Vergilius: bucolica; eerste ecloge

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • Klas onbekend | 930 woorden
  • 20 januari 2003
  • 210 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
210 keer beoordeeld

Bucolica: Boek I vers 1 tot 84. Meliboeus

Tityrus, jij ligt daar in de schaduw van de wijd vertakte boom en je speelt een landelijk deuntje op je tengere rietfluit; wij moeten ons vaderlijk erfgoed en onze angename akkers verlaten, wij moeten onze geboortestreek verlaten ; jij, Tityrus ligt lang uitgestrekt in de schaduw en je laat de naam van de bloedmooie Amaryllis weerklinken in de bossen. Tityrus

Meliboeus, een god heeft voor ons voor deze rust gezorgd : want hij zal voor mij altijd een god zijn ; Dikwijls zal een tenger lam uit onze schaapskooien zijn altaar doordrenken. Hij zorgt er voor dat mijn koeien grazen, zoals je ziet, en dat ik zelf het liedje kan spelen dat ik wil op mijn landelijke rietfluit
Meliboeus

Ik ben niet jaloers, eerder verwonderd, overal heerst er tot op vandaag verwarring in alle streken! En ikzelf, ziek van verdriet drijf ik mijn geitjes voor mij uit, en zelfs deze hier, Tityrus, kan ik met moeite achter mij aansleuren ; hier liet ze een tweeling, de hoop van de kudde! geworpen tussen de dichte hazelaars, op een naakte steen achter. Dikwijls voorspelden de eikenbomen, getroffen door de bliksem, ons dit onheil, als onze geest niet blind was geweest. Maar kom, zeg ons eens wie die god is, Tityrus.

Tityrus

De stad die wij Rome noemen, Meliboeus, waarvan ik dacht, dwaas als ik was, dat deze gelijk was aan de onze, waarheen wij gewoon zijn dikwijls onze tengere lammetjes van de schapen heen te brengen. Zoals ik dacht dat kleine hondjes lijken op grote honden, en zoals geitebokjes op hun moeder zo was ik gewoon het grote met het kleine te vergelijken. Deze stad verheft het hoofd zo veel boven de andere steden als de cypressen gewoon zijn om boven de zwiepende struiken uit te steken. Meliboeus

En wat was die zo grote reden voor jou om Rome te bezoeken?

Tityrus

De vrijheid, die, zij het laat, toch naar een luierik omkeek, nadat mijn reeds grijzende baard neerviel bij de kapper; en die kwam pas lange tijd, nadat Amaryllis ons had en Galatea ons had verlaten. Want, ik zal het maar bekennen, zolang Galatea mij aan het lijntje hield, was er geen hoop op vrijheid, noch zorg voor geld. Hoewel veel (slacht)offers mijn stallen verlieten, en vette kaas geperst werd voor de ondankbare stad, nooit kwam mijn rechter hand volbeladen met geld naar huis terug. Meliboeus

Ik was verwonderd waarom jij Amaryllis weemoedig de goden aanriep voor wie jij de vruchten liet hangen in zijn boomgaard : Tityrus was hier niet. Tityrus, de pijnbomen zelf, de bronnen zelf, dit struikgewas hier, riep jouw naam. Tityrus

Wat kon ik doen? Het was niet mogelijk om aan de slavernij te ontsnappen, noch om ergens anders zo’n machtige goden te ontmoeten. En daar zag ik hem, die jongeman, Meliboeus, voor wie jaarlijks twee maal zes dagen lang onze altaren roken. En daar gaf hij mij, die iets gevraagd had, als eerste een antwoord : \"Laat je koeien maar grazen zoals vroeger en fok maar stieren.\" Meliboeus

Gelukkige grijsaard! dus jouw landgoederen zullen dus blijven ! En voor jou zijn ze groot genoeg, hoewel naakt gesteente alles bedekt en dat moeras jouw weiden bedekt met slijkerig riet. Het ongewoon voedsel zal jouw drachtige ooien niet teisteren, de besmettelijke ziekte van de buur zal jou geen schade toebrengen. Gelukkige oude man! hier, tussen de bekende stromen en heilige bronnen zal je nog genieten van de schaduwrijke koelte! Hier aan deze kant, in de omgeving van je grondgebied zal de wilgenhaag waarvan de katjes steeds uitgepuurd worden door de bijen van de Hybla berg, zal die jou uitnodigen tot een dutje zal deze jou nog dikwijls uitnodigen om te dutten met zacht gezoem; aan de andere kant, aan de voet van deze hoge rots, zingt de snoeier tegen de sterren op en ondertussen zullen de hese duiven, jouw passie, en zal ook de tortelduif niet stoppen met kirren vanuit de hoge olm. Tityrus

Dus eerder nog zullen de lichtvoetige herten in de lucht grazen, en zullen de golven de vissen op het strand werpen, eerder, nadat zij elkaars grondgebied doorkruist hebben, zal een Parth uit de Aria drinken of een Germaan uit de Tigris, dan dat zijn persoon zou verdwijnen uit ons hart. Meliboeus

Maar wij, of een deel van ons, zal vertrekken naar het dorre Afrika, een deel zal naar Scythië gaan en naar de Oaxes die (#1.krijt in zijn bedding meesleurt #2.snel stroomt op Kreta) een deel naar Brittanië geheel gescheiden van de wereld. En zal ik ooit nog na lange tijd mijn vaderlijk erfgoed terugzien, het met graszoden bedekte dak van mijn armzalig hutje, zal ik later nog slechts enkele korenaren kunnen bewonderen bij het zien van mijn vaderland? Zal een goddeloze soldaat dit zo verzorgde bouwland hebben? Zal een barbaar deze bouwlanden hebben? Kijk tot waar die tweedracht de ellendige burgers heeft gebracht! voor hen hebben wij onze akkers bezaaid! Ent maar je perenbomen, Meliboeus! plant jij maar je wijnranken op een rij! Vooruit mijn geitjes, mijn kudde die ooit gelukkig was ; ik zal jullie niet meer, liggend in de groene grot, zien hangen van ver tegen de bosrijke rots, ik zal geen liedjes meer zingen ; jullie zullen niet meer onder mijn leiding knabbelen, geitjes, op bloeiende luzerne en bittere wilgenkatjes. Tityrus

Maar nochtans kan je deze nacht met mij slapen op groen gebladerte : wij beschikken over zachte vruchten, zachte kastanjes en een overvloed aan kaas. En reeds in de verte komt er rook uit de schoorstenen van de hoeven, en de reeds langer wordende schaduwen vallen neer uit de hoge rots.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.