Hoofdstuk 1
Als wat er niet was zou de wetenschap niet bestaan : nieuwsgierigheid
Wat probeert de wetenschap te beantwoorden : Antwoorden op vragen van mensen
Elementen van de – Aarde : koud en droog
- Water : koud en vochtig
- Lucht : warm en vochtig
- Vuur : warm en droog
De natuur werd verdeeld in : - Niet-levende stof : Biologie
- levenloze stof : Natuur en scheikunde
Chemie : Scheikunde
Fysica : natuurkunde
Biofysica : Natuurkunde + Biologie
Biochemie : Biologie + Scheikunde
Fysische chemie : Natuurkunde + Scheikunde
Organische chemie : Houd zich bezig met koolstofverbindingen
Anorganische chemie : Houd zich met de rest bezig
Meteorologie : Natuurkunde van het weer
Sterrenkunde : De natuurkunde van de sterren
Kernfysica : natuurkunde van de kernreacties
Grootheden : Iets dat je kunt meten, of berekenen
6 grootheden - Lengte - Kracht
- oppervlakte - Gewicht
- Volume - Snelheid
Grootheden meet je met : meetinstrumenten
Bekende eenheden - De meter = eenheid van lengte
- De seconde = eenheid van de tijd
- De graad Celsius = eenheid van temperatuur
- De volt = eenheid van spanning
Grootheid = Getal x eenheid
Grootheid Symbool Basiseenheid symbool
Hoeveelheid stof n mol mol
Lengte l meter m
Lichtsterkte L candela cd
Massa m kilogram kg
Stroomsterkte I ampère A
Temperatuur t,T graad Celsius •C of K
Tijd t seconde s
Spanning - volt v
Afgeleide grootheid symbool
Oppervlakte = lengte x breedte m2 (vierkante meter)
Volume = lente z breedte x hoogte m3 (kubieke meter)
Snelheid = Afstand gedeeld door tijd m/s (meter per seconde)
Naam waarde symbool
Mega 1.000000 = 1 miljoen M
Kilo 1.000 = duizend k
Milli 0,001 = 1 duizendste m
Micro 0,000,0001 = 1 miljoenste u
Literatuurstudie : Zoveel mogelijk over het verschijnsel te weten komen (uit boeken)
Tijd Temperatuur (*C)
0 21,0
2 35,2
4 29,3
6 32,6
8 35,6
10 37,0
Afstand = Snelheid x tijd S= v • t
Onderzoeken volgens deze regels 1. Je formuleert een onderzoeksvraag : Wat wil je
onderzoeken
2. Je bedenkt en beschrijft hoe je gaat waarnemen of
meten : je maakt een proefopstellen
3. Je voert de waarnemingen of metingen volgens de
beschrijving uit
4. Je verwerkt de meetresultaten (meestal in een grafiek)
5. je trekt je conclusie(s). bij het trekken van de
conclusie(s) gebruik je vaak wiskundige methodes en probeer je een formule te vinden.
Hoofdstuk 1
4.8- Samenvatting door een scholier
- 2e klas havo/vwo | 303 woorden
- 21 augustus 2008
4.8
57
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden
B.
B.
Is dit voor 2 vwo?
13 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
een paar fouten maar voor de rest wel goed
9 jaar geleden
Antwoorden