Jozef De Veuster
Jozef De Veuster werd geboren op 3 januari 1840 te Tremelo op het gehucht Ninde. Hij was het zevende kind van François en Catherine De Veuster. Het gezin telde vier jongens en vier meisjes. Twee van zijn zussen waren non geworden en één van zijn broers, Pamphile, was bij een religieuze orde getreden. Jozef groeide op als een vrolijke, gewone jongen die overal bekend stond als Jef.
Vader De Veuster baatte een landbouwbedrijfje uit en had een bescheiden graanhandel. Het stenen huis waarin ze woonden getuigde van een bepaalde welstand, zeker in de streek waar alleen wat lemen hutten stonden.
… Elke dag aan het einde van de middag voegden de drie jongste kinderen Auguste, Pauline en Jozef zich bij hun moeder in de keuken. Voor hen was dat het heerlijkste moment van de dag. Vader en de oudere kinderen waren nog op het land; zij hadden hun moeder, die klaar was met haar werk voor die dag, voor zich alleen… (Damiaan, John Farrow)
Jef volgde zes jaar les in de basisschool van Werchter. Daarna moet hij thuis blijven om moeder te helpen. Op zijn elfde deed hij zijn Eerste Communie. Zijn vader wou dat hij Frans leerde zodat hij hem kon helpen in hun graanhandel. In de lente van 1858 ging hij naar Braine-le-Comte.
… Zijn geslotenheid werd het zegel van zijn capaciteiten en aan het begin van zijn puberteit had hij op het schooltje in het buurtdorp Werchter niets meer te leren … Dat hij zich vooral met zijn eigen zaken bemoeide, verhinderde niet dat hij bij alle spelen en tijdverdrijven van zijn leeftijdgenoten uitblonk. Op het platteland was schaatsen de lievelingssport, en toen hij de plaatselijke kampioen werd, was zijn eigen dorp opgetogen over het bezit van zo’n beroemdheid … … Toen Jozef dus, in populariteit gehuld, in de deuropening van de plaatselijke smidse verscheen en een even onderzoekende als verlangende blik op het aambeeld wierp, nodigde de goedaardige smid, die de held van alle dorpsjongens was, hem uit om zijn krachten eens op het hete metaal te beproeven. De man en de jongen raakten al vlug bevriend en Jozef leerde elke vrije minuut die hij had weer wat nieuwe technische trucs van zijn kompaan … (Damiaan, John Farrow)
Jozef De Veuster heet voortaan Pater Damiaan
Toen hij 18 was, was hij flink opgeschoten met zijn studies. Maar hij voelde zich rusteloos en ongelukkig. Hij raakte er steeds meer van overtuigd dat hij niet in zaken zou gaan. Hij wou veel liever priester worden. Hij verwittigde zijn ouders hiervan in een brief. Aanvankelijk stonden zijn ouders niet achter zijn beslissing. Maar na gesprekken met de priester van het dorp konden ze niet anders wensen dat hun zoon gelukkig zou worden.
Damiaan besloot om in de Orde van het Heilig Hart of de “Picpus”-paters te treden, net als zijn broer Pamphile.
Zo vertrok Jef in 1859 naar Leuven, hij trad toe tot de Congregatie van de Heilige Harten
van Jezus en Maria en heette voortaan Damiaan. Hij kende geen Latijn en kon dus niet studeren voor het priesterschap, zoals hij had gehoopt. Maar hij werd wel aangenomen als gewone lekenbroeder.
Omdat zijn superieuren erg onder de indruk kwamen van zijn vooruitgang werd hij toch toegelaten tot de studie van priester. In 1860 werd hij naar Parijs gestuurd om er Latijn, Grieks en filosofie te studeren.
Hij wilde ook gaan werken op de eilanden in de Stille Zuidzee. Toen hij 21 was, had een bisschop van Hawaï tijdens een lezing voor studenten in Parijs verteld dat hij graag enkele jonge priesters wou meenemen. Damiaan had er alles voor over om mee te gaan, maar hij was nog geen priester. Wat nog erger was: zijn broer mocht wel meegaan. De moed zonk de arme Damiaan in de schoenen, maar toen kwam de kans die zijn hele leven en dat van duizenden mensen zou veranderen. Er brak een koortsepidemie uit, vlektyfus. Veel mensen waren eraan gestorven, en toen Pamphile het ook kreeg, was Damiaan erg ongerust. Pamphile was erg ziek. Hoewel hij eindelijk beter begon te worden, was hij toch nog veel te zwak om de verre reis naar de Stille Zuidzee te maken.
Daarop schreef Damiaan naar het Hoofd van de Orde hem de plaats van Pamphile te laten innemen, ook al was hij nog geen priester. De generale overste was onder de indruk van deze geestdriftige, vastberaden – en ongehoorzame – jongeman, en ging akkoord met Damiaans voorstel.
Zo vertrok Damiaan samen met zijn missionarissen op 23 oktober 1863 voor een vier maanden lange reis rond Kaap Hoorn. Na 148 dagen bereikten ze Honolulu.
Damiaan wordt priester
Op 7 oktober 1860 legde hij in de hoofdzetel van de Congregatie van de Heilige Harten van Jezus en Maria te Parijs zijn eeuwige geloften af. Hij nam voorgoed afstand van de wereld. Na studie werd hij achtereenvolgens subdiaken, diaken en op 21 mei 1864 werd hij tot priester gewijd in de kathedraal van Honolulu.
Molokai
In de Stille Oceaan liggen eilandenketens als blinkende parels: de ontdekkingsreizigers werden er betoverd door hun schoonheid, de verblindende vissen die flikkerden tussen de riffen, de bloemen, en de gelukkige, vriendelijke mensen. Jammer genoeg brachten de nieuwkomers erg onwelkome geschenken met zich mee: ziekten zoals de mazelen en de gewone verkoudheid. De Chinezen echter brachten de meest gevreesde ziekte van alle met zich mee: lepra. Tegen 1865 was de regeling van de noordelijk gelegen Hawaïaanse eilanden erg verontrust door de verspreiding van de ziekte. Ze besliste dat iedereen met lepra naar het afgelegen schiereiland Kalaupapa op de noordkust van het eiland Molokai moest gestuurd worden. De zieken leefden in “hutten” – haastig in elkaar gezet met takken, bladeren en gras –; er stond een “hospitaal” – zonder bedden, zonder medicijnen, zonder dokters. De zieken kregen zaden en werktuigen. Maar niemand zag dat zij het gereedschap onmogelijk konden gebruiken vermits hun handen en voeten aan het wegrotten waren, of misvormd en nagenoeg onbruikbaar. De zieken waren wanhopig: ze beseften dat ze nooit meer konden ontsnappen. Maar wat ze niet wisten was dat aan de andere kant van de wereld Damiaan onderweg was die als vriend en helper naar het eiland zou komen.
Er wachtte Damiaan een zware taak. Eén van de ergste dingen die Damiaan moest verdragen, was de afschuwelijke stank van de hutten, de mensen en het walgelijke kerkhof. Gelukkig had hij iets meegebracht dat daar een mouw aan kon passen. Vanaf dat ogenblik stapte hij rond op het eiland, terwijl hij aan zijn pijp trok, te midden van een overweldigend sterk ruikende tabak. Overal waar hij kwam was het vuil en verwaarloosd. De mensen waren alle hoop verloren naar verbetering. Hoe konden zelfs de beste mannen en vrouwen het vuil bestrijden als elke druppel water over een halve mijl met kreupele handen moest worden aangebracht ? Hoe konden ze hun wonden verzorgen zonder medicijnen en verband ? In acht jaar dat de kolonie bestond, was er nauwelijks iets aan de situatie verbeterd. Een heleboel mensen hadden elke poging om een normaal leven te leiden opgegeven. Sommige mensen dwongen de weeskinderen voor hen te werken als slaven en om hen later aan hun lot over te laten als ze te zwak zijn om nog te werken. Van alle kanten werd er gezegd: ”Hier bestaat geen wet.” Damiaan was daar erg door verontrust en wou er iets tegen doen, maar hij was alleen. Hij bezat alleen zijn kracht, zijn gezond verstand en zijn moed, maar ook zijn opvliegendheid. Pater Damiaan wou orde, veiligheid en gezondheid in de nederzetting invoeren. Damiaan wou dat de koloniebewoners een beter leven konden leiden dan nu. Deze mensen hadden iemand nodig om hun zelfrespect terug te geven, een persoon als Damiaan. Maar wat kon Damiaan doen ? Hij wist niet eens waar hij aan moest beginnen, want er was namelijk zoveel werk. Damiaan had niets. Er bestond geen behandeling of genezing. Hij had zelfs geen lapje stof om de wonden te verzorgen. Pater Damiaan moest tezelfdertijd voor dokter, rechter en bouwvakker instaan. Hij moest al deze functies op zich nemen. Hij legde ruzies bij, verzorgde de wonden, … . Maar niet alles verliep goed. Elke dag stierven er mensen. Hij verpleegde hen en troostte hen, maar één ding was duidelijk: hij kon de mensen niet redden, maar ze stierven tenminste niet alleen.
In 1883 ontdekte Damiaan dat zijn voeten pijn deden en heel warm waren. Hij ontdekte ook kleine, gele plekken op zijn rug. Hij vermoedde wel wat dat betekende maar zweeg erover. De symptomen van zijn lepra waren verdwenen, maar dat was slechts schijn. Hij stak zijn voet in een kom warm water om de pijn wat te verzachten, maar plots besefte hij dat het water kokend heet was. Hij had niets gevoeld. De dokters bevestigden wat hij al wist – hij had lepra. Hij vertelde over zijn ziekte aan zijn broer Pamphile, maar aan zijn moeder vertelde hij dat hij zijn voet had verbrand en dat zijn voet bijna genezen was. Pater Damiaan werd door zijn ziekte gediscrimineerd van de andere mensen (diegenen die niet aan lepra lijden). Nog nooit had Damiaan hem zo gekwetst gevoeld. Hij werd net als zijn vrienden, de andere zieken, behandeld: lepra is slecht en vies. De ziekte breidde uit. Met zijn rechterbeen was het nu al net zo slecht gesteld als met zijn linkerbeen. Dokters verplichtten hem om naar Honolulu te gaan en de nieuwe behandeling te proberen. De zusters deden alles om zijn verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. Voor het eerst in zoveel jaar sliep hij weer in een bed met propere, witte lakens en dekens. Pater Damiaan was een vreselijke patiënt. Hij ontsnapte uit zijn bed, wanneer hij kon tenminste, om de andere patiënten die naar Kalawao moesten vertrekken, te troosten. Hij stelde die mensen gerust door hen te vertellen dat iedereen hen welkom zou heten. Jammer genoeg had deze behandeling geen enkel goed resultaat voor Damiaan. Het was tijd om afscheid te nemen. Voor de laatste maal keerde hij terug naar Molokai.
Hoewel pater Damiaan ernstig ziek was, weigerde hij in bed te blijven. Hij kon bijna niet meer op zijn benen staan. Daarom moest hij zich in een karretje laten rondduwen. Maar toch gaf hij de mensen raad en moedigde hen aan. Hoewel pater Damiaan ziek was, was hij blij voor de mensen die vooruitgang boekten met hun gezondheid, terwijl de lepra zijn lichaam vernietigde. Pater Damiaan werd gedwongen het bed te houden. Hij werd de ganse tijd omringd door zijn vrienden.
Aangezien hij de dood al vele keren heeft meegemaakt op het eiland Molokai, was hij zelf niet meer bang voor de dood. Hij zei aan zijn vrienden om naar zijn handen te kijken. Doordat de wonden genazen en de korst zwart werd, was hij niet ver meer van zijn dood verwijderd.
Damiaan werkte tot het einde van zijn leven, tot 19 dagen voor zijn dood. Op 15 april 1889, pater Damiaan was slechts 49 jaar oud, stierf hij in rust en vrede. Het was alsof dat hij erg moe was en blij om eindelijk in een diepe vreedzame slaap te verzinken. Hij werd onder de pandanusboom begraven waar hij de eerst nacht had geslapen, toen de strijd nog moest beginnen
Damiaan was dood. Over de hele wereld begonnen de mensen dieper na te denken over de lepraplaag. De mensen die de zieken verzorgden en diegenen die een geneesmiddel probeerden te vinden, dachten voortdurend aan hem en ze lieten de moed niet zakken.
Het lichaam van Pater Damiaan werd naar België overgebracht
Op 27 januari 1936 werd het stoffelijk overschot van Pater Damiaan ontgraven in Molokaï. De oorspronkelijke kist werd in een prachtige kist van koa-hout gezet en overgevlogen naar Honolulu. Op 27 februari werd de kist aan boord van het Belgisch opleidingsschip “Mercator” gebracht. Op zondag 3 mei verscheen de Mercator op de kade van Antwerpen. Kanonschoten bulderden, klokken luidden, vliegtuigen ronkten boven de haven en de kist werd plechtig gedragen door acht kadetten. Na een afwezigheid van bijna 75 jaar was Pater Damiaan weer thuis. Na een dankmis in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal gaat het lichaam van Damiaan naar de Sint-Jozefskerk in Leuven, waar het een plaats krijgt in een crypte, en nu nog steeds te bezoeken is.
Het museum van Pater Damiaan
Het geboortehuis van Pater Damiaan is ingericht als museum. Wat tentoongesteld wordt vertelt ons over het leven van Pater Damiaan op Molokaï, de cultuur in de Stille Zuidzee, de melaatsheid en de bestrijding ervan vandaag. Het altaar dat Damiaan eigenhandig maakte voor zijn kerk te Kalawao op Molokaï, zijn kelk en zijn liturgische gewaden, zijn schrijnwerkersgerei, boeken en gebruiksvoorwerpen zijn ook te bezichtigen. Het museum wil meer zijn dan een tentoonstelling van voorwerpen. Er worden twee diamontages getoond (één voor volwassenen en één voor kinderen). In deze montage wil men Pater Damiaan en zijn werk zo concreet mogelijk voorstellen. Het museum bevindt zich dicht bij de weg Mechelen – Aarschot.
De zaligverklaring
Op 7 juli 1977 ondertekende paus Paulus VI het decreet over de heldhaftigheid van de deugden. Pater Damiaan werd daardoor eerbiedwaardig verklaard. Op 13 juni 1993 ondertekende paus Johannes-Paulus II het decreet tot zaligverklaring. Op zondag 15 mei 1994 zou die plechtig afgekondigd worden tijdens een massabijeenkomst. Uiteindelijk duurde het tot 4 juni 1995 – Pinksterzondag – voordat de zaligverklaring plechtig afgekondigd werd. Dat ging gepaard met een grootse plechtigheid aan de basiliek van Koekelberg. Een deel van de stoffelijke resten zou later op Molokaï begraven worden. Na de viering op 5 juni in het Hiltonhotel in Brussel namen de eilandbewoners de rechterhand van Pater Damiaan mee terug. De Damiaan-relikwie werd met de nodige luister omgeven op verschillende plaatsen in Hawaï. Op 22 juli had de wederbegraving plaats op Kalawao, de oorspronkelijke plaats waar Pater Damiaan al die jaren geleefd en gewerkt had.
Damiaanactie
Damiaanactie is een Belgische organisatie ter bestrijding van lepra en tuberculose in de wereld naar het voorbeeld van Pater Damiaan. De Damiaanactie is actief in 17 landen in Afrika, Azië en Midden- en Zuid-Amerika, waar een veertigtal vrijwilligers en 1500 lokale personeelsleden nagenoeg 500.000 leprapatiënten bereiken en verzorgen. De Damiaanactie geeft een driemaandelijkse “Damiaan Aktie Krant” uit en organiseert jaarlijks een “Werelddag voor de melaatsen”.
Een Franse journalist, Raoul Follereau, kwam tijdens een reis in Mali, in contact met melaatsen die aan hun lot waren overgelaten. Die ontmoeting liet een diepe indruk op hem na. Enkele jaren later vernam hij in het klooster van de Soeurs de Notre Dame des Apôtres dat er een melaatsen-eiland bestond. Het eiland lag nabij de Ivoorkust.
De melaatsenkolonie was geïsoleerd van de buitenwereld, daarom wilden de zusters een beter opvangcentrum voor de melaatsen. Maar het enige probleem was geld. De Franse journalist voelde zich
geroepen en ging gaan spreken over lepra in scholen en hij probeerde mensen te zoeken die financiële steun wilden verlenen.
In het begin van de jaren vijftig werd duidelijk dat melaatsheid te genezen was. De Franse journalist wilde vooral ijveren voor de bevrijding van de melaatsen uit de marginaliteit. In 1954 riep hij een Werelddag voor de Melaatsen in het leven.
Geïnspireerd door het voorbeeld van Follereau kwam de Damiaanactie in België op gang. Pater Obbels en Pater Van de Wijngert hebben heel veel werk geleverd. In ons land wordt de Werelddag voor de Melaatsen georganiseerd sinds 1960. Deze gaat telkens de laatste zondag van januari door. Sedert 5 november 1964 vormt zij, samen met de “Belgische Stichting ter Bestrijding van de Melaatsheid”, een hele nieuwe vereniging: “Damiaanactie, Internationale Vereniging ter Bestrijding van de Melaatsheid”. Deze vereniging wil de gedachtenis aan pater Damiaan levendig houden, door aan de strijd tegen lepra over de gehele wereld deel te nemen, zowel op medisch en wetenschappelijk als op sociaal en menselijk vlak.
De Damiaanactie haalt geld bijeen door de verkoop van stiften, postkaarten en briefpapier. Met dit geld kunnen ongeveer 400 000 melaatsen, verdeeld over meer dan twintig landen, geholpen worden.
Vanaf 15 april 1964 werd de stichting aanvaard als “Vereniging voor Technische Bijstand aan de Ontwikkelingslanden”. Er werd een medisch comité opgericht. Hier werd een duidelijk programma uitgewerkt. Tot de doelstellingen van dit programma horen:
- Melaatsen mogen niet afgezonderd worden. Ze moeten in hun dorp opgezocht en behandeld worden. Dit is de meest dringende en de goedkoopste manier van melaatsenzorg.
- De melaatsen, voor wie de moderne geneeskunde te laat komt, moeten in rustdorpen opgenomen worden.
- Het oprichten van vormingscentra waar zowel inlands als buitenlands personeel kan worden opgeleid in de specifieke melaatsenzorg.
- Melaatsen die ondanks alles letsels, verminkingen of misvormingen hebben opgelopen toch nog met een aangepaste behandeling zoveel mogelijk bekwaam maken om zich weer in te passen in de maatschappij.
In 1999 kon de Damiaanactie 67.497 leprapatiënten en 77.451 tuberculose-patiënten genezen, mede dankzij de inzet van duizenden jongeren. Maar de strijd is nog niet gestreden.
De Damiaanactie werkt hard om dit programma te verwezenlijken. Steeds weer staan er mensen klaar om de melaatsen te helpen. Zij verdienen onze waardering en bewondering om hun inzet, hun moed en hun daadwerkelijke naastenliefde. In hun werk leeft Pater Damiaan verder.
Damiaanactie in 2001
In 1999 ontdekten en behandelden de medische teams van Damiaanactie maar liefst 67.497 nieuwe leprapatiënten. De meeste nieuwe patiënten werden ontdekt in Bihar, Noord-India. Bihar is de meest lepreuze plek op aarde. Wei Ping is een Tibetaanse arts die werkt binnen het project van de Damiaancatie. Noodgedwongen – omwille van het onherbergzame landschap in Tibet – bezoekt hij zijn patiënten te paard. Hij zet zich als een moderne Damiaan in voor zijn zieken. Dagelijks wordt hij geconfronteerd met de pijn die lepra en tuberculose veroorzaakt. Mits een juiste aanpak is er hoop op verzorging en genezing. De uitdaging voor de toekomst blijft het opsporen van zoveel mogelijk patiënten in een vroeg stadium van de ziekte. Dit gebeurt langs gezondheidsvoorlichting en het opzetten van zeer gerichte opsporingscampagnes in welbepaalde gebieden waar de laatste jaren nog veel nieuwe leprapatiënten vandaan kwamen (nl. de regio van Chamdo in Oost-Tibet). Ook de opvolging van de behandeling moet onveranderd hoog blijven. Een ander belangrijk aandachtspunt is het verbeteren van de verzorging van de gehandicapte leprapatiënten. Probleem is wel dat er in gans Tibet niet één kinesist is. Dit maakt het zinloos om beenprotheses te maken of chirurgische correcties uit te voeren op verminkte handen of voeten. Damiaanactie gaat in 2001 bekijken met Handicap International wat er kan gebeuren voor de verminkte leprapatiënten. Er is alvast een budget voorzien voor de opleiding van een verpleger/kinesist en het aanmaken van protheses voor drie patiënten uit de Yang-leprozerie. Damiaanactie wil haar actiegebied in Tibet uitbreiden door een nieuw gebied zo groot als Vlaanderen mee op te nemen in haar projectaanpak. De volledige kostprijs om het project optimaal te laten draaien bedraagt 10.826.980 BEF. Een immens bedrag maar als we elke ons steentje bijdragen kunnen we de zieken en dokter Wei Ping en zijn ploeg een hart onder de riem steken.
Lepra vandaag
Lepra is een infectieziekte veroorzaakt door de bacterie Mycobacteriumleprae (verwant aan de tuberkelbacterie de veroorzaker van tuberculose). Lepra is vrijwel alleen besmettelijk bij direct lichamelijk contact met een infectieuze patiënt. Bij patiënten met te weinig weerstand tast de ziekte, 3 tot 5 jaar na besmetting, de huid aan, daarna de zenuwen (leidend o.a. tot gevoelsstoornissen) en tenslotte het skelet, waardoor er ernstige misvormingen kunnen ontstaan. Lepra is een ziekte die vroeger veel voorkwam in Europa. Tegenwoordig vindt men die ziekte terug in landen waar er slechte voeding is en dat leidt tot een lage weerstand tegen deze en andere ziektes. Lepra is nog altijd één van de grootste problemen in uitgestrekte delen van Afrika, Zuid-Amerika en Azië. Eén van de redenen daarvoor is nog steeds dezelfde als in Damiaans tijd: angst. Toen Damiaan nog leefde was dit begrijpelijk. Er bestond geen geneesmiddel en de gevolgen van lepra waren, zoals nu nog, ontzettend. De ziekte komt in twee vormen voor, tuberculeus en lepreus. Het verloop van de ziekte hangt af van de vorm waarin die zich manifesteert. Het lichaam reageert heftig op de tuberculeuze kiem of bacil. Het veroorzaakt irritatie en er verschijnen witachtige vlekken op de huid. Soms is deze vorm van de ziekte goedaardig en geneest ze zichzelf. In deze gedaante komt de ziekte voor bij ongeveer 75 % van de lepralijders. Maar tegen de lepreuze bacil, die veel besmettelijker is, levert het lichaam geen groot gevecht. Zo gebeurt het vaak dat er zich in het begin geen symptomen voordoen, hoewel de kiemen zich snel vermenigvuldigen. Dat betekent dat de patiënt waarschijnlijk heel wat mensen besmet en tegen de tijd dat de ziekte vastgesteld wordt, heeft die al een veel ernstiger greep op het lichaam. Bij beide vormen van lepra zijn de twee hoofdsymptomen uiteindelijk dezelfde. Ze tasten de huid en de zenuwen aan. De huid vertoont witte vlekken en daarna ook enorm grote bultige knobbels. Terzelfder tijd tast de bacil het zenuwstelsel aan. In sommige delen van zijn lichaam verliest het slachtoffer elk gevoel. Wanneer een patiënt zijn voet in kokend water steekt, net zoals pater Damiaan, of wanneer een patiënt zich in de vingers snijdt of schroeit, voelt hij geen pijn. Zo kan hij zichzelf grote schade toebrengen. De kiem heeft een voorkeur voor koel huidweefsel. Daardoor komt het dat de lichaamsuiteinden, zoals voeten, handen, neus en oren het meest blootgesteld worden aan de ziekte, wat tot ernstige verminkingen leidt. Men geloofde vroeger dat lepra erg besmettelijk was en daarom meed men de melaatsen. Men dreef deze mensen uit de steden zodat ze in een soort buitenwereld leefden, weg van hun familie, weg van hun vrienden. Niemand had medelijden met ze. Maar nu weet men beter. We weten dat dit niet meer nodig is. Gezonde mensen, met een redelijke hygiëne, raken zelden besmet. Dokters, verpleegsters en vrijwilligers houden zich onbevreesd op tussen de leprapatiënten. Van de duizenden mensen die met deze patiënten hebben gewerkt, was pater Damiaan de enige die eraan gestorven is. Nu beschikken we over geneesmiddelen die kunnen helpen. Men heeft jaren gezocht om toch maar iets te vinden om deze ziekte te genezen. Totdat een wetenschapper, Dr. Hansen – een Noor, er eindelijk is in geslaagd om de bacillen onder de microscoop af te zonderen. De lange weg naar behandeling en genezing was begonnen. In de jaren ’40 werd een nieuw wondermiddel ontwikkeld: Dapsone. De leprawerkers en -patiënten zijn blij. Eindelijk is er een geneesmiddel gevonden die de ziekte kan overwinnen. Maar niet alles verloopt zo gemakkelijk. Men moet zich aan strikte regels houden. Om de ziekte met Dapsone te overwinnen, moeten de patiënten hun dosis erg regelmatig innemen. Arme en ongeletterde bevolkingsgroepen begrijpen dit vaak niet. Ze denken dat ze van de ziekte verlost zijn nadat de witte vlekken verdwenen zijn en daarom stoppen ze met hun geneesmiddelen. Maar de bacillen zijn nog niet volledig gedood en beginnen weer in het lichaam te vechten. Zo kweken ze een immuniteit aan tegen verdere dosissen. Doordat de ziekte zich weer gaat manifesteren, is ze nu moeilijker te behandelen. Vele mensen zijn te bang om te zeggen dat ze de ziekte hebben en daarom verzwijgen ze het. Daardoor is het te laat om nog genezen te kunnen worden. Onlangs hebben de dokters er twee sterke geneesmiddelen bij gekregen: Clofazimine en Rifampicin. De patiënten genezen vlug bij veelvoudig gebruik, maar alleen wanneer de dokters strikte controle kunnen uitoefenen op de behandeling. Zelfs nu weet men nog niet exact hoe men door lepra besmet worden. Zelfs in onze Westerse landen ontdekt men mensen met lepra. Er zijn gevallen in Groot-Brittannië, Spanje, Portugal, Italië, Griekenland en Malta. De zieken werden waarschijnlijk op reis besmet. De ziekte werd zelfs vastgesteld in de USA, Louisiana en Florida. Lepra kan dodelijk zijn omdat ze zich zo traag manifesteert en dan nog vooral bij arme mensen voorkomt. Toch staat de ziekte niet bovenaan de lijst van de medische prioriteiten. In India krijgen de studenten maar een beknopte uitleg over lepra, en dat ondanks de grote verspreiding ervan in het land. In theorie zou lepra inderdaad in bedwang kunnen worden gehouden door het bestaande personeel intensief te trainen en te hertrainen. Het probleem ligt niet bij het geld of de medicijnen, maar wel bij de bekwaamheid, het bijhouden van gegevens, het streng onderzoeken, de organisatie en de opvolging. Een bijkomend probleem is de angst en de onwetendheid, waardoor de patiënten wegblijven. Tragisch genoeg ziet het er naar uit dat deze ziekte nog lang zal blijven bestaan.
Tuberculose
Verkalkt longweefsel ontstaat als gevolg van longtuberculose en is op deze röntgenfoto van de menselijke borstkas te herkennen aan de gele kleur. Als opgehoest of uitgespuugd slijm (sputum) dat besmet is met de tuberkelbacterie wordt ingeademd, ontstaan er knobbeltjes, de tuberkels, die zich via de dichtstbijzijnde lymfbanen of bloedbanen verspreiden. De ziekte is genoemd naar die knobbeltjes, tuberkels. Ongeveer een kwart van de bevolking op aarde is besmet met de tuberkelbacterie – primaire tuberculose –, maar het merendeel van deze mensen vertoont geen symptomen van de ziekte zolang hun immuunsysteem de bacterie onder controle kan houden. In dit geval verkalkt het longhaartje. Slechts in enkele gevallen komt de ziekte tot uiting en in nog minder gevallen ontstaat de levensgevaarlijke variant longtuberculose, die wordt gekenmerkt door ernstige ademhalingsproblemen. Bij deze patiënten kunnen zich holtes in de long ontwikkelen. Hierbij bevat het sputum zeer veel tuberkelbacteriën. Door het inslikken ervan kan darmtuberculose ontstaan. Tuberculose kan aantasting van vrijwel alle organen veroorzaken. De tuberculose van de botten en de hersenvliezen gaat vaak met duidelijke ziekteverschijnselen gepaard, zoals vergroeiingen en pijn. De verschijnselen van tbc zijn ondermeer: algemene malaise, zweten, koorts en hoesten. De klinische diagnose wordt doorgaans in het bacteriologisch laboratorium gesteld door het aantonen van tuberkelbacteriën in een kweek; het kweken kan weken tot maanden duren. Hoewel tuberculose in West-Europa aanvankelijk sinds de jaren zestig is teruggedrongen, neemt het aantal tuberculosegevallen weer toe. Dit is voornamelijk te wijten aan de immigratie uit en vakanties naar ontwikkelingslanden. Als er bij iemand tuberculose wordt vastgesteld, wordt in zijn omgeving een contactonderzoek gedaan. Hierbij worden de personen die met de patiënt in aanraking zijn geweest door middel van een Mantoux-reactie of röntgenfoto onderzocht. Recent werden er in Nederland enkele gevallen van tuberculose ontdekt.
Tibet
Sinds 1949 is Tibet een autonoom regio deel van de Volksrepubliek China.
Hoofdstad: Lhasa
Oppervlakte: 1.221.600 km²
Inwoners: 2,37 miljoen
Ligging
Tibet ligt in het zuidwestelijke deel van China, ten noorden van Nepal en Bhutan en ten Noordoosten van India.
In het zuiden van Tibet ligt het Himalajagebergte en in het noorden de Tibetaanse Hoogvlakte. De belangrijkste berg is de Mount Everest, wereldberoemd. In het oosten ligt de rivier Jangtsetjiang, de derde langste rivier ter wereld, en in het zuiden de Brahmaputra.
De bevolking
bestaat vermoedelijk voor nog slechts 35% uit Tibetanen en voor 65% uit Chinezen en woont vnl. in het dal van de Tsangpo, de bovenloop van de Brahmaputra. De belangrijkste steden zijn Lhasa, Zhigatse en Gyangtse.
De ‘drokpas’, de nomadenherders, zijn de armste bevolkingsgroep van Tibet. Ze leven in yaktenten op de hoogvlakte ten noorden van Lhasa. Ze zijn steeds onderweg, op zoek naar vruchtbare weiden voor de yaks, geiten en schapen.
Klimatologisch zijn de omstandigheden haast onmenselijk. De temperatuur kan er dalen tot meer dan veertig graden onder nul. Hun totaal gebrek aan hygiëne maakt hen gemakkelijk slachtoffers van allerlei armoedeziektes, waaronder tuberculose …
Economie
Het belangrijkste, bestaansmiddel, traditioneel de nomadische veeteelt (jaks, kamelen, geiten, schapen, pluimvee), is thans de akkerbouw. Voorts is er een begin gemaakt met de exploitatie van delfstoffen (aardolie en steenkool) en de industrialisering. Er zijn o.m. fabrieken van voedingsmiddelen, leer-, textiel-, glas- en houtwaren en farmaceutische en keramische producten. De handel is vnl. beperkt tot uitvoer van wolwaren, vilt en pelzen en invoer van thee, suiker en rijst.
De basisvoeding is de ‘tsampa’, gerst gemengd met suiker en yakboter, dat genuttigd wordt met een kopje boterthee. Deze thee is zeer voedzaam. Gemiddeld drinkt de Tibetaan wel veertig kopjes per dag.
Verkeer
Behalve in Midden-Tibet is het gebied doorsneden door talrijke handelswegen die de belangrijkste plaatsen met elkaar verbinden en met India en Nepal. Lhasa is het kruispunt van twee autowegen een heeft sinds 1956 een vliegveld (verbinding o.m. met Peking). Er bestaan plannen voor de aanleg van een spoorlijn tussen Zhigatse en Xining, de hoofdstand van de provincie Qinghai.
Geschiedenis – Godsdienst
Tibet heeft een bewogen geschiedenis achter de rug waarin het boeddhisme een belangrijke rol speelt. Het boeddhisme is eerder een levenswijze dan een religie. Het leert de mensen verantwoordelijkheid te dragen voor hun gedachten en handelingen. Het zet de mensen aan om een weg van spirituele groei te bewandelen. Mededogen, oneindig respect voor elk leven staat centraal. Hun ideaal is de cyclus van wedergeboorte te doorbreken om zo op te gaan in het eeuwige leven (NIRVANA). De geestelijke leider van het Tibetaanse boeddhisme is de Dalai Lama.
De eerste Dalai Lama was dGe-hdun-grubpa. De voornaamste was de vijfde, Ngag dBang bLo-bzang. Tegen de roodmutsen en de met hen verbonden koning uit de Sitia-dynastie riep hij de hulp in van Gushri Chan, aanvoerder van de Mongoolse stam van de Qosots. In 1642 ontving de D alai Lama van hen naast de spirituele jurisdictie ook de wereldlijke macht over Tibet.
Vanaf 1950 verloor Tibet geleidelijk zijn onafhankelijkheid. De Dalai Lama vluchtte het land uit, evenals vele monniken, en vestigde zich in India. Kloosters en tempels werden vernield, of kregen een andere bestemming. Sinds 1965 hoort Tibet als autonoom gebied bij de Volksrepubliek China.
De toekenning van de Nobelprijs van de Vrede aan de Dalai Lama was een vernieuwde steun voor de Tibetaanse verlangens naar werkelijke onafhankelijkheid van China. Sinds 1993 is Tibet geopende voor toerisme. Begin 2000 vluchtte de Dalai Lama, de 14-jarige Ugyen Trinley Dorje, op spectaculaire wijze dwars door de Himalaja van Tibet naar India. China werd hierdoor in grote verlegenheid gebracht.
Mijn mening
Pater Damiaan zette zich een groot deel van zijn leven ten dienste van de leprapatiënten. Hij zorgde ervoor dat zij zich evengoed voelden als anderen. Hij zorgde ervoor dat deze mensen hun moed, hun zelfvertrouwen terugkregen. Dank zij pater Damiaan leerden ze terug op eigen benen te staan. Pater Damiaan zorgde er voor een deel voor dat onze ogen open gaan voor het probleem melaatsheid, lepra, tuberculose. Pater Damiaan was tevens hét voorbeeld voor de Damiaanactie. Een hele groep gemotiveerde mensen zet zich samen achter het probleem melaatsheid. Dagelijks zijn ze ermee bezig: hoe kunnen ze die mensen helpen? Damiaanactie probeert ook ons wakker te schudden voor het probleem. We konden in de film kennis maken met de problemen van lepra en tuberculose in Tibet. Er is zoveel te doen. Wij, van onze kant, kunnen ook helpen. Denk maar aan de verkoop van stiften, gelegenheidspredikant, meewerken aan de affichenslag... Waarom eens geen wenskaarten verkopen, of een bloemetje, of koeken ?… Elke geldelijke bijdrage draagt bij tot de genezing van duizenden leprapatiënten. Maar er is geld nodig, veel geld …
Chronologische overzicht
1840 Damiaan wordt op 3 januari in Tremelo, België, geboren. 1859 Wordt novice bij de Picpus-Paters in Leuven. 1863 Vertrekt op 30 oktober vanuit Bremershaven in Duitsland naar Hawaï. Komt in maart in Honolulu aan. Wordt in mei tot priester gewijd en arriveert einde juli op zijn missiepost in het Punadistrict op het eiland Hawaï. 1865 Verhuist in maart naar de Kohala-parochie op het eiland Hawaï. 1873 Inwijding van de kapel op Maui, als bisschop Maigret een vrijwilliger vraagt om naar de leprakolonie van Molokai te gaan. Damiaan arriveert op 11 mei op het schiereiland Kalaupapa. 1874 Hevige wervelstorm verwoest de meeste huizen van de kolonie. Nieuwe pijpleiding aangelegd naar Kalawao-dorp. In Noorwegen isoleert Dr. Karl Hansen de leprabacil. 1881 Prinses Luliuokalani bezoekt de nederzetting en verleent de Orde van Kalakaua aan Damiaan. 1883 Damiaan begint te vermoeden dat hij lepra heeft. 1885 Besmetting bevestigd door Dr. Arning. 1886 In juli komt Joseph Dutton aan. 1888 De paters Lambert Conrardy en Wendelin Moellers komen helpen. In november arriveren nog drie franciscaner zusters. 1889 Damiaan sterft op 15 april. 1908 In Duitsland ontdekt men Dapsone. 1934 Damiaans lichaam wordt overgebracht naar België voor een staatsbegrafenis. Hij wordt zalig verklaard. 1948 Dapsone voor het eerst op grote schaal tegen lepra gebruikt.
REACTIES
1 seconde geleden
D.
D.
zeer goe werk
22 jaar geleden
Antwoorden