1. Groepskenmerken
Problematische supporters kunnen verdeeld worden in drie groepen. De kleinste groep is de harde kern (denkers). Leden van harde kernen kunnen getypeerd worden als aanstichters/regisseurs van supportersgeweld. De onderlinge (club)verbondenheid wordt bij harde kern supporters versterkt door het dragen van bijzondere clubsymbolen en -tekens (tatoeages) en bepaalde kleding. De wat oudere figuren hebben de leiding. Zij lopen al vele jaren mee en zijn uitgegroeid tot informele leiders. Zelf nemen zij meestal niet deel aan de ongeregeldheden en zijn daarom moeilijk te pakken. De harde kern wordt omringd door een grotere groep van uitvoerders (doeners), die beschouwd kan worden als aspirant harde kern en die zonodig direct inzetbaar is. Deze groep is verantwoordelijk voor het grootste deel van de gewelddadige acties. Daaromheen zit een grote groep meelopers, mensen die het interessant vinden om erbij te horen. Zij lopen meestal weg als het op fysiek geweld aankomt. De laatste jaren lijkt een nieuwe categorie relschoppers zich te manifesteren. Zij hebben geen binding met een club en komen alleen voor de rellen en ongeregeldheden. Ze zijn vaak ook in andere situaties betrokken bij geweld en zijn veelal bekend bij politie en justitie. Uit het onderzoek van Bieleman e.a. (2000) naar de rellen na afloop van de wedstrijd Groningen-Sparta komt naar voren dat vermoedelijk maximaal een kwart van de relschoppers uit niet-supporters bestond die alleen naar het stadion kwamen om de orde te verstoren.
Leeftijd Volgens het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) zijn gewelddadige supporters voornamelijk jongens en jonge mannen in de leeftijd tussen de 12 en 35 jaar, en vooral tussen de 15 en 30 jaar. De afgelopen seizoenen lijkt het aandeel van oudere en invloedrijke voetbalvandalen binnen de harde kern toe te nemen. Verder valt op dat de gemiddelde leeftijd van aangehouden supporters lager wordt. Inmiddels (seizoen 1999/2000) is 31% van de aangehouden personen jonger dan 18 jaar. In seizoen 1998/1999 was dit nog 11%.
Geslacht en etniciteit Meisjes en vrouwen behoren niet tot de problematische supporters. Zij zijn soms wel aanwezig in de buurt van de harde kern maar ze houden zich als het erop aankomt op de achtergrond. In incidentele gevallen worden ze ingezet voor het binnensmokkelen van wapens, vuurwerk e.d. in de stadions. Er is echter de laatste jaren een stijging te zien in het aantal aangehouden vrouwelijke supporters. In seizoen 1999/2000 werden 18 vrouwen aangehouden; in seizoen 1998/1999 waren dit er nog 9. Het aandeel van etnische minderheden bij supportersgeweld blijft beperkt.
Sociale klasse en opleiding Alhoewel hooligans afkomstig zijn uit alle milieus en niet per se werkloos, is de meerderheid van de geweldplegers afkomstig uit lagere sociale milieus en heeft geen of nauwelijks schoolopleiding. De schoolperiode is veelal problematisch verlopen (conflicten met leraren, vernielingen en vechtpartijen) en vaak zijn er problemen in de gezinssituatie. Sociale controle (door ouders) is grotendeels afwezig. Bij de harde kern zitten vaak de meer intellectuele figuren uit de midden- en hogere klasse. Zij hebben meestal ook een baan.
Rechts-extremisme Het politieke bewustzijn lijkt beperkt. Racistische en rechts-extremistische uitlatingen zijn meestal slechts bedoeld als provocatiemiddel. Rechts-extremistische groeperingen hebben nauwelijks invloed op supporters.
Alcohol en drugs Een aantal gewelddadige supporters maakt excessief gebruik van diverse hard- en softdrugs, vaak in combinatie met alcohol. Met name het toenemende gebruik van XTC in combinatie met alcohol kan leiden tot zeer agressief gedrag, verlegging van de pijngrens en onderdrukking van angstgevoelens. Geconstateerd is dat sommige hooligans buitensporig veel alcohol en drugs gebruiken op een houseparty of in een housediscotheek één of meerdere avonden voor bepaalde wedstrijden. In een eerste evaluatie van het sociaal-preventief supportersbeleid wordt dit probleem ook door diverse clubs als zeer ernstig ervaren.
Motieven De voornaamste motieven van gewelddadige supporters lijken te zijn: de kick, spanning en sensatie, rivaliteit tussen verschillende supportersgroepen (op basis van vèrgaande verbondenheid met de club), prestige verwerven, en in iets mindere mate provocaties door rivaliserende supporters en gebeurtenissen op het veld.
Bij voetbalsupporters blijkt zowel een positieve als negatieve roeservaring een belangrijke rol te spelen. Het is de combinatie van roes en ritueel van het voetbal die voor supporters een wezenlijk onderdeel van het leven uitmaakt. Daarbij geeft de roes een groepsbindend en identiteitsversterkend effect.
Gedragsregels Supporters hanteren eigen gedragsregels bij confrontaties, zoals niet weglopen, elkaar steunen, geen onschuldige derden aanvallen, met blote handen vechten en niet doorgaan als een rivaal op de grond ligt. Deze regels worden echter regelmatig geschonden (met uitzondering van de onderlinge steunverlening: als je je maten in de steek laat, hoor je er echt niet meer bij).
Recidive Er zijn aanwijzingen dat gewelddadige supporters ook onder andere omstandigheden (in het uitgaanscircuit, tijdens vakantie e.d.) meer dan anderen geneigd zijn tot gebruik van geweld. Een deel van de aangehouden supporters is dan ook reeds bekend bij politie en justitie. Opvallend is dat de afgelopen drie seizoenen gemiddeld 75% van de aangehouden supporters blijkt te bestaan uit ‘first offenders’, personen die nog niet eerder zijn aangehouden bij het voetbal.
2. Voetbalvandalisme: Situaties
Tijd en plaats In de meeste gevallen vindt supportersgeweld plaats binnen het stadion of de directe omgeving daarvan, voorafgaand, tijdens en na de wedstrijd. Er is sprake van een toenemend aantal vooruit reizende supporters naar uitwedstrijden, waardoor op eerdere tijdstippen ongeregeldheden in het (uitgaans)centrum van de betreffende stad kunnen ontstaan. Daarnaast kunnen gewelddadigheden door supporters voorkomen op en langs de route vanaf en naar een wedstrijd. In de afgelopen jaren lijkt het geweld zich meer naar buiten de stadions te verplaatsen.
Tactiek Er is een tendens waargenomen volgens welke supporters, in een zekere mate van georganiseerd verband, doelbewust onverwachte kortstondige confrontaties en ordeverstoringen plannen buiten het stadion. Dat is op te maken uit: contacten tussen supporters onderling en met rivaliserende supporters vooraf, het voorafgaand uitvoeren van verkenningen en het gezamenlijk vooruitreizen op de wedstrijddag. Het door de supporters gebruikte geweld is niet ongericht, maar is vooral gericht op rivaliserende supporters. Als men die niet kan bereiken, komt het vaak tot vernielingen, waarbij de voorkeur uitgaat naar zaken die in verband lijken te staan met de rivaliserende groep. Over het algemeen wordt een confrontatie met de politie ontweken, tenzij de politie iets tegen de supporters onderneemt. Bij confrontaties wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van een steeds gevarieerdere verzameling wapens.
Communicatie Harde kernen van diverse clubs maken veelvuldig gebruik van mobiele telefoons en internet om onderling afspraken te maken en rivaliserende supporters uit te dagen en te provoceren. Ze onderhouden, ook buiten het voetbal, vaak persoonlijke contacten met elkaar.
Samenwerkingsverbanden Bij wedstrijden van het Nederlands elftal zijn er vrijwel nooit confrontaties tussen Nederlandse supportersgroepen. Er zijn dan zelfs contacten en vormen van samenwerking met rivaliserende groepen, gericht tegen buitenlandse groepen. Er zijn ook samenwerkingsverbanden geconstateerd tussen Nederlandse en buitenlandse supporters(groepen); deze lijken niet in aantal of intensiteit te zijn toegenomen.
Invloed van de media Mediaberichtgeving kan een bevorderende invloed hebben op het gedrag en de status van voetbalvandalen. Bekend is dat veel vandalen verwoede verzamelaars zijn van berichten in de media over supportersgeweld, en dan met name die over de eigen gedragingen en die van hun groep. Via internet en in supporterscafé’s worden illegale videobanden van voetbalrellen verhandeld. Daarnaast worden de media gebruikt om elkaar uit te dagen en de rivaliteit te versterken.
3. Voetbalvandalisme: Gedragsbeïnvloeding Eind jaren tachtig zijn in zes (middel)grote steden sociaal-preventieve supportersprojecten gestart die gericht waren op de harde kern en in mindere mate op de meelopers. In 1991 zijn deze projecten geëvalueerd. De belangrijkste conclusie wat dat de sociaal-preventieve aanpak positieve effecten heeft, waarbij vooral de grotere aanspreekbaarheid van de doelgroep op negatieve gedragingen eruit springt. In 1997 constateerde KPMG dat de projecten nieuw leven ingeblazen zouden moeten worden. In 1998 startte vervolgens het landelijke project ‘Sociaal-preventief supportersbeleid’ met een looptijd van drie jaar. Het doel is om in alle steden met clubs lokale projecten op gang te brengen, waarbij de clubs, het jeugdwerk, de gemeente en de politie gezamenlijk activiteiten ontwikkelen gericht op sociale preventie. Er is een projectorganisatie bij de KNVB ingesteld die de clubs en de gemeenten organisatorisch en deels financieel ondersteunt bij het opzetten van lokale projecten. Een eenmalige stimuleringsbijdrage voor een sociaal-preventief project kan eveneens aangevraagd worden bij het ministerie van VWS. Op dit moment zijn meer dan twintig clubs in meer of mindere mate bezig met sociaal-preventieve projecten. In o.a. Eindhoven (PSV) en in Arnhem (Vitesse) is reeds veel geïnvesteerd in het supporterswerk. Daarmee zijn intussen al vele jaren goede ervaringen opgedaan. Ook in Den Haag en Utrecht zijn met succes projecten gestart, gericht op het tegengaan en terugdringen van pestgedrag, racisme en discriminatie binnen de school, in de wijk en op de tribune.
De KNVB heeft alle clubs, op straffe van mogelijk verlies van hun licentie, verplicht een zogenaamde supporterscoördinator aan te stellen en een sociaal-preventief supportersbeleid te voeren. Jaarlijks moeten clubs verslag doen over hun supportersbeleid en over hun supporterscoördinator. De hoofdtaak van een supporterscoördinator is de vorming en uitvoering van het supportersbeleid bestaande uit:
· leggen en onderhouden van contacten met supporters; · organiseren van activiteiten door en voor supporters; · stimuleren van het gebruik van jeugdwelzijnsvoorzieningen door supporters; · dienstverlening aan supporters; · doorverwijzing van hulpvragen van individuele supporters; · begeleiding van supporters bij uit- en thuiswedstrijden. · Supporterscoördinatoren bevorderen aldus dat supporters een versterkte binding krijgen met de club en daardoor - naar verwachting - meer verantwoordelijkheidsgevoel. De sociale controle tussen supporters neemt toe waardoor ze makkelijker kunnen worden benaderd en aangesproken op hun gedrag.
Het gedrag van officials, trainers en spelers kan van invloed zijn op supportersgedrag. Daarom heeft de KNVB voor deze groep een gedragscode opgesteld, die mogelijk een voorbeeldwerking kan hebben op supportersgedrag.
Tijdens het EK2000 zijn goede ervaringen opgedaan met ‘goed gastheerschap’ (behandel bezoekers als gasten), waarbij een goede samenhang (ketenbenadering) is aangebracht tussen een aantal afzonderlijke aspecten zoals serviceverlening, supportersbegeleiding, openbaar vervoersvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen en ordehandhaving en veiligheid).
4. Voetbalvandalisme: Schade
Tijdens vervoer Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de NS Spoorwegpolitie is de aangebrachte schade door vervoerde supporters per seizoen aanzienlijk teruggelopen. In seizoen 1990/’91 was de totale schade fl. 242.669,- (fl. 2,25 per vervoerde supporter). In seizoen 1995/’96 was dit bedrag teruggelopen tot fl. 27.404,- (fl. 0,20 per vervoerde supporter). Naast het vervoer per trein worden supporters met bussen vervoerd en maken supporters gebruik van het openbaar vervoer binnen de steden. Er zijn geen schadecijfers bekend over supportersvervoer per bus. Een indicatie voor een schadebedrag is gegeven door het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf Amsterdam dat in het seizoen 1995/’96 een totale voetbalgerelateerde schade leed van fl. 3.372,-. De clubs zijn aansprakelijk voor schade veroorzaakt door hun supporters in de door de clubs gehuurde bussen of treinen.
Binnen de stadions De clubs gaven volgens cijfers van het CBS in seizoen 1996/’97 een bedrag van ca. 8,1 miljoen gulden uit voor beveiliging van de stadions. Omgerekend is dit fl. 1,65 per toeschouwer en ca. fl. 11.000,- per wedstrijd. Schade binnen het stadion komt voor rekening van de betreffende club, behalve als duidelijk aantoonbaar is dat de schade is veroorzaakt door aanhangers van de bezoekende club. In dat laatste geval gaat de rekening naar de bezoekende club.
Buiten de stadions Gezien de trend dat het supportersgeweld zich meer naar buiten het stadion verplaatst, kan aangenomen worden dat er een toenemende schade is bij horecagelegenheden, winkels, straatmeubilair en geparkeerde auto’s in de omgeving van het stadion. Ook hierover zijn geen landelijke cijfers bekend. In het onderzoek van het COT naar de rellen in Rotterdam (1999) wordt vermeld dat in een uur tijd bij 93 winkels in veertien verschillende straten de ruiten werden ingegooid en 25 winkels werden geplunderd. In het onderzoek van Bieleman e.a. (2000) naar aanleiding van de rellen in de Groningse binnenstad na afloop van de wedstrijd Groningen-Sparta wordt vermeld dat in totaal voor fl. 6000,- (glas)schade werd toegebracht aan panden op de looproute tussen stadion en binnenstad. Aldaar werd vervolgens voor ruwweg fl. 50.000,- (glas)schade toegebracht aan gebouwen.
Individuele slachtoffers Over (im)materiële schade en fysiek letsel van slachtoffers van supportersgeweld zijn geen cijfers bekend. Bij materiële schade kan gedacht worden aan schade aan kleding en/of accessoires (brillen en dergelijke). Daarnaast kan er sprake zijn van fysiek letsel veroorzaakt tijdens confrontaties met en tussen supporters.
Schadevergoeding Wie schade heeft geleden kan bij de rechter een vordering tot schadevergoeding instellen. Vaak is moeilijk te bewijzen dat de verdachte aantoonbaar schade heeft veroorzaakt. De rechter accepteert niet de constructie waarbij alle betrokkenen aansprakelijk worden gesteld voor een evenredig deel van de geleden schade. Schadevergoeding via het civiele recht is tijdrovend en duur. Vaak is bij de daders weinig te halen.
Samenleving Materiële schade voor de samenleving als geheel is gelegen in het feit dat de Nederlandse politie (inzet bij voetbalwedstrijden) en justitie (rechtspleging) tijd en geld steken in preventie en bestrijding van supportersgeweld. Het CIV vermeldt in haar evaluatie van seizoen 1996/’97 dat de totale kosten van politie-inzet (246.600 mensuren) ruim fl. 14.850.000 bedroegen. Omgerekend is dit ca. fl. 3,- per toeschouwer en fl. 20.000,- per wedstrijd. In latere evaluaties worden door het CIV geen bedragen meer genoemd omdat uit informatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bleek dat de genoemde kosten de werkelijke kosten (personele en materiële kosten) absoluut niet dekken. De politie-inzet bij het betaald voetbal steeg overigens van 248.373 (seizoen 1998/1999) naar 311.120 mensuren in seizoen 1999/2000.
5. Voetbalvandalisme: Taken Politie De politie-inzet bij voetbalwedstrijden is de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen. Dit ondanks het feit dat de betrokken partijen eind 1994 de intentie hadden uitgesproken om de politie-inzet jaarlijks met 10% te verminderen. De oorzaak van deze stijging moet gezocht worden in het toegenomen aantal internationale wedstrijden (o.a. de Champions League, EK2000), het toenemende aantal bezoekers bij succesvolle clubs, gebrek aan vertrouwen van de politie in de organisatie en uitvoering van orde- en veiligheidsmaatregelen door de clubs in stadions, meer en intensiever onderzoek van incidenten met voetbalsupporters en toenemende politie-inzet bij oefenwedstrijden.
Naast de door het CIV geleverde informatie verzamelen korpsen zelf aanvullende informatie. Ze wisselen onderling informatie uit over het gedrag van supportersgroepen en ondersteunen elkaar met expertise en bijstand. Bij het inwinnen van informatie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde kan op grond van artikel 2, Politiewet 1993 gebruik gemaakt worden van bijzondere inwinningsmethoden (o.a. door observatie en via gesprekscontacten/informanten). In de praktijk wordt in dit kader geen gebruik gemaakt van infiltranten of telefoontap omdat het te dienen belang onvoldoende zwaarwegend is om dergelijke ingrijpende opsporingsmethoden te gebruiken. Door de Adviescommissie Inlichtingen van de RvH is een handleiding gemaakt waarin methodieken van informatie-inwinning door de politie en de daarbij te volgen procedures zijn beschreven.
Gebleken is dat zowel het aanwezig zijn van politie als vroegtijdig optreden de kans op geweld vermindert, zowel aan de kant van de supporters als van de politie. Het COT geeft in haar onderzoek (1999) aan dat de politie vaak meer oog heeft voor escalatiegevaar dan voor de preventieve werking van gerichte aanhoudingen binnen groepen ordeverstoorders.
Sinds 1997 wordt een actiever aanhoudingsbeleid gevoerd ten aanzien van zich misdragende supporters. Ter uitvoering daarvan wordt de laatste jaren politie gedifferentieerd ingezet; dus niet allen mobiele eenheden maar ook supportersbegeleiders, arrestatie-eenheden, politie te paard e.d. Bij risicowedstrijden wordt recherchecapaciteit beschikbaar gesteld om de opsporings- en vervolgingsfase zo effectief mogelijk te maken.
Dat een goede communicatie bij de politie van groot belang is, bleek tijdens de uit de hand gelopen rellen na de huldiging van Feijenoord op 25 april 1999 in de Rotterdamse binnenstad. Het korps en de Mobiele Eenheid (ME) kampten met haperende communicatiemiddelen, overbelasting van het telefoonnet en valse meldingen via 06-nummers. In haar onderzoeksrapport (1999) beveelt het COT aan om wettelijk mogelijk te maken dat mobiele verbindingen tussen personen die iets in hun schild voeren kunnen worden verstoord of uitgeschakeld. Daarnaast pleit het COT voor wettelijke mogelijkheden om bezit en/of gebruik van mobiele telefoons e.d. op bepaalde locaties tijdelijk te verbieden.
De spoorwegpolitie houdt toezicht binnen de speciale supporterstreinen. Zij voeren een streng ‘lik-op-stuk’-beleid uit t.a.v. supporters die zich misdragen. Bij schade van meer dan 1.000 gulden wordt meteen proces-verbaal opgemaakt. Mede door dit optreden en door meereizende stewards is het aantal vernielingen in treinen drastisch gedaald.
De uitbreiding van de voetbalcompetitie binnen de Europese Unie heeft de bestaande internationale politiesamenwerking geïntensiveerd. Operationele contacten met buitenlandse politiekorpsen worden onderhouden door het CIV dat vervolgens informatie doorgeeft aan betrokken politiekorpsen en het NCC. Op verzoek van het gastland kan ondersteuning door politiedeskundigen uit het bezoekende land worden verleend.
In 1999 is op Nederlands initiatief een Europees Handboek (ENFOPOL 37, nr. 8358/99) ontwikkeld dat een beschrijving geeft van de inhoud en reikwijdte van politiesamenwerking bij internationale wedstrijden. In het handboek komen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde: de samenwerking tussen politie en stewards/begeleiders, het toegangsbeleid (incl. ticketbeleid) bij stadions, een checklist mediabeleid en een overzicht van eerder door de Europese Unie aanvaarde documenten.
In Europees verband wordt bezien of en in hoeverre het mogelijk is om voetbalhooligans bij wedstrijden van hun club in het buitenland in eigen land te houden. Andere onderwerpen van gesprek zijn de toepassing van inreisverboden en het internationaal erkennen en uitwisselen van stadionverboden via ‘nationale steunpunten’ zoals het CIV in Nederland.
6. Voetbalvandalisme: Taken overige actoren en organisaties
Rijksoverheid De volgende bewindslieden zijn verantwoordelijk voor het bestrijden van voetbalvandalisme en -geweld: de minister van BZK, de minister van Justitie en de staatssecretaris van VWS. De minister van BZK heeft een coördinerende rol bij (dreiging van) grootschalige ordeverstoringen en heeft daarvoor de beschikking over een Nationaal Coördinatie Centrum (NCC). Daarnaast is BZK in overleg met Justitie en VWS verantwoordelijk voor de coördinatie van het rijksbeleid op dit gebied. Justitie is verantwoordelijk voor de bijstand bij strafrechtelijk onderzoek en voor het machtigen van het OM om ten behoeve van het opleggen van een stadionverboden informatie over voetbalvandalen aan de KNVB te verstrekken. VWS is o.a. verantwoordelijk voor het ontwikkelen en stimuleren van sociaal-preventief supportersbeleid en de handhaving van het licentiesysteem van de KNVB.
Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme Statistische informatie over supporters(geweld) wordt verzameld en jaarlijks beschikbaar gesteld door het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) dat in 1986 werd opgericht en dat is ondergebracht bij de regiopolitie Utrecht. Op basis van dit cijfermateriaal en van informatie van politiekorpsen kan het CIV voorspellen bij welke wedstrijden moeilijkheden te verwachten zijn. Op grond daarvan bepalen politiekorpsen meestal hoeveel agenten zij in zullen zetten. Het CIV heeft verder als taken: nationale en internationale beleidsadvisering, het maken van tactische en strategische analyses en ondersteuning bij grote (inter)nationale voetbalevenementen.
Ter versterking van de informatiepositie van de politie is bij het CIV het Voetbal Volg Systeem (VVS) ontwikkeld en in 1998 van start gegaan. Deze landelijke databank op het gebied van supportersgeweld bevat informatie over personen, groepen en fenomenen. Het beheer van het VVS is in handen van het CIV. Alle politieregio’s, vrijwel alle parketten van het OM, een aantal clubs en de KNVB zijn inmiddels aangesloten op het VVS. De clubs en de KNVB hebben alleen toegang tot de openbare onderdelen. De KNVB krijgt daarnaast van het OM via het VVS strafrechtelijke informatie verstrekt om personen van stadionbezoek uit te sluiten.
KNVB De KNVB is o.a. verantwoordelijk voor het opstellen van zowel de voorwaarden, richtlijnen en aanbevelingen inzake het veiligheidsbeleid, het toepassen van civiele stadionverboden, het (sociaal preventieve) toeschouwers- en supportersbeleid, alsmede het opstellen en controleren van de voorschriften voor clubs ten aanzien van orde en veiligheid bij wedstrijden. De veiligheidsvoorwaarden zijn opgenomen in het zogenaamde ‘blauwe veiligheidsboek’ (KNVB, 2000). Jaarlijks stuurt de KNVB een rapportage naar de burgemeesters over de naleving van de licentievoorwaarden door de club(s) in hun gemeente. Niet-opvolging van de richtlijnen kan tot door de KNVB op te leggen sancties leiden, waar onder opschorting of intrekking van de licentie.
Betaald Voetbal Organisatie Binnen het stadion is de Betaald Voetbal Organisatie (BVO) - als organisator - primair verantwoordelijk voor het toezicht op de orde, de veiligheid en de handhaving daarvan. De politie heeft daarop een aanvullende taak als ordehandhaver op het openbare terrein buiten de stadions. Het beleid is erop gericht alleen in uitzonderingssituaties politie in te zetten binnen het stadion. Iedere BVO is verplicht een professionele veiligheidscoördinator aan te stellen en goede steward-organisatie op te zetten. Ook is de BVO verantwoordelijk voor het georganiseerde supportersvervoer naar uitwedstrijden. Verder heeft iedere BVO de bevoegdheid om seizoenskaarten in te trekken en civielrechtelijke stadionverboden op te leggen en te handhaven. Volgens nieuwe KNVB-regels zijn het de clubs die in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van verbaal geweld (spreekkoren) in hun stadion.
Vervoersmaatschappijen De vervoersmaatschappijen (w.o. de NS) zijn primair verantwoordelijk voor een goede toegangscontrole tot hun vervoermiddelen en de ordehandhaving op stations, perrons en binnen hun vervoermiddelen. De politie kan (op aanvraag) aanvullend optreden. Bij ordeverstoringen moet de NS optreden van de politie op haar grondgebied toelaten.
7. Hoeveelheid gepleegde delicten
Aard van de gepleegde delicten Volgens het meest recente evaluatieverslag van het CIV over het voetbalseizoen 1999/2000 werden in totaal +1550 aanhoudingen verricht waarvan 1170 (75,5%) op grond van strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht (WvS). Daarbij gaat in de meeste gevallen om geweldsdelicten zoals openlijke geweldpleging (art. 141) en mishandeling (artt. 300-304). Het CIV merkt op dat er een stijging is waar te nemen in het aantal club- en niet-clubgerelateerde gewelddadige incidenten waarbij veelal jonge supporters zijn betrokken. Ervaren politiemensen schrikken regelmatig van de ‘drive’ die sommige jongeren vertonen bij hun geweldplegingen. Bij (grootschalige) incidenten buiten de stadions worden vaak ook vermogensdelicten met een gewelddadig karakter gepleegd. Voorbeelden daarvan zijn het in groepsverband plunderen van winkels bij benzinestations en de plunderingen tijdens de rellen in Rotterdam bij het kampioensfeest van Feyenoord op 25 april 1999. Het Crisis Onderzoek Team (COT) van de Universiteit Leiden constateert in haar onderzoek (1999) naar de rellen dat het voetbalgeweld zich steeds meer lijkt te vermengen met andere type delicten en criminaliteitsvormen zoals drugshandel, druggebruik, wapenbezit en –gebruik, recreatiecriminaliteit, vernielingen, diefstal en plunderingen.
Verbaal geweld Er is sprake van een toename van verbaal geweld in de stadions. Het CIV verstaat onder verbaal geweld: \"Verbale uitingen door personen/groepen die racistisch/discriminatoir en of kwetsend naar andere personen of groepen zijn\". In seizoen 1999/2000 is het aantal aanhoudingen voor verbaal geweld gestegen naar 8,5%, tegen 4% in seizoen 1998/1999.
8. Overige karakteristieken
Trends De volgende trends zijn sinds 1995 waar te nemen:
· de gemiddelde leeftijd van aangehouden supporters daalt sterk. Dit is mogelijk een indicatie voor een ‘vernieuwing’ binnen de groep ‘risicosupporters’ · het supportersgeweld heeft zich meer naar buiten het stadion verplaatst en vindt vaker plaats in omstandigheden die niet direct in relatie staan tot een voetbalwedstrijd · de organisatiegraad in de vorm van tactisch en strategisch gedrag is toegenomen · het gebruik van telecommunicatiemiddelen (mobiele telefoons en Internet) is aanzienlijk toegenomen. Er worden confrontaties afgesproken, valse meldingen gedaan bij de politie en bedreigingen geuit. Bovendien wordt de politieradio met scanners afgeluisterd · het georganiseerde (en dus gecontroleerde) supportersvervoer wordt vaker genegeerd. Er is een toenemend gebruik van eigen of gehuurde vervoermiddelen, met als gevolg dat niet begeleide supporters onderweg en in de omgeving van het stadion overlast veroorzaken · het fysieke en verbale geweld is verhard en richt zich minder tegen zaken maar des te meer tegen personen · het wapenbezit en -gebruik is toegenomen · het gebruik van (hard)drugs, vaak in combinatie met alcohol is toegenomen · het aantal geweldsincidenten bij het amateurvoetbal waarbij spelers, scheidsrechters en toeschouwers betrokken zijn, lijkt na jarenlange stijging af te nemen.
9. Situationele preventie
Technopreventie De afgelopen decennia is de beveiliging binnen stadions aanzienlijk verbeterd. Een aantal grote clubs heeft nu een nieuw (overdekt) stadion dat is voorzien van een klantvriendelijke inrichting en een optimale beveiliging. Verbeteringen zoals strikte scheiding van supportersgroepen, minder of geen hekken, voldoende schone sanitaire voorzieningen, omzetting van staanplaatsen naar zitplaatsen en camerabewaking hebben vandalisme en supportersgeweld binnen stadions aanzienlijk teruggedrongen. Met name de bewaking met camera’s in de stadions heeft de pakkans van gewelddadige supporters verhoogd. In seizoen 2001/2002 start de KNVB het project ‘Intensivering cameratoezicht’, waarbij de kwaliteit van de infrastructuur van de camera’s en de kwaliteit van de bediening centraal staan. Alle clubs zijn op basis van KNVB-voorschriften verplicht videocamera’s in te zetten binnen de stadions. Daarnaast dient het stadion 24 uur voor aanvang van de wedstrijd permanent bewaakt te worden. Maximaal tweederde van de beschikbare staanplaatsen mag worden verkocht. Ook is fouillering van zoveel mogelijk toeschouwers verplicht.
In de meeste huisreglementen van stadions is bepaald dat gebruik van alcohol en drugs binnen het stadion verboden is en dat onder invloed zijnde supporters niet worden toegelaten. Sommige clubs (bijv. Vitesse) hebben in hun reglementen opgenomen dat het gebruik van harddrugs en de handel in soft- en harddrugs zowel in het stadion als tijdens het vervoer naar de uitwedstrijd niet wordt getolereerd. In de praktijk worden deze regels zeer zelden geëffectueerd. Tijdens het EK2000 hebben burgemeesters in de speelsteden met succes tijdelijk een beperkt of volledig verbod op alcoholverkoop verordend binnen de stadions en in de directe omgeving daarvan.
Elke club dient op voorschrift van de KNVB een veiligheidscoördinator aan te stellen die verantwoordelijk is voor het bevorderen van orde en veiligheid rond wedstrijden. Ter ondersteuning van de veiligheid hebben alle clubbesturen en veiligheidscoördinatoren een Handboek Wedstrijdorganisatie ontvangen met als bijlage een modeldraaiboek voor de wedstrijdorganisatie.
In 1998 is naar Engels voorbeeld een proef gestart met een ‘hooligan hotline’, een telefonisch meldpunt waar mensen (anoniem) informatie kunnen doorgeven inzake (te verwachten) supportersgeweld. Op grond van de resultaten van deze proef is najaar 1999 een pilot Meldpunt Voetbalvandalisme (tel. 0900-1433) gestart bij het CIV, alwaar dag en nacht (anoniem) informatie over mogelijke voetbalrellen kan worden doorgegeven. Het CIV verwerkt de melding en leidt deze zonodig door naar politie, gemeenten, KNVB, etc. Tot nu toe levert het Meldpunt nauwelijks bruikbare informatie op. Slechts 6% van de telefoontjes had enige relatie met voetbal. Het ministerie van BZK start bij het begin van voetbalseizoen 2001/2002 een nieuwe campagne om het Meldpunt onder de aandacht van het publiek te brengen.
Een al vele jaren met redelijk succes toegepaste maatregel bij risicowedstrijden is de combiregeling waarmee het georganiseerde vervoer van bezoekende supportersgroepen is geregeld. Supporters met een geldig toegangsbewijs tot de uitwedstrijd moeten van deze vervoersregeling gebruik maken om te worden toegelaten in het stadion. De laatste jaren stuit de strakke combiregeling steeds vaker op protest bij goedwillende supporters, die soms onnodig lang moeten omreizen en niet op eigen gelegenheid een uitwedstrijd kunnen bezoeken. In overleg met alle betrokken partijen wordt de combiregeling nu beperkt toegepast. Bovendien is de combiregeling publieksvriendelijker gemaakt door onderweg meer opstapplaatsen toe te staan.
In het seizoen 1995/1996 is op initiatief van de KNVB en de clubs gestart met de introductie en gefaseerde invoer van de persoonsgebonden clubkaart (met pasfoto van de eigenaar). Dit systeem was bedoeld om de kaartverkoop en het toegangsbeheer te regelen, waarbij de nadruk lag op supportersscheiding en handhaving van stadionverboden. Supporters zijn echter zeer inventief in het verkrijgen van kaartjes, ook voor vakken waar bepaalde groepen niet gewenst zijn. Bovendien was de regeling frustrerend voor de niet-gewelddadige voetballiefhebber, die nauwelijks meer aan een kaartje kon komen. Deze en andere knelpunten (w.o. gebreken in het softwaresysteem) hebben geleid tot een vertraging bij de gefaseerde invoer en een sterk verminderd draagvlak voor dit systeem bij de clubs en de supporters. De invoer van het clubkaartsysteem is vervolgens door de regering in heroverweging genomen. Er wordt nu prioriteit gegeven aan een goede geautomatiseerde toegangscontrole op de toegangskaarten en een systeem om bij risicowedstrijden de kaartverkoop te verbinden aan het bezit van een clubkaart. De KNVB is gevraagd de toegangscontrole opnieuw onder de loep te nemen waarbij ook de toepasbaarheid van nieuwe biometrische identificatiesystemen zal worden betrokken.
Bij enkele clubs hanteert men een uitkaart- of goldcardsysteem. Dit houdt in dat de uitspelende club een speciale kaart aan supporters van onbesproken gedrag kan geven waarmee meegereisd mag worden naar uitwedstrijden.
De KNVB, de clubs en de lokale driehoek (politie, OM en gemeentebestuur) voeren periodiek overleg waarin onder meer risicowedstrijden worden vastgesteld. Het CIV gaat uit van een risicowedstrijd, zodra op basis van analyse van beschikbare informatie, gegevens en ervaringen, extra rekening dient te worden gehouden met verstoringen van de openbare orde en veiligheid. Dit gebeurt aan de hand van een checklist, waarbij wordt gekeken naar het verleden (van het supportersgedrag) van de club, de vervoersproblematiek en de stand op de ranglijst. Risicowedstrijden worden zoveel mogelijk op een vast tijdstip, zondagmiddag 14.30 uur gepland.
Voorinformatie over te verwachten problemen bij wedstrijden kan soms leiden tot een noodverordening c.q. noodmaatregel of zelfs een verbod van een wedstrijd, uitgevaardigd door de burgemeester van de gemeente waar de wedstrijd is gepland. Dit laatste gebeurt echter zelden. Voorbeelden van noodmaatregelen zijn: vrijheidsbeperkende maatregelen zoals opsluiting in een leeg stadion of gedwongen verblijf in een arrestantenverblijf bij de politie.
Op grond van de openbare orde- en noodbevoegdheden (art. 172, 175 en 176 van de Gemeentewet) kan een burgemeester onder meer bepalen dat personen die herkenbaar zijn als voetbalsupporter verplicht worden zich over de snelst mogelijke weg door de gemeente te verplaatsen. Het verlaten van de snelweg of stoppen op de snelweg (anders dan in een noodsituatie) is dan een overtreding van de noodbevoegdheid, op basis waarvan overtreders door de politie mogen worden aangehouden.
Het zich groeperen van voetbalsupporters binnen een gemeente kan op grond van een samenscholingsverbod in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente worden verhinderd. Op grond daarvan kan de politie supporters bevelen hun weg te vervolgen of zich in een aangegeven richting te verwijderen.
Het is mogelijk om voorafgaand aan een risicowedstrijd, supporters tegen wie nog vorderingen openstaan dan wel die nog een vrijheidsstraf dienen uit te zitten, thuis aan te houden. Een publiekrechtelijk omgevingsverbod behoort ook tot de mogelijkheden om recidiverende voetbalvandalen te weren uit de omgeving van het stadion. Het VNG heeft daarvoor een modelbepaling gemaakt die in de APV kan worden opgenomen.
Op grond van voorschriften in de wedstrijdvergunning van de club kan de burgemeester een wedstrijd uitstellen of verbieden. De mate waarin van dit instrument gebruik wordt gemaakt, varieert.
Volgens de OM-richtlijn (1999) moeten ook supporters worden aangepakt die zich schuldig maken aan racistische en discriminerende uitlatingen. In de praktijk blijkt dit vaak moeilijk aangezien het meestal grote groepen zijn die zich in koor racistisch uitlaten. De KNVB heeft een Stappenplan spreekkoren opgesteld dat als richtlijn dient voor clubs, scheidsrechters en KNVB-waarnemers om op te treden tegen (groepen) supporters die racistische en andere discriminatoire uitlatingen doen, voorafgaand, tijdens en na de wedstrijd. In de nieuwe KNVB-regels zijn de clubs primair verantwoordelijk voor de bestrijding van verbaal geweld binnen de stadions.
Burgemeesters kunnen t.a.v. verbaal supportersgeweld tijdens een voetbalwedstrijd vergaande maatregelen nemen zoals ontruiming van het betreffende vak of het staken van de wedstrijd. In de praktijk gebeurt dit nog nauwelijks.
Ten aanzien van verbaal supportersgeweld hebben scheidsrechters de mogelijkheid om een wedstrijd stil te leggen. naar boven
Sociale preventie
Het CIV heeft een ‘model-adoptieregeling’ ontwikkeld waarin adoptietaken van de politie nader zijn omschreven. Dit houdt in dat het regionale korps met vaste mensen de ‘eigen’ risicosupporters nadrukkelijk begeleidt zowel binnen als buiten de regio. Hierdoor wordt meer inzicht verkregen over de ‘eigen’ (risico)supporters, het groepsgedrag en supportersnetwerken. Politiemensen verwachten veel van deze preventieve maatregel gebaseerd op het principe ‘kennen en gekend worden’. Voetbalsupporters gaan minder snel tot geweld over als er politiemensen in de buurt zijn die ze kennen. Ze zijn dan niet meer anoniem. Niet altijd is daadwerkelijke begeleiding nodig. Soms wordt volstaan met het informeren van het ‘ontvangende korps’ of met het aanwezig zijn tijdens het reizen naar uitwedstrijden en het ondersteunen van meereizende stewards.
De KNVB heeft in haar veiligheidsrichtlijnen en -voorwaarden bepaald dat de clubs de verplichting hebben om over minimaal 25 opgeleide stewards te beschikken. De werkzaamheden van de stewards zijn gericht op bewaking, toezicht en serviceverlening binnen en rond het stadion. Met name bij de toegangscontrole spelen zij een grote rol. Bij uitwedstrijden reizen stewards van de bezoekende club mee en zijn ze verantwoordelijk voor de begeleiding van bezoekende supporters. Het stewardsysteem kent naast de functie van steward ook de hoofdsteward en de steward-coördinator. De stewards zijn veelal afkomstig uit de eigen supportersgelederen. Na een succesvol afgesloten cursus bij de KNVB krijgt de steward een certificaat dat recht geeft op een door de politie bekrachtigd legitimatiebewijs. Het stewardsysteem is inmiddels bij alle clubs ingevoerd en blijkt bij een aantal clubs effectief te zijn. Er zijn vanaf 1994 meer dan ruim 4500 opgeleid bij de KNVB.
De rol van stewards lijkt beperkt bij onverwachte incidenten en gewelddadig optreden van groepen supporters, maar door de begeleiding van stewards gaan supporters minder vaak over tot vernielingen in het openbaar vervoer. In seizoen 1999/2000 is geconstateerd dat stewards en toezichthouders regelmatig bedreigd worden door supporters.
10. Repressieve juridische maatregelen
Algemeen
Op 1 april 1999 is de richtlijn Voetbalvandalisme en -geweld (nr. 1999R003) van het Openbaar Ministerie (OM) van kracht geworden. Het justitieel optreden is daarin bepaald tot alle vormen van fysiek geweld, tegenwerking van politie en veiligheidsdiensten, bedreiging, discriminatie, vuurwerk- en wapendelicten en ernstige vormen van verbale agressie. Daarbij wordt zoveel mogelijk ‘lik-op-stuk-beleid’ gehanteerd.
First offenders krijgen een transactie aangeboden of een voorwaardelijke gevangenisstraf (met als bijkomende voorwaarde een stadionverbod met meldingsplicht) en een geldboete. Recidivisten kunnen een onvoorwaardelijke of deels voorwaardelijke (met stadionverbod) gevangenisstraf krijgen.
In aansluiting op de richtlijn is eveneens op 1 april 1999 de aanwijzing Bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld (nr. 1999A009) vastgesteld, die een beschrijving geeft van de activiteiten die van het OM worden verwacht op het gebied van pre-opsporing, opsporing, vervolging en informatieverstrekking.
Stadionverbod
Een met succes toegepaste maatregel tegen zich misdragende supporters is het (landelijk) civielrechtelijk stadionverbod zonder meldingsplicht. Volgens een richtlijn van de KNVB kan deze door clubs dan wel landelijk door de KNVB worden opgelegd op basis van informatie-uitwisseling tussen OM, clubs en KNVB. Het stadionverbod is gebaseerd op de huisregels van de clubs en kan worden opgelegd als de supporter de orde in en rondom het stadion verstoort, in directe relatie tot de voetbalwedstrijd strafbare feiten pleegt of het huisreglement van de club in andere zin overtreedt. De maximale duur van het civiele stadionverbod is vier jaar. Gemiddeld wordt een stadionverbod van 9 à 10 maanden opgelegd. Er is een Commissie van Toezicht op civielrechtelijke uitsluitingen ingesteld die klachten over opgelegde stadionverboden behandelt. Supporters die ondanks een stadionverbod toch in het stadion worden aangetroffen, riskeren een verlenging van het stadionverbod en een boete van 1000 gulden van de KNVB.
Bij risicowedstrijden kan op verzoek van de lokale driehoek gebruik gemaakt worden van lik-op-stuk-beleid, waarbij aangehouden supporters direct een civiel stadionverbod krijgen uitgereikt door een deurwaarder. Deze mogelijkheid wordt niet vaak toegepast vanwege de beperkte beschikbaarheid van een deurwaarder en de kosten.
Officieren van justitie mogen in een vroeg stadium informatie over aangehouden voetbalvandalen aan de KNVB verstrekken, n.l. als er voldoende overtuigend en wettig bewijs is voor bewezenverklaring van de verdenking. In alle gevallen gaat de KNVB binnen een week over tot invordering en blokkering van de clubkaart van de betrokkene, tenzij er onvoldoende bewijs is of als het stadionverbod van korte duur is. Verstrekking door het OM van strafrechtelijke gegevens aan de KNVB op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) vormde in 1999 onderwerp van een uitspraak (d.d. 6 mei 1999) van de rechtbank Zwolle en een uitspraak van de Raad van State (d.d. 26 april 2000) die oordeelde dat verstrekking van dergelijke informatie op basis van de WOB onrechtmatig is. Daarom is per 1 september 2000 de nieuwe Wet Bescherming persoonsgegevens (WPB) als wettelijke en juridische grondslag gekozen voor deze doelgerichte gegevensverstrekking (Aanwijzing WBP (2001A006), Staatscourant, 2001, nr. 154). In aansluiting daarop is door de Registratiekamer een (model) privacyreglement en een handleiding voor de parketten opgesteld.
Toepassing van een civielrechtelijke meldingsplicht verdraagt zich niet met de grondrechten en is daarom niet mogelijk. Tussen club, lokale politie en supporter kan wel een meldingsovereenkomst gesloten worden dat de termijn van het opgelegde stadionverbod verkort wordt op voorwaarde dat de supporter zich periodiek op een af te spreken locatie meldt, bij voorkeur op het plaatselijke politiebureau. Ondanks het beperkte succes van deze mogelijkheid heeft de KNVB de meldingsovereenkomst landelijk ingevoerd.
Aantal opgelegde civiele stadionverboden per seizoen
1995-1996 : 176, 1996-1997 : 379, 1997-1998 : 792, 1998-1999 : 917, 1999-2000 : 1.221
Verklaring van deze toename kan gezocht worden bij de gewijzigde OM-richtlijn, de verbeterde informatievoorziening van het OM naar de KNVB, het gevoerde lik-op-stuk-beleid en de aanscherping van de procedure door de KNVB. Het verschil tussen het aantal aanhoudingen en opgelegde stadionverboden wordt steeds kleiner. In seizoen 1999/2000 kreeg 63% van de aangehouden supporters een stadionverbod; dit was nog 51% in seizoen 1998/1999.
Een strafrechtelijk stadionverbod met meldingsplicht kan door de rechter als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke vrijheidsstraf worden opgelegd aan notoire voetbalvandalen. Men moet zich dan tijdens de wedstrijden van de eigen club melden bij de politie en men mag zich twee uur voor en twee uur na de wedstrijd niet ophouden bij het stadion. Het duurt echter relatief lang voordat een strafrechtelijk stadionverbod kan worden geëffectueerd. In de praktijk wordt dit middel daarom zelden toegepast, mede omdat de meeste zaken niet bij de rechter komen omdat ze worden geseponeerd of op andere wijze worden afgedaan. naar boven
Artikel 140 Wetboek van Strafrecht Dit artikel stelt het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, strafbaar. Het lid zijn van een ‘harde kern’ op zich is niet voldoende om dit artikel toe te passen. Er moet sprake zijn van een groep vandalen die als oogmerk heeft het regelmatig plegen van mishandelingen, vernielingen en dergelijke, en er moet sprake zijn van een grote dreiging. naar boven
Nieuwe wettelijke voorzieningen
Voorjaar 2000 zijn drie extra wettelijke voorzieningen van kracht geworden om groepsgeweld aan te pakken en te voorkomen. Op grond van het gewijzigde artikel 141 Wetboek van Strafrecht kunnen personen die hebben bijgedragen aan openlijke geweldpleging zonder zelf een gewelddadige handeling te hebben begaan, strafbaar worden gesteld. Tijdens het EK2000 is dit artikel 48 keer toegepast, waarbij alle verdachten voor openlijke geweldpleging zijn veroordeeld.
naar boven
Bestuurlijke ophouding is een nieuwe maatregel waarmee op bevoegdheid van de burgemeester grote groepen ordeverstoorders onder politiedwang op een bepaalde locatie voor korte tijd - maximaal twaalf uur - kunnen worden vastgehouden. De ophouding is mogelijk als er sprake is van een oproerige beweging, andere ernstige wanordelijkheden of rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Door BZK is in mei 2000 een Handleiding bestuurlijke ophouding uitgegeven om inzicht te geven in de toepassingsmogelijkheden van dit nieuwe instrument. Tot nu toe is geen gebruik gemaakt van deze maatregel.
Complementair aan de bestuurlijke ophouding is de regeling van het Rechterlijk bevel tot handhaving van de openbare orde (art. 540 Sr.) verruimd tot grootschalige ordeverstoringen, waardoor relschoppers maximaal twaalf dagen kunnen worden vastgezet. Tot nu toe is geen gebruik gemaakt van deze maatregel. naar boven
Overige afdoeningen Supporters die grof openlijk geweld plegen kunnen in voorlopige hechtenis worden genomen, waarbij ernaar gestreefd wordt om snelrecht toe te passen. De bewijsvoering inzake groepsgeweld door supporters is ook na de wetswijziging lastig, omdat steeds een geweldshandeling of een geweldsbevorderende handeling moet worden aangetoond. Veel aanhoudingen resulteren daardoor niet in dagvaardingen. De meeste aangehouden verdachten komen niet bij de rechter omdat hun zaak wordt geseponeerd of afgedaan met een transactieaanbod of HALT-afdoening. Van de zaken die wel bij de rechter komen, worden de meeste afgedaan met een geldboete of een (speciale) leer-/werkstraf. De Unit Reclassering van het Leger des Heils heeft een op voetbalvandalen toegespitste leerstraf ontwikkeld. Het werkstrafgedeelte bestaat uit werkzaamheden die in het weekend verricht moeten worden. Er zijn suggesties gedaan om ook elektronisch toezicht (ET) als strafmodaliteit in te zetten. Een werkgroep onder leiding van het OM zal hierover nog rapporteren. Verwacht wordt dat dit nog niet wettelijk vastgelegde, kostbare en experimentele middel slechts beperkt kan worden ingezet. ET kan namelijk alleen door de strafrechter worden opgelegd en moet naar plaats en tijd nauwkeurig door de rechter worden bepaald. Strafrechtelijke afdoening van discriminatie (verbaal geweld) is moeilijk, omdat binnen spreekkoren lastig individuele daders zijn aan te wijzen. Er zijn wel enkele veroordelingen geweest. Meer wordt verwacht van het preventief optreden van scheidsrechters, spelers en clubs. De clubs en de KNVB kunnen via de rechter een straatverbod vorderen voor voetbalvandalen. Ten slotte kan via het strafrecht een omgevingsverbod worden opgelegd als bijkomende straf, Deze beide mogelijkheden worden niet effectief geacht vanwege de lange termijn die ermee gemoeid is, waardoor het lik-op-stuk-karakter ontbreekt. In Leeuwarden wordt het omgevingsverbod via snelrecht toegepast als een supporter steeds bij het stadion vervelend doet tegen bezoekende supporters of spelersbus.
Vanaf 1995 kan de KNVB een geldboete geven aan clubs waarvan de supporters zich hebben misdragen. Dit geldt voor zowel fysieke als verbale misdragingen. Een geldboete van maximaal 1000 gulden kan door de KNVB ook aan individuele supporters worden opgelegd. Vanaf 1996 heeft de KNVB de mogelijkheid om het recht van een club tot het verkrijgen van toegangskaarten voor uitwedstrijden gedurende een bepaalde periode op te schorten. Als uiterste middel kan de KNVB de licentie van een club intrekken. De machtspositie van de clubs en de wederzijdse belangen beperken echter de mate van afdwingbaarheid van deze maatregelen. In Deventer is in 1997 in samenwerking met het clubbestuur van Go Ahead Eagles, de politie en Bureau Halt een handelingsprotocol ontwikkeld. Hierin staan de huisregels van de club, de sancties op het overtreden daarvan en de sancties naar aanleiding van wetsovertredend gedrag. Op overtreding van de huisregels volgt een (on)voorwaardelijk stadionverbod, een schadeclaim of een Halt-verwijzing. Hiertoe heeft het OM de selectiecriteria voor een Halt-afdoening aangepast. Op strafbare feiten binnen het stadion gepleegd, volgt behalve een stadionverbod een sanctie van justitie.
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
bedankt voor ut verslag
21 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
die heb je echt niet zelf geschreven hoor!
18 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
vet slecht man
18 jaar geleden
AntwoordenY.
Y.
had er weinig aan....
13 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
wat betekend COT?
13 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
@sjakie
natuurlijk niet, het is ook de bedoeling nu dat jij hier je eigen woorden van gaat maken
12 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
vet slecht man. niks aan gehad. idioot!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
9 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
dit is niet goed klopt helemaal niks van
8 jaar geleden
Antwoorden