren die samenwerken. Al hun boerderijen samenvoegen en dan kregen ze 1 megaboerderij. Bolsjewieken of Bolsjewisten werden de communisten in 1917 genoemd.

Samenvoegen van boerderijen = collectivisatie
Er was geld nodig voor zware industrie. Daarom had de regering bedacht: “Door collectivisatie maken we meer winst en meer producten dus kunnen we dat door verkopen aan het buitenland. En de winst gaat dan naar de zware industrie.

De communisten willen een klasseloze samenleving. Een samenleving waarin dus iedereen gelijk is. Marx had het bedacht en Lenin had zijn theorie aangepast. Lenin vond dat de communisten leiding moest geven aan de veranderingen. In de grondwet (1936) werd de klasseloze samenleving vastgesteld. In de grondwet staat ook hoe de staat is georganiseerd en wat de mach van de communistische partij is. De sovjetunie werd een verbond van deelstaten met een eigen parlement de opperste Sovjet maar ze moesten ook naar de Uniebestuur luisteren. Raden van arbeiders, boeren of soldaten kozen sovjets voor dorpen en steden. De staatsmacht is het uniebestuur. De opperste Sovjet (parlement) komen 2 keer per jaar bij elkaar en dan benoemen ze mensen in verschillende commissies. Het parlement werd gekozen door de bevolking. In alle besturen zaten alleen maar mensen van de communistische partij. De Sovjetunie is een eenpartijstaat. (= een staat waarin 1 partij alle macht heeft) De hoogste man in zo’n partij is de secretaris-generaal. Hij wordt door partij leden benoemd. De secretaris-generaal droeg mensen voor bij de benoeming in de partij en het uniebestuur.

Land, fabrieken en banken werden na 1917 eigendom van de staat. Zo zou er geen ongelijkheid in bezit meer zijn. Er kwam een planeconomie. (= een economie waarin de regering bepaalt hoeveel en wat er geproduceerd wordt.) De regering maakte een vijfjarenplan. (= een plan waarin werd vastgesteld hoeveel en wat er moet worden geproduceerd binnen 5 jaar.) Er was geen concurrentie tussen bedrijven en de lonen en prijzen zijn vastgesteld. De regering vond de ontwikkeling van mijnbouw, energievoorzieningen en zware industrie erg belangrijk. Het kost veel geld en daarom wordt door middel van collectivisatie veel winst gemaakt. De winst gaat naar de zware industrie. Collectivisatie = samenvoegen van zelfstandige boerderijen tot 1 gezamenlijke boerderij. Extra:

De communistisch partij heeft een grootte invloed op de samenleving. De communisten bepaalde alles. Voor alles moest je toestemming vragen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.