TSO 3de afdeling STW

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas tso | 2135 woorden
  • 6 mei 2008
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
10 keer beoordeeld

TSO 3de afdeling STW

• Atoombouw
- Kwantumgetallen
hoofd neven magnetisch spin subniveau en maximale bezetting
N 4 -4 -3 -2 -1 0 +1 +2 +3 +4 4f14
4d10
4p6
4s2 32
M 3 -3 -2 0 +1 +2 +3 3d10
3p6
3s2 18
L 2 -2 -1 0 +1 +2 2p6
2s2 8
K 1 -1 0 +1 1s2 2
- Opvulschema:
• Opbouwprincipe
- Afgeleid elektronenconfiguratie onmiddellijk voorafgaande element
• Minimale energie
- Toenemende energie, >19  volgorde volgens diagonaalregel
• Overkruising - kleiner wordend energieverschil
1s
2s 2p
3s 3p 3d
4s 4p 4d 4f
5s 5p 5d 5f
6s 6p 6d
7s
• Hund
- Laatst te bezetten subniveau - max aantal ongepaarde elektr, zelfde spin
• Pauli
- Elektron in atoom verschil: hoofdschil, subniveau, magnetisch niveau, spin
• Stabiliteitsregels
- Elektronen buitenste energieniveau - grotere stabiliteit
• Edelgasconfiguratie: octet (s2p6) of duet (s2)
• Volledig bezet subniveau: d10 i.p.v. d9
• Half bezet subniveau: d5 i.p.v. d4 of d6
- Oxidatiegetal: Romeins cijfer, voorafgaand door + of –
• Reële of fictieve lading die een atoom draagt in een verbinding
- Enkelvoudige verbindingen: 0 Zn N2 P4
- Enkelvoudige + of – verbindingen: S-2 = -II Na+ = +I
- Covalente binding

• Chemische binding
- Covalente binding: atoombinding nM+nM EN < 1.6
• Er wordt 1 of meer gemeenschappelijke elektronenpaar gevormd
- Coördinatieve covalente binding: donor-acceptor
• 1 Bindingspartner levert het gemeenschappelijk elektronenpaar, andere niets
- Ionbinding: M+nM EN >1.6
• Door elektronenoverdracht ontstaan + en – ionen, die elkaar aantrekken
- Metaalbinding: M+M EN=0:
• Rooster: +M-ionen met daartussen vrije, beweeglijke elektronenparen
• Er ontstaat een elektronengas dat de +M-ionen samen houdt
• Dipoolkarakter
- 2 niet-samenvallende + en – ladingscentra, asymmetrische ruimtelijke posities
- Gepolariseerde atoombindingen
- Een verschil in EN-waarde of donor-acceptorbindingen

• Verbindingsklassen
- Oxiden
• Metaaloxide M+ O2 basenvormende oxiden
• Niet-metaaloxide nM + O2 zuurvormende oxiden
- Zuren
• Stof die in oplossing protonen H1+ afgeeft
- (nM)-oxide + H2O of (nM)-chloride + H2O
• Sterk zuur
- HCl in water  H+ + Cl- of HCl + H2O  H3O+ + Cl-
- H2SO4  H+ + HSO4- HSO4-  H+ + SO42- tweewaardig
• Zwak zuur
- Ethaanzuur: CH3-COOH -CH3-COO- + H+
- Basen
• Stof die in oplossing protonen H1+ opneemt (hydroxide- of stikstofbase)
- M-oxide + H2O - hydroxide
• NaOH + HCl - NaCl + H2O
• Na++OH- + H++Cl-
• H2O
- Zouten
• Zuur + base  zout + water
- HCl + NaOH - NaCl + H2O neutralisatiereactie

• Massawetten
- Wet van behoud van massa
• Som reagerende stoffen = som massa’s van de gevormde reactieproducten
- Wet van de constante massaverhoudingen
• Samenstelling van een zuivere stof is kwalitatief en kwantitatief dezelfde
• Bvb alcohol is hetzelfde in bier en wijn
- Wet van de gehele getallen
• Atomen zijn ondeelbaar - deeltjesgewijze opbouw van de materie

• Gaswetten
- Wet van de eenvoudige volumeverhoudingen
• Tussen volumes van gasvormige reagerende stoffen en reactieproducten  constante en eenvoudige volumeverhouding bij eenzelfde druk en tempera
- Wet van de gelijke verdelingsgraad
• In gelijke volumes van willekeurige gassoorten  gelijk aantal deeltjes bij eenzelfde druk en temperatuur / 22.4 deeltjes per mol, 1 mol = 6.02.1023
- De algemene gaswet
• p . V = n . R . T

• Stoëchiometrie
- Hoeveel zilver kan maximaal gehaald worden uit 100g zilverchloride?
• Ag (108) + Cl (35.5) = 143.5g AgCl
- In 143.5g AgCl zit 108g zilver
- In 100g AgCl zit 108 x 100/143.5= 75.26g zilver
- Hoeveel procent ijzer in ijzererts Fe2O3?
• Fe 2.(56) + O 3.(16) = 112 + 48 = 160g Fe2O3
- In 160g ijzererts zit 112g ijzer
- In 100g ijzererts zit 112 x 100/160 = 70g ijzer
- Hoeveel natriumnitraat kan je maken met 4g NaOH en genoeg salpeterzuur
• NaOH + HNO3  NaNO3 + H2O
• 4g ?
• 1 mol NaOH  1 mol NaNO3
• 23+16+1=40g 23+14+(3.16)=85g
- 40g NaOH kun je maken met 85g NaNO3
- 4g NaOH kun je maken met 85 x 4/40 = 8.5g NaNO3

• Zuur-base titraties
- Indicatoren
• Verandert van kleur als de pH verandert
• Verschillende indicatoren met verschillende omslagpunten
• Bvb broomthymolblauw 6-8, fenolftaleïne 8-10, methyloranje 3-5
- pH meter: zuurtegraad bepaald door concentratie aan H3O+-ionen (mol/l)
pH 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
H3O+ 100 10-1 10-2 10-3 10-4 10-5 10-6 10-7 10-8 10-9 10-10 10-11 10-12 10-13 10-14
Dalende pH-waarde / stijgende zuurtegraad  neutraal  Stijgende pH-waarde / dalende zuurtegraad
- Equivalentiepunt
• Gelijke hoeveelheden zuur en base ingebracht, pH 7, evenveel OH- als H3O+
- Titratiecurve van sterk zuursterke base
• Vaststellen van het equivalentiepunt van een aflopende zuur-base reactie
• Cz x Vz = Cb x Vb
- Vaststellen door
• Kleuromslag van een gepaste indicator
• Plotse pH-sprong in de titratiecurve
• Plotse knik in het geleidingsdiagram of temperatuurdiagram

• Stofklassen
halogeenalkaan R-X CH3-Cl chloormetaan
alcohol R-O-H CH3-CH2-OH ethanol
amine R-NH2 CH3-CH2-NH2 ethaanamine
ether R-O-R’ CH3-CH2-O-CH3 methoxyethaan
keton R-C-R’
O CH3-CH2-CO-CH3 butanon
carbonzuur R-C-OH
O
CH3-COOH ethaanzuur
ester R-C-OR
O
CH3-COOCH3 methylethanoaat
aldehyd R-C-H
O
CH3-CH2-CHO propanal
amide R-C-NH2
O CH3-CO-NH2 ethaanamide
- Stoffen brutoformule
• Alkaan: Cx2+2
• Alkeen: Cx2
• Alkyn: Cx2-2
• Alkyl: Cx2+1
• Benzeen: C6H6 homologen van benzeen: CaH2a-6
- Telwoorden
• Mono di tri tetra penta hexa hepta octa nona deca
• Meth eth but prop

• pH-berekening
- Gegevens
• 20 mL 1.0 M HCl, hoeveel is de pH na toevoeging van 40 mL 1.0 M NaOH?
- Verloop
• Van aantal mol/liter naar aantal mol/mL, maal aantal mL = aantal mol
- 1.0 mol/l HCl : 1000 = 10-3 mol HCl/mL
• 10-3 x 20 = 20.10-3 = 2.10-2 mol HCl
- 1.0 mol/l NaOH : 1000 = 10-3 mol NaOH/mL
• 10-3 x 40 = 40.10-3 = 4.10-2 mol NaOH
• Reactievergelijking
- HCl + NaOH  NaCl + H2O
- 1 mol + 1 mol
- 2.10-2 mol HCl + 2.10-2 mol NaOH
- Er blijft 2.10-2 mol NaOH over in 20 + 40 = 60 mL oplossing
• Concentratie: aantal mol/liter
- {OH-} = 2.10-2/60x1000= 2000.10-2/60= 33.3.10-2 = 3.3.10-1
• {H+} = 10-14/3.3.10-1 = 10.10-15/3.3.10-1= 3.10-14
• pH
- - log 3 + ( - log 10-14)
• - 0.5 + 14 = 13.5

• Sachariden (gluciden, koolhydraten, suikers)
- - Monosachariden: C6H12O6
• glucose, fructose, galactose
- - Disachariden: C12H22O11
• Maltose: glucose + glucose
• Sacharose: glucose + fructose
• Lactose: glucose + galactose - - Polysachariden: (C6H10O5)x
• zetmeel, vezels, glycogeen

C6H12O6 + C6H12O6 - C12H22O11 + H2O

• Nucleïnezuren
- Zeer lange polymere ketens, opgebouwd door aaneenrijging van nucleotiden
• DNA desoxyribonucleïnezuur
- Bevat adenine, thymine, cytosine, guanine, desoxyribose en een fosfaatgroep
• RNA ribonucleïnezuur
Bevat adenine, uracil, cytosine, guanine, ribose en een fosfaatgroep

• Proteïnen (eiwitten)
- Aminozuur + aminozuur - dipeptide + water
• 100 of 1000 aminozuren met elkaar verbonden vormen lange ketens, de eiwitten.
NH2 - CH2 - COOH + NH2 - CH2 - COOH  NH2 - CH2 - C - NH - CH2 – COOH + H2O
O
• Lipiden
- Vetten zijn triglyceriden (glycerol + 3 vetzuren)
• VV - op alle C-atomen staan minstens 2 H-atomen bvb stearinezuur C18:1
• EOV - op 2 C-atomen is maar 1 H-atoom bvb oliezuur C18:1
• MOV - op meerdere C-atomen ontbreken H-atomen bvb linolzuur C18:2
- Cis: op natuurlijke manier gevormd Trans: kunstmatig
O O
CH2 - OH + HO - C - R1 CH2 - O - C - R1
O O
CH - OH + HO - C - R2 - CH - O - C - R2 + 3H2O
O O
CH2 - OH + HO - C - R3 CH2 - O - C - R3
- R = bvb butaanzuur: COOH-CH2-CH2-CH3 (methylfunctie, carbonfunctie)

• Oplosbaarheid en neerslagvorming
- Oplosbaarheidsproduct
• Mate van oplosbaarheid van een zout in een oplossing
- Oplosbaarheidsproduct is een evenwichtsconstante
• Ks = M+ x X- bvb Ks(PbCl2) = [Pb2+].[Cl-]2 / Ks = mol2 / liter2
• Laag - slecht oplosbaar hoog - goed oplosbaar
- Soorten reacties
• Neerslagvorming
- Stof lost weinig op in water: zakt naar bodem, bezinkt, vormt de neerslag
• A+ + D- - AD bvb AgNO3 + NaCl - AgCl + NaNO3
• Gasontwikkelingsreactie
- Stof lost weinig op in water, gasbelletjes ontsnappen
• A+ + D- - AD bvb 2HgO - 2Hg + O2
• Neutralisatiereactie
- Samenvoegen van zuur en een base: combineren de oxoniumionen v/h zuur met de hydroxideionen v/d base tot water, ontstaat neutrale oplossing pH 7
• H3O+ + OH- - 2 H2O bvb NaOH + HCl - NaCl + H2O
- Verbranden van alcohol
• C3H8 + 5O2 - CO2 + 4H2O / propaan + dizuurstof - koolstofdioxide + water
- Factoren die oplosbaarheid beïnvloeden
• Temperatuur
- Endotherme reactie energie wordt opgenomen
• Oplosbaarheid bij hogere temperatuur neemt toe bvb vaste stoffen
- Exotherme reactie energie komt vrij
• Oplosbaarheid bij hogere temperatuur neemt af bvb gassen
- Moleculen bewegen sneller, kunnen gemakkelijker uit stof ontsnappen
• Vreemde ionen, eigen ionen
- Apolair in apolair, polair in polair
• Polair: stoffen die uit ionen of moleculen met ladingen bestaan = dipool + -
- Bvb een zout is beter oplosbaar in water dan in olie
• Complexvorming (oplosbaarheid neemt sterk toe)
- Meerdere moleculen vormen samen een nieuwe grotere verbinding
• pH:
- Bij oplossen van aantal stoffen, worden uit watermoleculen, ionen gevormd
- Afhankelijk van pH oplosmiddel bevat het meer H+-ionen of OH- -ionen
- Neutraal oplosmiddel (bvb water) - verhouding evenwichtig, noch zuur, noch basis
• Oplosmiddel niet neutraal - pH heeft invloed op zijn oplosbaarheid

• Redoxtitraties
- Definities
• Volumetrische methode om de concentratie van een opgeloste stof te bepalen
• Gebaseerd op een snelle en aflopende reactie
- Opstellen redoxreacties
• 1. Reactievergelijking
- C + H2SO4 - SO2 + CO2 + H2O
• 2. Oxidatiegetallen
- C + H2SO4 - SO2 + CO2 + H2O

• Te behouden deeltjes (waarvan oxidatiegetal verandert)
- C + S - S + C
• 3. Redoxbrug + oxidatiegetallen + afgegeven en opgenomen elektronen
oxidatie +4
- C + S  S + C
0 +VI +IV +IV
reductie -2
• 4. Elektronenbalans
oxidatie +4
- C + 2S  2S + C
0 +VI +IV +IV
reductie 2(-2)
• 5. Ladingsbalans (niet van toepassing)
• 6. Atomenbalans
- C + 2H2SO4  2SO2 + CO2 + H2O
• C 1 - 1
• H 4 - 2
• S 2 - 2
• O 8 - 7 + H2O
• 7. Reactievergelijking
- C + 2H2SO4 - 2SO2 + CO2 + 2H2O

• Spanningsreeks
- Verdringingsreacties bij metalen
• Metaalrooster wordt aangetast en gaat kapot, het zuur vreet er door heen
- Metaal + H+  metaalion + H2
- Corrosie
• Aantasting van metalen door elektrochemische reacties, door gassen, water
- Door water ontstaan corrosiestromen in galvanische cellen
- Roesten van ijzer, groen uitslaan van koper
• Corrosiebescherming van ijzer
- Bedekken met een zwakker metaal: bvb vertinnen
- Verbinden met een sterker metaal: bvb verteringsblok, verzinken
- Bedekken met andere stoffen: verf, was, oxidelaag, …
- (Voorkomen:) gebruiken van inox - roestvrij staal
• Bevorderen corrosie
- Heterogene zones als gevolg van: putjes, deuken, krassen, temp verschillen
• Chemische cellen
- Leclanche cel, alkali, mangaancel, knopcel, loodaccu
• Accumulatoren
- Chemische cellen: door elektrolyse herladen na uitputting

GALVANISCHE CEL (spontaan)
levert elektrische energie
chemische energie - elektrische energie ELEKTROLYSE (gedwongen)
Verbruikt elektrische energie
Elektrische energie - chemische energie
Halfcelreacties Zn - Zn2+ + 2 e1- Cu2+ + 2 e1- Cu Zn2+ + 2 e1-  Zn Cu  Cu2+ + 2 e1-
pool negatief positief negatief Positief
elektrode anode kathode kathode Anode
reagens reductor oxidator oxidator Reductor
reactietype oxidatie reductie reductie Oxidatie
Elektr verpl é-afgave é-opname é-opname é-afgave

• Hybridisatie
- Mengen van elektronen-orbitalen van een atoom
• Koolstof in CH4 (4 bindingsrichtingen): 1S + 3P → sp3
• Koolstof in etheen (3 bindingsrichtingen) : 1S + 2P → sp2
• Koolstof in ethyn (2 richtingen) : 1S + 1P → sp
• S orbitaal: bol, P orbitaal: halter, bij combinatie ontstaan peervormige hybriden

• Moleculaire orbitalen
- Orbitaal gevormd door vervorming en overlapping v/d oorspronkelijke orbitalen
• Orbitaal - denkbeeldige gebied, waarin kans om elektron te vinden, 90% is
- Vorming
• 1. Hybridisatie: versmelting van de orbitalen van het atoom
• 2. Vorming sigma-binding tussen 2 gehybridiseerde orbitalen van verschillend atoom
• 3. Vorming pi-binding tussen twee niet-gehybridiseerde orbitalen van 2 atomen

• Inductief effect
- Organische stoffen - functionele groep v/e molecule omgezet tot andere function
• Verandering in elektronendichtheid in de sigma binding v/e verzadigde C-keten
• Door de verandering v/h verschil in EN-waarde
• Wanneer een H-atoom op de C-keten vervangen wordt door een substituent
- Substituent meer EN dan H  -I = substituent negatief inductief effect op C-atoom
• Elektronen gemeenschappelijk tussen het C-atoom e/d substituent, worden naar substituent toegetrokken, waardoor C-atoom een partieel positieve lading krijgt
- Substituent minder EN dan H - +I = substituent positief inductief effect op C-atoom
• Elektronen gemeenschappelijk tussen het C-atoom e/d substituent, worden naar het C-atoom toegetrokken, waardoor C-atoom een partieel negatieve lading krijgt

• Mesomeer effect
- Verandering in elektronenspreiding, door een verplaatsing van phi elektronen bij geconjugeerd dubbele bindingen, door een substituent
• Door de geconjugeerde structuur - elektronen niet meer gebonden aan een bepaalde atoombinding: ze krijgen de vrijheid om over heel de keten te reizen
- -M = negatief mesomeer effect - Substituent is een dubbel gebonden EN atoom
• Gemeenschappelijk elektronenpaar van de phi binding zal naar het EN-atoom van het substituent verschuiven.
• Gebonden C-atoom krijgt een partieel + lading die via het geconjugeerde systeem de phi-elektronen van de C=C-binding aantrekt
- +M = positief mesomeer effect - substituent bezit een vrij elektronenpaar
• Het vrij elektronenpaar kan wegschuiven van de substituent en gemeenschappelijk worden gesteld v/h C-atoom waarop het substituent gebonden is
• Gebonden C-atoom krijgt een partieel – lading, die via het geconjugeerde systeem kan worden doorgegeven
• Isomerie
- Stoffen met dezelfde brutoformule, maar een andere structuur
• Structuurisomerie
- Ketenisomerie

- Plaatsisomerie

- Functieisomerie
• Geometrische isomerie
- Cis-transisomerie

- Optische isomerie

• Kunststoffen
- Vorming
• Polymeervorming
- Veel monomeren aan elkaar geregen tot polymeren
• Polymerisatie: additie aan een dubbele binding

• Polycondensatie: onder afsplitsing van klein molecuul
• Polyadditie: in hun geheel aan elkaar gekoppeld
- Eigenschappen
• Lichter in gewicht, chemisch beter bestand, makkelijker te vormen, duurzamer, kleine dichtheid, grote sterkte, lagere prijs
- Indeling
• Thermoplasten
- Temperatuurverhoging: plastisch, kan vervormd worden
- Na afkoeling: vorm wordt gefixeerd, behoud eigenschappen
- Herhalen: oneindig maal
• Thermoharders
- Na productie: niet meer vervormd worden
- Eenmalig en onomkeerbaar
- Meeste zijn onoplosbaar
• Elastomeren
- Na productie: nog vervormd worden, vorm wordt niet gefixeerd
- Geen vloeifase meer: op kamertemperatuur altijd in rubberfase
- Toepassingen
• Tuinmeubelen: duurzaamheid, gemak van onderhoud en gewicht
• Verpakkingen: voeding gaat langer mee - minder bewaarmiddelen
• Isolatie: voor koud en warm - bespaard energie, beperkt geluidsoverlast
• Voetbal: alle balsporten: kunststofballen: klein, groot, smal, hard, snel, traag
• Auto’s: verminderd het gewicht en het brandstofverbruik
- Recyclage
• Beperkt: energieverbruik
• Vermijdt de kosten voor het storten en het verbranden
• Bespaard primaire grondstoffen
- Bvb: plastic verpakkingen worden omgevormd tot nieuwe producten
• Deze worden gesorteerd, dan gesmolten of in een andere vorm gegoten

REACTIES

Q.

Q.

beste
ik zit in het vierde jaar wetenschappen en een chemie freak ik weet dus al wat over orbitalen je informatie klopt maar er is geen orde

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.