Verzuiling en ontzuiling in de Rooms-katholieke kerk

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 3942 woorden
  • 24 april 2002
  • 105 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
105 keer beoordeeld

Inleiding

Tegenwoordig spreekt men in Nederland van een multiculturele samenleving. Er leven veel verschillende groepen samen in ons land. Iedereen gaat met elkaar om en is lid van dezelfde verenigingen. Ook kunnen mensen van verschillende achtergronden met elkaar trouwen. Dat vinden wij tegenwoordig heel normaal. Dat was vroeger wel anders; je hoorde bij een bepaalde groep en daar bleef men hun hele leven trouw aan. Tot ongeveer de jaren ‘60 werd Nederland gekenmerkt door de zogenaamde verzuiling. Dat betekende dat de samenleving uiteen viel in scherp van elkaar gescheiden levens- beschouwelijke blokken of zuilen. Er was sprake van een protestantse, een katholieke, een socialistische en een liberale zuil. Dit is een uniek Nederlands verschijnsel. De term verzuiling is afgeleid van het beeld van de Nederlandse samenleving als een Griekse tempel waar vier ‘zuilen’ (op afstand) naast elkaar staan. De scheiding deed zich in alle facetten van het maatschappelijk leven gelden. Wanneer je katholiek was ging je naar een katholieke school, trouwde met iemand van zijn/haar eigen geloof, las je een katholieke krant, stemde je op een katholieke partij enz. Resten van de verzuiling kan men vooral bij de omroep nog steeds aantreffen, bijvoorbeeld de V.P.R.O. voor de protestantse zuil. Tegenwoordig worden de puntjes weggelaten, omdat het nu niet meer alleen voor de eigen zuil bedoeld is hebben ze die er uit gehaald. Wij richten ons in deze scriptie tot de katholieke zuil in de periode van de jaren dertig tot en met de jaren zestig. In de jaren dertig was de man het hoofd van het gezin en de man was de kostwinner. De vrouw had weinig te zeggen en werd gezien als moeder en huisvrouw. Zij werkte nauwelijks buitenshuis. De kerk speelde een hele grote rol in het leven van een katholiek gezin. De mensen gehoorzaamden de kerk ten alle tijden. Daar is het verbod op geboorteregeling een goed voorbeeld van. In de jaren vijftig begonnen zich binnen de katholieke zuil kleine veranderingen voor te doen. Dit werd de ‘stille revolutie’ genoemd. De veranderingen speelden zich namelijk vooral onderhuids en heel rustig af. In de jaren zestig kwamen deze ontwikkelingen binnen de zuilen duidelijk aan de oppervlakte. De mentaliteit van de mensen binnen de zuilen veranderde en de zuilen brokkelden af. Dit is dus een periode van grote veranderingen, ook voor de katholieke gezinnen. De mensen gingen in de jaren zestig zich afzetten tegen de regels en voorschriften van de katholieke kerk. Mede door de introductie van anticonceptiepil gingen vrouwen zelf beslissen over de gezinsgrootte en hun eigen toekomst. De man was niet meer de enige kostwinner; de vrouw werkte soms ook en het huishouden was niet meer haar enige taak. De katholieke kerk heeft enkele pogingen gedaan om de kerken weer vol te krijgen, maar deze maatregelen leidden op den duur juist tot ontzuiling.

In dit onderzoek gaan wij aan de hand van een hoofdvraag en twee deelvragen bekijken wat de ontwikkeling is geweest van de visie van de katholieke kerk op geboorteregeling tijdens en na de verzuiling (jaren ‘30 tot ‘60) Wat is de visie van de Rooms-Katholieke kerk op geboorteregeling?

- Wat is de visie van de Rooms-Katholieke kerk op geboorteregeling gedurende de verzuiling in de jaren dertig? - Wat is de visie van de Rooms-Katholieke kerk op geboorteregeling gedurende de ontzuiling in de jaren zestig, wat is er veranderd en waardoor?

Wat is de visie van de Rooms-Katholieke kerk op geboorteregeling gedurende de verzuiling in de jaren dertig?

In de jaren dertig was de Nederlandse samenleving een verzuilde samenleving. We richten ons tot de katholieke zuil. Deze zuil had net als de andere zuilen een eigen politieke partij, eigen onderwijs en eigen organisaties. Ook het kerkelijk gezag bepaalde in hoge mate het denken, doen en laten van de katholieke gelovigen in Nederland. De plaatselijke geestelijkheid (pastoor en kapelaans) had grote invloed; via de wekelijkse preek, het huisbezoek en de biecht eiste ze een onvoorwaardelijke trouw aan de kerkelijke leer. Deze leer richtte zich ook op het terrein van huwelijk en seksualiteit en dus ook op geboorteregeling. Dit had grote gevolgen voor het katholieke huwelijksleven en in het bijzonder voor de vrouw. De meeste mensen hielden zich uit angst en/of uit overtuiging aan de voorschriften van de kerk. In Nederland had de katholieke zuil een grotere aanhang en invloed dan in de rest van Europa. Dat blijkt uit de geboortecijfers, want tussen 1920 tot ongeveer 1960 lagen de geboortecijfers naar verhouding veel hoger dan in de rest van Europa. De verklaring hiervoor is dat er veel katholieke gezinnen in Nederland leefden die tegen voorbehoedsmiddelen waren en dus veel kinderen kregen. Er is nog een aspect dat duidelijk laat zien dat er in Nederland veel katholieken woonden. Binnen deze zuil was een algemeen geldende waarde dat er voor het huwelijk geen seks was en dus geen kinderen geboren werden. In Nederland werden er in een periode gemiddeld 2,1 buitenechtelijke kinderen geboren en in Frankrijk wel 8,9 op de honderd.

De katholieke kerk verkondigde dat in een huwelijk de onbeteugelde begeerte, geslachtsgemeenschap zonder voortplanting, verkeerd is. De huwelijksdaad is door de natuur zelf voorbestemd om een nageslacht te verwekken, daarom is het opzettelijk beroven van die bestemming een handeling tegen de natuur. Dat is een inbreuk op de wet van God en van de natuur. Het is dan ook duidelijk dat de katholieke kerk tegen geboorteregeling was. In de jaren dertig werd het condoom uitgevonden, maar deze mocht absoluut niet gebruikt worden binnen de katholieke zuil. Ook periodieke onthouding, voor het zingen de kerk uit gaan, was aan het begin van de jaren dertig verboden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er in die tijd hele grote gezinnen waren.

Geen gebruik van voorbehoedsmiddelen had grote consequenties voor de katholieke vrouw; bijna elk jaar werd zij wel zwanger. Als het ene kind net geboren was, werd ze bijna al weer zwanger. Dit is lichamelijk natuurlijk niet goed, maar voor nieuw leven moest het oude leven ten alle tijde wijken, zei de katholieke kerk. Veel vrouwen hadden na een aantal zwangerschappen last van reuma. De vrouw werd in die tijd alleen maar beschouwd als moeder en huisvrouw, dat moest zij zo goed mogelijk doen. De katholieke vrouw werkte dus niet buitenshuis en hadden verder geen rol in de maatschappij. Het aantal werkende vrouwen is tussen 1900 en 1940 toe genomen. Vooral in de sectoren onderwijs, handel en verkeer. Dit komt absoluut niet door een gelijkstelling van man en vrouw, maar het was een kwestie van noodzaak. Er werden ook vaak aanvallen ondernomen op het werken van vrouwen, in het bijzonder op dat van gehuwde werkende vrouwen. Toch was het percentage van de laatste groep maar gering; in 1935 lag dat in Nederland op 2%, maar in andere Europese landen lag het tussen de 8% en de 14%.

De getrouwde vrouw had in theorie niet veel te zeggen. De man was het hoofd van het gezin. Zo was het ook in de huwelijkswetgeving vastgelegd. De vrouw moest volgens deze wet haar man gehoorzamen en was handelingsonbekwaam: ze kon niet zelfstandig rekeningen openen, leningen afsluiten of andere ‘zaken’ doen. Ze had dan de handtekening van de man nodig. De vrouw had ook niets over haar eigen kinderen te zeggen, want de vader had de ‘vaderlijke macht’ over hen. Maar zij moest wel voor hen zorgen en volledig beschikbaar staan. Vermaak moest bij voorkeur ook binnen het gezin gezocht worden, dit gold ook voor de man. Wanneer de man veel tijd in de kroeg doorbracht, voldeed hij niet aan het ideaal. De katholieke kerk zorgde door zijn regels, onder andere die van geboorteregeling, voor veel spanningen binnen het huwelijk. De vrouw hield wel van de man waarmee zij getrouwd was, maar ze moest de man ten alle tijden gehoorzamen en dat zorgde vaak voor problemen. De vrouw voelde zich dus niet veilig bij de man, want zij was steeds bang dat ze weer zwanger zou worden, want na vijf zwangerschappen vond ze het meer dan genoeg. Dan zouden de meeste vrouwen het liever even rustig aan doen, maar wanneer de man dat niet wilde werd ze weer zwanger. De katholieke kerk schreef de mannen ook voor om met iemand te trouwen die een goede moeder zou zijn. Hij mocht dus niet alleen in eigenbelang kiezen, maar moest ook aan de toekomstige kinderen denken. Die zonder geboorteregeling zonder twijfel zouden komen en dat is ook een doel van het huwelijk. Zonder kinderen was een huwelijk in die tijd ook overbodig, want dan kon de vrouw haar taak niet vervullen.

In 1933 oefende de katholieke kerk veel kritiek uit op de neo-malthusianen, die voorstander waren van geboorteregeling en alle bekende voorbehoedsmiddelen aanprezen, waaronder het condoom. Zij deden dit vanuit het opzicht dat kleinere gezinnen de oplossing voor armoedebestrijding was. Ze gingen namelijk uit van de leer van Malthus. Thomas Malthus was een engelse dominee (eind 18e eeuw), hij kwam tot de sombere conclusie dat de economische motor in de toekomst vast zou lopen. Hij keek vooral naar twee zaken: bevolkingsgroei en de groei van de beschikbare hoeveelheid voedsel. Malthus zag de bevolking snel toenemen, want er was toen ook geen geboorteregeling. De beste landbouwgronden werden al gebruikt, maar waren maar net aan voldoende, dat moest fout gaan: de voedselproductie kon volgens Malthus de bevolkingsgroei niet bijhouden. Daarom zag hij hongersnoden in toekomst optreden, die de bevolking weer in overeenstemming zouden brengen met de voedselproductie. De neo-malthusianen zochten de oplossing bij de geboorteregeling. De katholieke zuil verzette zich op verschillende manieren tegen deze ontwikkeling. Ten eerste adviseerden de katholieke artsen steeds meer patiënten de periodieke onthouding, wanneer men geen gescheiden slaapkamers wilden. De Katholieken moesten periodieke onthouding in sommige gevallen wel goedkeuren, want daardoor konden ze in ieder geval de andere voorbehoedsmiddelen buiten hun deur houden. Ten tweede werd in navolging op Zweden en Duitsland ‘Dag der Moeder’ ingevoerd. Dat klonk veel mensen raar in de oren, waarom moest men de meest natuurlijke zaak van de wereld vereren? Van de Katholieke kerk moest dat júist, om te bewijzen dat het moederschap mooi is! Ten derde verkondigden ze dat uit grote gezinnen ook veel belangrijke mensen, zoals Willem de Zwijger en Michiel de Ruyter, beide uit een gezin van twaalf kinderen, zijn voortgekomen. Wanneer geboorteregeling toen was toegestaan, zouden die figuren aan de wereld onthouden zijn geweest. Zo gaf men de mensen uit de katholieke zuil het gevoel dat geboorteregeling slecht was (daarmee ook dat alle andere zuilen slecht waren) en dat wanneer ze de katholieke zuil trouw bleven het goed met ze zal gaan.

Het lijkt misschien verwonderlijk dat mensen trouw bleven aan de katholieke zuil, want de kerk maakte het de mensen echt niet gemakkelijk. Ze deden alleen net alsof ze het beste waren. Mensen hielden zich toch vast aan hun zuil onder invloed van de crisisjaren, 1929-1939. De mensen waren bang en durfden geen nieuwe stap te ondernemen en daar maakte de Katholieke kerk natuurlijk gebruik van. Zolang ze de mensen wijs konden maken dat ze binnen de Katholieke zuil veilig waren bleven ze bij de zuil aangesloten. De mensen waren afhankelijk en vonden ‘steun’ bij de kerk in de harde crisisjaren. De mensen hadden ook bijna geen beschikking over luxegoederen die bijvoorbeeld het huishouden (stofzuiger) vergemakkelijkten. De vrouwen hielden daardoor weinig tijd over voor andere dingen. Wanneer er betere tijden aanbreken en de kerk dus niet noodzakelijk is om in leven te blijven, zal de katholieke zuil veel aanhangers verliezen. Wat is de visie van de Rooms-Katholieke kerk op geboorteregeling gedurende de ontzuiling in de jaren zestig, wat is er veranderd en waardoor? Halverwege de jaren vijftig begon de verzuiling in Nederland langzaam te verdwijnen; mensen wilden niet langer geïsoleerd van mensen met een andere levensbeschouwing leven. De normen en waarden veranderen geleidelijk aan, net als ideeën over het gezag van de kerk, seks, fatsoen etc. De katholieke kerk had het meest te maken met deze ontwikkeling, want veel jongeren vonden de ideeën van de katholieke kerk over seks en huwelijk erg ouderwets. De mensen begonnen zich dus los te maken van de kerk, de zogenaamde deconfessionalisering. Uit een opiniepeiling uit 1966 blijkt dat de mensen vonden dat de kerk zich meer met geloof bezig moest houden en minder met het maatschappelijk leven. De deconfessionalisering ging samen met ontzuiling; verdwijnen van levensbeschouwelijke zuilen. Voorafgaand aan de werkelijke ontzuiling, vond er al een ‘geestelijke ontzuiling’ plaats; het handelen en denken van mensen veranderde, zonder dat de mensen de kerk de rug toekeerden. In de loop van de jaren zestig werden mensen steeds ontevredener over de bestaande maatschappelijke normen en waarden, vooral aan het eind van de jaren zestig leidde dit tot openlijk verzet van voornamelijk jongeren. Zij protesteerden tegen het gezag van de kerk en tegen de politiek. Voor de ontzuiling zijn verschillende oorzaken aan te wijzen:

- Hoewel de jaren vijftig een hoogtepunt lijken van de verzuiling, was het een periode waarin veel veranderde; de periode van herstel en wederopbouw na de crisisjaren was voorbij en op economisch gebied veranderde er veel. Mensen verhuisden, hun opleidingsniveau steeg, ze wisselden van baan, verdienden meer geld en kregen meer vrije tijd. - De radio was niet langer het enige massacommunicatiemiddel toen de televisie haar intrede deed. De omroepen waren weliswaar verzuild bij de radio (en televisie), door de komst van de televisie gingen mensen ook steeds meer naar programma’s van andere zuilen kijken. - De Nederlandse bevolking werd zelfbewuster en zelfstandiger, doordat ze beter geïnformeerd werden (televisie en radio) en doordat ze beschikten over meer materiële middelen. De mensen waren materieel zelfstandiger door het sociale voorzieningen stelsel, dat ingevoerd was door de overheid. Door dit stelsel hoefden mensen niet bij familie of de kerk aan te kloppen, wanneer ze in problemen waren. - Jongeren gingen steeds langer naar school; hierdoor leerden ze onder andere kritisch te zijn naar de maatschappij en henzelf. Er waren zulke grote verschillen tussen de oudere en jongere generatie, dat men spreekt van de generatiekloof. Dit verschijnsel ging samen met jongeren die zich afkeerden van het ouderlijk en kerkelijke gezag.

Door de economische voorspoed in de jaren vijftig en zestig verminderde ook de invloed van de pastoor of dominee. Er konden nieuwe huizen gebouwd worden in zogenaamde groeikernen; gevolg is urbanisatie (verstedelijking) van het platteland. De invloed van de plaatselijke geestelijkheid verminderde omdat de oorspronkelijke bewoners in aanraking kwamen met nieuwe ideeën en denkwijzen van elders. Een ander gevolg van de economische voorspoed is dat jongeren meer geld te beschikking hadden. Dit gaf hen de mogelijkheid een nieuwe cultuur te vormen, meestal naar Amerikaans voorbeeld.

Als reactie op de grote leegloop van de katholieke kerk, verscherpte deze de regels, zonder resultaat. Daarom besloot men toen de regels te versoepelen, ook zonder noemenswaardig effect. De leegloop en afkeer van de katholieke kerk werd nog een versterkt door het bisschoppelijk mandement van 1954 ; een brief gericht tegen de doorbreking van de zuilen. In deze brief stond onder andere het dreigement dat aan ongehoorzame katholieken de Heilige Sacramenten werden geweigerd. De bedoeling van het bisschoppelijk mandement was de katholieken binnen de kerk te houden, maar het mandement werkte averechts; steeds meer katholieken wenden zich van de kerk af. Om de leegloop nog enigszins te beperken, probeerde men in 1962 en 1963 tijdens het tweede Vaticaans concilie ( een kerkvergadering van de Rooms-katholieke kerk) de verkondiging van het katholieke geloof te moderniseren. Maar deze poging was wederom tevergeefs.

Al deze ontwikkelingen leidden onder andere tot de tweede feministische golf, vele organisaties en verenigingen van vrouwen die pleitten voor de emancipatie van de vrouw. In de jaren vijftig dacht men dat de emancipatie van de vrouw was voltooid, maar in de jaren zestig groeide de onvrede onder vrouwen. Dit leidde tot oprichting van twee belangrijke organisaties; Man Vrouw Maatschappij (MVM) en de Dolle Mina’s. MVM was een actiegroep waarin gediscussieerd werd over de combinatie van moederschap en werk. De Dolle Mina’s was een actiegroep van studentes die aandacht vestigden op de problemen waar vrouwen mee worstelden, dit deden zij op een erg ludieke manier.

De visie van de katholieke kerk op geboorteregeling veranderde eigenlijk niet zo veel. De katholieken uit de ‘harde kern’ keurden nog steeds het gebruik van voorbehoedsmiddelen en periodieke onthouding af. Maar door de introductie van de anticonceptiepil in 1964 kregen veel vrouwen de mogelijkheid zelf te beslissen over de gezinsgrootte. De vrouw kon haar toekomst indelen naar eigen wensen en inzicht en haar taak was niet langer beperkt tot het moederschap. Het effect hiervan was, dat het geboortecijfer vrij snel na de introductie van de anticonceptiepil sterk daalde. De katholieke kerk benadrukte een ongunstig gevolg van de liberalisatie van seksualiteit, namelijk een vrijer seksueel verkeer, waardoor men zondig gedrag kon gaan vertonen. De rol van de vrouw veranderde ook doordat de welvaart steeg; hierdoor beschikten zij over moderne huishoudelijke apparaten, zoals een stofzuiger of wasmachine. Het huishouden vergde nu minder tijd en de vrouw kon eventueel gaan werken. De geestelijkheid liep soms nog erg achter wat betreft opvatting over geboortebeperking en seksualiteit, maar andere belangrijke katholieke personen hadden juist een erg moderne en ruimdenkende opvatting, dit is af te leiden uit het volgende voorbeeld:

‘Vier jaar later had ik drie kinderen en reuma. De dokter waarschuwde minstens vier jaar te wachten…… Aangezien de menstruatie zeer ongeregeld was, werd het behelpen met kruisje de kerk uit, maar bij het biechten… sprak de kapelaan een hartig woordje: ieder seksueel contact moest gericht zijn op de voortplanting en voor het nieuwe leven moest het oude ten alle tijden wijken…! Zelfs het argument dat het voor de kinderen toch beter was wanneer ze door hun eigen moeder werden opgevoed, kon bij hem geen begrip opbrengen; zoiets moest je maar aan Onze Lieve Heer overlaten…! Dat was in 1956! Zo raakt een mens in een impasse. Gelukkig werd hij korte tijd later overgeplaatst en wonder boven wonder had zijn opvolger die op huisbezoek kwam een menselijker kijk op de situatie.’ De opvatting van monseigneur Bekkers, bisschop van Den Bosch, over de keuze van gezinsgrootte sloot erg goed aan bij wat de meeste mensen in de jaren zestig vonden. Maar toch was hij nog wel een uitzondering binnen de geestelijkheid van de katholieke kerk. Hij zegt dat de taak van gehuwden is, samen één leven leiden in echtelijke liefde en ten tweede samen een goed gezin stichten en opbouwen. Hij ziet de beslissing van de gezinsgrootte als een gewetenszaak van gehuwden en niemand mag zich daarmee bemoeien behalve de gehuwden zelf.

Maar een andere katholieke visie overheerste nog wel; deze is beschreven in de Humanae Vitae, geschreven door paus Paulus VI. Hierin wordt het verschil aangegeven tussen zinnelijke en geestelijke liefde. Ten eerste is liefde een “vrije wilsdaad die bestemd is om in de vreugden en verdrietelijkheden van het dagelijks leven zich te handhaven en te ontplooien.” Ten tweede is liefde in het huwelijk een vruchtbare liefde; erop gericht om nieuw leven op te roepen. Zowel zinnelijke als geestelijke liefde zijn erop gericht kinderen voort te brengen en op te voeden. Daarnaast werd het als edelmoedig en evenwichtig beschouwd een groot gezin te hebben. Over geboortebeperking schrijft de paus het volgende: “Bovendien moet elke handeling worden uitgesloten die (…) ten doel heeft het verloop van de huwelijksdaad van zijn natuurlijke uitwerking te verhinderen. De paus had enkele argumenten tegen het gebruik van anticonceptiva:

- Een brede weg zou opengesteld worden voor huwelijksontrouw en algemeen zedenverval. - De man zal geneigd zijn de vrouw louter als lustobject te beschouwen en haar te gebruiken voor zijn egoïstische bevrediging. - De burgerlijke overheid zou misbruik kunnen maken door middel van een bevolkingspolitiek.

Over het algemeen kan je zeggen dat de meeste mensen in de jaren zestig het zat waren om door de katholieke kerk niet serieus genomen te worden. Mensen vertrouwden meer op hun eigen verantwoordelijkheid en leefden niet meer strikt volgens de regels die de kerk hun voorschreef. De jeugd begon zich af te zetten tegen de bestaande normen en waarden en tegen de kerk. Er bleef echter nog wel een kleine harde kern over binnen de katholieke kerk die nog steeds de visie op geboorteregeling uit de jaren dertig navolgden. Conclusie

Tijdens de verzuiling in de jaren dertig had de katholieke kerk een erg groot gezag over de mensen van de katholieke zuil. Mensen leefden deze opvattingen uit angst of geloofsovertuiging strikt na. De katholieke kerk verkondigde dat in een huwelijk geslachtsgemeenschap zonder voortplanting, verkeerd is. De huwelijksdaad is door de natuur zelf voorbestemd om een nageslacht te verwekken, daarom is het opzettelijk beroven van die bestemming een handeling tegen de natuur. Dat is een inbreuk op de wet van God en van de natuur. Het is dan ook duidelijk dat de katholieke kerk tegen geboorteregeling was. Hiervoor voerde ze drie argumenten aan; - De kerk stelde moederdag in. - Men liet zien dat belangrijke personen vaak uit grote gezinnen kwamen - Periodieke onthouding werd soms toegestaan. Door deze argumenten bestreden de katholieken de neo-malthusianen die geboorteregeling wel goed keurden. De enige taken die de vrouw in de jaren dertig vervulde waren moederschap en het huishouden. Zij had verder weinig te zeggen, want zij was handelingsonbekwaam; ze had overal de handtekening van haar man voor nodig. De man was de kostwinner en het hoofd van het gezin.

De meeste mensen in de jaren zestig waren het zat om door de katholieke kerk niet serieus genomen te worden. Mensen vertrouwden meer op hun eigen verantwoordelijkheid en leefden niet meer strikt volgens de regels die de kerk hun voorschreef. De kerk deed verschillende pogingen om de leegloop van de kerk tegen te gaan. De gezaghebbenden binnen de katholieke kerk hadden niet langer een overeenstemmende visie wat betreft geboorteregeling. Aan de ene kant was de visie erg behoudend, net zoals in de jaren dertig. Dat blijkt vooral uit de Humanae Vitae een document geschreven door paus Paulus IV, waarin hij zijn visie gaf op geboorteregeling. Maar aan de andere kant waren er geestelijken met een progressieve visie op geboorteregeling, zoals bisschop Bekkers. In de jaren zestig was deze erg populair vanwege zijn toespraken op radio en televisie. Door de grote impact van deze media namen veel mensen deze visie over. Door de stijgende welvaart werd de taak van de vrouw vergemakkelijkt, omdat het huishouden minder tijd vergde door het gebruik van huishoudelijke apparaten. Tevens groeide het zelfbewustzijn van de vrouw, dat blijkt uit opkomst van de tweede feministische golf. De jeugd begon zich af te zetten tegen de bestaande normen en waarden en tegen de kerk.

Tegenwoordig hebben wij een geheel andere visie op geboorteregeling dan in de jaren dertig en zestig. Iedereen krijgt de mogelijkheid om een eigen visie te ontwikkelen. De visie wordt gevormd door levensbeschouwelijke aspecten, waarvan godsdienst er één van is. De godsdienst is niet meer de enige factor die de levensbeschouwing beïnvloed, zoals in de jaren dertig. Sommige mensen worden niet eens meer beïnvloed door een godsdienst, simpelweg doordat zij niet geloven. In de jaren dertig waren voorbehoedsmiddelen uit den boze en de rol van de vrouw was beperkt tot moederschap en het huishouden. Dit kunnen wij ons nu niet meer voorstellen, aangezien de vrouw nu gelijk is aan de man. Het gebruik van voorbehoedsmiddelen wordt nu zelfs door de overheid gestimuleerd en is voor ons heel normaal. In de jaren zestig zijn de beginselen van de huidige algemene visie op geboorteregeling al gevormd. Dit was het begin van de ‘seksuele revolutie’, maar het einde van de felle protesten tegen het gezag van de kerk. Bronnenlijst

- Memo geschiedenis voor de bovenbouw, Dick Berends en anderen, Malmberg, 1e druk 1995 - Percent economie voor de tweede fase VWO, totaalvak deel 1, H Duijm, Nijgh Versluis, 1e druk - Leerlingenboekje praktische opdracht geschiedenis VWO 5 - Studiegids CSE Geschiedenis en SI 1990, Meulenhoff Educatief, 1e druk 1989

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.