ECONOMIE HOOFDSTUK 4
Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.
• Werkzame beroepsbevolking (mensen met een baan)
• Werkloze beroepsbevolking (als werkzoekende ingeschreven)
Factoren die de beroepsbevolking toe of afnemen:
• Omvang en samenstelling van de bevolking (geboorteoverschot, migratieoverschot)
• Wetgeving (leerplicht, VUT)
• Maatschappelijke opvattingen (arbeidsparticipatie vrouwen, onderwijs)
• Organisatie van het arbeidsproces (flexibele werktijden, werkplek aanpassen, kinderopvang)
Geboorteoverschot: er worden meer mensen geboren dan sterven in een jaar.
Migratieoverschot: er vestigen meer mensen in NL, dan uit NL vertrekken.
Leerplicht: tot je 16e ben je leerplichtig, je kunt geen 12-urige baan nemen.
VUT: vervroegde uittreding. Mensen stoppen vóór hun 65e jaar. Vutters krijgen een uitkering.
Flexibele pensionering: Je kunt stoppen voor je 65e jaar, maar je moet tijdens je loopbaan wel zelf geld sparen om jezelf te kunnen voorzien in de jaren die je niet werkt tot je 65e.
Flexibele werktijden: je bent vrij om te kiezen wanneer je begint en stopt met werken.
De vraag naar arbeid wordt bepaald door:
• Het totaal van bestedingen
• De arbeids- of loonkosten per werknemer (is goedkoper in lagelonenlanden)
• De arbeidsproductiviteit
• De arbeids- of loonkosten per product
• De arbeidstijd (arbeidsduurverkorting)
• De bedrijfstijd
Arbeidsproductiviteit: de productie per werknemer per tijdseenheid.
Arbeidsduurverkorting: ADV. Verkorting op je werkweek, vb. van 38 naar 36 uur.
Arbeidsjaar: het aantal uren dat iemand met een volledige baan gedurende een jaar werkt.
Deeltijdbaan: je bent in vaste dienst en werkt op vaste tijden.
Flexibel werken: je hebt een tijdelijk contract of bent oproepbaar.
Geregistreerde werkloosheid: het totaal aantal mensen zonder baan dat bij een arbeidsbureau is ingeschreven als werkzoekende.
Meten van werkloosheid op 2 manieren:
• Geregistreerde werklozen ingeschreven bij arbeidsbureaus worden opgeteld
• Bemiddelingsbestand Zonder Baan.
Verborgen werkloosheid:
• Huisvrouwen
• Jongeren na hun opleiding
• WAO-ers
Aanmoedigingseffect: als de economie aantrekt en de werkgelegenheid stijgt, bieden veel werklozen zich op de arbeidsmarkt aan.
Ontmoedigingseffect: afname van de werkgelegenheid, werklozen zijn niet actief op zoek naar werk.
Vacature: iemand wordt gezocht voor een bepaalde functie.
Gevolgen werkloosheid:
• Verlies koopkracht, want sociale uitkering is lager dan looninkomen.
• Sociaal isolement, je hebt geen contact met collega’s meer.
• Sociale spanningen thuis.
Conjunctuurwerkloosheid: als bestedingen dalen, brengen bedrijven minder producten voort en is minder personeel nodig. Als daardoor de vraag naar arbeid lager is dan het aanbod van arbeid, is er conjunctuurwerkloosheid.
Maatregelen tegen conjunctuurwerkloosheid:
• Bedrijfsleven en overheid moeten hun investeringen verhogen.
• Consumptie verhogen.
• Overheidsuitgaven verhogen.
• Export verhogen.
Structuurwerkloosheid wordt veroorzaakt door:
• Verslechtering concurrentie positie
• Lage scholingsgraad
• Arbeidsongeschiktheid (WAO)
• Geringe mobiliteit en slechte arbeidsbemiddeling (geschikte mensen willen niet verhuizen of van baan veranderen)
• Frictiewerkloosheid
• Seizoenwerkloosheid
Maatregelen tegen structuurwerkloosheid:
• Scholing
• Innovatie
• ADV en VUT
• Aanpassing bedrijfstijd
• Verhuispremies en reiskostenvergoeding
• Bestrijding seizoenwerkloosheid/frictiewerkloosheid.
Fusie: samengaan van ondernemingen.
Innovatie: ontwikkelen van nieuwe/verbeterde productie en productieprocessen.
Frictiewerkloosheid: het vinden van een baan kost tijd, de eerste 3 maanden tussen banen, ben je frictiewerkloos.
Seizoenwerkloosheid: als je in een strandtent werkt, ben je in de winter werkloos.
Individuele arbeidsovereenkomst: je tekent als werknemer een
arbeidsovereenkomst met je werkgever.
Vakbondcentrales: vakbonden zijn er bij aangesloten. FNV, CNV.
Werkgeverscentrale: werkgeversorganisatie zijn er bij aangesloten. VNO-NCW.
Primaire arbeidsvoorwaarden: loonstijging, vakantiegeld, toeslagen
overwerk/onregelmatige werktijden en winstdelingsregelingen.
Secundaire arbeidsvoorwaarden: arbeidsduurverkorting, aantal vakantiedagen, werktijden, scholingsmogelijkheden. Vier ontwikkelingen op dit gebied:
• Arbeidsduurverkorting.
• Bedrijfstijdverlenging.
• Flexi-arbeid.
• Bepaalde categorieën werklozen in dienst nemen.
Loonstijging kan de volgende vormen hebben:
• Prijscompensatie.
• Initiële loonstijging. (extra loonstijging bovenop prijscompensatie)
• Incidentele loonstijging. (loonstijging vanwege promotie of overwerk)
• Winstdelingsregelingen.
Overheid kan mensen stimuleren om ergens te wonen waar werk is:
(overheid bevordert hiermee de geografische mobiliteit)
• Verhuiskostenregelingen.
• Vervoerskosten verlagen.
• Infrastructuur verbeteren.
Overheid kan mensen die een baan willen helpen:
(overheid vergroot hiermee de mobiliteit tussen beroepsgroepen)
• Via om-, her- en bijscholing.
• Beloningsverschillen vergroten.
Overheid geeft financiële prikkels om zoeken van werk aantrekkelijker te maken:
(overheid vergroot de mobiliteit tussen niet-werken en werken)
• Vergroten van het verschil tussen lonen en uitkeringen.
• Fiscale voordelen.
• Verlaging minimumloon.
• Arbeidskostensubsidies voor werkgevers.
REACTIES
1 seconde geleden