Geschiedenis samenvatting ‘Dynamiek en stagnatie’
Hoofdstuk 1, Holland in de 15e en 16e eeuw.
1400 – 1566 Centralisatie Nederlandse gewesten in Bourgondische en Habsburgse rijk
1438 – 1544 4 Sontoorlogen om Oostzeehandel
1464 Oprichting Staten-Generaal
1498 Zeeroute naar India ontdekt
1548 Nederlandse gewesten bij Habsburgse rijk
1557 Spaanse koning failliet
1566 – 1600 Nederlandse opstand
1575 Spaanse koning failliet
1576 Plundering Antwerpen
1585 Antwerpen terug in Spaanse handen
1.1 Een vroeg verstedelijkte samenleving
Vanaf 1300 lag er in Holland vruchtbaar akkerland en waren er stadjes ontstaan.
à Toen: Holland machtigste van de Lage Landen.
à 14e en 15e eeuw: Crisis in Holland
- Grond werd drassig door opwellend grondwater (inklinking)
- Overstromingen à dorpen gingen verloren
- Plattelandsbewoners vluchtten naar steden.
à crisis leidde tot urbanisatie
Urbanisatie
Verstedelijking
Groei van het percentage van de bevolking dat in steden woont.
à In 1500 was Holland het meest verstedelijkte gebied van Europa.
Hollanders zochten een bestaan in handel, visserij en nijverheid (à fabrieken, industrie)
Handel à - Hollandse + Zeeuwse steden profiteerden van hun ligging, ze lagen op het kruispunt van handelsroutes
- Dordrecht stapelmarkt wijn + hout
- Middelburg voorhaven
Visserij à - Haringvisserij werd belangrijk (exportproduct)
Nijverheid à - De groei van de handel en visserij was gunstig voor de scheepsbouw, en daarmee verbonden nijverheidsbedrijven.
(zeildoekmakerijen, touwslagerijen, trafieken)
- Trafieken = Bedrijven die grondstoffen veredelen
- Werk in de bouw, textielnijverheid en de bierbrouwerij
Textielnijverheid
Takken van nijverheid die wol, katoen en andere vezelstoffen bewerken
De ontwikkeling van de handel leidde ertoe dat steden zich specialiseerden.
Malthus:
‘’ Ongeremde bevolkingsgroei leidt tot ellende ‘’
- Doordat de bevolking sneller groeit dan de voedselproductie, ontstaan Malthusiaanse spanningen.
à bijv. voedseltekorten en politieke spanningen
- Overbevolking verdwijnt uiteindelijk door Malthusiaanse catastrofes
à bijv. hongersnoden, oorlogen en ziektes.
è Holland ontsnapte hieraan, ondanks de bevolkingsgroei. Door import goedkoop graan.
1.2 Opkomst van Holland
Hollanders kochten steeds vaker graan aan de Oostzee. Hier was graan veel goedkoper
à Probleem: vijandschap van de Hanzesteden
à Gevolg: 4 Sontoorlogen om toegang tot de Oostzee te krijgen
Sontoorlogen
Oorlogen die Hollandse steden voerden om door de Sont te mogen varen, de zeestraat tussen de Noordzee en de Oostzee.
- Tussen 1438 en 1544 (4 oorlogen)
- De Hanze probeerde Denemarken ertoe over te halen om de Sont voor Hollandse schepen te sluiten
- 1544: Blijvende recht om door de Sont te varen, en in alle Oostzee havens handel te drijven.
De handel leidde ook tot expansie van de scheepsbouw.
Expansie = Het steeds verder uitbreiden van invloed en macht
- Hollandse en Zeeuwse handelsvloot zeer groot.
- Hollanders en Zeeuwen bouwden véél schepen, en ook bétere schepen.
- Schepen: snel, veilig, grote hoeveelheden goederen.
- Vormen van partenrederijen.
Partenrederijen
Clubs van mensen die allemaal een deel van een schip bezaten.
à Er ontstond een brede groep welvarende kooplieden, die ook in andere sectoren van de economie gingen investeren.
à Rederij = bedrijf dat schepen uitrust voor handel of visserij.
2e oorzaak opkomst van Holland è De ontwikkeling van de landbouw.
Gecommercialiseerde landbouw
Landbouw waarbij de boeren produceren voor de markt (dus niet alleen voor hun zelf)
- Ontstond in Holland, Zeeland en Friesland.
- Was uniek in Europa
Door de aanvoer van goedkoop graan, specialiseerden boeren zich in meer kapitaal- en arbeidsintensieve producten.
--> Vetweiderei, zuivel, industriële handelsgewassen
- hennep (voor touw + zeil maken)
- vlas (linnen en touw)
- koolzaad (olie)
Handelsgewassen
Gewas dat geteeld wordt om te verhandelen
Vanaf 15e eeuw hadden Hollanders watermolens ontwikkeld
à Jaren 1560: paar kleine meren droog
à Ook de dijken werden verbeterd
Waterschappen
Bestuur dat voor het waterbeheer zorgt, bijv. via sloten en dijken.
1.3 De val van Antwerpen
Brugge - Belangrijke Europese handelsstad
- Tot laatste kwart v/d 15e eeuw à werd door oorlog getroffen
- Antwerpen nam de belangrijke positie over
Antwerpen - Opkomst à Door overname op Brugge, werd het belangrijker dan Brugge ooit was geweest.
- Textielhandel 1e plaats
- Portugezen besloten in 1500 specerijen naar Antwerpen te brengen (vroeger: via Italië), vooral in ruil voor zilver.
- Werd het centrum en financiële hart van de wereldhandel.
Antwerpen vervalt door:
- Verplaatsing (zilver)handel naar Sevilla
- Spanje 2x failliet (1557/1575)
- Afsluiting van de Schelde
Door de val van Antwerpen verplaatst de handel zich naar het Noorden.
Vanaf dat moment gaat Amsterdam groeien.
De Leidse textielnijverheid en de Goudse bierbrouwerijen konden niet op tegen de concurrentie uit de Zuidelijke Nederlanden.
(Maar de val van Antwerpen bracht een ommekeer)
Na de val van Antwerpen:
- Zuidelijke kooplieden namen hun kapitaal en hun kennis en vaardigheden mee naar de Noordelijke Nederlanden.
- Holland groeide uit tot het centrum van het handelskapitalisme.
- Ook verving Amsterdam Antwerpen als belangrijkste stapelmarkt en financiële en commerciële hart van Europa
Handelskapitalisme
Koopman-ondernemers hielden zich bezig met handel en nijverheid, en ze investeerden een deel van hun winst weer in de onderneming, om er nog meer rendement uit te kunnen halen.
1.4 Een versnipperd land
In 1542 stelde de Raad van State een echte centrale belasting voor (volkomen nieuw)
- Accijnzen op o.a. bier, wijn en laken.
- Veel verzet, en in Holland waren steden bang dat de hoge belastingen ten koste zouden gaan van de handel.
- Niet de centrale overheid, maar gewesten zelf inden de accijnzen, en controleerden de besteding ervan.
Elk gewest had zijn eigen economie
Privileges
Bijzondere rechten van steden, gilden, gewesten en dergelijke
à Daardoor een zelfstandigheid
Gilden
Samenwerkingsverband van ambachtslieden in een stad (bijv. bakkers of smeden)
- Plaatselijke regels voor de beroepsgroep
- Lokale producenten beschermen tegen concurrentie
- Ze verzekerden de leden
Kooplieden-regenten
Handelaren die ook bestuurder bij de overheid waren
- Maakten de dienst uit in steden
Hoofdstuk 2, De economie in de Gouden Eeuw.
1500 – 1588 Economische doorbraak
1585 Val van Antwerpen, stapelmarkt naar Amsterdam
1588 – 1672 Gouden Eeuw
1588 – 1648 Economische expansie
1595 Uitvinding fluitschip
1602 Oprichting VOC
1609 Oprichting Wisselbank
1921 Oprichting WIC
1628 Verovering Zilvervloot (Piet Heijn)
1648 – 1672 Vrede en voorspoed
1651 Eerste Act of Navigation
1652 – 1654 Eerste Engelse Oorlog
1664 – 1667 Tweede Engelse Oorlog
1672 Rampjaar
2.1 Centrum van de wereldhandel
Moedernegotie
De belangrijkste handel, waarvan andere handel afhankelijk is en uit voort komt.
- NL: 16e en 17e eeuw
Oostzeehandel, voornamelijk in graan
Bestand (1609-1621)
Een wapenstilstand tussen Spanje en de Republiek.
à Ook wel: Twaalfjarig Bestand
à Tijdens het bestand bereikte de Oostzeehandel een hoogtepunt
à Toen er onbeperkt graan en hout uit de Oostzee aan Spanje kon worden geleverd.
Spanje kampte met voedseltekorten en hongersnoden, dat maakte de Nederlanders met hun graan zo onmisbaar.
à Ondanks de handelsblokkades van Spanje
Spanje was belangrijk voor de Nederlanders vanwege het zilver uit Zuid-Amerika, dat overal ter wereld als betaalmiddel werd gebruikt.
In de 16e eeuw was de Nederlandse Koopvaardijvloot al de grootste van Europa.
In de 17e eeuw was die nog groter.
Rusland - Huiden, bont, graan
Noorwegen - Hout
Zweden - IJzer, koper, wapens
à Werden gewonnen en geproduceerd onder leiding van Nederlandse ondernemers.
Vanaf 1612 joegen Nederlanders bij Groenland en Nova Zembla op Walvissen.
à Traanolie werd een belangrijk exportproduct.
In 1590 hief Spanje zijn handelsembargo tegen de Republiek op. Hollandse schepen kregen
toegang tot de Middellandse zee.
Italië - Natuurproducten (marmer)
- Agrarische producten (olijfolie, krenten, citrusvruchten)
--> Heen: graan
Turkije/Syrië - Luxe koopwaar (zijde, katoen, angorawol)
(Levant) - Zuidvruchten (dadels, vijgen, abrikozen)
Eind 16e eeuw: Andere continenten
--> Tot die tijd hadden de Portugezen het Europese monopolie op de directe zeehandel met
Oost-Azië.
Indië - Peper
- Fijne specerijen (nootmuskaat, kruidnagelen, foelie)
Rond 1600 waren de Nederlanders de belangrijkste importeurs van Oost-Indische specerijen en peper.
Rijke handel
Handel met verre bestemmingen die overheersten in de luxe producten.
1598: Afrikaanse Westkust
- Goud en Ivoor
- Later: Slaven
1598: Amerika
- Veel zout uit Venezuela
- Suiker (--> slaven werden op de suikerplantages gezet)
1609: Noord Amerika
- Nederlandse koloniën
- Berenvellen
- Later: Tabak (werd heel belangrijk)
2.2 De organisatie v/d handel
Wisselbank
Kooplieden konden hier geld in bewaring geven, betalingen verrichten en geld overboeken
- 1609
- Uniek (door het gemak en de veiligheid
Koopmansbeurs
Plaats waar kooplieden bijeenkomen om te handelen in alles wat maar te verhandelen was.
--> Amsterdamse koopmansbeurs
- belangrijkste handelsinstituut
- 1611 gebouwd
VOC
- Ontstaan doordat er grote concurrentie was onder compagnieën. Inkoopprijzen stegen, verkoopprijzen daalden. --> Staten-Generaal gaven de handel in handen van een nieuw bedrijf, VOC (1602).
- Monopolie op de Nederlandse handel in Azië.
- Bevoegdheden VOC:
* Optreden als overheid (soevereine rechten)
* Forten bouwen
* Soldaten in dienst nemen
* Oorlog voeren
* Verdragen en bondgenootschappen sluiten
* Gebieden besturen
- Batavia is hoofdkwartier (d.m.v. veroveren Jakarta)
- Factorijen verspreid over alle Aziatische kusten gesticht
--> Inter-Aziatische handel
Factorijen --> Versterkte handelsplaatsen
- Investeerders staken er grote kapitalen in, en er werden dan ook hoge winsten geboekt.
WIC
- Opgericht in 1621, toen na het Bestand de oorlog met Spanje werd hervat.
- Nederlandse handelsmonopolie op West-Afrika en Amerika
- Veel concurrentie
- Niet handel, maar kaapvaart stond voorop.
Kaapvaart = Zeeroverij met toestemming van de overheid.
- Driehoekshandel
Handel tussen Europa, Afrika en Amerika.
Noordse compagnie (1614 – 1642)
- In 1614 kreeg het Nederlandse monopolie op de walvisjacht
2.3 Bloeiende nijverheid
Dankzij de overzeese handel ontstonden nieuwe trafieken, bijv. suikerraffinaderijen.
De nijverheid profiteerde van een toenemende buitenlandse vraag, en van een groeiende binnenlandse vraag.
Zowel bevolking als de welvaart nam toe.
Landbouw steeds minder zelfvoorzienend
Ook het gunstige investeringsklimaat bevorderde de nijverheid.
- Vertrouwen groeide dat de Republiek kon standhouden tegen Spanje.
- Er was veel kapitaal door:
1. de handelswinsten
2. de komst van rijke kooplieden uit het zuiden
--> Daardoor geld lenen voor lage rente voor investeringen
- De kooplieden uit het zuiden brachten ook hun kennis en netwerken me.
--> ze brachten arbeidskracht en vakkennis in.
De bouw van het Fluitschip (1595)
- Een revolutionaire technologische doorbraak
à Sneller en stabieler
Meer laadvermogen
Minder bemanning
De massaproductie van Fluitschepen was ook mogelijk door de houtzaagmolen, een andere technische vernieuwing.
à Snel en goedkoop fluitschepen produceren.
De nijverheid profiteerde van de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen.
1. Wind
- Energiebron voor molens
2. Turf
- Industrieën draaiden op turf
- Werd afgegraven in het Noordoosten van Nederland, en werd vervolgens naar Holland vervoerd.
3. Water
- Om dat turf te vervoeren, werden kanalen aangelegd.
- Ontwikkeling van een uniek vervoersnetwerk
- Naast kanalen kwamen jaagpaden à zo konden paarden de schepen trekken.
- Makkelijker vervoer dan op vaste land.
Het uitstekende vervoersnetwerk bevorderde ook dat steden zich specialiseerden.
2.4 Het platteland in de Gouden Eeuw
Nadat de landbouw in Holland zich had hersteld van de Tachtigjarige oorlog, braken er in de jaren 1590 gouden tijden aan.
- Boeren gingen zich nog meer specialiseren
(dat werd gestimuleerd door de continue aanvoer van graan)
- Zelfvoorzienende boeren verdwenen bijna helemaal in Holland
- Boeren profiteerden van de toename van de handel, de bevolking, en de welvaart.
- Door verbeteringen in het transportsysteem konden ook boeren die verder van de bevolkingscentra zaten, aan de steden gaan leveren.
- De landbouw profiteerde van de Dertigjarige oorlog (1618 – 1648) in Duitsland.
--> Platteland verwoest, voedsel uit buitenland
Door de bloei van de landbouw ging men investeren in het land en de boerderijen.
Ook werd het watert steeds beter beheerst.
Rijke burgers staken grote bedragen in droogleggerijen. De winstgevendheid trok namelijk grote investeerders uit steden aan.
- 1608 – 1612: Drooglegging Beemster
- Na drooglegging verhuurden ze het landbouwgrond aan boeren.
Stedelijke ondernemers in de Gouden Eeuw verplaatsten ook nijverheid naar het platteland.
à Lage lonen
à Hout van de Amsterdamse stapelmarkt kan er makkelijk komen
à Gilden van handzagers hielden de machinale productie met zaagmolens tegen in steden, dus moest het maar naar het platteland.
Hoofdstuk 3
3.1 Het bestuur van de Republiek
Particularisme
Je eigen belang voorop zetten, en niet het algemene belang
In Hollandse staten maakten burgerlijke regenten uit de steden de dienst uit.
--> 18 steden elk 1 zetel
Adel 1 zetel (de 19e)
In Overijssel en Gelderland had de adel meer macht.
--> Helft v/d zetels voor de adel
Helft v/d zetels voor de steden
Tegengestelde economische belangen leidden in alle staten tot verdeeldheid, vooral in de Staten-Generaal
- Gewesten moesten het met elkaar eens worden
- Staten-Generaal: Ook gewestelijke delegaties onderling
- Pas na eindeloos gepraat kwam een besluit tot stand. Er werden geregeld discussies afgebroken, omdat de afgevaardigden weer met hun gewest moesten praten.
Er kwamen steeds meer accijnzen bij, vooral op basisproducten (turf, vlees, zout, zeep, boter).
Ondanks dat Hollanders 10 keer zo veel belasting gingen betalen, gingen ze er niet aan ten gronde, door:
- Het burgerlijke karakter van de Republiek
- Inwoners van de Republiek konden meer belasting betalen doordat hun economie commerciëler was.
- Bestuurders stelden de belangen van de handel en nijverheid voorop.
De Staten-Generaal stak veel geld in de VOC en WIC. Ze betaalden de oorlogsvloot met de enigste belastingen waarover ze zelf beschikten: de in- en uitvoerrechten (konvooi- en licentgelden).
In de 1e helft van de 17e eeuw had de Republiek op Spanje na, het grootste leger van Europa.
- betaald door de gewesten, Holland 58%.
--> Betaalde Holland met belastingen en leningen.
- veel schulden
3.2 Internationale politiek
De Republiek was waarschijnlijk ten onder gegaan als Spanje zich alleen op haar had gericht. Maar in 1590 werd de Republiek gered, doordat Filips II ineens troepen uit de Nederlanden naar het zuiden stuurde om Frankrijk aan te vallen.
Toen de oorlog in 1621 weer was hervat, en de Spaanse troepen weer oprukten, ontsnapte de Republiek uiteindelijk uit die wurggreep.
--> O.a. dankzij de verovering van de Spaanse zilvervloot.
- 1628: Piet Hein verovert Spaanse zilvervloot.
- Dankzij deze buit konden de oorlogsuitgaven omhoog.
- Spanje was te zwaar belast om de oorlog op volle kracht voort te zetten.
- In 1640 vroeg Spanje om vrede.
- In 1648 kwam met ‘de Vrede van Munster’ een eind aan de Tachtigjarige oorlog.
Vrede van Munster
Vredesverdrag tussen Spanje en de Republiek waarmee in 1648 een eind kwam aan de Tachtigjarige oorlog.
Om de Spaanse embargo’s te omzeilen, gingen kooplieden zelf varen op Azië, Afrika en Amerika.
Toch had de Republiek last van de oorlog.
- De handel leed onder de embargo’s.
-De handel leed onder de vele kapers die met steun van Spanje opereerden.
- De Hollandse Oostzeehandel kreeg zware klappen door de Dertigjarige oorlog (va. 1618)
- In 1621 stortte de hele economie in een crisis door de hervatting van de oorlog met Spanje.
Toch begon rond 1630 een nieuwe bloeiperiode.
--> De economie werd aangezwengeld door de koloniale handel, en de bloei van de nijverheid en de landbouw.
-->Boeren en textielondernemers profiteerden nu juist van de Dertigjarige oorlog.
Embargo’s opgeheven à Nederlanders herwonnen het verloren terrein in Zuid-Europa en Spaans Amerika
--> Ze verdrongen de Engelsen.
Mercantilistische maatregelen
Maatregelen om je eigen economie te versterken.
De export moet omhoog, de import moet omlaag.
--> Engeland besloot hiermee de eigen handel te beschermen.
--> Na de vrede van Frankrijk en Spanje (1659) nam ook Frankrijk Mercantilistische maatregelen.
1651: Acte van Navigatie (Engeland)
Bepaalde dat buitenlandse koopvaarders alleen goederen naar Engeland mochten brengen die in hun eigen land waren geproduceerd.
- Gericht tegen Hollanders.
- De Republiek had belang bij vrijhandel.
è Spanningen leidden tot oorlog.
- 1652 – 1654: Eerste Engelse oorlog.
- 1665 – 1667: Tweede Engelse oorlog.
* Overwinning door een brutale verrassingsoperatie.
Naast Engeland was Frankrijk in opkomst.
- 1659 nam Frankrijk Mercantilistische maatregelen tegen Holland.
- Franse leger werd uitgebouwd tot sterkste en grootste van Europa.
3.3 Arm en rijk in de Gouden Eeuw
Verschillen tussen arm en rijk werden in de 17e eeuw steeds groter, want er ontstond een steenrijke bovenlaag.
à Regenten, rijke kooplieden, edelen
à Burgerlijke regenten vormden de machtigste groep. Ze waren nauw verbonden met de rijke kooplieden.
Regenten werden steeds rijker, doordat ze:
- belegden in de handel
- geld leenden aan de steden en gewesten
- goed verdienden aan hun ambten
Gegoede burgerij
De stedelijke regenten, die de bovenlaag van de bevolking vormden.
- 6 – 10 %
- artsen, predikanten, officieren, fabrikanten
Kleine burgerij
De bevolkingsgroep die onder de gegoede burgerij kwam.
- 25%
- zelfstandige ambachtslieden en winkeliers, tot kantoorbedienden en schoolmeesters.
Volksklasse
Het bezitloze deel van de bevolking, dat werkloos was, of voor zijn inkomen afhankelijk was van loonarbeid.
- 60 – 70%
‘Het grauw’
Laagste bevolkingsgroep
- bedelaars, zwervers, etc.
Voor de meeste Nederlanders lag de armoede altijd op de loer.
Kinderarbeid was normaal.
à Inkomen vrouw & kinderen was onmisbaar.
Toch was er altijd genoeg voedsel, door de graanaanvoer.
En de lonen in Holland waren de hoogste van Europa.
Door de economische expansie was er meestal volop werk. En voor degenen die geen werk hadden, was er (een voor die tijd opmerkelijk goed) stelsel van armenzorg en liefdadigheidsinstellingen.
Gilde:
- In geval van nood konden leden van de kleine burgerij en geschoolde arbeiders hier vaak op terugvallen.
- Stelden regels voor de productie op.
Manufacturen
Nijverheidsbedrijven waarbij het meeste werk met de hand word gedaan.
REACTIES
1 seconde geleden