Hoofdstuk 3, par. 1 en 2

Geschiedenis hoofdstuk 3 paragraaf 1 en 2


Paragraaf 1:
• Oorspronkelijk woonden in Amerika alleen maar Indianen

• De meeste waren jagers en verzamelaars

• Ze woonden in wigwams, tenten van dierenhuid die makkelijk verplaatsbaar waren

• Ze geloofde in meerdere goden, die te maken hadden met de natuur

• Indianen west kust en oost: hadden een vaste verblijfplaats

• Indianen west kust: langs de Stille Oceaan, ze leefden van vis vangst

• Indianen oost: verbouwden boeren maïs, bonen en peper

• Ze leefden in verschillenden stammen of groepen

• Leiding: raad van oudsten en een opperhoofd

• Ze voerden soms oorlog met elkaar (de stammen)

• Recht op land en jacht waren de aanleidingen voor deze oorlogen

• 1942= Columbus komt in Amerika

• Hij noemde de bevolking indianen

• Hij zocht voor de Spaanse koning een nieuwe zeeroute naar Indië en dacht dat hij daar was aangekomen

• Daarom noemde hij de bevolking Indianen terwijl het Amerikanen waren

• De Spanjaarden veroverde vooral gebieden in Midden- en Zuid-Amerika

• Ze waren op ‘’jacht’’ naar goud en rijkdommen, maar wilde ook hun macht in de nieuwe gebieden uitbereiden

• Vanaf 1600= kwamen Engelsen, Hollanders en Fransen om dezelfde redenen naar Noord-Amerika

• Engelsen;

- Vestigden zich als 1e in kleine nederzettingen aan de oostkust of aan de riviermondingen

- Leefden vooral van het land dat ze opbrachten

- Velen van hen stierven door honger en kou

- Deze mensen noem je kolonisten, die in Amerika wilden blijven wonen

- Waren eerst vooral jonge mannen die op de vlucht waren voor straf en avonturiers die op zoek waren naar rijkdommen

- Maar ook mensen die in hun vaderland vervolgd werden vanwege hun (strenge) geloof probeerden in Amerika te overleven

- Maar toen in Engeland de bevolking groeide en er een voedseltekort ontstond, vertrokken ook veel arme Engelsen (boeren en pachters) naar Amerika

- Deze mensen kregen van de Engelse koning een stuk land in de Engelse kolonies, zodat ze een nieuw bestaan konden opbouwen.

• De 1e kolonisten overleefden in 1e instantie door de Indianen

• De indianen ruilden hun overtollige voedsel en bont met wapens en pistolen

• Die wapens gebruikten ze in hun stammenoorlogen

• Toen er meer kolonisten kwamen, die ook meer gebied veroverden, veranderde de situatie

- Sommige indianen vielen nederzettingen van kolonisten aan

- Anderen onderwierpen zich of bekeerden zich tot het christendom

- Er waren ook stammen die wegtrokken om landbouwgebied te veroveren op andere indianen, die in het binnenland woonden.

- De Indianen werden steeds verder van hun grond gedreven.

• Rond 1700= was vrijwel de hele oostelijke kuststrook in handen van de (Engelsen) kolonisten

Begrippen:

 Indianen: oorspronkelijke bewoners van Amerika

 Stammen: groepen mensen die bij elkaar horen, bijvoorbeeld indianenstammen

 Kolonisten: mensen die zich blijvend in een kolonie van hun vaderland vestigen


Paragraaf 2:
• 1760= waren er 13 kolonies in Noord-Amerika

• De kolonisten hadden toen vrij weinig te maken met de regering in Engeland

• Ze kozen hun eigen bestuurders en spraken zelf recht

• De kolonisten in Amerika bleven onderdaan van Engeland

• Ze moesten de Engelsen wetten gehoorzamen

• Daar stond in dat er geen Engelse belastingen mochten worden opgelegd aan Engelse onderdanen zonder goedkeuring van de gekozen volksvertegenwoordiger

• Hierover ontstonden conflicten tussen de kolonisten en de Engelsen

• Rond 1765= was de Engelse schatkist leeg

- De Engelse volksvertegenwoordigers besloot om de belastingen hoger te maken in de Engelse kolonies bijvoorbeeld op:

1. Papier

2. Thee

3. Glas

• De kolonisten vonden dat het Engelse bestuur niet zomaar de belasting kon opheffen

• Ze beriepen zich op de Engelse grondwet

• De kolonisten wilde alleen maar meer belasting betalen als hun eigen gekozen bestuurders dat goedkeurden

- Dit betekende dus ook dat ze het recht wilden houden om zichzelf te besturen

• De situatie liep met de Boston Tea Party uit de hand

• De Engelse regering was woedend

• De haven van Boston werd gesloten

• Het Engelse bestuur besloot meteen vanuit Londen hun kolonie te gaan besturen

• De kolonisten verloren hun macht en zelfbestuur en rechtspraak

• Dit was een reden voor de vertegenwoordigers van alle 13 Engelse kolonies om bij elkaar te komen

- Ze waren het met elkaar eens: ‘’no taxation without representation’’ (geen belasting zonder rechtspraak)

• Engeland stuurde 32.000 soldaten naar Amerika om de kolonisten te dwingen

• De Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1775 – 1783) was begonnen

- De vertegenwoordigers van de 13 kolonies kwam opnieuw bij elkaar

- Ze richtten samen een Amerikaans leger op en kozen George Washington tot opperbevelhebber

- Zijn leger bestond uit:

1. Soldaten die dienst namen

2. Vrijwilligers

3. Milities uit de steden

- Dit leger bestond uit 18.500 man

• Er werd hard gevochten en het was lange tijd onduidelijk wie zou winnen

• De Engelsen veroverden enkele Amerikaanse steden, maar kregen geen controle over het platteland

• Ze (de kolonisten) kregen steun van Frankrijk en Spanje, ze stuurden geld, wapens en soldaten in ruil voor gebieden in Amerika

• Hierdoor wonnen de Amerikanen

• 1783= erkende Engeland de onafhankelijkheid van de 13 Engelse kolonies

• Tijdens de oorlog, op 4 juli 1776, ondertekende vertegenwoordigers van de 13 kolonies de onafhankelijkheidsverklaring

• Er was een nieuw land hierdoor ontstaan: de Verenigde Staten van Amerika

Begrippen:

 Amerikaanse Vrijheidsoorlog: strijd tussen 13 kolonies in Amerika en Engeland (1775-1783). De Engelse kolonies werden in 1783 vrije staten en vormde de Verenigde Staten van Amerika

 Onafhankelijkheidsverklaring: in 1776 door kolonisten opgestelde verklaring waarin 13 kolonies zich onafhankelijk verklaarden van Engeland. Deze verklaring was de directe aanleiding voor de Amerikaanse Vrijheidsoorlog

 Verenigde Staten van Amerika: de unie waarin de 13 voormalige Engelse kolonies in Noord-Amerika zich in 1789 verenigden en die uitgroeide tot 50 staten