Virgilius aeneis (zang1, 2, 4)

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • Klas onbekend | 3351 woorden
  • 13 januari 2003
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
43 keer beoordeeld

DE AENEIS

1) De Aanhef

Ik bezing de wapenfeiten van de man, die als eerste van de Trojaanse kust op de vlucht door het lot naar Italië en naar de kusten van Lavinium kwam, hij werd veel heen en weer geslingerd ter land en ter zee door goddelijke macht, wegens de niet aflatende woede van de grimmige Juno, en ook heeft hij veel in oorlog geleden, totdat hij zijn stad kon stichten en zijn goden naar Latium bracht; van daar kwam het Latijnse geslacht en de Albaanse vaders en de hoge muren van Rome. Muze, herinner mij aan de oorzaken, om welke belediging van haar goddelijke macht of om welk verdriet de koningin der goden een man, uitzonderlijk in plichtsbesef, ertoe heeft aangezet zovele lotgevallen te doorstaan, zoveel inspanningen aan te gaan. Is de haat in het hart van de hemellingen dan zo groot? Er was eens een stad Karthago (de Feniciërs bewoonden haar), ver weg recht tegenover de monding van de Tiber en Italië, rijk aan goederen en ruig door haar oorlogszucht, waarvan men zei dat Juno haar meer dan alle andere landen had gesteund, zelfs nadat ze haar eigen Samos op de 2e plaats had gesteld. Hier waren haar wapens, hier was haar strijdwagen; de godin streefde reeds toen dit na en koesterde de wens dat als het lot het zou toestaan op een of andere manier, dit het koninkrijk voor de mensen zou zijn. Maar immers had ze gehoord dat een telg van Trojaansen bloede werd aangevoerd die ooit eens haar Karthaagse burchten zou verwoesten; hieruit zou een volk ontstaan dat weids zou regeren en trots in de oorlog zou zijn tot ondergang van Karthago; zo beschikte het de Parces. Dit vrezend en omdat Juno de oude oorlog, die ze eerder had gevoerd bij Troje voor haar dierbare Grieken, indachtig was, - Ook waren de redenen voor haar haat en haar hevig verdriet niet uit haar geest verdwenen, het oordeel van Paris, en het onrecht van haar miskende schoonheid en het gehate geslacht en de eerbewijzen aan de geroofde Ganymedes bleven diep in haar geest gegrift: Omdat ze ook nog aanvuurd was door die dingen, hield ze de Trojanen, nadat ze verspreid waren over de hele zee, die uit de handen van de Grieken en van de meedogeloze Achilles, ver weg van Latium, en ze zwierven gedurende vele jaren door het lot gedreven rondom alle zeeën. Zo veel moeite kostte het stichten van het Romeinse geslacht.

2) Storm

Toen deze dingen gezegd waren, sloeg hij met zijn speer met de punt naar beneden gekeerd de berg in de zijde; en de winden; alsof er een slaglinie was gevormd, stormden naar buiten langswaar ze een opening kregen en bliezen in een wervelstorm over de aarde. Ze stortten zich op de zee en samen zweepten de zuidoostenwind en de zuidenwind en de zuidwestenwind, rijk aan windvlagen alles op van de diepte van de zee, en ze rolden reusachtige golven naar de kust. Het geschreeuw van de mannen en het gekraak van touwen volgde onmiddellijk; plots ontrukten donderwolken het daglicht aan de ogen van de Trojanen; een pikzwarte nacht viel over de zee; de hemelkoepel donderde en het luchtruim flikkerde door de talrijke bliksems en alles wees de mannen op een dreigende dood. Meteen werden de ledematen van Aeneas slap van de kou; hij zuchtte en terwijl hij beide handen naar de hemel uitstrekte; zei hij het volgende: “O 3 en 4 maal gelukzaligen, voor wie het te beurt viel voor de ogen van de vaders te sneuvelen onder de hoge wallen van Troje! O Diomedes, dapperste van het geslacht der Grieken! Waarom kon ik niet sterven bij het Griekse kamp van de Grieken en heb ik mijn leven niet verloren door je rechterhand, waar de woeste Hector ligt door de werpspies van Achilles, waar de reusachtige Sarpedon ligt, waar de Simois zoveel vernielde schilden van mannen en helmen en lijken van dappere mannen meesleurt onder haar golven.”

10) Het houten paard.

Allen werden stil en hielden hun gelaat strak gespannen (op Aeneas); vervolgens begon vadertje Aeneas zo te spreken vanaf het hoge aanligbed: \"U beveelt mij een onuitsprekelijk verdriet opnieuw te beleven, koningin, hoe de Grieken de Trojaanse rijkdommen en het beklagenswaardige koninkrijk vernietigden, en de zeer verschrikkelijke zaken die ik zelf heb gezien en waaraan ik voor een groot deel heb deelgenomen. Wie der Myrmidones of der Dolopes of welke soldaat van de hardvochtige Odysseus zou door het vertellen van zoiets zijn tranen kunnen bedwingen? En de vochtige nacht walt reeds uit de hemel en de ondergaande sterren nodigen uit tot slaap. Maar als er zo\'n groot verlangen is onze lotgevallen te kennen en te horen van de laatste doodsstrijd van Troje en \'t kort, hoewel mijn geest huivert bij het herinneren en terugdeinst voor/door het leed, zal ik beginnen. Nadat ze gefnuikt waren door de oorlog en afgewezen door het lot bouwden de Griekse aanvoerders een paard zo groot als een berg dankzij de vaardigheid van de goddelijke Athena; terwijl reeds zovele jaren voorbijgegleden waren, en ze bedekten het geraamte met afgezaagde dennenhouten planken, ze deden alsof het een geschenk was voor een behouden terugkeer; dat gerucht deed de ronde. Hierin sloten ze heimelijk de uitverkoren manschappen, nadat ze geloot hadden, op in de donkere balg en ze vulden grondig de reusachtige holten van de buik met gewapende soldaten. Tenedos lag in ons zicht, een zeer bekend eiland door haar faam, rijk aan goederen zolang het koninkrijk van Priamos in stand bleef, nu was het slechts een baai en een onbetrouwbare ankerplaats voor schepen: nadat ze hierheen waren gevaren vatten ze post op een verlaten strand: we meenden dat ze weggegaan waren en met de wind mee naar Mycene waren getrokken. Dus heel Troje bevrijdden zich van een lange smart; de poorten werden geopend, en men vond er plezier in naar het Griekse kamp te gaan en de verlaten plaatsen en het achtergelaten strand te bekijken: hier was de legerbende van de Dolopes; hier spande de woeste Achilles z\'n tent, hier was de plaats voor de vloot, hier waren ze het gewoon in slagorde te strijden. Een deel bekeek met verbazing het verderfelijke geschenk van de maagdelijke Minerva/Athena en ze bewonderden de omvang van het paard; en als eerste spoorde Thymoetes aan dat het paard binnen de muren geleid moest worden en op de burcht geplaatst; ofwel uit sluwheid ofwel omdat het lot van Troje dit met zich meebracht. Maar Capys, en diegenen die een betere mening hadden in gedachten, bevalen ofwel de list der Grieken en meer bepaald het verdachte geschenk op het strand neer te werpen en in brand te steken met vlammen eronder aangestoken, of de holle schuilplaatsen te doorboren en te onderzoeken. Het onzekere gepeupel werd verscheurd door tegengestelde opvattingen. Daar rende Laocoön als eerste van de top van de burcht, en hij riep van ver: \"O ellendige burgers; wat voor een zo grote stommiteit is dat? Geloven jullie dat de vijand is weggevaren? Of menen jullie dat ook maar één geschenk van de Danaï zonder list is? Is Odysseus jullie zo bekend? Ofwel houden Grieken zich verborgen, opgesloten in dit houten paard, ofwel is dit tuig vervaardigd gericht tegen onze muren, van plan onze huizen te bekijken en boven de stad neer te komen, ofwel verbergt het een andere list, geloof niet in het paard, Teucri! Wat het ook is, ik vrees de Grieken, en vooral wanneer ze geschenken geven.\" Nadat hij zo had gesproken slingerde hij zijn reusachtige speer met volle kracht in de zijde en in de kromme welving van de buik van het paard. Trillend bleef ze staan, en nadat de buik doorheen geschokt was weerklonken de holle schuilplaatsen en gaven een gerucht. En als het lot van de goden niet zo ongunstig was geweest, als onze geest niet verblind was geweest, had Laocoön ons er werkelijk toe aangezet met het zwaard de schuilplaatsen der Grieken te bezoedelen, en had Troje nog bestaan, en gij, hoge burcht van Priamos, waart er dan nog.

12) Laocoön

Nu werd ons ongelukkigen een andere, grotere, veel angstaanjagendere zaak voor de voeten geworpen, en het verwarde onze argeloze gemoeden. Laocoön, door loting aangeduid als priester voor Neptunus, slachtte een reusachtige stier bij de plechtige altaren. Maar kijk, 2 slangen schoten vanaf Tenedos weg over de rustige zee, in reusachtige kronkels, naar het strand (terwijl ik het vertel begin ik te huiveren) en zij aan zij richtten ze zich naar de kust; en hun borsten, opgericht tussen de golven, en bloedrode kammen staken uit boven het water, het overige gedeelte gleed erachteraan door zee en kromde met een kronkelende beweging de reusachtige lijven. Er ontstond een gebruis vanuit de schuimende zee; en ze waren reeds aan land en ze likten met hun trillende tongen hun sissende bekken, met vuurrode, bloeddoorlopen ogen. Wij stoven uit elkaar, lijkbleek bij het aanblik. Die begaven zich met vaste tred naar Laocoön, en eerst omgaven elk van beide slangen de tengere lijfjes van zijn 2 zoons, en ze wikkelden zich eromheen, en ze vraten de ongelukkige lichaampjes de ledematen af met beten; daarna grepen ze hem vast, terwijl hij hen te hulp kwam en nog een wapen droeg, en omsnoerden ze hem met reusachtige kronkels; en nadat ze reeds 2x zijn middel hadden omwikkeld, en de geschubde lijven al 2x om zijn hals waren gesnoerd, staken ze met hun nekken hoog boven zijn hoofd uit. Die probeerde met z\'n handen de knopen los te rukken, overgoten aan de hoofdbanden met zwadder en goor zwart vergif, en tegelijk stootte hij huiveringwekkende kreten uit naar de sterren: zoals het geloei wanneer de stier van het altaar vluchtte en de onzekere bijl uit zijn nek heeft losgeschud. Maar beide slangen vluchtten weg met een glijdende beweging naar de top van het heiligdom en begaven zich naar de burcht van de grimmige Athena en ze verborgen zich aan de voeten van de godin, achter de rand van haar schild. Dan pas drong een nieuwe angst in ons geschokte gemoed binnen bij ons allen, en men zei dat Laocoön terecht zijn misdaad uitgeboet had, omdat hij met zijn speer het houten paard had verwond en zijn misdadige lans in de flank had gedreven. Ze riepen gezamenlijk uit dat het beeld naar de verblijfplaats van de godin moest worden gebracht en dat haar goddelijke bescherming afgesmeekt moest worden. We doorbraken de muren en legden de wallen van de stad open. Allen togen aan het werk en ze staken er bij de poten rollende balken onder, en ze spanden vlassen koorden om de hals, het onheilbrengende tuig klom op naar de muren, zwanger van wapens. Jongetjes en ongehuwde meisjes zongen er heilige liederen om heen en ze vonden er plezier in om het touw met hun handjes aan te raken; het tuig naderde en gleed dreigend binnen naar het midden van de stad. O vaderland, o Troje, huis der goden, en beroemde wallen van de Trojanen door de oorlog! Viermaal bleef het steken op de drempel van de poort en viermaal maakten de wapens een geluid, toch zetten we door, onbedachtzaam en blind van enthousiasme, en we plaatsten het onheilbrengende wezen op de heilige burcht. Ook dan voorspelde Cassandra over ons toekomstige lot, nooit door de Teucri geloofd op bevel van de god. Wij ongelukkigen, omdat die dag voor ons de laatste zou zijn, versierden de tempels der goden met feestelijk groen doorheen de stad.

3) De poorten geopend

Intussen was de hemel gedraaid en snelde de nacht aan uit de Oceaan, die met grote duisternis de aarde en de hemelkoepel en de Griekse list omfloerste; overal in de stad verspreid werden de Trojanen stil, diepe slaap vulde hun vermoeide lichamen. En reeds ging het leger met schepen, klaar voor de aanval, weg vanaf Tenedos doorheen de gunstige stilte van de zwijgende maan, naar de bekende kust varend, toen het admiraalschip het vuursignaal had laten zien en Sinon, door het onbillijke lot van de goden beschermd, de Grieken, ingesloten in de balg, los liet en heimelijk de dennenhouten grendels wegschoof. Nadat het opengemaakt was, gaf het paard die terug aan de lucht, en uit het holle houten paard kwamen de leiders Thessandros en Sthelelus (of zo) en de genadeloze Odysseus, glijdend langs een neergelaten touw, en Acamas en Thoas en Neoptelmos, kleinzoon van Peleus, en als eerste Machaon en Menelaos en Epeos zelf, ontwerper van de list, vrolijk tevoorschijn. Ze drongen de stad, in slaap en wijn ondergedompeld, binnen; doodden de wachters, en ze ontvingen met open poorten alle bondgenoten en ze verbonden zich met de daarop voorbereide colonne.

4) Hector verschijnt aan Aeneas

Het was de tijd waarin de eerste slaap voor de vermoeide stervelingen begon en naderde door het geschenk van de godin, uitermate welkom. En kijk, in mijn dromen scheen voor mijn ogen een zeer treurige Hektor aanwezig te zijn, en grote tranen te storten, voortgesleept zoals tevoren aan een tweespan, vuil door bloederig stof en aan zijn gezwollen voeten met riemen voortgetrokken. Ach ik! hoe zag hij eruit! Zoveel veranderd van die prachtige Hector, die terugkeerde, gehuld in de wapenuitrusting van Achilles, nadat hij het Trojaanse vuur naar de schepen van de Grieken had geslingerd!, Met een vuile baard en haren die in klissen hingen door bloed, en met die wonden die hij rondom de voorvaderlijke muren in groten getale had opgedaan! Ook ik scheen uit eigen beweging te wenen en de man aan te spreken en met treurige stem te zeggen: \"O licht der Dardaniden, o rotsvaste hoop van de Teucri, welk een groot oponthoud heeft je tegengehouden, van welke kust kom je, Hector, langverwachte? Hoe kijken we je aan, na zovele begrafenissen van de jouwen, na afwisselende inspanningen van mannen en van de stad uitgeput! Maar welke onwaardige reden heeft je edele gelaat ontluisterd, of waarom merk ik deze wonden op?\" Die verliest geen tijd aan mijn nutteloze vragen maar zwaar zuchtend uit het diepst van zijn hart, zei hij: \"Ach, vlucht, zoon van een godin, en ontruk je aan deze vlammen. De vijand houdt de muren bezet en Troje stort van haar hoogste toppen naar beneden. Er is genoeg gedaan voor Priamos en het vaderland; als Troje met mijn rechterhand kon verdedigd worden, was ze nog door deze verdedigd. Troje vertrouwt jou haar cultusvoorwerpen toe, en haar huisgoden; neem ze mee als deelgenoten van uw lotgevallen, zoek wallen (een stad) voor deze, die je tenslotte groots zult bouwen, na gezworven te hebben over zee.\" Zo sprak hij, en hij bracht met z\'n handen de linten en de machtige Vesta en het eeuwige vuur uit het heilige der heiligen buiten.

De schim van Creüsa

Terwijl ik haar zocht en als een razende voortijlde langs de huizen van de stad, zonder einde, verscheen het ongelukkige beeld en meer bepaald de schim van Creüsa zelf voor mijn ogen en haar beeld was groter dan het mij vertrouwde beeld. Ik stond verstomd en mijn haren rezen ten berge en mijn stem stokte in mijn keel. Dan sprak ze zo en nam met de volgende woorden mijn angst weg: \"Waarom doet het je genoegen om je zoveel over te geven aan dit krankzinnige verdriet, liefste echtgenoot? Dit gebeurt niet zonder de wil van de goden; en het is niet toegestaan dat jij Creüsa als gezellin meeneemt van hier of evenmin laat die beroemde heerser over de hooggelegen Olympus dat toe. Je zal een lange ballingschap moeten doorworstelen en het uitgestrekte oppervlak van de zee doorklieven en je zult het avondland bereiken, waar de Etruskische Tiber, tussen de velden, rijk aan dappere mannen, vloeit, met een zachte stroming. Daar zullen aangename dingen, meerbepaald een koninkrijk en een koninklijke echtgenoot voor u bestemd zijn. Verjaag je tranen voor je geliefde Creüsa: ik zal wel niet de trotste paleizen van de Myrmidones (Achilles) of de Dolopiërs (Neoptolemos zoon van Achilles) aanschouwen of ik zal niet gaan om slavin te zijn voor de Griekse matrones, ik de dochter van Dardanus, ik de schoondochter van de goddelijke Venus; maar de grote moeder der goden weerhoud mij op deze kusten. Vaarwel nu en bewaar de liefde voor onze gemeenschappelijke zoon.\"

14) Gewond door de liefde

Maar de koningin, al lang gewond door een zwaar liefdesverdriet, voedde de wonden in haar aderen en werd verteerd door een blinde passie. Voortdurend kwam de dapperheid van de man en de eer van zijn geslacht haar voor de geest; zijn gelaatstrekken en zij verhalen zaten vast, gegrift in haar hart, en de liefdeszorg gaf haar lichaam geen aangename rust. Aurora van de volgende morgen verlichtte met de fakkel van Apollo de wereld en had de vochtige nevel uit de lucht verwijderd, wanneer zij aldus erg ontdaan haar zielsgeliefde zus toesprak: “Anna, mijn zusje, welke droombeelden schrikken me af zodat ik in angst leef. Wat voor een nieuwe gast heeft hier onze huis betreden, hoe gedraagt hij zich in zijn woorden, hoe dapper is hij van hart en wapens! Ik geloof immers, en het is geen ijdele hoop, dat hij tot het geslacht der goden behoort. Angst wijst op een zwak karakter. Ach, door welke lotgevallen is hij heen en weer geslingerd! Wat voor een oorlogen tot in het bittere eide doorstaan bezong hij! Als het niet vast en onwrikbaar in mijn geest zou vaststaan dat ik mij niet wil verbinden met iemand in de huwelijksband, nadat de eerste liefde mij met de dood bedrogen heeft, zodat ik nu ontgoocheld ben; als ik geen afkeer had gekregen van de bruidskamer en de bruidsfakkel, zou ik wellicht kunnen bezwijken voor deze ene schuld. Anna (ik zal het immers maar bekennen), na de dood van mijn ongelukkige echtgenoot Sychaeus en na het bespatten van de huisgoden door broedermoord, heeft deze hier als enige mijn gevoelens omgebogen en mijn wankele geest aangevuurd. Ik herken de sporen van de oude passie. Maar ik zou nog eerder wensen dat het diepste van de aarde zich opensplijt voor mij of dat de almachtige Jupiter mij met zijn bliksem naar het rijk der schimmen drijft. De bleke schaduwen in de diepe nacht van de onderwereld voordat ik u kuisheid schend, of jouw rechten verbreek. Hij die mij als eerste aan zich heeft verbonden, heeft mijn liefde weggehouden; moge die ze bij zich ouden en bewaren in het graf.” Toen ze zo had gesproken, vulde ze de plooien van haar boezemkleed met opwellende tranen. Anna antwoordt: “O jij, die door je zus nog meer bemint is dan het zonnelicht, zal je eenzaam en alleen wegkwijnen; in een altijd durend alleen zijn en zal je geen lieve kindjes kennen evenmin de beloningen van Venus? Geloof je dat de as of de schimmen van de doden, begraven in de onderwerld hierom geven? Het zij zo: geen huwelijkskandidaten hebben je vroeger vermurwd in je verdriet, noch in Lybië en niet tevoren in Tyrus; Jarbas is afgewezen en de andere leiders, die het Afrikaanse land rijk aan triomf voedt: zal je je ook nu verzetten tegen een aangename liefde die je bevalt? Komt het niet in je dachten op, op wier grond je je gevestigd hebt? Aan de ene kant sluiten de steden van de Gaetuli, een volk onoverwinnelijk in oorlog, en de teugelloze Numidiërs en het ongastvrije Syrte je in, aan de andere kant een streek door droogte verlaten en de Berbers die over een weids gebied als een razende tekeergaan. Wat moet ik zeggen over oorlogen, die in Tyrus kunnen opreizen en de bedreiging van je broer? Alleszins meen ik dat de Trojaanse schepen deze koers met de wind hebben gehouden onder leiding van de goden en onder bescherming van Juno.Wat voor een stad, zus, zal je hier zien opreizen, hoe een koninkrijk zal ontstaan met zo’n huwelijk! Onder begeleiding van de wapens van de Trojanen (die ons bijstaan), zal de Carthaagse roem zich verheffe tot wat voor een prestaties! Jij, vraag slechts toestemming van de goden en na het succesvol brengen va n offers, wijd je dan aan gastvrijheid en vlecht oorzaken van het treuzelen aan elkaar, zolang de winterstormen razen in de zee, en de regenrijke Orion, en de vloot gehavend zijn, zolang het weer onhandelbaar is.

REACTIES

I.

I.

dankje,
het heeft me erg geholpen. Er zijn er niet veel die anderen zomaar uit de nood willen halen.

21 jaar geleden

C.

C.

het is de eerste maal dat ik bijna geen fouten maakte tijdens het vertalen (lees:door jouw vertaling). Mijn leerkracht latijn was echt onder de indruk van mijn "poetisch vertaaltallent".
Van waar haal je deze vertaling als ik vragen mag?heel erg bedankt!

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.