H3
§2
Botsingen van stedelijke distributie:
- Transportondernemingen moeten zorgen voor betrouwbare aanvoer van goederen tegen redelijke tarieven.
- Steeds kleinere voorraden, groter assortiment. Gevolg:veel verkeer.
- Parkeerplaatsen en straatmeubilair(bankjes, prullenbakken, bosjes etc.), kosten ruimte.
- Bebouwing in steden verlichten. Verbouwing in de stad is slecht voor de omzet.
Concurrentie om ruimte is fel.
Bouwmarkten/banken/grote bedrijven zitten niet in de stad i.v.m ruimte, zo zijn ze beter bereikbaar,
Bij voorkeur zitten ze in een verkeersknooppunt. Infrastructuur is belangrijk.
Reikweidte -> afstand die je max. wil afleggen om iets te krijgen. (altijd vanuit de klant bekeken)
Drempelwaarde -> hoeveel mensen het nodig hebben bijv: nieuwe keuken is dr.waarde hoog, brood is dr. waarde laag (altijd vanuit het bedrijf gekeken).
Verzorgingsgebied -> gebied waarvoor de stad voorzieningen aanbied. Bijv: verzorgingsgebied van een bakkertje is veel kleiner dan van een ziekenhuis.
§3
Twee soorten kennis:
- ‘harde’ technologie. Vooral in de economie.
- ‘zachte’ sociale kennis. Vooral in handel en dienstverlening. (gedrag/omgangsnormen etc.)
Tertiaire sector -> handel en dienstverlening
§ 5
Duale arbeidsmarkt -> onderscheid in banen voor hoog- en laag opgeleide.
Stedelijke vernieuwing:
- Stadsvernieuwing -> investeren in opknappen en verbeteren van woningen (kan alleen bij huurwoningen!)
- Herstructurering -> afbraak en nieuwbouw. Voor andere bewoners.
Gentrificatie -> Als in een slechte buurt weer mensen met hogere inkomens komen wonen. (buurt gaat er op vooruit)
§6
Nederland heeft vier lagen:
- Het rijk
- 12 provincies
- 467 gemeenten
Die lagen werken samen op basis van:
- De wet gemeenschappelijke regeling
- Vrijwillige samenwerkingsband.
§ 8
Woningkenmerken:
- Ouderdom (bouwjaar)
- Eigendom (koop, huur, particulier etc.)
- Woningtype (vrijstaand, rijtjes, flat etc.)
- Staat van onderhoud
- Prijsklasse
Bewonerskenmerken:
- Grootte van huishoudens (aantal personen)
- Etniciteit (uit welk land?)
- Inkomen
- Gezinsfase (jong stel, kinderen, 65+ etc.)
- leeftijd
Relaties tussen de 2 kenmerken:
Prijsklasse - inkomen
Woningtype - leeftijd
eigendom - etniciteit
§9
Objectieve sociale onveiligheid -> criminele feiten door de politie geteld (cijfers)
Subjectieve sociale onveiligheid -> gevoel van de buurtbewoners.
H4
§2
Stroomstelsel van een rivier:
- Bovenloop -> hoog in de bergen (rivier stroomt snel)
- Middenloop -> middelste deel. Rivier loopt door een dal.
- Benedenloop - > laagland. Komt uit in de zee.
Verval -> totaal hoogteverschil van begin tot eind
Verhang -> hoogteverschil per kilometer
Meanderen -> als een rivier gaat slingeren.
Drie verschillende rivieren:
- Gletsjerrivier wordt gevoed door smeltwater uit de bergen. In het voorjaar staat het water hoog.
- Regenrivier wordt gevoed door regenwater. Hoge waterafvoer in de natte maanden.
- Gemengde rivier deeltelijk smeltwater en deeltelijk regenwater. Regelmatig regiem.
Regiem -> waterafvoer gedurende een jaar.
Debiet -> totale hoeveelheid water die een rivier afvoert.
§3
Ingrepen op de rivier:
- Kribben -> dwarse muurtjes in een bocht. Zorgt ervoor dat de stroomgeul in het midden blijft. Zo ontstaat er geen erosie en sedimentatie
- Kanaliseren -> rechttrekken van rivieren. (bochten afsnijden) zodat de scheepsvaart er sneller dooheen kan.
§5
Hedendaagse maatregelen:
- Aanleg van nevengeulen -> vergroot de afvoercapaciteit.
- Verlagen van de uiterwaarden -> rivier krijgt meer ruimte om te overstromen. Komt minder snel over de winterdijk heen.
- Verwijderen/aanpassen van obstakels -> hogere afvoersnelheid.
- Uiterwaarden verbreden door dijkverlegging -> rivier krijgt meer ruimte.
- Retentie -> tijdelijk opvangen van water in een daarvoor bestemd gebied.
- Vermindering van zijdelingse toestroom
- Dijkverhoging
§6
Intergouvernementele samenwerking -> afspraken tussen landen waar een rivier doorheen stroomt.
Drietrapsstrategie -> gericht op het behoud van schoon water en het voorkomen van wateroverlast.
- Vasthouden (in de bovenlooop)
- Bergen (gebieden expres laten overstromen)
- Afvoeren (obstakels verwijderen, kanaliseren)
Hoofdstuk 3 en 4
6.1
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden