Thales van Milete, Socrates, Plato en Aristoteles

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1559 woorden
  • 3 november 2009
  • 34 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
34 keer beoordeeld

Thales van Milete

Thales van Milete leefde van 624 voor Chr. tot en met 545 voor Chr. Hij kwam uit Milete (Turkije) en werd de eerste westerse filosoof genoemd. Hij leefde in de tijd van de goden verhalen(mythen). Hij was een van de presocratische filosofen. Volgens Thales was er één grote eenheid die verscholen was achter alle dingen van de wereld. Thales kende de 4 elementen lucht vuur water en aarde. Hij nam aan dat alle dingen terug te brengen zijn naar deze elementen( oerelementen ) volgens Thales van Milete zijn alle dingen samengesteld uit water. Dat toont het duidelijks veranderingen. De aarde drijft op water was het wereld beeld van de tijd van Thales men beschouwde de aarde als een stuk hout dat op de eindeloze zee drijft. Thales was op zoek naar een oerbeginsel: De kern van het leven. Hij ondervond dat alles uit water bestond. Nu weten we dat dat onjuist is, maar ergens had hij wel gelijk, namelijk bijna alle organisme bevatten water. Deze overduidelijk verkeerde conclusie wordt tegenwoordig niet vanwege haar inhoud gewaardeerd, maar vanwege haar vorm. Er is wat betreft de vorm geen verschil tussen alle dingen zijn opgebouwd uit water en de bewering alle dingen zijn opgebouwd uit moleculen. De conclusie wordt ook gewaardeerd vanwege de vooronderstelling die er achter zit: het oerbeginsel. Wat hadden presocratische filosofen eigenlijk bereikt? Bij hen had een speciaal soort denken losgemaakt van de mythen, ze gingen zelf nadenken. Het werd een soort van denken dat zou uitgroeien wat we vandaag kennen als natuurwetenschap en filosofie.

Socrates

Socrates leefde van 469 voor Chr. tot en met 399 voor Chr. Socrates was een irritant en lelijk mannetje uit Athene. Hij noemde zichzelf ook wel de horzel. Hij ging de pleinen van Athene op en vroeg aan mensen de meest vervelende vragen. Zijn tactiek was te doen alsof hij zelf geen kennis bezat. En stelde zo irritante domme vragen, voornamelijk aan politici. De hangjeugd van Athene vond dit natuurlijk fantastisch als weer enkele politici met zijn mond vol tanden stond. En toe moest geven dat al zijn kennis gebaseerd was op schijn. Hiermee maakte hij natuurlijk veel vijanden. Hij maakte gebruik van de Maieutieke techniek: De vroedvrouw methode. Hij wilde nieuwe kennis te wereld brengen. Hij ging er vanuit dat elke man en vrouw zwanger is van kennis. Deze kennis moest alleen door de goede vragen naar boven worden gehaald. Hij wilde de mensen helpen om de “echte” kennis naar boven te halen. Socrates werd aangeklaagd voor 2 dingen: goddeloosheid en het opkruien van de hangjongeren in Athene. Hij werd niet alleen aangeklaagd, maar ook veroordeeld. Socrates wist bijna te winnen en de jury te overtuigen. Echter maakte hij in de 2de ronde maakte hij de jury belachelijk, en dit heeft hij geweten. Vervolgens moest nu zelf zijn straf kiezen. Hij kon kiezen tussen 2 straffen: verbannen worden naar tropisch eiland met allemaal lekkere wijven, of het drinken van de gifbeker. Socrates koos voor de gifbeker, hij koos voor langzaam werkend gif dat vanuit onder werkte. ‘Zo kon hij nog even praten met zijn leerlingen.’

Plato

Plato leefde van 427 voor Chr. tot en met 347 voor Chr. Hij is geboren in Athene. Hij was een Grieks filosoof en schrijver. Hij was een leerling van Socrates en een leraar van Aristoteles. Hij behoorde tot de meeste invloed rijke filosofen van de westerse cultuur. De bijnaam van Plato brede zou verwijzen naar drie dingen: zijn breedsprakigheid, zijn brede gestalte (spierbundels) of/en brede voorhoofd. De ontmoeting met Socrates die plaatsvond in 407 voor Chr. was in het leven van Plato een zeer belangrijk feit. Dat betekende een bekering tot de filosofie voor hem. Hij verbrandde al zijn verhalen, nadat hij met Socrates gesproken had. Hij ging naar Sicilië, zijn doel was om de filosofie een grotere rol, of invloed te geven in de samenleving. Hij ging twee keer naar Syracuse om zijn vriend, de tiran Dionysius, te winnen voor zijn opvattingen. Hij viel in ongenade bij de tiran door zijn meningsverschil. Ze dwongen hem terug te keren naar Athene. Hij leidde een academie met Aristoteles zijn belangrijkste leerling.

Aristoteles Deel I & II

Aristoteles leefde van 384 voor Chr. tot en met 322 voor Chr. en was geboren in de stad Stagira. Hij was de zoon van de befaamde arts Nicomachus, en lijfarts van de koning Amyntas III van Macedonië (de Grootvader van Alexander de Grote).
Aristoteles is op vroege leeftijd wees geworden, hij is opgevoed door zijn oom Proxenus. Op 17 jarige leeftijd ging hij studeren aan de Academie van Plato in Athene. Hij bleef daar 20 jaar en was vaak in gesprek met Plato. In 347 na Platos overlijden, vertrok hij naar Assos, waar hij een eigen afdeling van de academie oprichtte. Aristoteles mag gezien worden als de eerst Homo Universalist, omdat hij bekwaam was in alle toenmalige bekende wetenschappen. Die hij systematisch en methodisch tot een in zichzelf gesloten systeem uitwerkten. Hij werd beschouwd als systeemfilosoof. In 343 voor Chr. werd hij gevraagd om de zorg van Alexander de Grote op hem te nemen. Toen Alexander in 366 de troon kreeg keerde Aristoteles terug naar Stagira, zijn geboorte plaats. Een jaar later stichten Aristoteles in Athene zijn eigen school, het lyceum, maar bekender onder de naam peripatetische school. De dood van Alexander de grote in 323 voor Chr. riep heftige reacties op naar Aristoteles. Hij werd gedwongen de stad te verlaten. Hij werd gezien als collaborateur. Anders als Socrates verliet hij wel de stad, met een goede rede. Hij wilde “de Athener’s een tweede vergrijp tegen de filosofie besparen.” Hij stierf op 61 jarige leeftijd in 322 op het landgoed dat tot zijn moeder toebehoord, aan de gevolgen van een maagkwaal. 20 jaar lang in de nabijheid van Plato heeft een grote invloed gehad op het Aristoteles denken. Maar de spanningsverhouding tussen hen groeide gaandeweg uit tot een kloof. De kern van de tegenstellingen was dat Plato idealistisch dacht en Aristoteles realistisch.
Plato postuleert eeuwige, onveranderlijke ideeën als de ware werkelijkheid achter de veranderlijke schijnwereld waarin wij leven.
Aristoteles was meer geïnteresseerd in de door Plato als schijnwereld aangemerkte natuur zelf, met haar processen van groei, wording, verandering, verschijnen en verdwijnen.
Aristoteles zoekt de ware wekelijkheid in de materiële wereld om ons heen. Dat neemt echter niet weg dat de beginselen van de materiële dingen en wereld om ons heen de materiële wereld overstijgen, en er dus wetenschap mogelijk is die na fysica komt. De matafysiek is een filosofie die nadenkt over de werkelijkheid zonder meer.

Die kent 3 grote vragen:
1. Wat is uiteindelijk de zin van het leven?
2. Hoe moet ik uiteindelijk goed handelen?
3. Wat is uiteindelijk schoonheid?

Om goed te zien wat Aristoteles hierover te zeggen heeft, moeten we de fysica of natuurfilosofie de leer van het zijnde als zijnde, de metafysica, met elkaar verbinden. De natuurfilosofie gaat over de materiële werkelijkheid( de natuur) het eigene daarvan is dat zij ontstaat en vergaat, geboren wordt en sterft, verschijnt en verdwijnt. Hoe is dit worden, vergaan, veranderen mogelijk? Daarover ontwikkelde Aristoteles een theorie die bekend staat als het hylemofrisme. Hylemorfisme is een theorie van stof en vorm. Volgens Aristoteles ligt er aan ieder ding 2 principes ten grondslag stof en vorm, maakt niet uit wat. Door een specifieke vorm krijgt stof een gestalte, tegelijk is de stof potentieel iets anders. Anders dan bij Plato ligt het vorm beginsel van een ding volgens Aristoteles niet “achter”maar ‘in’ dat ding. Een meer algemene terminologie dan stof en vorm is die van potentie en act, toepasbaar op alle werkelijkheid. Alle werkelijkheid is maar ontstaan en vergaat, verandert, verschijnt en verdwijnt als werkelijkheid als zijn. De ethiek en de politiek vormen het 2de belangrijke aandachtsveld van Aristoteles filosofie. Allereerst moet worden opgemerkt dat ethiek en politiek een eenheid vormen: het morele leven van een mens vindt namelijk zijn voltooiing in zijn leven als burger van stad en staat. Alleen daar is een mens een vrij wezen. Zijn actualiteit bestaat in zijn vrijheid. Maar die heeft hij niet zomaar al bij zijn geboorte, maar verwerkelijkt hij in fasen, het gaat om een levenstaak. Ook het morele leven wordt gedacht vanuit de potentieact structuur. Ieder mens draagt in zich een grote potentialiteit, hij is een wezen van mogelijkheden. Tot de actualiteit van zijn levensmogelijkheden komt een mens door oefening en training waarin hij zicht levenshoudingen aanleer, de zogenaamde deugden. Door de deugden worden wij deugdelijke mensen. Mensen die in staat zijn om te doen wat op een bepaald moment en in bepaalde omstandigheden gedaan moet worden. De ethiek van Aristoteles gaat dus niet over voorschriften en regels maar over de beste mogelijkheden die een mens in zijn leven kan realiseren. Daarvoor is niet allen van belang dat het karakter van de mens goed gevormd is dit wil zeggen dat hij een moedig en dapper mens is. Want het doel (telos) van alle handelingen is geluk voor zoveel mogelijk mensen. Dat moeten we niet verstaan in termen van gevoel en genot maar in termen van een gelukt menselijk leven, dat dan uiteraard ook een leven is dat genoten kan worden. Deze ethiek van persoonlijke levenshoudingen kent zijn voltooiing in de politiek. Het goede voor het politieke gemeenschapsleven is ‘groter en edeler’ dan het goede voor het individu. Dat betekent dat het goede leven voor de individuele mens zijn voltooiing vindt in zijn leven als staatsburger. Zijn ideeën over politiek en ethiek hebben nog steeds veel invloed op ons denken en weten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.