Titel Een ontgoocheling
Auteur Willem Elsschot (Alfons de Ridder)
Uitgever Querido, Amsterdam
1e druk 1914
Gelezen druk Verzameld werk uit 1976
Genre Novelle
Titelverklaring De titel verwijst naar de twee belangrijkste gebeurtenissen van het verhaal. De twee ontgoochelingen van meneer De Keizer, namelijk het falen van zijn enige zoon Karel en zijn falen in de whistclub.
Opbouw Een ontgoocheling is opgebouwd uit zes genummerde hoofdstukken. Het boek omvat slechts 47 bladzijden.
Vertelsituatie In dit boek wordt de situatie van de alwetende verteller gebruikt.
Personages Meneer De Keizer was een sigarenfabrikant. Hij verdiende daar niet veel geld mee want hij maakte er geen reklame voor en verkocht ze alleen aan familie of vrienden. Het sigarenmaken hing hem daarom de keel uit en hij wilde dat zijn zoon Kareltje nooit sigarenmaker zou worden. Hij was getrouwd en had twee kinderen, Kareltje en Marieke. Hij was voorzitter van de whistclub \'De Lustige Whistspelers\' wat eigenlijk zijn leven was. Meneer De Keizer overdreef veel, vooral over zijn zoon Kareltje. Hij was een zwakke man en niet slim. Hij was dus niet succesvol in het leven, een \'born loser\' dus.
(Citaat, meneer De Keizer nadat Dubois tot voorzitter was gekozen) \'Wat er ook gebeurt, nooit koop ik kolen van hem,\' zei De Keizer tegen zijn vrouw. \'En Verbist, Lemmers en Molmans evenmin. Zij hebben het mij beloofd. Leden omkopen door rondjes te geven, zoals hij doet, dat verdom ik.\' \'Maar de sigaren,\' waarschuwde moeder. \'Sigaren, sigaren,\' siste De Keizer, \'Al moest ik ze allemaal zelf roken, kolen van die schooier stoken, doe ik niet.\' (Vervolg, zie stukje Dubois.)
Mevrouw De Keizer deed het huishouden. Nadat meneer De Keizer een keer naar de hoeren was geweest, gebruikte zij dat voorval steeds als meneer De Keizer begon te overdrijven.
(Citaat Meneer De Keizer tegen Kareltje nadat hij ontdekt had dat Kareltje drie jaar in dezelfde klas had gezeten) \'Kijk hem daar staan met zijn dikkop. En te moeten bedenken, dat hij advocaat had kunnen worden indien hij gewild had. Ja waarachtig, dood moest ik je trappen!\' vervolgde hij. En dreigend deed hij een paar stappen in de richting van Kareltje die bezig was voor zijn boekentas, die nu uitgediend had, een definitieve plaats uit te zoeken boven op de keukenkast. \'Doodtrappen!\' schreeuwde moeder, hem in de weg springend. \'Raak hem aan als je durft. Ga naar je Empire Tavern en trap daar je snollen dood.\' \'Die Van Tichelen bedoel je zeker.\' \'Knijpen maar, Margot.\' citeerde moeder.
Karel was de zoon van de De Keizers en werd Kareltje genoemd. Omdat hij zo\'n groot hoofd had dacht zijn vader dat hij wel heel slim moest zijn en besloot daarom dat hij advocaat moest worden. Maar desondanks zijn grote hoofd was Kareltje net zo dom als zijn vader (\'groot lantaarn maar klein licht\').
Meneer van Tichelen was de slager en vriend van De Keizer. Hield ervan om te drinken en naar de hoeren te gaan. Hij haalde meneer De Keizer over mee te gaan naar de hoeren en deed dat zelfs nog op het doodsbed van De Keizer.
Dubois. Verkocht kolen en speelde bij De Lustige Whistspelers. Hij hield niet van de sigaren van De Keizer, en daarom hield De Keizer ook niet van Dubois. Ook omdat hij in de gaten had dat Dubois op het voorzitterschap loerde.
(Citaat, een paar maanden nadat Dubois voorzitter was geworden en hij De Keizer tegenkomt in de stad) \'Je hebt nog geen kolen ingeslagen, is \'t wel De Keizer?\' vroeg hij op de man af, zijn tegenstander scherp aankijkend. De Keizer had lust om te zeggen dat hij geen kolen van hem hebben wou, al kreeg hij ze gratis, maar zijn lafhartigheid behaalde de overhand. \'Neen, nog niet,\' bekende hij. \'Dan mag je er nu wel om denken, want de prijzen gaan in de hoogte.\' \'Ik zal er eens met mijn vrouw over praten,\' ontweek hij nog. \'Ja,\' zei Dubois, \'Dat is een goed idee. Maar gauw dan. Vind je dat roken op de vergadering niet hinderlijk? Daar moest eigenlijk een eind aan komen. Zo\'n klein lokaal en dan meer dan dertig leden.\' Het bloed steeg De Keizer naar het hoofd, nu hij te kiezen had tussen buigen en barsten. \'Lever mij vijfhonderd kilo op proef,\' klonk het eindelijk. Hij voelde zich hulpeloos, anders had hij Dubois bij de strot gegrepen. \'Neem duizend kilo, dan worden ze gratis aan huis bezorgd,\' raadde Dubois joviaal. \'Goed duizend kilo dan.\' \'Alles door elkaar?\' \'Mij goed,\' zei De Keizer met een brok in de keel.\'
Samenvatting Meneer De Keizer gaat een keer met van Tichelen naar de hoeren waar hun vrouwen achter komen. Kareltje gaat naar het gymnasium om advocaat te worden maar blijft doordat hij slecht is in Latijn, Frans en wiskunde drie jaar in de eerste klas zitten. Nadat De Keizer met de directeur heeft gepraat hoeft Kareltje niet meer op school te komen. Hij blijft een tijdlang niks doen en gaat daarna werken bij de Compagnie Belge Transatlantique. Hij werkt daar met ene Stockmans en moet de postzegelkas bijhouden. Hij leert van Stockmans hoe meer port te vragen voor een brief en de rest aan Stockmans te geven. Als hij een keer cognossementen moet ophalen en ze verliest komt hij er niet meer terug. Daarna gaat hij werken bij een drukkerij, Poortmans Dechesne & Co. Hij wordt daar in het begin vaak gepest door de andere werknemers. Tegelijkertijd woont meneer De Keizer de vergadering van de Lustige Whistspelers bij, waar hij voorzitter is. Dubois aast echter op die plaats, en krijgt hem bij een volgende vergadering. De Keizer blijft de vergaderingen wel bijwonen, maar voelt zich er niet op zijn gemak. Dubois begint de zaal compleet anders in te richten. Een paar maanden later wordt De Keizer ziek door alcohol en sterft een paar dagen later. De Lustige Whistspelers benoemen een \'feestcommissie\' die voor de begrafenis zal zorgen. Dubois organiseert ook gelijk een kampioenschap uit om een andere club te verslaan. De Keizer wordt begraven in een mooie begrafenis, waarbij veel whistclubs hun laatste eer komen betonen.
Thema Het thema is ontmaskering van mensen. Aan het begin van het verhaal lijkt het een gewone situatie maar langzamerhand laat de schrijver zien dat er problemen zijn. Hij toont het ware gezicht van mensen en laat zien dat het geen kwaaie zijn.
Over de schrijver Willem Elsschot (eigenlijk Alphonsus Josephus de Ridder; 1882-1960) Belgisch (Vlaams) schrijver. Leidde na WO I te Antwerpen een eigen reclamebureau. Elsschot neemt in de Nederlandstalige literatuur een eigen plaats in door zijn laconieke, geconcentreerde stijl, waarachter grote bewogenheid schuilgaat. Zijn eerste roman was \'Villa des roses\' (1913), in 1921 gevolgd door \'Een ontgoocheling\' en \'De verlossing\'. In 1924 verscheen \'Lijmen\', de eerste van een serie ik-romans. De in wezen fatsoenlijke ik-figuur Frans Laarmans treedt eerst in de voetsporen van de doorgewinterde zakenman Boorman, maar in het vervolg \'Het been\' (1938) keert hij terug tot zijn eigen fatsoensnormen. Laarmans treedt in een aantal romans op, te weten \'Kaas\' (1933), \'Tsjip\' (1934), \'De leeuwentemmer\' (1940), \'Het tankschip\' (1940) en \'Het dwaallicht\' (1946), Elsschot\'s laatste werk. Daarnaast verschenen nog de novelle \'Het pensioen\' (1937) en de dichtbundel \'Verzen van vroeger\' (1934). Bekroond met onder andere de Belgische Driejaarlijkse Staatsprijs voor het Proza (1948) en de Nederlandse Constantijn-Huygensprijs (1951).
Zie ook mijn andere uittreksel van Elsschot, Kaas. Bekijk ook eens de Elsschot homepage, http://www.fys.ruu.nl/~meeuwiss/elsschot/elsschot.html.
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
het is op zich wel een goed verslag maar de samenvatting is precies hetzelfde als een ander boekverslag van de site. dus ik weet niet of diegene het van jou heeft overgenomen of jij van hem maar het is wel beetje vreemd
18 jaar geleden
Antwoorden