Museum De Lakenhal

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Tentoonstelling door een scholier
  • 6e klas vwo | 1154 woorden
  • 21 maart 2002
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7
12 keer beoordeeld

Museum De Lakenhal, Leiden Het gebouw In de meivakantie bezochten wij De Lakenhal aan de Oude Singel in Leiden. Dit museum is gevestigd in een prachtig historisch gebouw uit 1640, ontworpen door stadsarchitect Arent van ’s Gravensande. De Lakenhal werd in 1874 als museum voor het publiek opengesteld. Tussen 1640 en 1800 had het gebouw echter een geheel andere functie. In Leiden, destijds een beroemde textielstad, werd laken, een wollen stof, gemaakt. De Lakenhal vormde het centrum van de Leidse lakennijverheid. Het gebouw diende tegelijkertijd als keurplaats, administratief centrum en beurs. Hier vergaderden de gouverneurs van de Lakennijverheid. Lakenhandelaren leverden hun product op het voorplein af, waar Staalmeesters het keurden. De Staalmeesters voorzagen de balen van loodjes, als waarmerken. Zij knipten een staaltje van de gekeurde stof en plakten dat in een register, het stalenboek. Daarna werd de stof verhandeld. Leids laken werd naar heinde en ver geëxporteerd: er zijn lakenloden gevonden in Indonesië, Zuid-Afrika en Amerika. De versiering van het gebouw herinnert op alle mogelijke manieren aan wol, weven en handelen. Vijf reliëfs tonen de verschillende stappen in de lakenproductie, afgietsels hiervan zijn in het museum van dichtbij te bekijken. Boven de toegangspoort staat een volmolen. Deze werd gebruikt voor het vollen, het laten vervilten van de stof. Na 1800 kwam er een einde aan de lakenhandel. De Lakenhal werd af en toe gebruikt als hospitaal. In 1874 werd de stedelijke collectie ‘voorwerpen van geschiedenis en kunst’ in De Lakenhal ondergebracht, het gebouw is sindsdien hét museum van de stad Leiden. Gevarieerde collectie In De Lakenhal is een zeer uitgebreide en gevarieerde collectie te zien, schilderijen, Hollandse tegels, kunstnijverheid, Leids textiel en nog veel meer. Op de derde verdieping wordt de geschiedenis van Leiden beschreven. De Lakenhal heeft een flinke collectie (twee zaaltjes) Hollandse tegels, uit de periode 1580-1850. Hoogtepunt: het tegeltableau in de schouw. Het is afkomstig uit het huis van de ‘stadstimmerman’ (de bouwmeester) aan het Galgewater. Het lage houten deurtje van dit vertrek komt uit het voormalige huis van Pieter van der Werf, Leidens burgemeester tijdens het Beleg van 1574. Verder hebben we er ook tegels met Bijbelse voorstellingen en met ouderwetse kinderspelen erop afgebeeld gezien. Schilderkunst In het begin van de 16e eeuw is Leiden de eerste stad in Holland met een eigen schilderschool. Grondlegger van de Leidse school was Cornelis Engebrechtsz. Hij werkte in een kunstmatige, laatgotische stijl die verwant is aan de zogenoemde Antwerpse maniëristen. Met Aertgen van Leyden, een leerling van Engebrechtsz., begint in Leiden de Renaissance. De belangrijkste schilder van de Noordelijke Renaissance was echter Lucas van Leyden, die reeds in zijn eigen tijd beroemd was. Eén van de topstukken van de collectie schilderkunst ziet u hieronder: het drieluik Het laatste oordeel, geschilderd door Lucas van Leyden in 1526. Lucas was een van de eerste renaissancekunstenaars in Nederland en dit drieluik is zijn absolute meesterwerk. Hij maakte het voor de Pieterskerk in Leiden. Haar vooraanstaande positie in de schilderkunst verliest Leiden aan het eind van de 16e eeuw aan Haarlem en Utrecht, maar na het beleg en de stichting van de Universiteit breekt er een periode aan van economische en intellectuele bloei. In het tweede kwart van de 17e eeuw kent de Leidse schilderkunst weer een grote bloei. In 1625 vestigde Rembrandt zich als zelfstandig meester in zijn geboortestad Leiden. Rond 1650 krijgt de schilderkunst een mondain karakter. Jan van Goyen was de belangrijkste landschapschilder van zijn tijd, hij ontwikkelde het Hollandse landschap tot een zelfstandig genre in de schilderkunst. Van zijn hand is Gezicht op Leiden (1650), een schilderij dat tegenwoordig in De Lakenhal te bewonderen is. Zelf vind ik Gezicht op een dorp (1626) mooier, mede doordat dit schilderij het dorp toont op een mooie voorjaarsdag en Leiden op een veel somberder dag geschilderd is. Een specialiteit voor de Leidse schilderkunst zijn stillevens die de toeschouwer herinneren aan de vergankelijkheid van het leven. In de 18e eeuw vindt vooral het werk van de Leidse fijnschilders zijn weg naar stedelijke regenten en kapitaalkrachtige textielfabrikanten. Deze kunstenaars werden fijnschilders genoemd vanwege hun zeer zorgvuldige en gedetailleerde manier van schilderen op klein formaat. In de tweede helft van de eeuw neemt het belang van de Leidse schilders echter af, er worden doorgaans kunstenaars van buiten de stad aangetrokken voor opdrachten. Aan het eind van de 19e eeuw kent het Leidse kunstklimaat een opleving door Menso Kamerlingh Onnes en Floris Verster. Zij gaan zich richten op bloemstukken en portretten met karakter. Een voorbeeld is het schilderij van Onnes Portret van Jenny Kamerlingh Onnes (1888), een vrouw met een mannengezicht, hoekige kaken en een duistere blik. In Katwijk werkte Jan Toorop die na een impressionistische periode zich toelegt op een meer literaire en decoratieve schilderkunst. De collectie van de 20e eeuw bevat o.a. werken van Willem Hendrik van der Nat en Henk Visch. Harm Kamerlingh Onnes Ook uit de 20e eeuw is het oeuvre van Harm Kamerlingh Onnes (1893-1985). Toen wij De Lakenhal bezochten was er tijdelijk een overzichtstentoonstelling van zijn werk. Er waren ongeveer 100 schilderijen en tekeningen en 100 ceramische werken van deze veelzijdige kunstenaar te zien. Harm Kamerlingh Onnes begon in 1914 met schilderen. Al experimenterend kwam hij rond 1927 tot een geheel eigen, realistische stijl. Hij werd een verteller die zijn onderwerpen ironisch en grappig, maar altijd relativerend observeerde. Hij maakte portretten, stillevens, landschappen en stadsgezichten. Onnes is vooral bekend geworden door zijn meesterlijke karakterschetsen van het dagelijks leven. Op het eerste gezicht lijkt zijn stijl naïef, maar juist die eenvoud maakt het werk zo goed. Hij heeft oog voor detail en gebruikt veel felle kleuren. In zijn schilderijen, maar ook in zijn ceramische sculpturen, staat de mens altijd centraal. Vooral de kleibeeldjes tonen zijn fantasie en humor. Bijvoorbeeld Kind in kakstoel (1971), het kind lijkt haast weg te zakken in de kakstoel, het kijkt dan ook een beetje angstig. Onnes legt dwars boven op een vaasje een mislukt vaasje met dichtgeknepen hals. De toevoeging van een paar armen en ogen maakt het geheel tot de Blauwe Engel. Mislukkingen bestaan niet. Met een eenvoudige ingreep is alles weer tot iets anders om te vormen. Hieronder een schilderij uit 1918, Gezicht op Noordwijk, in dit werk neemt de zon nog een bescheiden plaats in, maar hoe ouder Harm werd, hoe groter zijn zonnen. Kunstnijverheid Door het gehele museum zijn kunstnijverheidvoorwerpen te vinden. Het betreft hier gebruiksvoorwerpen van bijzondere kwaliteit. Ze zijn vaak kenmerkend voor de stijl die in een bepaalde periode werd toegepast. In het trappenhuis valt het daglicht prachtig door de 16e eeuwse Gravenramen van Willem Willemsz. Thybaut. Ook is er een verzameling 17e eeuws gegraveerd glas te zien, onder meer van Willem van Heemskerk en een kastje met daarop het wapen van Leiden. De 20e eeuw toont een aantal zeer uiteenlopende werken. Zo is er uit het begin van de eeuw aardewerk te zien van W.C. Brouwer. De lamp Lazzurro van F. van Nieuwenborg (onder) is een product van het eind van deze eeuw.

De Lakenhal is een prachtig museum in een prachtig gebouw!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.