Kunst in het interbellum, verrassend veelzijdig. In het museum in zaal 5 is mij een werk erg opgevallen, Simeon de pilaarheilige van Carel Willink. Ik heb dit werk in het bijzonder gekozen omdat het heel realistisch is, het is beangstigend echt geschilderd. Het heeft iets mystieks, een mix van modern en klassiek en erg onheilspellend. Simeon lijkt net echt, hij kijkt naar de lucht alsof hij iets aan ziet komen. Het is een magisch realistisch* schilderij uit 1939. Willink combineert een moderne stad met een klassieke omgeving, hij is meesterlijk in stofuitdrukking en ook de sfeer zet hij prachtig neer. De dreiging van de rookwolken van de fabrieksschoorstenen aan de linkerkant kan worden gezien als de dreigende toekomstige oorlog. Men denkt ook dat Simeon een zelfportret is van Willink die afzondering zoekt en zo wil ontsnappen van de dreiging. Willink is op 7 maart 1900 geboren in Amsterdam. Hij is bekend om zijn magisch realisme maar in het begin van de jaren ’20 maakte hij ook abstracte, constructivistische werken en collages, maar al snel nam de figuratie de overhand in zijn werken. Ook in zijn latere werk is Willink in zekere zin nog steeds constructivistisch, zijn schilderijen zijn vaak uit verschillende elementen geconstrueerd. Willink zag zichzelf niet als magisch realist, hij zei: “Zelf voel ik mij helemaal geen magisch realist, ook geen surrealist**; mijn kunst is meer ‘imaginair’ realisme, de uit verbeelding geschilderde werkelijkheid”. Twee karakteristieke thema’s in Willinks werk zijn: de zelfportretten en schilderijen waarin architectuur een belangrijke rol speelt. Willink studeerde bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft maar na een jaar besloot hij definitief schilder te worden en volgde een opleiding aan de Staatliche Hochschule für Malerei in Berlijn. Onder invloed van een vriend E. du Peron begint hij realistische elementen op te nemen in zijn composities. In de periode tussen 1930 en 1940 legt hij zich vooral toe op het maken van zelfportretten. Persoonlijke mening over het werk: Ik vond het een erg mooi schilderij, het trekt je aan, het is uitnodigend om naar te kijken en spreekt echt. Het lijkt zo echt dat t haast eng is. Ik heb ook andere werken van Willink opgezocht op internet, nou vond ik ze niet allemaal even mooi, maar er zaten toch ook werken bij die net zo echt leken als deze, de mensen en de omgeving het is zo dicht bij de werkelijkheid maar dan toch zitten er elementen in die het geheel eigenlijk niet samenhangend maken, maar daar gaat het niet om vind ik. Je word zo gepakt door de echtheid dat in dit geval, de moderne stad en de klassieke juist wel een geheel vormen en echt je aandacht trekken.
Deelonderwerpen Echtpaar met hond 1931 van Piet Ouborg Een abstract werk, maar als je de titel kent is het echtpaar en de hond duidelijk te zien. Het is een erg vrolijk en blij schilderij, ik zie het zo in een kinderkamer hangen. Het is grappig om te zien hoe iemand een mens schildert, compleet anders maar toch zijn de mensen en de hond duidelijk te herkennen. Over Piet Ouborg heb ik geen informatie kunnen vinden, en ook niet over zijn werk. Wel weet ik dat hij leefde van 1893-1956.
Fleurs Nuages (Bloemen wolken) 1932 van Jean Arp Een werk wat een ruimtelijk schilderij is, wolken die uit het schilderij komen, relief, en gele zijkanten geven een extra dimensie aan het werk. Het is een somber werk alleen het gele aan de zijkanten geeft er kleur aan maar toch is het een leuk schilderij, de wolken geven ondanks dat ze niet uit het schilderij springen qua kleur toch een vrolijk gevoel. Jean Arp is een beeldend kunstenaar en dichter uit Straasburg. Omdat dat gebied in die tijd sterk tweetalig was (Frans en Duits) kent Arp twee namen, namelijk Jean en Hans. Hij heeft de dada groep*** in Zürich opgericht samen met Hugo Ball en Tristan Tzara. Later richtte hij de Keulse dada groep op met Max Ernst. In 1922 verhuisde hij naar Parijs waar hij lid werd van de Parijse Surrealistische groep. Zijn gedichten zijn misschien nog wel beroemder dan zijn beeldende kunst. Hij schreef ze in zowel Duits als Frans. Hij experimenteerde veel met het toeval door middel van zinnen verknippen, op de grond gooien en kijken wat er uit komt. Ook experimenteerde hij met automatisch schrijven en het expres laten zitten van spelfouten, omdat de drukkers zijn handschriften niet konden lezen.
De Regenboog 1875 van Willem Roelofs
Een werk uit de Haagse school.
Een landschap waarbij een regenboog het belangrijkste punt is. Het licht valt schuin in, het is meelicht en zorg voor een mooi effect. Meer op de voorgrond lopen een aantal koeien met een boer.
Willem Roelofs wordt op 10 maart 1822 geboren in Amsterdam, later verhuist hij met z’n ouders naar Utrecht. Op zijn vijftiende schildert hij zijn eerste landschap. Zijn leraar is Abraham Hendrik de Winter. (Die lesgeeft op een opleiding voor veeartsen en amateurschilders van landschappen, paarden en koeien) Op de tentoonstelling van levende meesters exposeert Roelofs zijn eerste werk. In de zomer van 1839 gaat hij naar Den Haag, daar kreeg hij les van Hendrikus van de Sande Bakhuyzen men zegt dat die lessen van 1840-1841 waren maar dat kan ook langer zijn geweest. Roelofs staat ook ingeschreven bij de Haagse Teekenacademie. In de winter van 1847 is hij een van de oprichters van het schilderkunstig genootschap Pulchri Studio. Na een tijdje vertrekt hij naar Brussel maar blijft hij wel contact houden met de Haagse kunst en blijft meewerken aan tentoonstellingen en kunstbeschouwingen van Pulchri Studio. Brussel had in die tijd een gunstiger kunstklimaat, men was ook koopkrachtiger en er was een goed ontwikkelde culturele infrastructuur met kunstenaarsverenigingen, kunsthandels, de jaarlijkse salon en ondersteuning van het Belgisch koningshuis. Men denkt dat Roelofs niet in Nederland wilde blijven vanwege amoureuze perikelen. Roelofs was naast zijn schetsen van landschappen ook geinteresseerd in entomologie. Hij legde een grote collectie snuitkevers aan. In 1855 richtte hij de Société Entomologique Belge op en werd in 1878 voorzitter. Die twee passies waren beide belangrijk in Roelof zijn leven, waarschijnlijk verdiende hij met schilderen zijn geld en gaf dat uit aan zijn passie voor entomologie.
De schilderijen van Roelofs waren aanvankelijk romantisch, maar hij ontwikkelde een steeds meer naturalistische kijk op het landschap en werkte deze uit in een vrije stijl. Zijn realisme hield ook in dat hij landschappen maakte die tot dan toe als gewoontjes werden gezien. Kenmerkend: Frisse weide met koeien onder een indrukwekkende wolkenlucht. Naast schilderijen maakte hij ook waterverftekeningen, houtskool-, krijt- en potloodtekeningen, etsen en litho’s. Hij gaf les aan onder andere Hendrik Willem Mesdag, Paul Gabriël en Alexander Mollinger. Samen met Mollinger werkte Roelofs in Drenthe, zij tekende heidelandschappen met hunebedden en lommerrijke dorpsbrinken.
1866-1870 is een tijd vol tegenspoed:
- 1866 zijn moeder komt te overlijden
- Zijn oudste zus en vader trekken bij hem in, wat hem erg van zijn werk houd
- Winter 1867 Roelofs krijgt Tyfus en is langdurig ziek
- Voorjaar 1870 zijn vrouw komt te overlijden
Gedurende deze gehele periode werkt Roelofs zeer weinig.
In 1873 trouwt hij opnieuw. In 1887 verhuist hij met zijn gezin terug naar Den Haag. Op zeventig jarige leeftijd is de gezondheid van Roelofs ernstig teruggelopen en zijn schilderijen komen niet meer goed uit de verf, maar hij wil blijven werken. Na een beroerte in 1894 zijn zijn tekeningen niet meer dan bibberige krabbels. Hij wil terug naar Brussel, als hij onderweg een tijdje bij zijn zwager in Berchem bij Antwerpen verblijft overlijdt hij op 12 mei op vijfenzeventig jarige leeftijd.
Bij Noorden 1885 van JH Weissenbruch Een landschap met veel bomen en gras, een vijver of meer in het midden en een persoon achter de vijver waardoor er een schaduw in het water te zien is. Tussen de bomen staat een huisje van waarachter het licht naar voren valt. Op 19 juni 1824 wordt Hendrik Johannes Weissenbruch geboren. Op zestienjarige leeftijd krijgt hij tekenles van Johan Löw en in 1843 staat hij ingeschreven voor de avondklas van de Haagsche Teekenacademie. In 1847 exposeert Weissenbruch voor het eerst zijn werk op de tentoonstellingen van Levende Meesters en hij richtte de Pulchri Studio mede op. Hij kopieerde kunstenaars als Potter, Vermeer en Ruisdaal waarvan hij werken zag in het Mauritshuis. Hij zei daarover: “Ik herinner me, dat ik als jongen in onze museums voor de schilderijen van die oude Hollanders verstomd stond, zoals ze de natuur tot je lieten spreken. Als ik van iemand geleerd heb de natuur te zien, dan is het van onze oude meesters.” Er was ook best kritiek op Weissenbruch, zijn werk zou nog teveel de leerling in hem verraden en in het schilderen van landschappen werd hem veronachtzaming van de zorgvuldige behandeling verweten. Dit laatste sloeg op zijn losse penseelvoering. Vanaf 1882 ligt zijn interesse veel bij het strand. Biografieën van genoemde kunstenaars buiten die waarvan ik de werken heb besproken.
- Tristan Tzara (1896-1963) Hij is een Roemeen die naar Zürich is gevlucht vanwege de eerste wereldoorlog. Daar richtte hij samen met Hugo Ball en Jean Arp de dada groep*** op. In 1919 ging hij naar Parijs waar hij in 1921 (als dada ophoud te bestaan) bij de literaire voorloper van het surrealisme terechtkomt. Hij verliet ze later om lid te worden van het verzet en de communistische partij.
- Hugo Ball
Nadat hij zijn opleiding sociologie en filosofie had afgerond ging de Duitse schrijver en performer werken als theater directeur en toneelschrijver.
Hij schilderde expressionistisch en schreef obscene gedichten. In de eerste wereldoorlog emigreerde hij naar Zürich waar hij in cabarets optrad en journalist was. Dankzij het “Cabaret Voltaire” werd Ball een leidinggevend figuur van de dada-beweging. In 1917 breekt hij met dada en wordt hij directeur van een uitgeverij in Bern. Hiernaast bleef hij wel schrijven.
- Max Ernst
Hij was erg geinteresseerd in het toeval en ontwierp daar technieken voor. Ook experimenteerde hij als een van de eerste met automatisch schrijven****. Hij werd door Breton uit de groep van surrealisten gezet waar hij ook bij was maar hij kwam er later weer bij.
*Magisch realisme-> Aanduiding voor een aantal Nederlandse schilders die in de jaren ’20 en ’30 hun weergave van de werkelijkheid een vervreemdend karakter meegaven. Zij scheppen een onheilspellende sfeer in hun werk doormiddel van een zorgvuldige, realistische schilderstijl en koel en kunstmatig licht. Hun werken verwijzen vaak naar de dood, dreiging en verval. Magisch realisme is verwant met het surrealisme**.
*Surrealisme-> Is voortgekomen uit het dadaïsme en bloeide in Frankrijk tussen 1924 en 1940. Zij richtte zich vooral op het opheffen van de scheiding tussen het innerlijk, het onderbewuste en de uiterlijke wereld. Associatie, de droom, het irreële, automatisme en dergelijke spelen allemaal een rol in het streven naar het uitbeelden een andere, nooit gedachte of geziene wereld.
*Dada groep-> Ze (Tristan Tzara, Hugo Ball en Jean Arp) walgde van een wereld die geteisterd werd door oorlog, door overleefde dogma’s, door burgerlijke conventies, ze walgde van een kunst die niets anders deed dan deze onaangename wereld op de een of andere manier weergeven. Zij wilde niks te maken hebben met deze kunst. Zij noemde hun beweging liever dada dan dadaïsme omdat ze niet als weer zo’n ‘isme’ gezien wilde worden temidden van alle andere. Dada valt de wereld aan door een lachspiegel voor te houden aan de wereld. Het centrale begrip van dada is antikunst dat wil zeggen kunstwerken die alleen maar zijn gemaakt om te laten zien dat kunst maken ook al niks voor stelt. De dada groep organiseerde eens per week het “Cabaret Voltaire”: culturele avonden op dadaïstische wijze, met doel het publiek te provoceren. “Épater les bourgeois” (de burgerij paf doen staan) was de benaming daarvoor in de kunstwereld. Dada betekent letterlijk stokpaardje (kinderspeelgoed), men heeft die naam waarschijnlijk per toeval in het Franse woordenboek gevonden toen ze een naam zochten voor hun activiteiten, het belichaamd de ideologie van het dadaïsme omdat het een nonsenswoord is en betekenisloos, wat opzettelijk zinloos is. Het is dus wel de vraag of dadaïsme werkelijk tot de kunst behoort maar daarover zijn de meningen verdeeld.
*Automatisch schrijven-> Een techniek die Breton en een vriend P. Soupault voor het eerst gebruikte. Het gaat om het noteren wat in je opkomt, zaken die het innerlijk van de mens bezighouden zonder dat men zich daarvan bewust is. Men trachtte een soort droomtoestand te bereiken, het verstand zoveel mogelijk uitschakelen zodat de impulsen recht vanuit het onderbewuste kwamen.
Weissenbruch ontwikkelt zich geleidelijk, het panoramisch landschap wordt verruild voor een lager standpunt. De lucht boven de polders gaat een belangrijke rol spelen. Zijn werk wordt steeds meer persoonlijker. Het ging hem om het herscheppen van zijn ervaring van de natuur. Zijn kleurgebruik wordt steeds meer terughoudend, zijn verfopbreng steeds breder en losser. Zijn landschappen worden hierdoor meer atmosferisch en vooral de dragers van daglicht en wolkenlucht. Hij beschrijft het belang daarvan als volgt: “De lucht op een schilderij, dat is een ding! Een hoofdzaak! Lucht en licht zijn de grootste tovenaars. De lucht bepaald het schilderij. Schilders kunnen nooit genoeg naar de lucht kijken. Wij leven van licht en zonneschijn en gaan met ons palet door de droge buien”. In 1863 trouwt Weissenbruch. Vooral zijn brede en krachtige aquarellen worden door vakbroeders zeer bewonderd. Van de Hollandse Teekenmaatschappij is hij vanaf de oprichting in 1876 lid. Rond 1900 als Weissenbruch al aardig bejaard is bevestigd hij zijn eigenheid door met gedurfde, breed opgezette strandgezichten een nieuwe richting in te slaan. Op die werken zijn de lucht, licht, de wind en het water als een geheel aanwezig. Het terughoudende kleurgebruik doet aan zijn aquarellen denken. Op 24 maart 1903 overlijdt Weissenbruch in Den Haag op negenenzeventig jarige leeftijd.
REACTIES
1 seconde geleden